Deze rubriek omvat ons eigen Melkwegstelsel en vrijwel alles wat zich daarbinnen afspeelt. Aan bod komen: (exotische) sterren, planetaire nevels, supernovaresten (neutronensterren en zwarte gaten), witte dwergen, gasnevels enzovoorts.
19 december 2012
Opnieuw doen astronomen een beroep op het grote publiek om te helpen bij het analyseren van de ontelbare hemelopnamen die tegenwoordig worden gemaakt. Ditmaal gaat het om opnamen van de infraroodsatellieten Herschel en Spitzer, waarop gaten in interstellaire stofwolken moeten worden aangewezen.Donkere plekken in interstellaire gaswolken worden vaak gezien als donkere stofwolken die zich vóór het gloeiende interstellaire gas bevinden. Maar vaak blijkt uit verder onderzoek dat het juist gaten in de gaswolk zijn, waar de donkere hemelachtergrond doorheen schemert.Dat onderscheid is minder makkelijk te maken dan het lijkt. Interstellaire stofwolken hebben nu eenmaal geen specifieke vormen. Dat maakt ze moeilijk herkenbaar voor computersoftware, en door de grote aantallen opnamen is het voor de astronomen onbegonnen werk om de klus zelf te klaren.De foto's die je bij The Milkyway Project voorgeschoteld krijgt bestaan uit Spitzer-opnamen waar Herschel-opnamen overheen zijn gelegd. De Herschel-satelliet ziet langere golflengten dan Spitzer en kan daardoor kouder materiaal detecteren. Aan de hand van de gecombineerde beelden kan worden vastgesteld of een door Spitzer opgespoorde donkere plek een gat of een donkere stofwolk is. (EE)
→ The Herschel Space Observatory needs you
19 december 2012
Sommige mensen zien er op hun 90ste nog prima uit, terwijl anderen al voor hun 50ste aftakelen. Dat wijst erop dat een oud uiterlijk soms meer een kwestie van levensstijl is dan van leeftijd. Uit nieuw onderzoek met de 2,2-meter MPG/ESO-telescoop van de ESO-sterrenwacht op La Silla en de Hubble-ruimtetelescoop blijkt dat dit ook voor bolvormige sterrenhopen geldt (Nature, 20 december).Bolvormige sterrenhopen zijn ronde verzamelingen van sterren die stevig in de greep van elkaars zwaartekracht zijn. Het zijn overblijfselen uit de begintijd van het heelal, met leeftijden van 12 tot 13 miljard jaar. Onze Melkweg telt ongeveer 150 van deze sterrenhopen. Sterrenhopen ontstaan in korte tijd, wat betekent dat hun sterren ruwweg allemaal even oud zijn. Doordat ze zo fel stralen, raken zware sterren heel snel door hun brandstof heen. De stokoude bolvormige sterrenhopen zouden dus alleen lichte, ‘zuinige’ sterren mogen bevatten.Dat blijkt echter niet zo te zijn: ze bevatten ook zogeheten blue stragglers ('blauwe nakomers') – relatief zware, hete sterren. Vermoed wordt dat deze jeugdig ogende sterren een 'infuus' van extra brandstof hebben gekregen, bijvoorbeeld door materie van een naburige ster te 'stelen' of door met een naburige ster samen te smelten.Naarmate een sterrenhoop ouder wordt, zinken zijn zware sterren – dus ook de relatief opvallende blue stragglers – naar het centrum. Dat gegeven is nu door de astronomen gebruikt om het verouderingsproces van 21 bolvormige sterrenhopen te onderzoeken. Uit dat onderzoek blijkt dat sommige bolvormige sterrenhopen jong lijken: hun blue stragglers zijn over de hele sterrenhoop verspreid. Een grotere groep ziet er ouder uit, omdat hun blue stragglers zich rond het centrum hebben verzameld. De rest zit daar tussenin. Theoretische modellen laten zien dit verouderingsproces op een ingewikkelde manier afhankelijk is van het aantal sterren, hun bevolkingsdichtheid en hun snelheid binnen de sterrenhoop. (EE)
→ Sterren verraden het geheim van een jong uiterlijk
11 december 2012
Een van de helderste sterren aan de nachthemel blijkt 200 miljoen jaar ouder te zijn dan werd gedacht. Daar zijn astronomen van de Universiteit van Michigan achter gekomen door zes verschillende telescopen te gebruiken.De wetenschappers gingen aan de slag met de zogenoemde Michigan Infrared Combiner. Dit apparaat weet het licht van zes verschillende telescopen te combineren tot één beeld met een hoge resolutie. Het is alsof de astronomen een telescoop gebruikten die ongeveer 100 keer groter is dan de Hubble-ruimtetelescoop.De hoge resolutie van het apparaat werd gebruikt om de precieze vorm van de Wega op te helderen. Daaruit kan de draaisnelheid van de ster worden berekend, wat op zijn beurt weer samenhangt met de leeftijd van de ster. De leeftijd van de relatief jonge Wega werd eerder geschat op 450 miljoen jaar en blijkt nu een stuk hoger te liggen. Ter vergelijking, onze zon brandt al bijna 4,6 miljard jaar.Wega staat in het sterrenbeeld Lier en is een van de helderste sterren van het noordelijke halfrond. Ze schijnt tweemaal zo helder als de zon en staat op een afstand van ongeveer 25 lichtjaar. Over pakweg twaalfduizend jaar zal Wega de poolster zijn, de ster die precies boven de noordpool van de aarde staat. (Roel van der Heijden)
→ An older Vega: New insights about the star all others are measured by
6 december 2012
Onderzoekers van het Leibniz-instituut voor astrofysica, in Potsdam (Duitsland), zijn er voor het eerst in geslaagd om de magnetische veldsterkte te bepalen van een donkere sterrenvlek. Daarbij is aangetoond dat sterrenvlekken, net als zonnevlekken, gepaard gaan met zeer sterke magnetische velden. Magnetische velden laten karakteristieke sporen achter in het spectrum van een ster – de verdeling van het sterlicht over de verschillende golflengten. Maar omdat sterrenvlekken heel donker zijn, en ongeveer tweeduizend graden koeler dan hun omgeving, is het heel moeilijk om het spectrum van zo'n gebied te analyseren. Speciaal voor dit doel hebben de astronomen complexe software ontwikkeld die het mogelijk maakt om de temperatuur en de verdeling van magnetische velden over het oppervlak van een ster te reconstrueren. De ster waarbij dat voor het eerst is gebeurd, is V410 Tauri, een jonge zonachtige ster in het sterrenbeeld Stier. Over enkele jaren zullen nog meer sterren van dit type onder de loep worden genomen. Het wachten is op een nieuw meetinstrument, de spectropolarimeter PEPSI, dat momenteel in Potsdam wordt ontwikkeld. In 2014 zal dit instrument worden gekoppeld aan de Large Binocular Telescope in Arizona. (EE)
→ From Sunspots to Starspots
23 november 2012
Terwijl de voorraden aardgas en aardolie op aarde langzaam maar zeker uitgeput raken, bestaan er elders in het heelal blijkbaar nog grote reserves. Astronomen hebben, met de 30-meter IRAM-radiotelescoop, voor het eerst cyclopropenyl-moleculen in ons Melkwegstelsel ontdekt. Cyclopropenyl behoort tot de kleine koolwaterstoffen (moleculen die uit koolstof- en waterstofatomen bestaan) en is een van de vele bestanddelen van aardolie.Het cyclopropenyl is aangetroffen in de Paardenkopnevel, een markante donkere wolk van gas en stof in het sterrenbeeld Orion. Echt om de hoek ligt dit 'galactische tankstation' niet: het is ongeveer 1300 lichtjaar van ons verwijderd. Nevels als de Paardenkopnevel staan bekend als chemische laboratoria. Door de inwerking van de intense straling van naburige sterren vinden in het gas de meest uiteenlopende chemische reacties plaats. Behalve cyclopropenyl hebben de astronomen in de Paardenkopnevel nog meer dan dertig andere moleculen aangetroffen, waaronder een flink aantal kleine koolwaterstoffen. Het gaat om verbazingwekkend grote hoeveelheden: de Paardenkopnevel bevat tweehonderd keer zoveel koolwaterstoffen dan er water is op aarde. (EE)
→ Kosmische Raffinerie
13 november 2012
Aan de hand van opnamen van de Canada-France-Hawaii Telescope (CFHT) op Hawaï en enkele ruimtelescopen hebben astronomen vastgesteld dat de sterrenhoop NGC 1980 duidelijk losstaat van het naburige stervormingsgebied van de Orionnevel. Ook is in de omgeving van NGC 1980 nog een kleinere sterrenhoop ontdekt, die grotendeels achter stofwolken schuilgaat.De Orionnevel is een van de spectaculairste gasnevels aan onze hemel. Zijn bestaan is al bekend sinds 1610, maar dat het een gebied is waar nieuwe sterren worden geboren, werd pas halverwege de vorige eeuw duidelijk. In de Orionnevel zijn talrijke jonge sterren en sterren-in-wording ontdekt.Ondanks al het onderzoek van de afgelopen decennia, blijkt de Orionnevel nog steeds voor verrassingen te kunnen zorgen. Uit onderzoek met de CFHT-telescoop blijkt dat de sterren in de Orionnevel niet één grote sterrenhoop vormen: het is een mengsel van verschillende sterrenhopen die op verschillende momenten zijn ontstaan.Het onderzoek laat zien dat NGC 1980, een verzameling zware sterren onde ster Iota Orionis, aan de rand van de Orionnevel, wat ouder is dan de Trapezium-sterrenhoop in het hart van de nevel. Bovendien staan de sterren van NGC 1980 wat dichterbij. Uit gegevens van de Europese röntgensatelliet XMM-Newton blijkt dat zich vlakbij NGC 1980 nóg een groepje sterren bevindt, dat achter een dichte stofwolk schuilgaat. Anders dan zichtbaar licht gaat de röntgenstraling van deze jonge sterren wel door het stof heen. Verdere waarnemingen zullen moeten uitwijzen welke sterren in het gebied bij de Orionnevel horen en welke bij NGC 1980. (EE)
→ A newly identified separate star cluster in front of the Orion Nebula Cluster
9 november 2012
Astronomen hebben ontdekt dat de dubbelster SDSS J0303+0054 in wolken van stof is gehuld. De dubbelster bestaat uit een witte dwergster – het compacte restant van een zonachtige ster – en een koele rode dwergster die in slechts drie uur om elkaar heen draaien.Het stof rond de dubbelster is waarschijnlijk een overblijfsel van de voorloper van de witte dwerg. Als een zonachtige ster alle brandstof in zijn kern heeft verbruikt, zwelt hij enorm op. Daarbij moet de begeleidende rode dwerg in de buitenste lagen van de ster terecht zijn gekomen. En de daardoor ontstane wrijving zorgde ervoor dat de rode dwerg steeds dichter naar de kern van de opgezwollen ster toe spiraalde. De energie die hierbij in het ijle omhulsel van de ster werd gepompt, zorgde ervoor dat deze zijn buitenlagen in versneld tempo kwijtraakte. Wat resteerde was een compacte dubbelster, bestaande uit de kern van de uitgeputte ster – de witte dwerg – en zijn kleine rode begeleider.Hoe en op welk moment het stof rond het tweetal is ontstaan, is nog onduidelijk. Mogelijk is het afkomstig van een planetoïdengordel die zich rond de opzwellende ster bevond. Het is denkbaar dat deze gordel zodanig werd verstoord, dat er talrijke botsingen tussen planetoïden optraden. Een andere mogelijkheid is dat het stof is ontstaan door condensatie van gas dat de rode dwerg aan zijn zwaardere metgezel heeft overgedragen. (EE)
→ WISE Discovers Mystery Dust Around a Dead Star with a Close Companion
8 november 2012
Astronomen hebben een nieuwe 'superaarde' ontdekt – een planeet die een slag groter is dan de aarde. De exoplaneet maakt deel uit van een stelsel van zes planeten die rond de nabije ster HD 40307 draaien. Volgens de ontdekkers bevindt de superaarde zich in de leefbare zone rond de ster – de gordel van gematigde temperaturen waar vloeibaar water kan bestaan en theoretisch ook leven mogelijk is.De leefbare planeet, die zeker zeven keer zo zwaar is als de aarde, is de buitenste van het zestal dat rond HD 40307 cirkelt. Zijn afstand tot de ster is vergelijkbaar met de afstand aarde-zon, maar HD 40307 is iets ouder en koeler dan onze zon. Toch denken de astronomen dat de superaarde genoeg energie van zijn ster ontvangt om een aards klimaat in stand te houden. Of de superaarde überhaupt een atmosfeer heeft moet overigens nog blijken.De ster HD 40307 staat op een afstand van 42 lichtjaar in het zuidelijke sterrenbeeld Pictor (Schilder). Dat de ster planeten heeft was al langer bekend: in 2008 werd de ontdekking van de eerste drie bekendgemaakt. Nu zijn daar dus nog eens drie bij gekomen. (EE)
→ New Super-Earth in six-planet system around nearby Sun-like star may be just right to support life
7 november 2012
De Leidse astronoom Simon Portegies Zwart heeft de evolutie gereconstrueerd van een voor onmogelijk gehouden dubbelstersysteem met planeten. Het gaat om de dubbelster HU Aquarius, bestaande uit een normale ster en een witte dwerg, waar mogelijk twee planeten omheen cirkelen. Met de nieuwe methode van Portegies Zwart kan ook de evolutie van andere stersystemen en planeten tot in detail worden ontrafeld. De resultaten worden gepubliceerd in het tijdschrift Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Een witte dwerg (het compacte overblijfsel van een zonachtige ster) wordt gevormd zodra de oorspronkelijke ster zijn gasmantel heeft weggeblazen. Bij dit gewelddadige proces passeert het gloeiende, weggeblazen gas eventueel aanwezige planeten. Het voortbestaan van planeten na de vorming van een witte dwerg werd dan ook voor onmogelijk gehouden. Uit het onderzoek van Portegies Zwart blijkt dat dit evolutiescenario toch de beste verklaring voor de waarnemingen oplevert. Doordat er twee planeten om de dubbelster draaien kon met zijn methode zelfs de massa van de ster waaruit de witte dwerg is ontstaan heel precies worden bepaald.Het bestaan van de tweede planeet is overigens nog niet bevestigd. Er zullen extra waarnemingen, verspreid over langere tijd, nodig zijn om dat mogelijk te maken. De overeenkomsten met de theoretische resultaten van dit onderzoek geven echter vertrouwen in de correctheid van de waarnemingen. (EE)
→ Planetenstelsel rond HU Aquarius toch mogelijk
6 november 2012
Op 9 februari van dit jaar heeft het zwarte gat in het centrum van de Melkweg een uitbarsting van röntgenstraling geproduceerd die heviger was dan alle voorgaande – voor zover gemeten dan (The Astrophysical Journal, 10 november). Tijdens de uitbarsting bereikte de röntgenintensiteit een waarde die 150 keer hoger was dan normaal.Vergeleken met sommige andere superzware zwarte gaten gedraagt het exemplaar in het Melkwegcentrum, dat officieel Sagittarius A* (Sgr A*) heet, zich tamelijk rustig. Hoewel zijn massa vier miljoen keer zo groot is, produceert het doorgaans niet veel meer energie dan onze zon. Ruwweg één keer per dag vertoont Sgr A* echter een opleving, die een paar uur duurt. Hoe deze uitbarstingen ontstaan, staat nog niet vast. Maar in februari van dit jaar opperden astronomen de mogelijkheid dat het zwarte gat in het Melkwegcentrum is gehuld in een wolk van biljoenen kometen en planetoïden, die het aan sterren in zijn omgeving heeft ontfutseld. Planetoïden die te dicht in de buurt van het zwarte gat komen, zouden verbrijzelen en bij hun tocht door het hete gas in de omgeving van Sgr A* verdampen. Dat laatste zou dan de waargenomen 'röntgenvlammen' kunnen verklaren. De komende tijd zal blijken hoe uitzonderlijk de uitbarsting van 9 februari was. Sinds begin dit jaar is Sgr A* namelijk het onderwerp van een groot onderzoeksprogramma van de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra. (EE)
→ A burst of activity in the middle of the Milky Way
1 november 2012
Een team van Europese sterrenkundigen, onder wie de Nederlanders Kees de Jager en Hans Nieuwenhuijzen, heeft onlangs een dertig jaar durend onderzoek aan een zogeheten 'hyperreus' afgerond. Deze gigantische, extreem heldere ster maakte in die periode een spectaculaire ontwikkeling door, waarbij zijn oppervlaktetemperatuur met circa 3000°C toenam. Daarmee is een cruciale 'missing link' in de evolutie van hyperreuzen gevonden.Hyperreuzen zijn de allerhelderste sterren die we kennen. Een voorbeeld van zo'n hyperreus is HR 8752, een onopvallend geel sterretje in het sterrenbeeld Cassiopeia dat al met een kleine verrekijker te zien is. Dat 'sterretje' zendt 250 duizend keer zoveel licht uit als de zon en was tot voor kort 750 keer zo groot.Hyperreuzen zijn sterren die bijna aan het eind van hun leven zijn en langzaam opwarmen naar hun explosieve einde. Alle bekende hyperreuzen hebben oppervlaktetemperaturen in de buurt van 5000°C, maar naar verwachting zouden ze per honderdduizend jaar ongeveer 1000°C heter moeten worden. Je zou dus ook hyperreuzen verwachten met oppervlaktetemperaturen van 6000°C, 7000°C en hoger. Sterrenkundigen namen echter geen hyperreuzen waar in het gebied tussen 5000 en 12.000°C, een gebied dat de Gele Evolutionaire Leegte wordt genoemd.Berekeningen van de samenwerkende sterrenkundigen hebben aangetoond dat de atmosferen van hyperreuzen bij die temperaturen niet stabiel zijn. De naar buiten gerichte krachten, zoals de druk van het sterrengas, zijn dan sterker dan de naar binnen gerichte aantrekkingskracht. Daardoor móét de atmosfeer wel wegvliegen van de ster. Het onderzoek heeft verder laten zien dat de sterren alleen in een klein temperatuurgebied rond 8000°C weer even stabiel zijn.Geïntrigeerd door het gedrag van de hyperreus HR 8752, dat toen al enigszins verdacht leek, werd in de jaren tachtig besloten deze ster systematisch te gaan waarnemen. Nu, dertig jaar later, is duidelijk dat de ster een spectaculaire ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zijn oppervlaktetemperatuur is tussen 1985 en 2005, dus in slechts twintig jaar, met 3000°C toegenomen. Hij is nu, met een oppervlaktetemperatuur van 8000°C, weer voor enige tijd stabiel. Maar deze recente ontwikkeling is niet zonder kleerscheuren gegaan. De ster heeft een groot deel van zijn atmosfeer verloren en is nu nog 'maar' 400 keer zo groot als de zon.De waarnemingen laten voor het eerst een hyperreus zien die bezig is om de Gele Evolutionaire Leegte te doorlopen. Ze vormen een sterke bevestiging van het eerdere theoretische onderzoek. (EE)
→ Hyperreus blijkt na 30 jaar 'missing link'
25 oktober 2012
Duitse astronomen hebben een zeer snel rondtollende neutronenster ontdekt die een nauwe dubbelster vormt met een kleine, 'uitgeklede' ster. Het tweetal draait in slechts anderhalf uur om elkaar. Anders dan soortgelijke objecten is de neutronenster niet opgespoord op radio- of röntgengolflengten, maar in het veel moeilijker waarneembare gammagebied (Science, 26 oktober).Een neutronenster is het compacte restant van een zware ster die aan het einde van zijn leven is ontploft. Neutronensterren zenden twee bundels van straling de ruimte in en wentelen ondertussen soms wel honderden keren per seconde om hun as. Vanaf de aarde kunnen we zo'n dolgedraaide 'vuurtoren', die officieel pulsar wordt genoemd, aan en uit zien knipperen.De nu ontdekte pulsar, PSR J1311-3430, is in feite al in 1994 opgespoord als een sterke bron van energierijke gammastraling in het sterrenbeeld Centaurus. Maar nu pas is, aan de hand van metingen van de Amerikaanse gammasatelliet Fermi, komen vast te staan dat deze bron een pulserend karakter heeft. Dat was niet gemakkelijk, want per uur weet slechts één gammafoton van de pulsar de Fermi-satelliet te bereiken.De meetgegevens laten zien dat PSR J1311-3430 maar liefst 390 keer per seconde om zijn as tolt. Zijn begeleider is kleiner dan de planeet Jupiter, maar tegelijkertijd acht keer zo zwaar. Daaruit kan worden afgeleid dat zijn dichtheid enorm hoog is. Vermoed wordt dat de begeleider het restant is van een ster die een groot deel van zijn massa aan de pulsar heeft overgedragen.De beide objecten spiralen geleidelijk naar elkaar toe. Ze zijn elkaar inmiddels zo dicht genaderd dat hun onderlinge afstand niet veel groter is dan de afstand aarde-maan. Dat leidt ertoe dat het toch al schamele restant van de begeleidende ster door de intense straling van de pulsar wordt verhit en letterlijk bezig is om te verdampen. (EE)
→ A black widow's Tango Mortale in gamma-ray light
24 oktober 2012
Een internationaal team van astronomen heeft een kolossale foto gemaakt van het centrale deel van de Melkweg. Het mozaïek, dat is opgebouwd uit duizenden afzonderlijke opnamen van de VISTA infrarood-surveytelescoop van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht in Chili, bestaat uit bijna negen miljard pixels (beeldpunten). Dat is voldoende voor een haarscherpe posterafdruk van negen bij zeven meter.De VISTA-opnamen zijn gebruikt om een catalogus van sterren in het betreffende deel van de Melkweg samen te stellen. De astronomen zijn erin geslaagd om van 84 miljoen afzonderlijke sterren de kleur en de helderheid te meten. De catalogus bevat daarmee meer dan tien keer zoveel sterren als de gegevensbestanden van eerdere onderzoeken.Met de VISTA-gegevens is een grafiek gemaakt waarin de helderheden van de miljoenen sterren zijn uitgezet tegen hun respectieve kleuren. Zo'n 'kleur-helderheidsdiagram' is een waardevol hulpmiddel dat door astronomen wordt gebruikt om de verschillende fysische eigenschappen van sterren te onderzoeken, zoals hun temperaturen, massa’s en leeftijden. Een van de interessante resultaten die de nieuwe gegevens hebben opgeleverd, is het grote aantal zwakke, rode dwergsterren in dit deel van de Melkweg. (EE)
→ 84 miljoen sterren en het tellen gaat door
23 oktober 2012
Al een tijdje hebben astronomen een grote wolk van gas en stof in de smiezen die op ramkoers ligt met het zwarte gat in het centrum van onze Melkweg. Wetenschappers hebben nu met gedetailleerde computersimulaties bepaald dat de wolk in ieder geval gedeeltelijk zal worden opgeslokt.
Er is echter ook een gedeelte van de wolk die de ontmoeting waarschijnlijk zal overleven. Overigens kunnen de astronomen niet uitsluiten dat de wolk alsnog in zijn geheel in het zwarte gat zal verdwijnen.
Als gevolg van de aantrekkingskracht van het zwarte gat, zal de wolk sterk versneld worden en opwarmen. Door de Röntgenstraling de daarbij uitgezonden wordt, zal het naderen van de wolk de goed gevolgd kunnen worden vanaf de aarde. Waarschijnlijk zal dit eind 2013 plaatsvinden.
Het gas in de wolk is voornamelijk waterstof. Waar het stof in de wolk uit bestaat is nog een mysterie. In 2002 werd ze voor het eerst gespot in de buurt van het zwarte gat. Maar de details over de wolk werden dit jaar pas vastgesteld. (Roel van der Heijden)
→ Milky Way's black hole getting ready for snack
11 oktober 2012
Een internationaal team van astronomen heeft de röntgensatelliet Chandra ingezet voor een onderzoek van een twintigtal relatief nabije planetaire nevels. Het onderzoek moet meer inzicht geven in de laatste levensjaren van sterren zoals onze zon.Een planetaire nevel is het product van een stervende ster (een rode reus) die zijn buitenlagen heeft afgestoten. De straling van het hete restant van de ster (dat uiteindelijk een witte dwerg zal worden) brengt de uitgestoten schillen van gas en stof, die allerlei vormen kunnen aannemen, aan het gloeien. Tot nu toe zijn deze objecten vooral op zichtbare en infrarode golflengten onderzocht, wat veel informatie heeft opgeleverd over de buitenste delen van de nevel. In het röntgengebied kan dieper in de nevel worden gekeken, waardoor astronomen meer te weten kunnen komen over de hete materie die de ster het laatst heeft uitgestoten. Onder meer is vastgesteld dat het centrale deel van ongeveer één op de drie planetaire nevels een diffuse röntgengloed vertoont. Deze wordt toegeschreven aan de schokgolven die ontstaan waar de hevige sterrenwind van de centrale ster in botsing komt met de eerder uitgestoten gasschillen. Ook vertoont ongeveer de helft van de planetaire nevels een kleine puntbron van röntgenstraling. Deze straling zou afkomstig kunnen zijn van een (voorheen onwaarneembare) begeleider van de centrale ster. Dat bevestigt de theorie dat de vreemde vormen van veel planetaire nevels worden veroorzaakt door het feit dat hun centrale sterren deel uitmaken van een dubbelster. (EE)
→ Sweeping X-Ray Imaging Survey Of Dying Stars Is ‘Uncharted Territory’
10 oktober 2012
Franse wetenschappers hebben met de Europese röntgensatelliet XMM-Newton een nieuwe bron van kosmische straling opgespoord: een sterrenhoop nabij het centrum van de Melkweg. De tienduizenden jonge sterren van deze sterrenhoop komen met hoge snelheid in botsing met gaswolken in de omgeving, waardoor schokgolven ontstaan die de gasatomen een grote snelheid geven. Dat resulteert in een betrekkelijk energiearme vorm van deeltjesstraling.De eigenlijke deeltjesstraling kunnen we vanaf de aarde niet waarnemen: deze wordt tegengehouden door de zonnewind, de stroom deeltjes die de zon voortdurend uitzendt. Maar vermoed werd dat interacties tussen sterrenhopen en hun omgeving een belangrijke bron van dit type kosmische straling zouden kunnen zijn. Ook was op theoretische gronden al voorspeld dat bij zulke interacties een karakteristiek soort röntgenstraling vrijkomt. Die straling is nu voor het eerst waargenomen.Het bestaan van kosmische straling is al honderd jaar bekend. Een belangrijk gedeelte ervan is afkomstig van supernova-explosies. Die energierijkere deeltjesstraling bereikt de aarde wel. (EE)
→ New type of cosmic ray discovered after 100 years
10 oktober 2012
Astronomen hebben een opvallende spiraalstructuur ontdekt in het materiaal rond de oude ster R Sculptoris. Het is niet voor het eerst dat zo'n structuur rond een rode reuzenster is waargenomen. Maar het is wel voor het eerst dat die spiraal ruimtelijk in kaart kon worden gebracht. Het ontstaan ervan moet waarschijnlijk worden toegeschreven aan een (niet waarneembare) begeleidende ster die om de rode reus cirkelt (Nature, 11 oktober).Laat in hun leven veranderen sterren van maximaal acht zonsmassa’s in rode reuzen die een sterke sterrenwind produceren en daardoor veel massa kwijtraken. Tijdens dit rodereuzenstadium ondergaan de sterren ook periodieke 'thermische pulsen'. Dat zijn kortstondige fasen van explosieve heliumverbranding in een schil rond de kern van de ster. Zo’n puls leidt ertoe dat er in hoog tempo materiaal van het steroppervlak wordt weggeblazen, wat in de vorming van een grote schil van gas en stof resulteert. Na de puls neemt het massaverlies van de ster weer af.Zulke pulsen treden ongeveer eens in de 10.000 à 50.000 jaar op en duren slechts een paar honderd jaar. De nieuwe waarnemingen van R Sculptoris tonen aan dat deze ster ruwweg 1800 jaar geleden een thermische puls heeft ondergaan die ongeveer tweehonderd jaar duurde. Onder invloed van de (veronderstelde) begeleidende ster nam het uitgestoten gas een spiraalvorm aan.De ontdekking is gedaan met de internationale Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili. Op het moment van de waarnemingen was ALMA nog niet voor de helft compleet, maar presteerde deze opstelling van schotelantennes al wel veel beter dan andere telescopen die gevoelig zijn voor submillimeterstraling. (EE)
→ Verrassende spiraalstructuur ontdekt met ALMA
9 oktober 2012
De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft ontdekt dat een gaswolk in het sterrenbeeld Stier zeer veel waterdamp bevat. Met de waargenomen hoeveelheid waterdamp kunnen alle oceanen op aarde tweeduizend keer worden gevuld. Daarnaast bevat de gaswolk waarschijnlijk een nog veel grotere hoeveelheid bevroren water.De zeer koude gaswolk, Lynds 1544 geheten, maakt deel uit van een grote stellaire kraamkamer. Hij staat min of meer op het punt om samen te trekken tot wat uiteindelijk een nieuwe ster zal zijn. Het is voor het eerst dat er in zo'n 'pre-stellaire kern' waterdamp is waargenomen.Een wolk als deze bestaat niet alleen uit gas, maar bevat ook grote hoeveelheden stofdeeltjes die in een manteltje van ijs zijn gehuld. De door Herschel waargenomen waterdamp is waarschijnlijk vrijgekomen door de inwerking van energierijke kosmische straling op dat ijzige stof.Dat betekent dat gedetecteerde waterdamp slechts het topje van de ijsberg moet zijn. Geschat wordt dat Lynds 1544 meer dan drie miljoen keer zoveel (bevroren) water bevat als alle oceanen op onze planeet bij elkaar. De Herschel-waarnemingen laten zien dat de watermoleculen naar het hart van de gaswolk stromen, de plek waar zich uiteindelijk een nieuwe ster, en waarschijnlijk ook een nieuw planetenstelsel zal vormen. (EE)
→ Large water reservoirs at the dawn of stellar birth
5 oktober 2012
NASA-satelliet Swift heeft medio september een krachtige uitbarsting van röntgenstraling waargenomen van een object in de buurt van het centrum van ons Melkwegstelsel. De uitbarsting verraadt het bestaan van een tot nu toe onbekend zwart gat dat een normale, zonachtige ster als begeleider heeft. Een dubbelster die (met enige regelmaat) een röntgenuitbarsting vertoont wordt ook wel een röntgendubbelster genoemd. Zo'n uitbarsting ontstaat wanneer een compact object – een neutronenster of een zwart gat – een flinke hoeveelheid stellair gas te verwerken krijgt. Dat het in dit geval om een zwart gat moet gaan, blijkt uit de kenmerken van de waargenomen röntgenstraling. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen hoe zwaar het zwarte gat in deze röntgendubbelster is. (EE)
→ NASA's Swift Satellite Discovers a New Black Hole in our Galaxy
5 oktober 2012
Wetenschappers publiceren vandaag een artikel in tijdschrift Science waarin ze een ster beschrijven die in 11,5 jaar een rondje rondom een zwart gat voltooid. Een record. Net als planeten rondom een ster kunnen draaien, kunnen sterren op hun beurt rond zwarte gaten draaien. De ster S0-102, die werd gevonden met de Kecktelescoop op Hawaï, voltooit haar omloop in 11,5 jaar. Daarmee wordt het oude record van S0-2 ruimschoots verbroken. Die ster draait rondom hetzelfde zwarte gat en heeft 16 jaar nodig voor een rondje.Het betreffende zwarte gat Sagittarius A* is te vinden in het centrum van onze Melkweg en heeft een massa van vier miljoen zonsmassa’s. Het zwarte gat is zelf niet in het zichtbare lichtspectrum te zien, maar juist het feit dat er een groot aantal sterren met hoge snelheid omheen draaien verraadt dat er zich daar een zeer zwaar object moet bevinden.Wetenschappers denken dat ze met deze ontdekking uiteindelijk de algemene relativiteitstheorie van Einstein kunnen testen. Die theorie zegt dat de ruimtetijd wordt vervormd door de zwaartekracht. Bij extreem zware objecten als Sagittarius is deze vervorming zo groot dat hij waargenomen zou moeten worden in de banen van de sterren die er omheen draaien. (Roel van der Heijden)
→ The Shortest-Known–Period Star Orbiting Our Galaxy’s Supermassive Black Hole
4 oktober 2012
Terwijl astronomen op zoek waren naar een zwart gat in de kern van sterrenhoop Messier 22 (M22), vonden ze er tot hun verrassing twee. Omdat dat niet strookt met de huidige theorieën haalt de ontdekking deze week het wetenschappelijke tijdschrift Nature.De zwarte gaten hebben een massa van tussen de 10 en 20 zonsmassa’s en bevinden zich op een kleine afstand van het centrum van sterrenhoop M22. Dit soort sterrenhopen zijn verzamelingen van honderdduizenden dicht op elkaar gepakte sterren. De huidige theorie zegt dat veel van die hopen in het centrum een zwart gat bevatten. Echter, voor meerdere zwarte gaten zou in een volwassen sterrenhoop als M22 geen plaats zijn.Als er namelijk meerdere zwarte gaten door de zwaartekracht naar het centrum van de sterrenhoop zakken, raken ze daar in een chaotische dans met elkaar verwikkeld. Ze worden zo nagenoeg allemaal uit de sterrenhoop geslingerd. Uiteindelijk blijft er theoretisch maar één zwart gat over. Dat er nu toch een zwarte gat-duo is ontdekt laat volgens de auteurs van het Nature-artikel zien dat de huidige modellen moeten worden verbeterd.M22 is op een afstand van ruim 10.000 lichtjaar een van de meest nabij gelegen sterrenhopen. Hij kan onder goede omstandigheden met het blote oog worden waargenomen als een lichtvlekje aan de sterrenhemel. (Roel van der Heijden)
→ Black hole surprise in ancient star cluster
3 oktober 2012
Een Japans onderzoeksteam heeft met verschillende radiotelescopen ons Melkwegstelsel nauwkeurig opgemeten. Uit de metingen blijkt dat de afstand van de zon, en in de praktijk dus ook de aarde, tot het centrum van de Melkweg 26.100 lichtjaar bedraagt. Deze waarde wijkt nauwelijks af van eerdere metingen. Maar de snelheid waarmee het zonnestelsel om het centrum van de Melkweg draait blijkt aanzienlijk groter te zijn: 240 in plaats 220 kilometer per seconde. Dat betekent dat ons sterrenstelsel twintig procent meer donkere materie moet bevatten dan gedacht. Anders zou de massa ervan namelijk te klein zijn om sterren als de zon in hun huidige baan te houden. De metingen zijn verricht met VERA, een Japans netwerk van radiotelescopen dat speciaal is opgezet om zogeheten parallaxmetingen van verre objecten in de Melkweg te kunnen doen. (EE)
→ Mass of Dark Matter Revealed by Precise Measurements of the Galaxy
27 september 2012
In het jaar 1006 werd de helderste supernova-explosie ooit geobserveerd. Wetenschappers van de Universiteit van Barcelona zeggen nu dat die explosie is ontstaan doordat twee witte dwergsterren in botsing zijn gekomen. Het onderzoek is vandaag in Nature gepubliceerd. Supernova’s oftewel exploderende sterren zijn de meest gewelddadige en helderste gebeurtenissen in het universum. Eén manier waarop zo’n explosie kan ontstaan is als een kleine witte dwergster grote hoeveelheden materie weet aan te trekken van een begeleidende ster. Wanneer de witte dwerg op die manier zwaarder wordt dan 1,4 keer de massa van de zon zal zij onvermijdelijk exploderen als een heldere supernova.Om te achterhalen of dat ook het mechanisme is geweest achter de supernova die in 1006 werd gezien zochten astronoom Jonay Hernández en collega’s naar de mogelijk begeleidende ster die er nog steeds zou moeten zijn. In de regio van de explosie werd echter niets meer dan de resten van de explosie zelf gevonden. Mede op basis daarvan concluderen de astronomen dat het hier om twee witte dwergen ging die samensmolten en beiden explodeerden, zonder dat er een begeleidende ster aan te pas kwam. In grote delen van de wereld werd er in mei 1006 melding gedaan van een nieuwe, zeer heldere ‘ster’ aan de hemel. Sommigen astronomen schatten de helderheid van het object een kwart van de volle maan. Wekenlang was de explosie zichtbaar aan de hemel, naar verluidt zelfs overdag. We weten nu dat het om een supernova-explosie ging op een afstand van 7000 lichtjaar van de aarde. De resten van de explosie zijn met telescopen nog steeds waar te nemen. (RvdH)→ No surviving evolved companions of the progenitor of SN 1006
25 september 2012
Gebruikmakend van onder andere data van NASA’s Chandra X-Ray Observatory hebben astronomen ontdekt dat de Melkweg zich midden in een grote halo van ijl, heet gas bevindt. De massa van deze gaswolk is vergelijkbaar met de massa van alle sterren in de Melkweg.Astronomen hebben al langer een vermoeden dat er zich grote hoeveelheden warm gas rond de Melkweg ophouden, maar de vraag is hoe groot deze halo is en hoe zwaar hij is. Door data van verschillende röntgensatellieten te combineren konden de onderzoekers van onder andere de Harvard-universiteit nu beeld krijgen van het heetste gas in de halo (1 tot 2,5 miljoen graden Kelvin). Het bleek dat er juist erg veel van dit extreem hete gas aanwezig is, dat in eerdere onderzoeken niet gedetecteerd werd.Deze ontdekking zou wel eens een oplossing kunnen zijn voor het probleem dat astronomen denken te weinig baryonen (protonen en neutronen) te zien in het huidige universum. Metingen aan extreem verre sterrenstelsels laten zien dat er in het vroege heelal veel meer baryonen waren. Deze zouden dus in de moeilijk waarneembare halo’s van sterrenstelsels kunnen zitten. (RvdH)
→ NASA's Chandra Shows Milky Way is Surrounded by Halo of Hot Gas
11 september 2012
In 1604 verscheen plotseling een 'nieuwe ster' aan de hemel die veel helderder was dan de planeet Jupiter en in de loop van enkele weken weer uitdoofde. Achteraf bleek dat een supernova-explosie te zijn geweest, waarvan het nagloeiende restant nog steeds waarneembaar is. Waarnemingen van de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra wijzen erop dat de supernova, die werd waargenomen door onder anderen de beroemde Duitse astronoom Johannes Kepler, ongewoon helder was.
Uit een eerdere analyse van de Chandra-waarnemingen was al gebleken dat Keplers supernova van 'type Ia' was. Dat betekent dat het een ontploffende witte dwergster betrof. Opmerkelijk was wel dat het restant van deze supernova veel minder symmetrisch was dan de overblijfselen van andere supernova-explosies van dit type.
Een nieuwe analyse van de wijze waarop het supernova-restant uitdijt laat zien dat zijn afstand tot de aarde 16.000 tot 20.000 lichtjaar bedraagt. Eerdere schattingen kwamen uit op 13.000 lichtjaar. Dat betekent dat Keplers supernova aanzienlijk helderder moet zijn geweest dan een gemiddelde supernova van type Ia.
Meer informatie:
Was Kepler's Supernova Unusually Powerful?
11 september 2012
De zware reuzenster NGC 1624-2 die zich op 20.000 lichtjaar afstand bevindt in het sterrenbeeld Perseus blijkt een magnetisch veld te hebben dat 20.000 keer zo krachtig is als het magnetisch veld van de zon. Nooit eerder is een zware reuzenster ontdekt met zo'n sterk magneetveld (kleine, extreem compacte neutronensterren kunnen wel veel sterkere magneetvelden hebben).
De ster is bestudeerd met de 9,2-meter Hobby Eberly Telescope in Texas en met de 3,6-meter Canada France Hawaii Telescope op Mauna Kea. Zoals alle zware reuzensterren vertoont NGC 1624-2 een krachtige sterrenwind; in de loop van zijn totale levensduur (van slechts ca. 5 miljoen jaar) verliest de ster uiteindelijk ongeveer dertig procent van zijn massa.
Uit de metingen, die gepubliceerd worden in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society , blijkt niet alleen dat de ster een extreem sterk magneetveld heeft, maar ook dat hij opmerkelijk traag om zijn as draait: eens in de 160 dagen. De onderzoekers vermoeden dat die trage rotatie het gevolg is van een soort magnetische afremming: de roterende ster sleept de relatief dichte sterrenwind met zich mee, en omdat die wind uit elektrisch geladen deeltjes bestaat, wordt de beweging ervan afgeremd door het magnetisch veld.
Meer informatie:
Origineel persbericht
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
4 september 2012
Japanse astronomen hebben met de 45-meter radiotelescoop van Nobeyama een moleculaire gaswolk ontdekt die een merkwaardige krulstaartvorm vertoont. De gaswolk ligt in het centrum van ons Melkwegstelsel, op een afstand van ongeveer 30.000 lichtjaar. Binnen een straal van 600 lichtjaar van het Melkwegcentrum bevindt zich een hoge concentratie van sterren en dichte gaswolken waaruit nieuwe sterren ontstaan. Deze objecten volgen langgerekte banen om het centrum die in twee haaks op elkaar staande groepen kunnen worden onderverdeeld. Waar deze banen elkaar snijden, komt het vaak tot botsingen tussen gaswolken, waardoor het aanwezige gas wordt samengedrukt en een nieuwe generatie van sterren kan ontstaan. De 'krulstaartwolk', die voldoende gas bevat voor de vorming van enkele honderdduizenden zonnen, lijkt zich precies op zo'n kruispunt van banen te bevinden. Hij is relatief warm en bevat moleculen waarvan bekend is dat ze onder invloed van schokgolven ontstaan. Bovendien blijkt uit metingen dat de 'voet' van de krulstaart bestaat uit twee afzonderlijke moleculaire wolken die met verschillende snelheden door de ruimte bewegen. Het is niet voor het eerst dat zo'n krulstaartvormige gaswolk in het Melkwegcentrum is ontdekt, maar dit is wel de meest duidelijke tot nu toe. De merkwaardige vorm van deze gaswolken wordt toegeschreven aan de wisselwerking tussen de magnetische velden van de botsende gaswolken.
Meer informatie:
Discovery of the 'Pigtail' Molecular Cloud
4 september 2012
De Europese Planck-kunstmaan, die in 2009 is gelanceerd en onderzoek doet aan de kosmische achtergrondstraling, heeft radiostraling uit het centrum van ons eigen Melkwegstelsel ontdekt die mogelijk indirect afkomstig is van donkere materie. Dat beweren wetenschappers van het Deense Niels Bohr Instituut in een artikel dat gepubliceerd is op de preprint-server arXiv.org, maar dat overigens nog niet geaccepteerd is voor publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift.
Het gaat om zogeheten synchrotronstraling, die ontstaan wanneer elektrisch geladen deeltjes door een magnetisch veld bewegen. Die deeltjes zijn negatief geladen elektronen en hun antideeltjes, de positief geladen positronen. Omdat antimaterie geen lange levensduur heeft (zodra antideeltjes in botsing komen met gewone deeltjes treedt wederzijdse annihilatie op), moet de voorraad elektronen en positronen voortdurend worden aangevuld. Dat gebeurt volgens de Deense onderzoekers als gevolg van onderlinge botsingen van donkere-materiedeeltjes.
Het bestaan van grote hoeveelheden donkere materie in het heelal wordt afgeleid uit zwaartekrachtmetingen. De donkere materie bestaat vermoedelijk uit zeer zware onbekende elementaire deeltjes, maar hun ware aard is nog steeds een raadsel. De Planck-metingen vormen mogelijk een belangrijke aanzet tot de oplossing van het mysterie.
Meer informatie:
Persbericht Niels Bohr Institute
Preprint op arXiv.org
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
29 augustus 2012
Een team van astronomen, onder wie de Leidse hoogleraar Ewine van Dishoeck, heeft met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) suikermoleculen ontdekt in het gas rond een jonge, zonachtige ster. Het is voor het eerst dat er in de ruimte rond zo'n ster suiker is gedetecteerd. Ontdekt is dat het gas rond de jonge dubbelster IRAS 16293-2422 moleculen van glycolaldehyde bevat. Glycolaldehyde is al eens eerder in de interstellaire ruimte waargenomen, maar nog nooit zo dicht bij een zonachtige ster. De ontdekking bewijst dat sommige van de chemische bestanddelen die nodig zijn voor het ontstaan van leven al aanwezig zijn op het moment dat er uit het gas en stof rond een ster planeten kunnen ontstaan. Ook laten de ALMA-waarnemingen zien dat de suikermoleculen naar een van de sterren in het stelsel toe vallen. De suikermoleculen bevinden zich niet alleen op de juiste plek om op een planeet terecht te komen, maar bewegen dus ook de goede kant op.
Meer informatie:
ALMA boekt zoet resultaat
Sweet Result from ALMA
28 augustus 2012
Een extreem compacte dubbelster op 3000 lichtjaar afstand van de aarde, bestaande uit twee witte dwergen die elke 13 minuten op kleine afstand om elkaar heen draaien, blijkt energie te verliezen op een wijze die exact in overeenstemming is met Einsteins algemene relativiteitstheorie.
De twee sterren, qua grootte vergelijkbaar met de aarde, staan op een onderlinge afstand van ruim 100.000 km - één derde van de afstand aarde-maan. Ze hebben echter een massa die vergelijkbaar is met die van de zon. Twee grote massa's die zo sterk versneld worden, produceren volgens Einsteins relativiteitstheorie zwaartekrachtsgolven - verstoringen in de structuur van de ruimtetijd die zich met de lichtsnelheid voortplanten. Als gevolg daarvan verliest het stelsel energie, en moet de onderlinge afstand geleidelijk aan steeds kleiner worden.
Een soortgelijke baankrimp is eerder al gedetecteerd in de radiosignalen van twee dubbele neutronensterren. Nu is het verschijnsel voor het eerst aangetoond op zichtbare golflengten, bij een dubbele witte dwerg. De omlooptijd van de twee witte dwergen, die afgeleid kan worden uit nauwkeurige tijdstipmetingen van hun onderlinge bedekkingen, blijkt zes seconden kleiner te zijn geworden in de loop van een jaar. Naar verwachting zullen de twee sterren over ca. twee miljoen jaar met elkaar in botsing komen.
Meer informatie:
Space-Warping White Dwarfs Produce Gravitational Waves
Persbericht University of Texas
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
27 augustus 2012
Het Amerikaanse United States Naval Observatory heeft de vierde en laatste editie gepubliceerd van de CCD Astrograph Catalog - een zeer nauwkeurige catalogus met posities van 113 miljoen sterren, van de allerhelderste (Sirius) tot aan sterren van magnitude 16 (tienduizend keer zo zwak als wat op een donkere nacht nog net met het blote oog zichtbaar is). De sterposities in de catalogus hebben een nauwkeurigheid van ca. 20 milliboogseconden. Door de sterposities te vergelijken met die van oudere opnamen kunnen van veel sterren ook nauwkeurige eigenbewegingen worden vastgesteld. De benodigde metingen zijn verricht tussen 1998 en 2004 met een speciale telescoop die twee jaar in Flagstaff, Arizona heeft gestaan en twee jaar op Cerro Tololo in Chili. Inmiddels is een gevoeliger camera al begonnen met de waarnemingen voor een nog uitgebreidere en nauwkeuriger stercatalogus.
Persbericht United States Naval Observatory
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
13 augustus 2012
Het centrum van ons Melkwegstelsel zendt gammastraling uit die afkomstig kan zijn van deeltjes donkere materie die elkaar vernietigen. Dat schrijven wetenschappers van de Universiteit van Californië in Irvine in het tijdschrift Physical Review D. Deze inschatting is gebaseerd op gegevens die de afgelopen vier jaar zijn verzameld met NASA's gammasatelliet Fermi. Uit een analyse van die gegevens blijkt dat er meer gammastraling uit het melkwegcentrum afkomstig is dan vooraf werd verwacht. Gammastraling is een zeer energierijke vorm van elektromagnetische straling, die vrijkomt bij radioactief verval en andere hoogenergetische deeltjesprocessen. De eigenschappen van de waargenomen gammastraling zijn in goede overeenstemming met de theoretische voorspellingen van het gedrag van donkere materie. Deze materie, die vermoedelijk ongeveer 85 procent van de totale massa van het heelal voor haar rekening neemt, zendt normaal gesproken geen waarneembare vorm van straling uit. Maar de hypothetische deeltjes waaruit de donkere materie bestaat, de zogeheten WIMPs, kunnen met elkaar in botsing komen. Wanneer twee van die deeltjes op elkaar stuiten, annihileren ze elkaar. Bij dat proces komen allerlei andere deeltjes vrij, waaronder gammafotonen. Hoewel de gammastraling uit het Melkwegcentrum van botsende WIMPs afkomstig kán zijn, kan daarover nog geen zekerheid worden verkregen. De waargenomen straling kan ook van andere bronnen afkomstig zijn.
Meer informatie:
Gamma rays from galactic center could be evidence of dark matter
9 augustus 2012
Astronomen uit Zwitserland, Engeland en China hebben grote hoeveelheden donkere materie ontdekt in de omgeving van de zon. Hun resultaten zijn in overeenstemming met de theorie dat ons Melkwegstelsel is gehuld in een 'halo' van materie die geen waarneembare vorm van straling uitzendt, maar wel zwaartekracht uitoefent. Het bestaan van donkere materie werd al in de jaren '30 van de afgelopen eeuw opgemerkt door de Zwitsers-Amerikaanse astronoom Fritz Zwicky, die ontdekte dat clusters van sterrenstelsels door een onzichtbare 'hand' bijeen worden gehouden. Rond dezelfde tijd ontdekte de Nederlandse astronoom Jan Oort dat de materiedichtheid in de omgeving van de zon bijna tweemaal zo groot moest zijn dan op basis van sterren en gaswolken kon worden vermoed. Hoewel we inmiddels bijna een eeuw verder zijn, bestaat er nog steeds geen uitsluitsel over de hoeveelheid donkere materie in de omgeving van de zon. De meeste schattingen komen erop uit dat hier drie tot zes keer zoveel donkere materie is als waarneembare materie. In april van dit jaar meldden Chileense astronomen echter dat de hoeveelheid donkere materie in onze omgeving juist verwaarloosbaar klein is. Het nieuwste onderzoek lijkt de donkere materie weer in ere te herstellen. De astronomen hebben gekeken naar de posities en snelheden van duizenden relatief nabije dwergsterren en daaruit de lokale materiedichtheid berekend. Om zeker te zijn van hun zaak, hebben ze de betrouwbaarheid van hun werkwijze getoetst met behulp van een geavanceerd computermodel van ons Melkwegstelsel. Volgens de astronomen is het voor 99% zeker dat er donkere materie aanwezig is in de omgeving van de zon. Sterker nog: er lijkt zelfs iets meer donkere materie te zijn dan verwacht.
Meer informatie:
Plenty of dark matter near the Sun
7 augustus 2012
De extreem zware reuzensterren in de sterrenhoop R136 zijn het resultaat van botsingen en versmeltingen van kleinere, iets lichtere sterren. Dat concluderen onderzoekers van de Universiteit van Bonn op basis van gedetailleerde computersimulaties van de sterrenhoop. R136 bevindt zich in de Tarantulanevel, een kolossaal stervormingsgebied in de Grote Magelhaense Wolk, op ca. 160.000 lichtjaar afstand van de aarde. In de sterrenhoop komen veel heldere, zware sterren voor, maar vier exemplaren spannen de kroon, met massa's van meer dan 300 keer de massa van de zon. Volgens de gangbare theorieën over het ontstaan van sterren kan een ster normaalgesproken niet veel zwaarder worden dan 150 zonsmassa's, dus het bestaan van de vier reuzensterren in R136 leek vooralsnog een mysterie. Uit de computersimulaties van de Duitse onderzoekers, gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, blijkt echter dat er in een compacte, zware sterrenhoop als R136 al vrij snel toevallige botsingen van afzonderlijke sterren voorkomen. Daarbij smelten de sterren samen tot steeds grotere, zwaardere exemplaren.
Meer informatie:
Astronomers crack mystery of the “monster stars
Vakpublicatie over het onderzoek
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 augustus 2012
Amerikaanse astronomen hebben ontdekt dat de dubbelster QU Carinae wel eens het toneel van een supernova-explosie zou kunnen worden. Een supernova van type Ia dan wel, want de dubbelster bestaat uit een witte dwerg en een veel grotere begeleider, die materie aan de dwergster overdraagt. Er zijn grofweg twee soorten supernova's. De meest spectaculaire zijn die van sterren zwaarder dan acht zonsmassa's, die aan het eind van hun bestaan 'vanzelf' ontploffen. De andere categorie bestaat uit witte dwergsterren die met een soortgenoot 'fuseren' of zoveel gas aan een grote, begeleidende ster ontfutselen, dat ze instabiel worden. Astronomen hebben de afgelopen decennia duizenden van die dubbelsterren opgespoord, maar bij geen ervan is het nog tot een supernova-explosie gekomen. Bij recent onderzoek is echter gebleken dat bij veel supernova's van type Ia de signatuur van natriumgas waarneembaar is. Dit gas zou afkomstig zijn van de 'donor-ster' en na de explosie van de witte dwerg in het voormalige dubbelstersysteem achterblijven. Waarnemingen hebben nu laten zien dat QU Carinae, een dubbelster in onze Melkweg, niet alleen bestaat uit een witte dwerg die materie van een begeleidende ster opslokt, maar tevens omgeven is door een wolk van natriumgas. Ook is vastgesteld dat de materie-overdracht naar de witte dwerg in zeer hoog tempo verloopt. Daarmee vertoont QU Carinae twee duidelijke kenmerken van een supernova-in-wording.
Meer informatie:
Supernova progenitor found?
30 juli 2012
De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA en de Europese tegenhanger ESA hebben vandaag deze foto vrijgegeven van de bolvormige sterrenhoop M68, die gemaakt is met de Hubble Space Telescope. De bolhoop staat op een afstand van ca. 33.000 lichtjaar in het sterrenbeeld Waterslang en heeft een middellijn van ruim honderd lichtjaar. Hij bevat vele honderdduizenden voornamelijk zeer oude sterren. In het Melkwegstelsel zijn ongeveer 150 bolvormige sterrenhopen bekend.
Meer informatie:
Ten Billion Year Stellar Dance
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
26 juli 2012
Onderzoek door Europese astronomen, onder wie Hugues Sana en Alex de Koter van de Universiteit van Amsterdam, heeft uitgewezen dat heldere, zware sterren zelden alleen zijn. Onverwacht veel van deze sterren blijken een nabije begeleidende ster te hebben. En verrassend genoeg ondergaan de meeste van deze dubbelsterren ontwrichtende interacties, zoals massa-overdracht van de ene ster naar de andere. In veel gevallen komt het waarschijnlijk zelfs tot een fusie van beide sterren (Science, 27 juli). De onderzochte sterren, die formeel sterren van spectraaltype O worden genoemd, zijn heel anders dan onze zon. Ze zijn minstens vijftien keer zo zwaar en hebben een oppervlaktetemperatuur die zes keer zo hoog is. Ondanks die grote massa leven de O-sterren maar heel kort: binnen enkele miljoenen jaren zijn ze door hun brandstof heen. De astronomen hebben 71 van deze stellaire zwaargewichten in onze Melkweg onderzocht, in de meeste gevallen met de Very Large Telescope in Chili. Uit een nauwgezette analyse van het licht dat deze sterren uitzenden blijkt driekwart ervan een dubbelster is. Maar belangrijker is dat in veel gevallen de afstand tussen beide sterren klein genoeg is om onderlinge interacties mogelijk te maken. In 40 tot 50 procent van de onderzochte gevallen vinden massa-uitwisselingen plaats, en in nog een 20-30 procent is de afstand tussen beide sterren zo klein, dat ze uiteindelijk zullen samensmelten. Zulke interacties zorgen ervoor dat een O-ster er in veel gevallen jonger uitziet dan hij in werkelijkheid is. En dat heeft weer tot gevolg dat de leeftijden van de stellaire populaties van verre sterrenstelsels tot nu toe waarschijnlijk onderschat zijn. In hoeverre dit nieuwe inzicht het beeld van de evolutie van deze stelsels zal veranderen, zal uit verder onderzoek moeten blijken.
Meer informatie:
De helderste sterren zijn niet alleen
24 juli 2012
Sterrenkundigen van het Duitse Albert Einstein Instituut voor zwaartekrachtsonderzoek hebben in waarnemingen van de Amerikaanse ruimtetelescoop Fermi een nieuwe gammapulsar ontdekt. Gammapulsars zijn compacte, snel roterende neutronen die geen zichtbaar licht, radiostraling of röntgenstraling uitzenden, maar uitsluitend pulsjes van energierijke gammastraling. De nieuwe gammapulsar, J1838-0537 geheten, staat in het sterrenbeeld Schild, is vermoedelijk slechts ca. 5000 jaar oud, en heeft een rotatiesnelheid van 7 omwentelingen per seconde.
Bij de analyse van de Fermi-metingen, met behulp van grote supercomputers, ontdekten de astronomen dat de pulsar in september 2009 plotseling leek te zijn verdwenen. Nader onderzoek wees uit dat de pulsar er nog steeds is, maar dat hij - vermoedelijk als gevolg van een sterbeving - plotseling iets sneller is gaan roteren. De pulsar maakt nu in een periode van ca. 8 uur één omwenteling méér dan vóór september 2009. Dat lijkt een klein verschil, maar een dergelijk grote verandering in de rotatieperiode van een (gamma)pulsar is nooit eerder waargenomen.
Meer informatie:
PDF van het oorspronkelijke persbericht
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
20 juli 2012
Japanse astronomen hebben in het hart van ons Melkwegstelsel een drietal dichte gaswolken ontdekt die bezig zijn uit te dijen. Met een temperatuur van ongeveer 220 graden onder nul zijn de gaswolken relatief warm - de temperatuur van de ruimte ligt immers nog eens vijftig graden lager. Volgens de onderzoekers wijzen de eigenschappen van de gaswolken erop dat zich daarbinnen grote verzamelingen jonge sterren bevinden, waarvan een aantal als supernova zijn ontploft. De gaswolken zijn ontdekt met behulp van de ASTE-telescoop, een radiotelescoop in het noorden van Chili die gevoelig is voor submillimeter-straling. Met dit instrument is tussen 2005 en 2010 de ruimtelijke verdeling van moleculair waterstofgas in het centrale deel van de Melkweg in kaart gebracht. Aanvullende waarnemingen met de 45-meter radiotelescoop in Nobeyama (Japan) maakten het mogelijk om de temperatuur en dichtheid van de verschillende gaswolken te schatten. Het resultaat is de eerste gedetailleerde kaart van 'warme', dichte gaswolken in het centrum van ons Melkwegstelsel. Behalve de drie nieuwe gaswolken is op de kaart ook de gasconcentratie rond Sagittarius A*, het eigenlijke centrum van ons Melkwegstelsel, te zien. Bekend is dat zich daar een ongeveer vier miljoen zonsmassa's zwaar zwart gat verschanst. Volgens de Japanse onderzoekers is het denkbaar dat zich ook in de drie andere gaswolken uiteindelijk een fors zwart gat zal vormen, dat wellicht ooit zal samensmelten met het superzware zwarte gat in het centrum.
Meer informatie:
'Seeds' of Massive Black Holes Found at the Center of the Milky Way Galaxy
18 juli 2012
De zwaarste sterren ontploffen aan het einde van hun leven. Voor naburige sterren kan zo'n supernova-explosie enorme gevolgen hebben. Berekeningen onder leiding van de Leidse astronoom Simon Portegies Zwart laten voor het eerst zien welk welk effect een supernova heeft op de stabiliteit van de banen van meervoudige stersystemen. Sterren verkeren graag in elkaars gezelschap: een derde van de sterren in de Melkweg maakt deel uit van groepjes van twee of meer sterren. Sommige van die meervoudige stersystemen zijn niet stabiel en zullen na enkele (tientallen) omwentelingen uit elkaar gaan. Andere zijn hiërarchisch opgebouwd, wat wil zeggen dat vanuit de centrale ster gezien elke volgende ster verder weg staat. Zulke systemen zijn stabiel, tenzij een supernova roet in het eten gooit. Als een van de sterren een massa heeft die groter is dan ongeveer tien zonsmassa's, vindt er uiteindelijk een supernova-explosie plaats die de banen waarin de sterren om elkaar heen draaien zal verstoren. Op basis van computersimulaties concluderen Portegies Zwart en zijn medewerkers onder meer dat hierdoor elk hiërarchisch meervoudig stersysteem tot een systeem van slechts twee sterren - een dubbelster dus - kan worden gereduceerd. Deze conclusie lijkt te bevestigen dat het bizarre object J1903+0327, bestaande uit een millisecondepulsar en een hoofdreeksster, uit een drievoudig stersysteem is ontstaan - een scenario dat al eerder door Portegies Zwart werd voorgesteld. In dit 'triple'-scenario dienden de drie sterren eerst een supernova te overleven, voordat ze na ruwweg een miljard jaar de lichtste ster eruit 'gooiden'.
Meer informatie:
Supernova kan elk meervoudig stersysteem terugbrengen tot dubbelster
16 juli 2012
Met een armada van telescopen op aarde en in de ruimte, waaronder de Europese röntgentelescoop XMM-Newton, is onderzoek verricht aan een veranderlijke bron van röntgenstraling die in de zomer van 2011 voor het eerst werd waargenomen door de Amerikaanse Swift-satelliet. Uit het vervolgonderzoek blijkt dat het om een 'hybride' magnetar gaat - een merkwaardig type object waarvan tot nu toe slechts één exemplaar bekend was.
Magnetars zijn neutronensterren (overblijfselen van supernova-explosies) met een relatief trage rotatie en een extreem sterk magnetisch veld. In die twee opzichten onderscheiden ze zich van pulsars - snel roterende neutronensterren met een minder extreem magnetisch veld. Er blijken nu dus ook tussenvormen te bestaan die zich ogenschijnlijk voordoen als pulsars, maar toch een zeer sterk inwendig magnetisch veld hebben. Als gevolg daarvan ontsnapt er energie via barsten in het (harde) oppervlak van de neutronenster, wat aanleiding geeft tot de röntgenuitbarstingen die door Swift zijn waargenomen.
Meer informatie:
A magnetic monster’s dual personality
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
12 juli 2012
Wetenschappers van het California Institute of Technology (Caltech) hebben via computersimulaties een manier gevonden om supernova-explosies in ons Melkwegstelsel te detecteren die niet rechtstreeks waarneembaar zijn. Het wachten is nu op de aankomst van neutrino's (ongeladen deeltjes) en zwaartekrachtsgolven (rimpelingen in de structuur van ruimte en tijd) van de honderden supernova-explosies die zich de afgelopen duizenden jaren op verre locaties in de Melkweg hebben voltrokken. Statistisch gezien komt ergens in ons Melkwegstelsel ongeveer twee keer per eeuween zware ster tot ontploffing. Heel vaak verloopt zo'n supernova-explosie onopgemerkt, omdat deze schuilgaat achter wolken van gas en stof of voorgrondsterren. Vandaar dat het alweer meer dan 400 jaar geleden is dat er een supernova in de Melkweg is gezien. Naast licht en andere vormen van straling produceert een supernova echter ook grote aantallen neutrino's en de zwaartekrachtsgolven, die zich niets aantrekken van wat gas en stof. En ook deze beide verschijnselen zijn met moderne middelen waarneembaar. Maar hoe kom je er achter of gedetecteerde neutrino's en zwaartekrachtsgolven ook echt van een supernova afkomstig zijn, en niet van een ander kosmisch verschijnsel? Volgens de Caltech-wetenschappers zou de natuur ons daarbij wel eens een handje kunnen helpen. Als de kern van de ster vlak voor de explosie snel genoeg roteert, zouden de neutrino-aantallen en de amplitudes van de zwaartekrachtsgolven namelijk fluctuaties van gelijke frequentie moeten vertonen. (Bij een traag roterende sterkern fluctueert alleen het signaal van de zwaartekrachtsgolven.) De huidige neutrino- en zwaartekrachtsgolfdetectors kunnen voldoende sterke signalen van supernova-explosies oppikken om een correlatie tussen beide op te merken. Als de Caltech-resultaten kloppen, is het dus een kwestie van tijd voordat de eerste 'onzichtbare' supernova-explosie wordt gedetecteerd.
Meer informatie:
Peering into the heart of a supernova
10 juli 2012
Het Melkwegstelsel wordt waarschijnlijk omringd door vele honderden kleine dwergstelseltjes die echter onzichtbaar zijn omdat ze vrijwel geen sterren bevatten. Dat concluderen onderzoekers op basis van Hubble-waarnemingen van drie 'ultra-zwakke dwergsterrenstelsels' in de sterrenbeelden Hercules, Leeuw en Grote Beer.
Met een relatief kleine telescoop op aarde zijn meer dan een dozijn van die ultrazwakke stelseltjes gevonden. Drie daarvan zijn nu gedetailleerd onderzocht met de gevoelige Hubble Space Telescope. Het blijkt dat de sterren in de stelsels ruim 13 miljard jaar oud zijn, en dat de vorming van nieuwe sterren in alledrie de stelsels plotseling tot stilstand kwam, ongeveer 100 miljoen jaar na hun ontstaan.
De oorzaak van dat 'afknijpen' van de stervorming is zo goed als zeker gelegen in het zogeheten reïonisatieproces in het heelal. Zware sterren in grote stelsels en energierijke kernen van sterrenstelsels produceerden toen zoveel ultraviolette straling dat de alomtegenwoordige 'mist' van neutraal waterstofgas werd geïoniseerd. Het idee is nu dat die ultraviolette straling ook het interstellaire gas uit de kleine dwergstelseltjes wegblies, waardoor de vorming van nieuwe sterren compleet tot stilstand kwam.
De verwachting is dat er nog veel meer ultrazwakke dwergstelsels bestaan, waarvan sommige zó weinig sterren bevatten dat ze misschien nooit ontdekt zullen worden. Dat zou een oplossing zijn voor het 'dwergstelsel-probleem': computersimulaties van de evolutie van het heelal voorspellen dat grote sterrenstelsels zoals ons Melkwegstelsel omringd worden door duizenden kleine dwergstelsels, maar die zijn tot nu toe nooit gevonden.
De Hubble-resultaten zijn op 1 juli gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters.
Meer informatie:
Hubble Unmasks Ghost Galaxies
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
9 juli 2012
De lichtblauwe, vlindervormige nevel op deze infraroodfoto is een grote interstellaire stofwolk die van binnenuit wordt opgewarmd door pasgeboren sterren, waardoor hij energierijkere warmtestraling uitzendt dan zijn omgeving. De opname is gemaakt door de Europese ruimtetelescoop Herschel, en toont het stervormingsgebied Vela C, op 2300 lichtjaar afstand van de aarde in het zuidelijke sterrenbeeld Vela (Zeilen). De zwaarste en heetste jonge sterren zijn gerangschikt langs het 'langgerekte 'lichaam' van de vlinder, dat door de extra opwarming geel oplicht in de infraroodfoto. De allerzwaarste sterren in de nevel zullen binnen tien miljoen jaar hun leven alweer beëindigen in supernova-explosies.
Meer informatie:
Flying along the Vela ridge
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
5 juli 2012
Met behulp van de UKIRT-infraroodtelescoop op Hawaï hebben astronomen vier bijzondere dubbelsterren ontdekt. De dubbelsterren bestaan uit twee sterren die in minder dan vier uur om elkaar wentelen. Het bestaan van zulke compacte dubbelsterren werd tot nog toe voor onmogelijk gehouden. Ongeveer de helft van alle sterren in ons Melkwegstelsel maken deel uit van een dubbelster. Waarschijnlijk ontstaan de sterren van een dubbelster in elkaars naaste omgeving en draaien ze al vanaf hun geboorte om elkaar heen. Aangenomen werd dat als twee sterren te dicht bij elkaar worden geboren, ze al snel tot één grotere ster zouden samensmelten. Dat was in lijn met de vele waarnemingen van dubbelsterren, waarbij geen gevallen werden ontdekt waarbij de sterren in minder dan vijf uur om elkaar cirkelen. Maar nu zijn dan toch enkele dubbelsterren met kortere omlooptijden ontdekt. Het gaat in alle gevallen om rode dwergsterren - koele sterren die ongeveer tien keer zo klein zijn als de zon en duizend keer zo weinig licht uitstralen. Hoe deze dubbelsterren zo compact zijn geworden, is nog onduidelijk. Een mogelijke verklaring kan zijn dat de magnetische veldlijnen van de rode dwergen, die bekend staan om hun grote magnetische activiteit, verstrengeld zijn geraakt. Dat zou de baanbeweging van de sterren kunnen remmen, en ervoor zorgen dat ze langzaam naar elkaar toe spiralen.
Meer informatie:
UK Infrared Telescope discovers 'impossible' binary stars
3 juli 2012
Twee extreem hete gebieden op het oppervlak van de protoster V1647 Orionis verraden de snelle rotatie van deze pasgeboren ster. De gebieden zijn een paar duizend graden heter dan hun omgeving en zenden energierijke röntgenstraling uit. Uit veranderingen in de röntgenhelderheid van de ster, die zich op 1300 lichtjaar afstand bevindt in de zogeheten McNeil's Nebula, blijkt dat de ster eens per dag om zijn as draait - dertig maal zo snel als de zon. Bovendien blijkt er een relatie te bestaan tussen de röntgenhelderheid van de ster en de zogeheten accretiesnelheid - de hoeveelheid gas die vanuit een ronddraaiende schijf op de ster valt.
De twee hete gebieden op de protoster zijn ongeveer zo groot als de zon. Ze liggen min of meer tegenover elkaar. Het ene gebied is ongeveer vijf keer zo helder in röntgenstraling als het andere. Vermoedelijk blijven ze zo nauwkeurig op hun plaats door een stabiele configuratie van het magnetisch veld in de ster en in de omringende ronddraaiende schijf. De leeftijd van de ster wordt geschat op minder dan één miljoen jaar. De resultaten, verkregen met behulp van Amerikaanse, Europese en Japanse röntgensatellieten, worden later deze maand gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
Meer informatie:
Oh, Baby! A Young Star Flaunts its X-ray Spots in McNeil's Nebula
Persbericht ESA
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 juli 2012
De turbulente structuur op deze foto, gemaakt met de Hubble Space Telescope, is een 'geiser' van heet gas met een lengte van een half lichtjaar, uitgeblazen door een ster-in-wording. Vanuit een rondwervelende schijf valt er gas op de ster, en een groot deel daarvan wordt in twee tegenovergesteld gerichte straalstromen ('jets') het heelal in geblazen. Zulke 'Herbig Haro-obejcten' (genoemd naar de ontdekkers; Hubble fotografeerde Herbig-Haro 110) vertonen vaak wervelingen en schokgolven, doordat ze zich met hoge snelheid door het ijle, relatief koele interstellaire gas voortplanten. Heldere gebieden in de straalstromen ontstaan doordat de gastoevoer naar de ster niet constant is.
Meer informatie:
A geyser of hot gas flowing from a star
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
28 juni 2012
Astronomen hebben een pulsar (rondtollende neutronenster) ontdekt die met een snelheid van 8,5 tot 10,5 miljoen kilometer per uur door de ruimte raast. Daarmee zou het de snelst bewegende pulsar kunnen zijn die ooit is waargenomen. De ontdekking is gedaan met de röntgensatellieten Chandra en XMM-Newton en de Parkes-radiotelescoop in Australië. Een neutronenster is het compacte overblijfsel van een zware ster die aan het eind van zijn korte bestaan als supernova is ontploft. Zo'n object draait heel snel rond zijn as en heeft een extreem sterk magnetisch veld. Hete plekken aan de beide magnetische polen van de neutronenster produceren twee bundels van radio- en röntgenstraling. Deze maken de neutronenster tot een kosmische 'vuurtoren' - een object dat van grote afstand gezien met grote regelmaat aan en uit knippert. (Vandaar 'pulsar'.) De nu ontdekte pulsar, die de aanduiding IGR J1101 draagt, bevindt zich in de buurt van een gasnevel die bestaat uit de buitenlagen van een ontplofte ster. Het lijkt aannemelijk dat de beide objecten bij één en dezelfde supernova-explosie zijn ontstaan. De pulsar vertoont namelijk een drie lichtjaar lange 'staart' van energierijke deeltjes die in de richting van de gaswolk wijst. Of IGR J1101 ook werkelijk de snelst bewegende pulsar is, moet nog blijken. Zijn naaste 'concurrent', pulsar G350.1-0.3, heeft een snelheid van 5 tot 10 miljoen kilometer en zou theoretisch dus sneller kunnen zijn. Voor beide kandidaten geldt dat afstand en leeftijd niet erg nauwkeurig bekend zijn, wat de snelheidsmeting erg bemoeilijkt.
Meer informatie:
Has the Speediest Pulsar Been Found?
28 juni 2012
Ons melkwegstelsel, dé Melkweg, is ongeveer honderd miljoen jaar geleden doorboord door een kleiner stelsel, en 'galmt' nog steeds na van deze ontmoeting. Dat concluderen Canadese en Amerikaanse astronomen na een inventarisatie van de posities en snelheden van 300.000 nabije sterren. De Melkweg is een groot, schijfvorming stelsel waar tientallen kleinere sterrenstelsels omheen zwermen. Wetenschappers vermoedden al lang dat deze 'satellieten' af en toe door de schijf van van de Melkweg heen gaan, waarbij zowel die schijf als de satelliet zelf vervormd raakt. Tot botsingen tussen sterren komt het daarbij niet: er zit genoeg lege ruimte tussen de sterren. De astronomen hebben nu vastgesteld dat er onverwachte verschillen bestaan in de wijze waarop de sterren boven en onder het centrale vlak van de Melkweg verdeeld zijn. Bij hun zoektocht naar een mogelijke verklaring voor deze noord-zuid-asymmetrie hebben de onderzoekers computersimulaties gebruikt die laten zien wat er gebeurt als een klein sterrenstelsel door de schijf van de Melkweg heen gaat. Deze berekeningen laten zien dat er tot enkele honderden miljoenen jaren na de 'botsing' een verticale golf door de stellaire bevolking gaat. Pas dan heeft de symmetrie ten opzichte van het centrale vlak zich weer hersteld. Het 'nagalmen' van de Melkweg kan dus nog een hele tijd duren.
Meer informatie:
Scientists discover that Milky Way was struck some 100 million years ago, still rings like a bell
22 juni 2012
Een losse verzameling sterren die al meer dan 180 jaar geleden werd ontdekt, maar nooit gedetailleerd onderzocht is, kan waarschijnlijk een hiaat opvullen in het onderzoek van de evolutie van zonachtige sterren en hun eventuele planeten. Dat zeggen onderzoekers van enkele Amerikaanse universiteiten, die hierover binnenkort een artikel zullen publiceren in The Astronomical Journal. De sterrenhoop, bekend als Ruprecht 147 of NGC 6774, is half zo oud als onze zon en bevindt zich op de relatief kleine afstand van 800 tot 1000 lichtjaar. Dat maakt hem tot een interessant onderzoeksobject: andere nabije sterrenhopen zijn veel jonger dan de zon en oudere sterrenhopen staan meer dan drie keer zo ver weg. Er kleven echter twee nadelen aan Ruprecht 147. Door zijn nabijheid beslaat hij een relatief groot hemelgebied en lijken zijn sterren nogal helder. Dat maakt de sterrenhoop ongeschikt voor onderzoek met de meeste grote telescopen, die doorgaans een klein beeldveld hebben en te gevoelig zijn voor sterren als deze. Om Ruprecht 147 te kunnen onderzoeken hebben de Amerikaanse astronomen enkele speciale groothoekcamera's, waaronder die van de MMT-telescoop in Arizona en de CFHT-telescoop op Hawaï, ingezet. Zelfs met deze groothoekcamera's was het nodig om meerdere opnamen tot een mozaïek samen te voegen om de hele sterrenhoop in beeld te brengen. De eerste fase van het onderzoek van Ruprecht 147 behelst nog niet veel meer dan een inventarisatie. In een volgende fase hopen de astronomen de zonachtige sterren die in de sterrenhoop zijn aangetroffen aan een nader onderzoek te kunnen onderwerpen. Zulke sterren zouden bijvoorbeeld interessante doelwitten kunnen zijn voor de jacht op kleine aarde-achtige planeten.
Meer informatie:
Nearby Star Cluster, Long Forgotten, Now Discovered to Be Useful in Studies of Sun and Search for Planets Like Earth
12 juni 2012
Sterrenkundigen vermoeden al lange tijd dat magnetische instabiliteiten tot een afremming van de rotatie van een ster kunnen leiden. Dat idee lijkt nu bevestigd door computersimulaties en laboratoriuminstrumenten. Onderzoekers van het Leibniz-Institut für Astrophysik Potsdam en het Helmholtz-Zentrum Dresden-Rossendorf ontdekten dat magnetische instabiliteiten inderdaad leiden tot een verhoging van de viscositeit ('stroperigheid') van een heet plasma - een gas dat uit afzonderlijke elektrisch geladen deeltjes bestaat. In het inwendige van een ster zou die toename van de viscositeit ertoe kunnen leiden dat het inwendige van de ster minder snel gaat roteren. De resultaten worden binnenkort gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
Meer informatie:
Leibniz-Institut für Astrophysik Potsdam
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
12 juni 2012
Sterrenkundigen zijn erin geslaagd om de leeftijden van rode dwergsterren nauwkeuriger te bepalen. Rode dwergen zijn veel koeler en zwakker dan de zon. Bovendien zijn het de talrijkste sterren in het heelal: naar schatting 70 tot 80 procent van alle sterren is een rode dwerg. Er zijn aanwijzingen dat misschien wel 40 procent van alle rode dwergsterren vergezeld zou kunnen worden door een aarde-achtige planeet in de zogeheten 'bewoonbare zone'. Alleen om die reden al is het van belang deze sterren beter te begrijpen.
Het bepalen van de leeftijd van rode dwergen is echter moeilijk, omdat ze hun geringe hoeveelheid kernbrandstof maar heel langzaam verstoken, en daardoor bijna geen evolutionaire effecten te zien geven. Sterrenkundigen van Villanova University hebben nu echter rode dwergen bestudeerd die een dubbelsterpaar vormen met witte dwergsterren. Een witte dwerg is gemakkelijker te dateren, en daarmee is dan ook de leeftijd van de rode dwerg bekend. Vervolgens konden de astronomen de leeftijden van andere rode dwergen bepalen door naar de rotatiesnelheid te kijken. Die neemt in de loop van de tijd namelijk langzaam maar zeker af, doordat er energie verloren gaat in de vorm van magnetische activiteit - een relatie die nu dankzij het onderzoek naar de rood-witte dubbelsterren goed gekalibreerd is.
'Living with a Red Dwarf program
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
12 juni 2012
Sterrenkundigen hebben binnenkort de beschikking over een gedetailleerde 'kaart' van de sterrenhemel, met detailinformatie over 40 miljoen sterren. In feite gaat het om een uitgebreide catalogus waarin posities, kleuren en helderheden van al die sterren zijn vastgelegd. De AAVSO Photometric All-Sky Survey (APASS) is het resultaat van een samenwerking tussen beroepsastronomen en amateursterrenkundigen, verenigd in de American Association of Variable Star Observers. De sterren in de APASS-catalogus hebben helderheden tussen magnitude 10 en 16,5. De helderste sterren zijn altijd nog 40 keer zwakker dan wat met het blote oog zichtbaar is; de zwakste sterren in de catalogus zijn nog eens een paar honderd keer zo zwak. De benodigde waarnemingen worden momenteel uitgevoerd met telescopen in New Mexico en in Chili. De eerste waarnemingen zijn verricht in 2009; in 2014 moet de APASS-catalogus compleet zijn. Voorlopige resultaten zijn al voor iedereen beschikbaar.
AAVSO Photometric All-Sky Survey
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
8 juni 2012
Het aantal bruine dwergen in de omgeving van de zon is aanzienlijk kleiner dan gedacht. Dat blijkt uit waarnemingen van de Amerikaanse WISE-satelliet (Wide-field Infrared Survey Explorer), die in 2009 werd gelanceerd en die de gehele hemel op infrarode golflengten in kaart heeft gebracht.
Bruine dwergen zijn kleine lichtgewicht-'sterren' die te weinig massa hebben om kernfusiereacties van waterstof in hun inwendige op gang te brengen. Sterrenkundigen gingen er altijd van uit dat het aantal bruine dwergen in het Melkwegstelsel ongeveer even groot was als het aantal 'gewone' sterren. Uit de WISE-metingen blijkt echter dat het er in de omgeving van onze eigen zon veel minder zijn: ongeveer één bruine dwerg op zes gewone sterren.
WISE ontdekte ongeveer tweehonderd bruine dwergen, waarvan 13 zogeheten Y-dwergen - extreem koele bruine dwergen met een oppervlaktetemperatuur van hooguit enkele tientallen graden. Via parallaxmetingen zijn van al deze bruine dwergen nu de afstanden bepaald. Het blijkt dat er 33 zijn die zich dichter bij de zon bevinden dan 26 lichtjaar. In datzelfde gebied komen ruim 200 gewone sterren voor.
De manier waarop bruine dwergen ontstaan is nog steeds niet volledig opgehelderd. De nieuwe WISE-resultaten kunnen hopelijk bijdragen aan een beter begrip van deze 'mislukte sterren'.
Meer informatie:
WISE Finds Few Brown Dwarfs Close to Home
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
4 juni 2012
De Europese infraroodruimtetelescoop Herschel heeft een spectaculaire opname gemaakt van de Carina-nevel, een groot stervormingsgebied op ca. 7500 lichtjaar afstand van de aarde. De nevel bevat bijna één miljoen zonsmassa's aan gas, waaruit voortdurend nieuwe sterren ontstaan. In het centrum van de nevel bevindt zich een compacte jonge sterrenhoop. Een van de sterren hier is Èta Carinae, die meer dan honderd keer zo zwaar is als de zon. De energierijke straling van deze sterren creëert radiaal georiënteerde stofpilaren in de omringende nevel, en blaast ook bellen in de gaswolk. Rechtsboven op de Herschel-foto (zie onderstaande link voor het hogeresolutiebeeld) is de Gum-nevel te zien - eveneens een grote bel, ontstaan door de straling van de centrale sterrenhoop NGC 3324.
Meer informatie:
Blowing bubbles in the Carina Nebula
Hogeresolutiebeeld van de Carina-nevel
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
30 mei 2012
De uitgestrekte halo van oude sterren rond ons Melkwegstelsel is in twee fasen ontstaan. Dat blijkt uit metingen aan de leeftijden van witte dwergsterren in het binnenste deel van de halo die deze week gepubliceerd zijn in Nature.
Als van alle sterren in het Melkwegstelsel nauwkeurige leeftijden bekend zouden zijn, was het niet zo moeilijk om de ontstaansgeschiedenis van het stelsel te achterhalen. In de praktijk is dat echter niet zo eenvoudig. Jason Kalirai van het Space Telescope Science Institute in Baltimore heeft nu echter wel leeftijden weten te bepalen voor witte dwergen - de compacte overblijfselen van sterren zoals onze eigen zon. Uit spectroscopische metingen aan witte dwergen in het binnenste deel van de Melkweghalo kan hun massa worden afgeleid, en de massa van een witte dwerg vertelt je direct wat de massa van de oorspronkelijke ster was. Die massa zegt weer iets over de leeftijd: zware sterren leven minder lang dan lichte sterren.
Door de eigenschappen van witte dwergen in de Melkweghalo te vergelijken met die van witte dwergen in de oude bolvormige sterrenhoop M4, waarvan de leeftijd goed bekend is, ontdekte Kalirai dat de halo-dwergen 'slechts' 11,5 miljard jaar oud zijn - aanzienlijk jonger dan sterren in het buitenste deel van de halo. Dat ondersteunt de populaire theorie dat de halo uit verschillende delen bestaat, elk met hun eigen ontstaansgeschiedenis.
Meer informatie:
Stellar Archaeology Traces Milky Way's History
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
29 mei 2012
De kern van ons Melkwegstelsel heeft in het verleden twee smalle bundels van gammastraling de ruimte in geblazen, in tegenovergestelde richtingen. De twee 'jets' zijn ontdekt door de Amerikaanse ruimtetelescoop Fermi. De ontdekking bevestigt het beeld dat het superzware zwarte gat in de Melkwegkern vroeger veel actiever is geweest.
De gammabundels zijn gerelateerd aan de twee kolossale 'bellen' van gammastraling die in 2010 door de Fermi-ruimtetelescoop zijn ontdekt. Net als de twee bellen strekken ze zich uit tot een afstand van ca. 27.000 lichtjaar boven en onder het centrale vlak van het Melkwegstelsel. Ze zijn echter aanzienlijk smaller, en liggen ca. 15 graden geheld ten opzichte van de loodlijn op het Melkwegvlak. In beide gevallen wordt de gammastraling veroorzaakt door de wisselwerking van zeer snel bewegende elektronen met fotonen (lichtdeeltjes).
Terwijl de grote, brede gammabellen het gevolg zijn van een gestage interstellarie 'wind' die vanuit het Melkwegcentrum naar buiten blaast, zijn de smallere gammabundels waarschijnlijk het directe resultaat van energierijke processen in de directe omgeving van het superzware zwarte gat. De scheve stand kan dan veroorzaakt zijn door de helling van de roterende schijf van materie rond het zwarte gat.
Meer informatie:
Ghostly Gamma-ray Beams Blast from Milky Way's Center
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
21 mei 2012
Een maand geleden maakten astronomen van de universiteit van Chili en de Europese Zuidelijke Sterrenwacht bekend dat zich in de buurt van de zon geen noemenswaardige hoeveelheden donkere materie bevinden. Een nieuwe analyse door wetenschappers van het Institute for Advanced Study in Princeton trekt deze conclusie echter in twijfel. Er zou zelf méér donkere materie in de zonsomgeving aanwezig zijn dan aanvankelijk werd gedacht. De astronomen baseerden zich op nauwkeurige metingen van de bewegingen van vierhonderd sterren op afstanden van 5000 tot 13.000 lichtjaar van de schijf van ons Melkwegstelsel. Dat bracht hen tot de conclusie dat zich in de omgeving van de zon niet veel meer aantrekkende materie kan bevinden dan we in de vorm van sterren en gaswolken waarnemen. Volgens de Amerikaanse wetenschappers zijn hun collega's er echter ten onrechte van uitgegaan dat de snelheid waarmee sterren om het centrum van ons Melkwegstelsel draaien onafhankelijk is van hun afstand boven of onder het centrale vlak van de Melkweg. Bovendien zou het onderzochte gebied te klein zijn voor een uitputtende analyse van de sterbewegingen. Na weglating van deze 'onjuiste' elementen komen de Princeton-onderzoekers op basis van dezelfde meetresultaten tot de conclusie dat de sterbewegingen in de omgeving van de zon wel degelijk op de aanwezigheid van aanzienlijke hoeveelheden donkere materie wijzen. Sterker nog: in het centrale vlak van de Melkweg zou de dichtheid van de donkere materie ongeveer twintig procent hoger zijn dan tot nu toe werd gedacht.
Meer informatie:
Dark Matter Makes a Comeback
16 mei 2012
Officieel is het veranderlijke karakter van de ster Algol, ook wel de Duivelster genoemd, in 1783 ontdekt door de Engelse astronoom John Goodricke. Maar omdat de helderheidsvariaties van Algol gemakkelijk waarneembaar zijn met het blote oog, leek het aannemelijk dat zijn wispelturige gedrag al eens eerder was opgemerkt. Onderzoek van een drieduizend jaar oude Egyptische kalender op papyrus lijkt dat nu te bevestigen. Algol bestaat uit twee sterren van ongelijke helderheid die elkaar, vanaf de aarde gezien, met een regelmaat van 2,867 dag wederzijds bedekken. Dit resulteert in opvallende helderheidsvariaties - als je oplet tenminste. Het lijkt erop dat de oude Egyptenaren dat inderdaad deden. In de Egyptische papyruskalender Cairo 86637 is namelijk een cyclus vastgelegd met een periode van 2,850 dag. Dat is iets korter dan de huidige regelmaat die de dubbelster Algol vertoont, maar dat is verklaarbaar: er vindt namelijk materie-overdracht plaats van de ene ster naar de andere, waardoor de twee geleidelijk trager om elkaar heen gaan wentelen. Als deze interpretatie klopt, zijn de Egyptische aantekeningen niet alleen de oudste waarnemingen van een veranderlijke ster. Ook zouden ze gebruikt kunnen worden om de snelheid van de materie-overdracht te schatten.
Meer informatie:
Astronomers discovered ancient Egyptian observations of a variable star
Vakpublicatie (nog te verschijnen)
10 mei 2012
Astronomen hebben een bruine dwergster ontdekt die voor meer dan 99 procent uit waterstof en helium bestaat. Het stellaire onderdeurtje, dat met een oppervlaktetemperatuur van slechts 400 graden Celsius zeer koel is, kan het onderscheid tussen bruine dwergen en grote gasplaneten helpen aanscherpen. Bruine dwergen zijn sterachtige objecten die onvoldoende massa hebben om kernfusiereacties op te starten en deze langdurig vol te houden. Hierdoor koelen ze na hun ontstaan geleidelijk af tot een temperatuur van een paar honderd graden. Net als 'echte' sterren ontstaan bruine dwergen door het samentrekken van een grote gaswolk, waardoor ze voor het overgrote deel uit waterstof en helium bestaan. Reuzenplaneten daarentegen vertonen een grote chemische diversiteit en bevatten veel meer zware elementen dan een ster. Dat verschil stelt astronomen in staat om onderscheid te maken tussen planeten en bruine dwergen. De recent ontdekte bruine dwerg, die de aanduiding BD+01 2920B draagt, is opgespoord met de infraroodsatelliet WISE. Zijn samenstelling kon echter pas worden bepaald na vervolgonderzoek met infraroodtelescopen op Hawaï en in Chili. Het is dus vooral aan deze telescopen te danken dat de ware aard van het object kon worden vastgesteld.
Meer informatie:
Ultra-cool companion helps reveal giant planets
9 mei 2012
Sterren ontstaan doorgaans niet in afzondering, maar in grote groepen. Onderzoek door astronomen van de universiteit Bonn wijst erop dat deze 'sterrenhopen' bij hun geboorte allemaal ongeveer even groot of beter gezegd even klein zijn. Dat volgt uit computersimulaties die de evolutie van een sterrenhoop nabootsen. De kraamkamer van een sterrenhoop, een grote wolk van gas en stof, levert voornamelijk tweelingen af: bijna elke ster in de sterrenhoop heeft dus een partner. Door onderlinge interacties kan zo'n dubbelster uit elkaar vallen, ongeveer zoals een danspaar dat in een volle balzaal met een ander danspaar in botsing komt. Hierdoor neemt het aantal dubbelsterren in een sterrenhoop in de loop van de tijd af. Maar niet elke stellaire kraamkamer is even vol. En in een volle kraamkamer vinden meer onderlinge ontmoetingen en stellaire 'echtscheidingen' plaats dan in een minder volle. Hoe de verdeling tussen enkelvoudige en dubbelsterren in een sterrenhoop er uiteindelijk uitziet, wordt dus bepaald door de drukte in de stellaire kraamkamer. De Duitse astronomen hebben dit inzicht gebruikt om de oorspronkelijke eigenschappen van een aantal bekende jonge sterrenhopen te reconstrueren. De verrassende conclusie is dat, hoewel sterrenhopen sterk uiteenlopende massa's hebben, ze bij hun ontstaan allemaal slechts ongeveer een lichtjaar groot zijn. Dat wijst erop dat alle sterrenhopen op zeer vergelijkbare wijze ontstaan en zich pas later, afhankelijk van hun massa, op verschillende manieren verder ontwikkelen.
Meer informatie:
Scheidung im Universum
Filmpje van ontmoeting tussen twee dubbelsterren
3 mei 2012
De Poolster, ook bekend als Polaris, verliest mogelijk meer massa dan gedacht. Dat meldt de website van het tijdschrift Earth. Dat er met de Poolster iets bijzonders aan de hand is, is al meer dan anderhalve eeuw bekend. De ster varieert met een periode van vier dagen een beetje in helderheid. En dat komt doordat hij afwisselend een beetje uitzet en weer inkrimpt. Met dit gedrag valt de Poolster in de categorie van de cepheïden - relatief zware sterren die tegen het einde van hun leven instabiel worden. Uit waarnemingen van recentere datum blijkt dat de ster geleidelijk steeds trager is gaan pulseren, al vindt er soms ook een kleine versnelling plaats. En ondertussen verliest hij ook materie. Astronomen van de universiteit van Bonn en twee Amerikaanse instituten denken dat dit massaverlies wel eens heviger zou kunnen zijn dan aanvankelijk werd ingeschat. Zij komen tot die conclusie, omdat de computermodellen die op basis van de bekende eigenschappen van de Poolster zijn gemaakt een ander verloop van zijn pulseergedrag voorspellen dan de waarnemingen laten zien. Door het massaverlies in het model een beetje op te schroeven, kon dit verschil echter worden weggewerkt. Als de Poolster jaarlijks ongeveer één aardmassa aan materie uitstoot, stemmen theorie en waarnemingen goed overeen.
Meer informatie:
North star loses mass but still shines bright
2 mei 2012
Koude, donkere stofwolken gloeien oranje op in een vandaag vrijgegeven 'foto' van het stervormingsgebied M78, in de gordel van het sterrenbeeld Orion. De opname is gemaakt met de Europese APEX-telescoop (Atacama Pathfinder EXperiment), op 5000 meter hoogte in het noorden van Chili. APEX bestudeert het heelal op golflengten van iets minder dan een millimeter. Zulke submillimeterstraling wordt onder andere uitgezonden door koud stof. De achtergrondfoto is een beeld van M78 in zichtbaar licht.
Het stof in het stervormingsgebied is geconcentreerd in verdichtingen, waarvan sommige een temperatuur hebben van 250 graden onder nul. Op sommige plaatsen valt de submillimeterstraling samen met donkere stofbanen op de gewone foto; daar bevindt het stof zich dus dichterbij dan de heldere nevel (een zogeheten reflectienevel, die het licht van nabijgelegen sterren weerkaatst). Elders is submillimeterstraling te zien op plaatsen waar geen donkere stofwolken zichtbaar zijn; daar moet het stof zich dus áchter de reflectienevel bevinden.
Binnenin sommige stoffige verdichtingen worden momenteel in hoog tempo nieuwe sterren geboren, zoals blijkt uit metingen aan de bewegingssnelheden van gas: van jonge sterren-in-wording is bekend dat ze gasstromen uitstoten.
Meer informatie:
Sifting through Dust near Orion's Belt
APEX
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
30 april 2012
Astronomen van Vanderbilt University in Nashville (VS) hebben honderden sterren opgespoord die ons Melkwegstelsel met hoge snelheid verlaten. Tot nu toe waren slechts zestien van deze 'hypersnelle' sterren ontdekt. Het valt niet meer om een ster een snelheid van enkele miljoenen kilometers per uur mee te geven. Toch bestaan zulke sterren. Astronomen vermoeden dat ze deel hebben uitgemaakt van dubbelsterren die dicht langs het superzware zwarte gat in het centrum van de Melkweg zijn gescheerd. Daarbij kan een van beide sterren door het zwarte gat worden opgeslokt, terwijl de andere met grote snelheid wordt weggeslingerd. De sterren die de Vanderbilt-astronomen hebben opgespoord - 677 in getal - lijken zich in de interstellaire ruimte tussen de Melkweg en het naburige Andromedastelsel te bevinden. Behalve door hun opvallende locatie onderscheiden deze sterren zich ook door hun opvallend rode kleur. Volgens de astronomen zou het gaan om rode reuzensterren met een hoog gehalte aan zware elementen. Dat laatste zou betekenen dat ze uit het binnengebied van ons Melkwegstelsel afkomstig zijn, want sterren uit de buitengebieden bevatten doorgaans kleinere hoeveelheden zware elementen. Dat het in 677 gevallen om hypersnelle rode reuzensterren gaat, staat overigens nog niet vast. Er zouden namelijk ook koele dwergsterren tussen kunnen zitten. Omdat deze dwergsterren veel minder licht uitstralen dan rode reuzen, zouden ze veel dichterbij moeten zijn om even helder te lijken. Nader onderzoek moet uitsluitsel hierover geven.
Meer informatie:
Rogue stars ejected from the galaxy found in intergalactic space
30 april 2012
In een oude ster die deel uitmaakt van de 'halo' - het ijle buitengebied - van ons Melkwegstelsel zijn de elementen arsenicum en selenium ontdekt. Het is voor het eerst dat deze middelzware elementen in een ster op leeftijd zijn aangetroffen. Bij de oerknal, die het ontstaan van ons heelal inluidde, ontstonden alleen de lichte elementen waterstof, helium en (een beetje) lithium - atoomnummers 1 tot en met 3. Alle zwaardere elementen zijn later in het inwendige van sterren geproduceerd. Lichte sterren, zoals onze zon, kunnen waterstof en helium omzetten in elementen tot en met zuurstof (atoomnummer 8). Alle overige elementen zijn door veel zwaardere sterren geproduceerd. Dat laatste geldt dus ook voor het arsenicum (33) en selenium (34) dat astronomen, samen met 43 andere hebben gedetecteerd in het spectrum van de 12 miljard jaar oude ster HD 160617. Buiten ons zonnestelsel is deze combinatie van elementen nooit eerder in één en hetzelfde object waargenomen.
Meer informatie:
Old Star, New Trick
28 april 2012
Astrofysici van de Western University in Canada hebben het ontstaan van bruine dwergen mogelijk ontraadseld. Bruine dwergen zijn 'mislukte' sterren: gasbollen die niet zwaar en heet genoeg zijn om kernfusiereacties van waterstof op gang te brengen. Hun bestaan werd tientallen jaren geleden al voorspeld, maar pas sinds de jaren negentig zijn er in totaal een paar honderd ontdekt. Hoe ze ontstaan is echter niet duidelijk.
In een publicatie in The Astrophysical Journal worden nu resultaten gepresenteerd van gedetailleerde computersimulaties, waaruit blijkt dat bruine dwergen kunnen ontstaan in de 'nasleep' van de vorming van gewone sterren. Pasgeboren protosterren worden vaak omgeven door een platte, ronddraaiende schijf van gas en stof, waarin uiteindelijk ook planeten kunnen ontstaan. De computersimulaties laten nu zien dat grotere verdichtingen in deze schijf door onderlinge zwaartekrachtsstoringen de ruimte in geslingerd kunnen worden, zelfs nog vóórdat ze echt volledig zijn samengetrokken tot een bruine dwerg.
Meer informatie:
Persbericht Western University
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
27 april 2012
Een team van Amerikaanse, Canadese en Chileense astronomen heeft bij toeval een opvallend lichtzwakke sterrenhoop ontdekt die om ons Melkwegstelsel cirkelt. De kleine bolvormige sterrenhoop, die de aanduiding Muñoz 1 heeft gekregen, produceert niet meer licht dan 120 zonachtige sterren. Het is niet voor het eerst dat zo'n kleine, zwakke bolvormige sterrenhoop is opgespoord. In 2010 ontdekten astronomen een soortgelijk object, Segue 3, dat qua helderheid en afmetingen vergelijkbaar is met Muñoz 1. Bolvormige sterrenhopen zijn compacte verzamelingen van sterren die door hun onderlinge zwaartekrachtsaantrekking bijeen worden gehouden. Rond de Melkweg cirkelen minstens 150 van die sterrenhopen, waarvan de meeste aanzienlijk groter zijn dan Muñoz 1 en Segue 3. Aangenomen wordt dat ook deze laatste ooit veel meer sterren hebben bevat, maar dat ze er in de loop van de miljarden jaren veel zijn kwijtgeraakt. De verwachting is dat er de komende jaren nog veel meer van deze kleine bolhopen ontdekt zullen worden.
Meer informatie:
'Ridiculously' Dim Bevy Of Stars Found Beyond Milky Way
26 april 2012
Op beelden van NASA's infraroodsatelliet WISE is een oude ster ontdekt die grote hoeveelheden stof de ruimte in blaast. Na de ontdekking bleek dat ster, die oorspronkelijk veel op onze zon moet hebben geleken, al eerder is gefotografeerd, maar toen honderd keer zo helder was als nu. Zijn stofproductie is de laatste jaren dus sterk toegenomen. De ster, die de aanduiding WISE J180956.27-330500.2 heeft gekregen, bevindt zich in het zogeheten rodereuzenstadium. Over ongeveer vijf miljard jaar zal ook onze zon dit stadium bereiken. Een zonachtige ster zwelt op tot een rode reus wanneer de waterstof in zijn kern, die nodig is voor de energieproductie, uitgeput raakt. Dat de WISE-satelliet de ster heeft waargenomen op het moment dat hij veel stof uitstoot, berust op toeval. Stermodellen laten zien dat rode reuzen dat ongeveer eens in de tienduizend jaar doen, en deze stofproductie duurt waarschijnlijk niet langer dan een paar honderd jaar. Er was tot nu toe dan ook maar één andere ster bekend die je als 'stoffabriek' kunt aanmerken.
Meer informatie:
NASA's WISE Catches Aging Star Erupting With Dust
25 april 2012
Astronomen van de universiteit van Bonn (Duitsland) hebben een omvangrijke structuur van satellietstelsels en sterrenhopen rond onze Melkweg ontdekt, die zich over een miljoen lichtjaar uitstrekt. De ontdekking lijkt in strijd te zijn met het bestaan van donkere materie, de onwaarneembare substantie die volgens de geldende inzichten meer dan tachtig procent van alle massa in het heelal voor zijn rekening neemt. Ons Melkwegstelsel bestaat uit een platte schijf van enkele honderden miljarden sterren en grote hoeveelheden gas en stof. Om deze schijf, die een middellijn van ongeveer 100.000 lichtjaar heeft, cirkelen een aantal kleinere stelsels en zogeheten bolvormige sterrenhopen. De conventionele modellen voor ontstaan en evolutie van het heelal gaan ervan uit dat het heelal aanzienlijke hoeveelheden donkere materie bevat. Volgens deze modellen zou ons Melkwegstelsel echter veel meer kleine begeleiders moeten hebben dan er daadwerkelijk worden waargenomen. De astronomen uit Bonn hebben aan de hand van opnamen van de Sloan Deep Sky Survey een zo compleet mogelijke inventarisatie gemaakt van de entourage van de Melkweg. Die inventarisatie heeft een compleet nieuw beeld van onze kosmische achtertuin opgeleverd. De verschillende begeleiders, sterrenstelsels zowel als sterrenhopen, zijn verdeeld over een vlak dat loodrecht op de schijf van het Melkwegstelsel staat. Ze lijken onderdeel uit te maken van één kolossale structuur. Volgens de astronomen zouden alle begeleiders van de Melkweg zijn ontstaan na de botsing met een ander groot sterrenstelsel, die 11 miljard jaar geleden heeft plaatsgevonden. En dat zou betekenen dat het Melkwegstelsel zijn begeleiders niet stuk voor stuk heeft ingevangen, zoals de conventionele, op het bestaan van donkere materie gebaseerde theorieën voorspellen.
Meer informatie:
Do the Milky Way's companions spell trouble for dark matter?
18 april 2012
Astronomen van Penn State University hebben, met behulp van de grote radioschotel van Arecibo op Puerto Rico, radiostraling waargenomen van een bruine dwergster die niet veel warmer is dan sommige grote exoplaneten. Daarmee is het vorige record van de laagste stertemperatuur waarbij radiostraling is waargenomen ruimschoots verbroken. Bruine dwergen zijn kleine, koele objecten die ergens tussen Jupiter-achtige reuzenplaneten en normale kleine sterren in zitten. Ze produceren geen energie door middel van kernfusie maar stralen geleidelijk de inwendige warmte uit die ze bij hun ontstaan hebben meegekregen. De recent ontdekte superkoele bruine dwerg, die de aanduiding J1047+21 heeft gekregen, bevindt zich op een afstand van 33,6 lichtjaar in het sterrenbeeld Leeuw. Hij heeft een oppervlaktetemperatuur van slechts ongeveer 600 graden Celsius. Ondanks zijn kleine afmetingen en lage temperatuur is J1047+21 zeer actief. De uitbarstingen van radiostraling die met de Arecibo-radiotelescoop zijn waargenomen, wijzen erop dat hij een sterk magnetisch veld heeft. Op zichtbare golflengten is de bruine dwerg nauwelijks waarneembaar.
Meer informatie:
Astronomers detect coolest radio star
18 april 2012
In de naaste omgeving van de zon zijn geen grote hoeveelheden donkere materie te vinden. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van de bewegingen van vierhonderd sterren op afstanden van 5000 tot 13.000 lichtjaar van de schijf van ons Melkwegstelsel. Volgens algemeen geaccepteerde theorieën zou de zonsomgeving juist rijk moeten zijn aan donkere materie - een geheimzinnige, onzichtbare substantie die alleen indirect waarneembaar is via de zwaartekrachtsaantrekking die zij uitoefent. De donkere materie werd tachtig jaar geleden voor het eerst opgevoerd om te verklaren waarom de buitenste delen van sterrenstelsels zoals onze eigen Melkweg zo snel roteren. Inmiddels is zij echter ook een cruciaal onderdeel van theorieën die ontstaan en levensloop van sterrenstelsels proberen te verklaren. Tegenwoordig gaan de meeste astronomen ervan uit dat tachtig procent van alle massa in het heelal uit donkere materie bestaat. Behalve in onze naaste omgeving dan. Door heel nauwkeurig de bewegingen van sterren op flinke afstand van het melkwegvlak te meten, hebben vier astronomen van de universiteit van Chili en de Europese Zuidelijke Sterrenwacht kunnen reconstrueren hoeveel materie in de naaste omgeving van de zon aanwezig is. De berekende hoeveelheid massa blijkt heel goed overeen te komen met wat astronomen hier aan sterren, stof en gas waarnemen. Meer materie - donkere dus - lijkt er gewoon niet te zijn. Volgens de astronomen is er geen voor de hand liggende verklaring voor dit lokale gebrek aan donkere materie. Eén mogelijkheid is dat de halo van donkere materie die ons Melkwegstelsel omhult niet bolvormig is, maar meer weg heeft van een rugbybal die min of meer loodrecht op de melkwegschijf staat. In dat geval zou de meeste donkere materie zich binnen de omloopbaan van de zon kunnen bevinden.
Meer informatie:
Zware tegenslag voor theorieën over donkere materie?
16 april 2012
Nederlandse astronomen hebben cruciale metingen verricht aan een zogeheten 'magnetar' - een extreem compacte neutronenster met een uitzonderlijk sterk magnetisch veld. De nieuwe metingen leiden hopelijk tot een beter inzicht in de natuurkundige processen die zich in de directe omgeving van deze exotische projecten afspelen.
De magnetar, 1E 1547.0-5408 geheten, vertoonde in januari 2009 een plotselinge, zeer abrupte afremming in de rotatiesnelheid. Zo'n 'timing glitch' wordt vermoedelijk veroorzaakt door een krachtige beving aan het oppervlak. Metingen van de Europese röntgen- en gammasatelliet Integral, uitvoerig geanalyseerd door Lucien Kuiper en Wim Hermsen van het SRON Netherlands Institute for Space Research, laten zien dat er direct na de 'hik' energierijke, niet-gepulste röntgenstraling werd geproduceerd door de gemagnetiseerde neutronenster - een verschijnsel dat nooit eerder is waargenomen. Daarnaast werd ook energierijke röntgenstraling ontdekt die wél een pulsgedrag vertoonde, en die - na een aanvankelijke toename in 70 dagen tijd - in de loop van ca. tien maanden weer geleidelijk zwakker werd.
De nieuwe resultaten zijn beschreven in The Astrophysical Journal. De auteurs hopen dat een vergelijking van de waarnemingen met bestaande theoretische modellen meer inzicht zal verschaffen in de wijze waarop magnetars energierijke röntgenstraling produceren.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
11 april 2012
Een internationaal team van astronomen heeft twee witte dwergsterren opgespoord die tot de oudste in hun soort behoren. De beide dwergen, die slechts ongeveer 100 lichtjaar van de aarde verwijderd zijn, hebben leeftijden van 11 tot 12 miljard jaar. Witte dwergen zijn de overblijfselen van sterren die veel op de zon lijken. Aan het einde van hun bestaan blazen deze sterren een groot deel van hun materie weg, waarna een compacte kern ter grootte van de aarde overblijft die heel geleidelijk afkoelt. Aan de temperatuur van zo'n witte dwerg kan worden afgemeten hoe lang die afkoelingsperiode al bezig is. In het geval van de witte dwergen WD 0346+246 en SDSS J1102 moet dat proces al miljarden jaren aan de gang zijn. Hun oppervlaktetemperatuur ligt rond de 3500 graden Celsius, terwijl dat bij een jonge witte dwerg meer dan 100.000 graden is.
Meer informatie:
12-Billion-Year-Old White Dwarf Stars Only 100 Light-Years Away
11 april 2012
Een internationaal team van astronomen, onder wie Albert Zijlstra van de universiteit van Manchester, heeft ontdekt dat rode reuzensterren aan het eind van hun leven een soort zandstorm produceren. Dat blijkt uit onderzoek met de Europese Very Large Telescope in Chili, waarvan de resultaten deze week in Nature verschijnen. Sterren zoals onze zon sluiten hun leven af met een 'superwind' die honderd miljoen keer zo sterk is al een normale zonnewind. In die, naar astronomische maatstaven, korte levensfase van ongeveer tienduizend jaar verliest de ster soms wel de helft van zijn massa. Bij de zon zal dit over ongeveer vijf miljard jaar gebeuren. De oorzaak van deze superwind was altijd een raadsel. Wetenschappers gingen ervan uit dat zulke winden worden aangedreven door minuscule stofdeeltjes die in de atmosfeer van de ster ontstaan en zijn licht absorberen. Het sterlicht zou deze deeltjes als het ware van de ster wegduwen. Modelberekeningen gaven echter te zien dat dit mechanisme niet goed kan werken. De stofdeeltjes zouden zo heet worden dat ze verdampen voordat ze weggeduwd kunnen worden. De nieuwe waarnemingen helpen dat probleem uit de wereld: de deeltjes in de atmosferen van rode reuzen kunnen veel groter worden dan gedacht. De astronomen hebben deeltjes ontdekt die bijna een micrometer groot zijn - kolossaal voor een sterrenwind. Deeltjes van deze grootte absorberen sterlicht niet, maar weerkaatsen het juist. Hierdoor blijven ze koel en kan het sterlicht ze wegduwen zonder ze te vernietigen. De ontdekking zou wel eens de sleutel tot de oplossing van het superwindraadsel kunnen zijn. De grote stofdeeltjes verlaten de ster met snelheden van ongeveer 10 kilometer per seconde - raketsnelheid dus. Het effect daarvan is vergelijkbaar met een zandstorm.
Meer informatie:
Astronomers discover sandstorms in space
29 maart 2012
Een zware ster in het sterrenbeeld Cassiopeia die ongeveer 330 jaar geleden als supernova ontplofte, is bij de explosie min of meer binnenstebuiten gekeerd. Dat blijkt uit röntgenwaarnemingen van het restant van de supernova, die bekendstaat als Cassiopeia A. Wetenschappers hebben met behulp van de röntgensatelliet Chandra gekeken naar de chemische samenstelling van de verschillende delen van Cassiopeia A. Uit dat onderzoek blijkt dat het meeste ijzer, dat volgens stermodellen diep in de kern van de ster moet hebben gezeten, nu juist aan de rand van de nog steeds uitdijende supernovarest te vinden is. Hetzelfde geldt voor andere zware elementen als zwavel, silicium en magnesium, die ook uit het centrale deel van de ster afkomstig moeten zijn. De verdeling van deze elementen wijst erop dat het inwendige van de ster tijdens het explosieproces op de een of andere manier met grote kracht naar buiten is geblazen.
Meer informatie:
A Star Explodes and Turns Inside Out
29 maart 2012
Een internationaal team van astronomen heeft een reusachtige fotocollage van de Melkweg samengesteld, waarop meer dan een miljard sterren te zien zijn. Het kleurenpanorama wordt donderdag 29 maart gepresenteerd tijdens een gezamenlijke bijeenkomst van Britse en Duitse astronomen in Manchester. Aan de totstandkoming van de foto is tien jaar gewerkt door wetenschappers uit Europa en Chili. Daarbij zijn gegevens gebruikt van de UK Infrared Telescope op Hawaï en ESO's VISTA-surveytelescoop in Chili. Er is voor deze telescopen gekozen omdat zij opnamen in het nabij-infrarood kunnen maken - een golflengtegebied waarin de stofwolken tussen de sterren tamelijk transparant zijn. Helemaal compleet is de foto nog niet: hier en daar zitten er nog wat 'gaten' in. Maar desondanks geeft hij een goede indruk van het centrale vlak van ons Melkwegstelsel, waarvan de vorm wel wordt vergeleken met twee ruggelings op elkaar gelegde gebakken eieren met een (donkere) vulling daartussen. Wie dat wil kan het volledige panorama van 39.300 bij 3750 pixels downloaden (let op: het bestand is 304 MB groot), maar ook online inzoomen op verschillende delen van de foto.
Meer informatie:
Milky Way image reveals detail of a billion stars
28 maart 2012
De rondtollende neutronenster in het hart van de Krabnevel produceert meer energie dan theoretisch kan worden verklaard. Dat blijkt uit waarnemingen met de beide Magic-telescopen op het Canarische eiland La Palma. Met deze instrumenten is de Krabpulsar waargenomen in het tot voor kort moeilijk toegankelijke gebied van de gammastraling met energieën van 25 tot 400 giga-elektronvolt (GeV). Daarbij werd ontdekt dat het object - het compacte restant van een zware ster die bijna 1000 jaar geleden als supernova ontplofte - ook pulsen van de hoogst meetbare energie uitzendt. Daarmee zijn deze pulsen zeker vijftig keer zo energierijk als voor mogelijk werd gehouden. De neutronenster in de Krabnevel draait dertig keer per seconde om zijn as en heeft een zeer sterk magnetisch veld, dat door de rotatie wordt meegesleurd. De geladen deeltjes die de neutronenster voortdurend uitzendt bewegen langs de magnetische veldlijnen en zenden daarbij gebundelde straling uit - van radiostraling tot gammastraling. Steeds als die stralingsbundel in de richting van de aarde wijst (30x per seconde dus) licht de ster even op. Geen van de bekende verschijnselen die op en rond een neutronenster optreden kan het ontstaan van de waargenomen energierijke gammapulsen verklaren. Volgens de onderzoekers moet het haast om een nog onbekend fysisch proces gaan.
Meer informatie:
Powerhouse in the Crab Nebula
14 maart 2012
Astronomen hebben voor het eerst een glimp opgevangen van een cruciaal beginstadium van de stervorming. De nieuwe waarnemingen kunnen meer inzicht geven in de wijze waarop een grote wolk van gas en stof tot sterren samentrekt. De astronomen hebben met behulp van de Europese infraroodsatelliet Herschel en de radiotelescoop van Green Bank (VS) gekeken naar een kolossale gaswolk in het sterrenbeeld Perseus, op 770 lichtjaar van de aarde. Daarbij zijn gedetailleerde waarnemingen gedaan van een samenklontering binnen die gaswolk, waar zich bijna honderd zonsmassa's aan materie heeft verzameld. Uit het onderzoek blijkt dat de 'klont' op het punt staat om in ongeveer tien kernen uiteen te vallen. Uit die kernen zullen uiteindelijk nieuwe sterren ontstaan. Het is voor het eerst dat dit specifieke stadium van stervorming is waargenomen.
Meer informatie:
Astronomers Get Rare Peek at Early Stage of Star Formation
7 maart 2012
Een team van meer dan 35.000 vrijwilligers heeft waarnemingen van de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer uitgevlooid op ronde structuren in de schijf van ons Melkwegstelsel. Die 'bellen' ontstaan op plaatsen waar jonge, hete sterren het omringende gas en stof wegblazen. Ze geven dus de locaties van recente stervormingsactiviteit aan. Het opsporen van de gasbellen is iets waar computers niet zo goed in zijn. Om de vaak gefragmenteerde en elkaar overlappende ringen te kunnen herkennen, heb je blijkbaar de ogen en hersenen van een mens nodig. En hoe meer mensen op dezelfde plek een ring menen te zien, des te waarschijnlijker is het dat zich hier een door een ster leeggeblazen bel bevindt. De onbezoldigde NASA-medewerkers hebben meer dan vijfduizend van die bellen opgespoord - tien keer zo veel als het tot nu toe bekende aantal. Volgens de professionele astronomen die bij het project betrokken zijn, kan dit grote aantal erop wijzen dat het Melkwegstelsel veel meer sterren produceert dan gedacht. Opvallend is dat aan de randen van grote bellen vaak tal van kleinere bellen te vinden zijn. Dat suggereert dat in de uitdijende bellen van 'opgewaaid' gas en stof weer nieuwe sterren kunnen ontstaan. Maar misschien nog wel de meest opmerkelijke ontdekking van de bellenspeurtocht, is dat er bij het centrum van de Melkweg, waar de gasdichtheid het hoogst is, juist weinig bellen te vinden zijn.
Meer informatie:
Finding Bubbles in the Milky Way
Milky Way Project
2 maart 2012
Astronomen hebben een neutronenster ontdekt die zich voorbeeldig gedraagt. De uitbarstingen die de ster, die zich in de bolvormige sterrenhoop Terzan 5 bevindt, vertoont volgen precies het verwachte patroon.
Een neutronenster ontstaat door het instorten van de kern van een zware ster. Het resultaat is slechts een kilometer of tien groot, maar bevat net zo veel massa als onze zon.
Als zo'n object een normale ster als begeleider heeft, kan er materie van de ster naar de neutronenster stromen. Dit hete gas komt met enorme kracht op het oppervlak terecht en vormt geleidelijk een laag verse 'brandstof'. Zodra de hoeveelheid brandstof een bepaald niveau bereikt, komt er een thermonucleaire explosie op gang.
Zulke explosies gaan gepaard met uitbarstingen van röntgenstraling die tot op grote afstanden waarneembaar zijn. Voor het voorspellen van zulke uitbarstingen hebben astronomen modellen opgesteld, die ervan uitgaan dat er vaker explosies optreden naarmate er meer materie op de neutronenster valt. In extreme gevallen zou er zelfs sprake zijn van een 'permanente explosie'.
Jammer genoeg voldeed tot nu toe geen enkele van de bijna honderd neutronensterren die röntgenuitbarstingen vertonen aan de theoretische verwachtingen. Totdat de eind 2010 door de satelliet RXTE ontdekte röntgendubbelster in Terzan 5 opdook. Deze vertoont op momenten dat de materie-overdracht klein is korte hevige uitbarstingen en frequentere uitbarstingen als de materieoverdracht groot is. Precies zoals de modellen voorspellen.
De grote vraag is nu waarom deze neutronenster wél aan de verwachtingen voldoet en vele andere níét. Een mogelijke aanwijzing zou kunnen zijn dat de neutronenster in Terzan 5 langzamer om zijn as draait dan zijn soortgenoten: 'maar' 11 keer in plaats van honderden keren per seconde. Mogelijk houden de bestaande modellen dus te weinig rekening met de omwentelingssnelheid.
Meer informatie:
Researchers find the first neutron star that bursts as predicted
27 februari 2012
Onderzoek aan sterren in de directe omgeving van de zon heeft informatie opgeleverd over de oorsprong van sterexplosies die van belang zijn voor onderzoek aan de versnellende uitdijing van het heelal. Het gaat om supernova's van het type Ia, die allemaal vrijwel dezelfde lichtkracht hebben en daardoor geschikt zijn voor kosmologische afstandsbepalingen en onderzoek aan de uitdijingsgeschiedenis van het universum.
Type Ia-supernova's ontstaan wanneer een witte dwergster op de een of andere manier te zwaar wordt (zwaarder dan ca. 1,4 zonsmassa's) en ineenstort tot een neutronenster. Het is inmiddels duidelijk dat type Ia-supernova's altijd in dubbelstersystemen ontstaan, maar astronomen weten niet of de begeleider van de witte dwerg zelf óók een witte dwerg is (in dat geval zou er sprake zijn van de versmelting van de twee dwergsterren) of dat het om een normale, zonachtige ster gaat (in dat geval moet er sprake zijn van materie-overdracht op de witte dwerg, waardoor hij boven de kritische massagrens komt).
Een team van astronomen onder leiding van Charles Badenes van de Universiteit van Pittsburgh heeft nu ontdekt dat de eerste optie de meest waarschijnlijke is. Op basis van waarnemingen van de Sloan Digital Sky Survey is afgeleid dat van de 4000 bestudeerde witte dwergen in de omgeving van de zon er vijftien in werkelijkheid dubbele witte dwergen zijn, die in de verre toekomst steeds dichter om elkaar heen zullen draaien en uiteindelijk met elkaar zullen botsen en versmelten. Op basis van de relativiteitstheorie van Einstein kan berekend worden hoe lang die versmeltingen nog op zich laten wachten, en door de resultaten te extrapoleren naar het hele Melkwegstelsel ontdekten Badenes en zijn collega's dat er ongeveer één type Ia-supernova per eeuw in het Melkwegstelsel moet voorkomen op basis van zo'n versmelting van twee witte-dwergsterren.
Die frequentie komt goed overeen met de bekende supernova-frequentie, wat doet vermoeden dat dubbele witte dwergen inderdaad de veroorzakers zijn van type Ia-explosies. De resultaten zijn ter publicatie aangeboden aan The Astrophysical Journal Letters.
Meer informatie:
Fireworks - A little luck and a lot of hard work can really light up the sky
Vakpublicatie over het onderzoek
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
22 februari 2012
Astronomen hebben, met behulp van de infraroodsatelliet Spitzer, 'buckyballen' ontdekt bij de dubbelster XX Ophiuchi. Het is niet voor het eerst dat dit bolvormige koolstofmolecuul in de ruimte is aangetroffen, maar tot nu toe betrof het steeds buckyballen in gasvormige toestand. Ditmaal zijn ze in vaste vorm waargenomen. Buckyballen - officieel buckminsterfullerenen - zijn de grootste moleculen die in de ruimte zijn gevonden. Het zijn zeer stabiele moleculen, bestaande uit zestig koolstofatomen die samen een hol balletje vormen. De buckyballen die nu met Spitzer zijn gedetecteerd, zijn samengeklonterd tot grotere deeltjes. Maar hoewel deze deeltjes uit miljoenen buckyballen bestaan, zijn ze nog ruimschoots kleiner dan de breedte van een haar. De astronomen konden de samengeklonterde buckyballen herkennen aan het soort infraroodlicht dat ze uitzenden. Hun gasvormige soortgenoten hebben een andere infraroodsignatuur.
Meer informatie:
NASA's Spitzer Finds Solid Buckyballs in Space
21 februari 2012
Astronomen hebben, met behulp van de NASA-röntgensatelliet Chandra, ontdekt dat de hete materieschijf rond een zwart gat in de kern van ons Melkwegstelsel de bron is van een hevige 'sterrenwind'. De deeltjesstroom die de materieschijf uitzendt bereikt een recordsnelheid van ongeveer 30 miljoen km/uur - bijna drie procent van de lichtsnelheid. Dat is bijna tien keer zo snel als de tot nu toe snelste sterrenwind die bij een stellair zwart was waargenomen. Een stellair zwart gat ontstaat als een extreem zware ster aan het einde van zijn bestaan ineenstort. Ze zijn doorgaans vijf tot tien keer zo zwaar als de zon. Het zwarte gat dat de waargenomen superwind produceert, draagt de aanduiding IGR J17091. De windsnelheid van IGR J17091 is vergelijkbaar met die van de superzware zwarte gaten die in de centra van sterrenstelsels zijn gevonden. Maar die zijn miljoenen, soms zelfs miljarden keren zo zwaar. Het komt als een verrassing dat ook een 'klein' zwart gat zo'n hevige sterrenwind kan veroorzaken. De sterrenwind van IGR J17091 bereikt niet alleen kolossale snelheden: er worden ook ongebruikelijk grote hoeveelheden deeltjes uitgestoten. Het lijkt erop dat er bij vlagen meer materie uit de omringende materieschijf verdwijnt dan het zwarte gat van zijn begeleidende ster weet aan te zuigen. Maar de sterrenwind is niet altijd zo hevig: bij eerdere waarnemingen is de recordsnelle wind niet waargenomen.
Meer informatie:
NASA's Chandra Finds Fastest Wind From Stellar-Mass Black Hole
17 februari 2012
Wetenschappers van elf Amerikaanse instituten hebben voor het eerst tellurium opgespoord in de ruimte. Sporen van dit zeldzame semi-metaal, dat onder meer wordt gebruikt voor de productie van halfgeleiders, zijn aangetoond in de spectra van drie 12 miljard jaar oude sterren in de halo van ons Melkwegstelsel. De ontdekking bevestigt de theorie dat tellurium, samen met nog zwaardere elementen, bij een zeldzaam soort sterexplosies is ontstaan. Ongeveer 13,7 miljard jaar geleden bestond de materie in het heelal uitsluitend uit de drie lichte elementen waterstof, helium en lithium, die bij de oerknal waren gevormd. Daar kwam pas verandering in toen 300 miljoen jaar later de eerste sterren op het toneel verschenen. Deze produceerden de overige 94 elementen die van nature in het heelal voorkomen. De zwaardere elementen kwamen onder meer via grote sterexplosies, supernovae, in de ruimte en uiteindelijk ook in latere generaties van sterren en hun planeten terecht. Zo moet het ook met tellurium zijn gegaan. De ontdekking van dit element in enkele stokoude sterren wijst erop dat het al vroeg in de geschiedenis van het heelal bestond. De aangetroffen hoeveelheid is in overeenstemming met de theorie dat de elementen zwaarder dan ijzer zijn geproduceerd bij het zogeheten r-proces dat alleen bij de explosies van zware sterren optreedt. Bij dat proces worden atoomkernen als die van het element nikkel in rap tempo met zoveel neutronen bestookt, dat ze in (nog) zwaardere elementen veranderen.
Meer informatie:
Rare Earth element found far, far away
15 februari 2012
De grote uitbarsting die de ster Èta Carinae ruim anderhalve eeuw geleden onderging, verliep waarschijnlijk anders dan gedacht. Dat volgt uit onderzoek van een pas onlangs verschenen 'licht-echo' van de langdurige uitbarsting, die de afgelopen jaren door een internationaal team van astronomen is gevolgd (Nature, 16 februari). Èta Carinae is een heldere blauwe superreus, meer dan honderd keer zo zwaar als de zon, die sterke helderheidsfluctuaties vertoont. Halverwege de 19de eeuw was hij tien jaar lang de op één na helderste ster aan de hemel. Nu staat hij niet eens meer in de top 100. De fluctuaties ontstaan doordat Èta Carinae, die een aanzienlijk kleinere maar nog steeds forse begeleider heeft, steeds instabieler wordt en veel massa verliest. Tijdens de grote uitbarsting - vermoedelijk een hevige vorm van sterrenwind - verloor de ster meer dan tien zonsmassa's materie. De astronomen hebben nu, anderhalve eeuw na dato, alsnog een glimp van de uitbarsting kunnen waarnemen: licht dat door een enkele tientallen lichtjaren verderop staande interstellaire wolk is weerkaatst. Via deze omweg is dat licht nu pas op aarde aangekomen. Uit analyse van het spectrum van de licht-echo blijkt dat de temperatuur van de grote uitbarsting enkele duizenden graden lager was dan modelberekeningen hadden 'voorspeld'. Daarmee onderscheidt de uitbarsting zich duidelijk van ogenschijnlijk vergelijkbare uitbarstingen van blauwe superreuzen die in andere sterrenstelsels zijn waargenomen. Hoe de kolossale uitbarsting van Èta Carinae is ontstaan, en waarom deze de ster niet volledig heeft verwoest, is echter nog steeds een raadsel.
Meer informatie:
Astronomers Watch Delayed Broadcast of Rare Celestial Eruption
Astronomers Watch Delayed Broadcast of a Powerful Stellar Eruption
Astronomers Watch Instant Replay of Powerful Stellar Eruption
15 februari 2012
Met de APEX-telescoop in Chili - APEX staat voor Atacama Pathfinder Experiment - is een bijzondere opname gemaakt van een meer dan tien lichtjaar lange kosmische stofwolk. In de wolk zitten niet alleen pasgeboren sterren verborgen, maar ook dichte gaswolken die op het punt staan om tot nog meer sterren samen te trekken. De stofwolk, die eigenlijk uit twee delen bestaat (Barnard 211 en Barnard 213), werd al ongeveer een eeuw geleden ontdekt als een donker silhouet tegen een heldere achtergrond van sterren in het sterrenbeeld Stier. Toch zenden de roetachtige stofdeeltjes in de wolk wel een beetje straling uit. Door hun extreem lage temperatuur (-260 graden Celsius) is die zwakke gloed echter alleen te zien op golflengten van ongeveer een millimeter. De stofwolk mag dan een obstakel vormen voor astronomen die de achterliggende sterren willen waarnemen, hij is tevens een kraamkamer van nieuwe sterren. Wanneer zo'n wolk onder zijn eigen zwaartekracht samentrekt, valt hij in stukken uiteen. Binnen deze gebieden kunnen zich kernen vormen waar het waterstofgas dicht en heet genoeg wordt om fusiereacties op te starten: een nieuwe ster is geboren. De APEX-waarnemingen laten zien dat Barnard 213 al gefragmenteerd is en dichte kernen heeft gevormd waarin stervorming optreedt. Barnard 211 bevindt zich in een wat vroeger evolutiestadium: het samentrekken en fragmenteren is hier nog bezig en zal pas over enige tijd tot stervorming leiden.
Meer informatie:
APEX richt zijn blik op donkere wolken in de Stier
14 februari 2012
In de nasleep van botsingen tussen sterrenstelsels worden meer bestaande sterrenhopen vernietigd dan er nieuwe ontstaan. Dat is de conclusie die Duitse en Nederlandse astronomen trekken op basis van gedetailleerde computersimulaties die binnenkort gepubliceerd zullen worden in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
Bij de botsing van twee sterrenstelsels komen hevige geboortegolven van nieuwe sterren op gang. Zo ontstaan onder andere grote nieuwe sterrenhopen, die voor een belangrijk deel uit zware, hete sterren bestaan. Diezelfde starbursts veroorzaken echter ook snel veranderende zwaartekrachtsomstandigheden, waardoor juist kleinere sterrenhopen weer uiteengerukt worden.
Volgens teamleider Diederik Kruijssen van het Max-Planck-Institut für Astrophysik zou dit een verklaring kunnen vormen voor het feit dat veel sterrenstelsels (waaronder ons eigen Melkwegstelsel) vooral grote, zware (bolvormige) sterrenhopen bevatten: de kleinere, lichtere exemplaren hebben het 'bloedbad' dat ca. 13 miljard jaar geleden plaatsvond niet overleefd - toen ontstond het Melkwegstelsel uit onderlinge botsingen van kleinere sterrenstelsels.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Simulatie van botsende sterrenstelsels.
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
13 februari 2012
De Europese ruimtetelescoop Planck heeft koude wolken van moleculair gas in het Melkwegstelsel in kaart gebracht, en bovendien een mysterieuze 'mist' van microgolfstraling ontdekt.
Planck werd in het voorjaar van 2009 gelanceerd om precisiemetingen te verrichten aan de kosmische achtergrondstraling - het afgekoelde overblijfsel van de energie die vrijkwam tijdens de oerknal. De eerste resultaten van dat waarnemingsprogramma worden naar verwachting begin 2013 gepresenteerd, maar op een sterrenkundig congres in Bologna zijn vandaag alvast enkele andere Planck-resultaten bekendgemaakt.
Zo heeft de ruimtetelescoop de verdeling van koud moleculair gas in het Melkwegstelsel in kaart gebracht. Zulke gaswolken bestaan voornamelijk uit waterstofmoleculen (H2), maar die zijn nauwelijks detecteerbaar. De wolken bevatten echter ook koolmonoxide-moleculen (CO), die wél waarneembare millimeterstraling uitzenden.
Rond het centrum van het Melkwegstelsel ontdekte Planck ook een mysterieuze 'mist' van microgolfstraling, vermoedelijk geproduceerd door elektronen die in een magnetisch veld worden afgebogen. De eigenschappen van de waargenomen straling zijn echter nog niet naar tevredenheid verklaard.
Meer informatie:
Planck steps closer to the cosmic blueprint
Persbericht Jet Propulsion Laboratory
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
8 februari 2012
Wetenschappers hebben met behulp van de Japanse infraroodsatelliet AKARI koolmonoxidemoleculen opgespoord in het tien miljoen graden hete gas van de jonge supernovarest Cassiopeia A. De ontdekking komt als een verrassing: de energierijke elektronen en zware atomen die bij een supernova-explosie vrijkomen, zouden de moleculen afgebroken moeten hebben. Cas A is het overblijfsel van een zware ster die 330 jaar geleden is ontploft. Niet alleen aan de rand van het bij de explosie uitgestoten materiaal is koolmonoxide waargenomen, maar ook in het centrum van de supernovarest, waar sinds de explosie weinig is gebeurd. De ontdekking roept de vraag op wanneer het koolmonoxide is ontstaan - kort na de explosie of later, in het door de ster uitgestoten gas. Hoe dan ook lijkt het erop dat koolstof en misschien ook andere zware elementen die bij een supernova-explosie worden gevormd niet in ongebonden vorm in de interstellaire materie terechtkomen. Dat zou de inzichten omtrent bijvoorbeeld de vorming van stof in het vroege heelal nogal op hun kop zetten.
Meer informatie:
AKARI Finds Carbon Monoxide Molecules Embedded in Ten Million Degree Gas
8 februari 2012
Het grote zwarte gat in het centrum van de Melkweg verslindt wellicht planetoïden en/of kometen. Dat kan de opflakkeringen van röntgenstraling verklaren die het zwarte gat regelmatig vertoont. De afgelopen jaren heeft de NASA-satelliet Chandra ongeveer één keer per dag een kleine röntgenuitbarsting van het superzware zwarte gat, dat bekendstaat als Sagittarius A*, waargenomen. De opflakkeringen, waarbij Sgr A* enkele keren tot bijna honderd keer zoveel röntgenstraling produceert als normaal, duren een paar uur. De uitbarstingen zijn ook gezien in infraroodgegevens van de Europese Very Large Telescope in Chili. Volgens de astronomen die de Chandra-gegevens hebben geanalyseerd, zijn de röntgenuitbarstingen verklaarbaar als Sgr A* omgeven is door een wolk van biljoenen kometen en planetoïden die aan sterren zijn ontfutseld. Planetoïden die binnen ongeveer 150 miljoen kilometer van het zwarte gat komen, worden door de sterke getijkrachten ter plaatse verbrijzeld. En hun brokstukken zouden bij hun tocht door het hete gas rond Sgr A* verdampen en een röntgenuitbarsting veroorzaken. De astronomen schatten dat er planetoïden groter dan ongeveer tien kilometer nodig zijn om de waargenomen röntgenuitbarstingen te verklaren. Het zwarte gat slokt misschien ook kleinere exemplaren op, maar uitbarstingen die deze opleveren zijn te zwak om door Chandra gedetecteerd te worden.
Meer informatie:
NASA's Chandra Finds Milky Way's Black Hole Grazing on Asteroids
Zwart gat in centrum Melkweg verorbert planetoïden
1 februari 2012
De Amerikaanse röntgensatelliet Chandra heeft onderzoek gedaan aan het supernova-restant G350.1+0.3. Het onderzoek laat zien dat het restant van de ontplofte ster met kolossale snelheid door het Melkwegstelsel beweegt. Waarschijnlijk heeft hij deze snelheid te danken aan de explosie zelf. G350.1+0.3 bevindt zich op een afstand van 14.700 lichtjaar in de richting van het Melkwegcentrum. Enkele jaren geleden is uit onderzoek met de Europese röntgensatelliet XMM-Newton gebleken dat er in het supernova-restant een neutronenster schuilhoudt: de tot extreme dichtheid samengeperste kern van de ontplofte ster. De neutronenster staat echter niet precies in het centrum van G350.1+0.3. Dat wijst erop dat hij bij de supernova-explosie een flinke 'schop' heeft meegekregen. De Chandra-metingen laten zien hoe hard die schop moet zijn geweest. De metingen laten zien dat de supernova-explosie tussen de 600 en 1200 jaar geleden moet hebben plaatsgevonden. Uit de huidige positie van de neutronenster kan dan worden afgeleid dat hij sinds de explosie met een snelheid van zeker 5 miljoen km/uur door de ruimte raast.
Meer informatie:
Remnant of an Explosion With a Powerful Kick?
26 januari 2012
Analyse van een oude collectie van fotografische platen levert een stortvloed aan nieuwe veranderlijke sterren op. Het gaat daarbij met name om sterren die heel langzaam, maar niettemin aanzienlijk in helderheid variëren. De unieke collectie omvat 500.000 foto's die in de periode 1885-1993 zijn gemaakt door het Harvard College Observatory en de complete hemel bestrijken. Tot twintig jaar geleden bestonden er nog vrijwel geen digitale camera's en maakten de Harvard-astronomen bij het maken van hemelopnamen doorgaans gebruik van glasplaten met lichtgevoelige zilveremulsies. Deze glasplaten worden momenteel gedigitaliseerd - een klus die nog zeker drie, en misschien wel vijf jaar in beslag zal nemen. Hoewel pas vier procent van het werk voltooid is, is nu al duidelijk dat de platen waardevolle informatie bevatten over de veranderingen die sterren op termijnen van tientallen jaren vertonen. Eén van de eerste ontdekkingen is een klasse van koele reuzensterren, die in de loop van de decennia een factor twee in helderheid variëren. Onderzoek aan deze en andere veranderlijke sterren moet meer inzicht geven in de wijze waarop sterren in de loop van de tijd evolueren.
Meer informatie:
New Star Discoveries Found in Antique Telescope Plates
The Harvard College Observatory Astronomical Plate Stacks
12 januari 2012
Astronomen hebben met de Fermi-satelliet een zeldzaam soort dubbelster ontdekt, die een bron van energierijke gammastraling is. Anders dan andere gammadubbelsterren, die bij toeval werden ontdekt, is deze ontdekking het gevolg van een gerichte zoekactie (Science, 13 januari). Naar verwachting zullen dergelijke zoekacties de klasse van gammadubbelsterren op termijn minder zeldzaam worden. Gammadubbelsterren bestaan uit een normale ster en compact object dat een neutronenster of een zwart gat kan zijn. De exemplaren die tot nu toe werden opgespoord, stralen zowel gamma- als röntgenstraling uit en werden aan de hand van die laatste, minder energierijke vorm van straling opgemerkt. Pas later bleek dat ze ook (veel moeilijker detecteerbare) gammastraling uitzenden. Met de ontdekking van het object 1FGL J1018.6-5856 is daar verandering in gekomen. Deze gammadubbelster is ontdekt aan de hand van de gammastraling die hij uitzendt. Achteraf bleek overigens dat het object ook een bron van röntgenstraling is. 1FGL J1018.6-5856 bestaat waarschijnlijk uit een snel roterende neutronenster en een extreem hete, heldere ster die met een periode van ongeveer zeventien dagen om hun gezamenlijke zwaartepunt wentelen. Normaal gesproken zendt zo'n rondtollende neutronenster pulsen van straling uit, maar dat is hier niet het geval. De astronomen vermoeden dat dit komt doordat deze pulsen worden gemaskeerd door de intense sterrenwind van de begeleidende ster.
Meer informatie:
Rare Gamma-Ray Star Twins Discovered by New Method
12 januari 2012
Astronomen van het California Institute of Technology (Caltech) en de universiteit van Arizona hebben de grootste catalogus van sterren en andere hemelobjecten van veranderlijke helderheid samengesteld. De gegevens voor de lijst, die tweehonderd miljoen objecten bevat, zijn verzameld met een telescoop van bescheiden omvang: de 70-cm telescoop op Mount Bigelow in Arizona. De waarnemingen maken deel uit van de Catalina Sky Survey, een systematische zoekactie naar planetoïden die dicht in de buurt van de aarde (kunnen) komen. In het kader van die zoekactie worden steeds nieuw opnamen gemaakt van grote stukken hemel. Door opeenvolgende opnamen met elkaar te vergelijken, worden behalve planetoïden ook andere veranderlijke objecten opgespoord. De vandaag tijdens de winterbijeenkomst van de American Astronomical Society gepresenteerde lijst omvat onder andere meer dan duizend supernova's, honderden cataclysmische veranderlijken (dubbelstersystemen waarin een normale ster materie overdraagt aan een witte dwerg) en tienduizenden andere sterren van variabele helderheid. Binnenkort hoopt het Catalina-team ook de gegevens vrij te geven die met twee andere telescopen, een 1,5-meter telescoop op Mount Lemmon (Arizona) en een 50-cm telescoop op Siding Spring (Australië), zijn gemaakt.
Meer informatie:
Unprecedented Data Set on Variable Celestial Objects
Website Catalina Real-Time Transient Survey
11 januari 2012
Een team van Amerikaanse en Europese astronomen, onder wie Matthew Kenworthy van de Universiteit Leiden, heeft een bijzondere 'verduistering' waargenomen bij de jonge ster J1407 in het sterrenbeeld Centaurus. Begin 2007 vertoonde deze ster gedurende 54 dagen een sterk variërende helderheidsafname, die mogelijk werd veroorzaakt doordat het ringenstelsel van een nog onbekend object voor de ster langs bewoog. Op het hoogtepunt van de verduistering werd zeker 95 procent van het licht van de ster door stof geabsorbeerd. Uit de vorm van de helderheidskromme van J1407 kan worden afgeleid dat de langdurige verduistering niet kan zijn veroorzaakt door een bolvormig object of door een stofschijf om de ster zelf. De meest plausibele verklaring is dat de ster een begeleider heeft - een grote planeet of een zwakke dwergster - die omgeven is door een Saturnus-achtig ringenstelsel. Zo'n ringenstelsel is geen aaneengesloten schijf van stof, maar vertoont lege gebieden die ook wel 'scheidingen' worden genoemd. In dit geval zijn bij het ringenstelsel drie van deze scheidingen waargenomen. In die scheidingen zou een samenklonteringsproces aan de gang kunnen zijn, dat tot de vorming van een klein vast hemellichaam kan leiden. De grote vraag is nu wat zich in het centrum van het ringenstelsel bevindt. Als het om een zwakke dwergster gaat, zouden de hemellichamen-in-wording planeten zijn. Maar als het centrale object zelf een planeet is, zouden we ze manen moeten noemen. Om hier uitsluitsel over te krijgen, willen de astronomen onderzoeken of de ster J1407 schommelbewegingen vertoont. Dat zou informatie geven over de massa en aard van zijn geheimzinnige begeleider.
Meer informatie:
Scientists discover a Saturn-like ring system eclipsing a sun-like star
11 januari 2012
Astronomen van de universiteit van Pittsburgh hebben vastgesteld dat de naam 'Melkweg' voor ons melkwegstelsel meer dan gepast is. Een nieuwe kleurbepaling laat namelijk zien dat de Melkweg ongeveer zo wit is als pasgevallen sneeuw. Het bepalen van de kleur van de Melkweg lijkt een nogal triviale onderneming, maar wordt bemoeilijkt door het feit dat wij ons stelsel niet van een afstand kunnen bekijken. Hierdoor wordt onze indruk van de Melkweg verstoord door naburige gas- en stofwolken. Het overzicht ontbreekt. Om dat probleem te omzeilen, hebben de astronomen de kolossale database van de Sloan Digital Sky Survey (SDSS) doorgespit op andere sterrenstelsels die sterke overeenkomsten met de Melkweg vertonen. Daarbij is met name gelet op het aantal sterren in deze stelsels en het tempo waarin zij nieuwe sterren produceren - twee factoren die bepalend zijn voor de helderheid en kleur. Uit het onderzoek blijkt dat ons melkwegstelsel ongeveer het midden houdt tussen de rode sterrenstelsels, die vrijwel geen nieuwe sterren produceren, en de blauwe sterrenstelsels, die rijk zijn aan jonge, hete sterren. Dat betekent dat hoewel ons stelsel nog wel nieuwe sterren produceert, de stervormingsactiviteit wel afneemt. Over enkele miljarden zal de Melkweg waarschijnlijk een veel saaier sterrenstelsel zijn geworden, dat grotendeels uit sterren van middelbare leeftijd bestaat.
Meer informatie:
Astronomers Determine Color of Milky Way Galaxy
10 januari 2012
Op de 219e bijeenkomst van de American Astronomical Society in Austin, Texas, is vandaag een keur aan nieuwe infraroodwaarnemingen gepresenteerd van stervormingsgebieden binnen en buiten ons eigen Melkwegstelsel. Sterren ontstaan in koude, donkere wolken van gas en stof, die alleen op infrarode golflengten in kaart gebracht kunnen worden.
Met de Amerikaanse Spitzer Space Telescope zijn spectaculaire opnamen gemaakt van Cygnus X, een actief stervormingsgebied op ca. 4500 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Zwaan waarin duizenden jonge, zware sterren voorkomen. Sterrenkundigen hopen meer inzicht te krijgen in de manier waarop de geboorte en de dood van sterren met elkaar samenhangen: supernova-explosies van kortlevende sterren produceren schokgolven in de omgeving waaruit nieuwe sterren ontstaan, maar ze kunnen ook leiden tot het uiteenrukken van gaswolken, zodat de vorming van nieuwe sterren juist wordt afgeremd.
Spitzer heeft ook opnamen gemaakt van de Magelhaense Wolken - twee kleine sterrenstelsels in de directe omgeving van ons eigen Melkwegstelsel. De foto's zijn gecombineerd met opnamen van de Europese Herschel-ruimtetelescoop, die langgolvige infraroodstraling detecteert en daardoor de allerkoelste stofwolken in beeld kan brengen. Vooral in de Grote Magelhaense Wolk blijkt de stervormingsactiviteit extreem hoog te zijn.
Met de Amerikaanse WISE-kunstmaan (Wide-field Infrared Survey Explorer) is een panorama-opname van een groot deel van het Melkwegstelsel gemaakt, waarop is ontdekt dat stervorming inderdaad om zich heen grijpt als een bosbrand. Al lange tijd wordt vermoed dat er in het Melkwegstelsel inderdaad 'getriggerde stervorming' voorkomt, maar het proces was nog nooit op overtuigende wijze waargenomen.
Tot slot is met SOFIA - een infraroodtelescoop aan boord van een vliegtuig - een opname gemaakt van het jonge stervormingsgebied W3A, op 6400 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Perseus. De gas- en stofwolken in W3A worden langzaam maar zeker weggeblazen door de energierijke straling van ca. 15 pasgeboren, zware sterren.
Persbericht over Spitzer-waarnemingen van Cygnus X
Persbericht over Spitzer- en Herschel-waarnemingen van de Magelhaense Wolken
Persbericht over WISE-waarnemingen van het Melkwegstelsel
Persbericht over SOFIA-waarnemingen van W3A
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
10 januari 2012
Voor het eerst zijn sterrenkundigen erin geslaagd om precies te timen wanneer een zwart gat 'kogels' van heet gas de ruimte in schiet. Eerder was altijd aangenomen dat het uitstoten van dit soort gaskogels gemarkeerd werd door een plotselinge toename in de hoeveelheid uitgezonden radiostraling. Uit nauwkeurige waarnemingen met de Amerikaanse VLBA-radiotelescoop en de röntgenkunstmaan Rossi blijkt echter dat het vuurwerk ongeveer twee dagen eerder begint.
De waarnemingen werden begin juni 2009 verricht aan een zwart gat in een dubbelstersysteem op 28.000 lichtjaar afstand van de aarde. Het zwarte gat zuigt materie op van zijn begeleider, en af en toe worden daarbij compacte wolken van heet gas met ongeveer een kwart van de lichtsnelheid de ruimte in geblazen, langs de draaiingsas van het zwarte gat. Door de metingen van Rossi en de VLBA met elkaar te vergelijken, konden de astronomen (onder wie sterrenkundigen van de Universiteit van Amsterdam, de Radboud Universiteit Nijmegen en ASTRON) precies achterhalen op welk moment de gaskogels werden afgevuurd.
De nieuwe resultaten, die gepresenteerd zijn op de 219e bijeenkomst van de American Astronomical Society in Austin, zullen hopelijk leiden tot een beter inzicht in het gedrag van zwarte gaten.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Persbericht NASA (Engelstalig)
Persbericht NRAO (Engelstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
9 januari 2012
Uit metingen van de Sloan Digital Sky Survey III blijkt dat sterren in de zogeheten 'dikke schijf' van het Melkwegstelsel allemaal relatief arm zijn aan 'metalen' - elementen zwaarder dan waterstof en helium. Daarbij is er geen verschil tussen sterren dicht bij het centrum van het Melkwegstelsel en sterren in de buitengebieden. In de centrale dunne schijf van het Melkwegstelel, waarin ook de meeste gasnevels en stervormingsgebieden voorkomen, is die afhankelijkheid er wél: sterren op grote afstand van het centrum bevatten minder zware elementen dan sterren in de buurt van de Melkwegkern. Dat doet vermoeden dat de buitendelen van de dunne schijf jonger zijn dan de binnendelen, omdat het metaalgehalte van sterren binnen een bepaalde populatie pas in de loop van de tijd langzaam toeneemt.
De nieuwe resultaten zijn verkregen in het kader van het SEGUE-2 programma (Sloan Extension for Galactic Understanding and Exploration), waarbij van 118.000 sterren in het Melkwegstelsel nauwkeurig de positie, ruimtelijke beweging en scheikundige samenstelling is onderzocht. De resultaten zijn gepresenteerd op de 219e bijeenkomst van de American Astronomical Society in Austin, Texas.
Volgens Judy Cheng van de Universiteit van Californië in Santa Cruz zijn er twee mogelijke verklaringen voor de waargenomen eigenschappen van de dikke schijf: òf de schijf is in korte tijd ontstaan, waardoor alle delen van de schijf dezelfde leeftijdsopbouw hebben, òf de verschillende delen van de schijf zijn op een efficiënte wijze dooreengeroerd, waardoor de leeftijdsverschillen niet langer waarneembaar zijn. Dat zou bijvoorbeeld het gevolg kunnen zijn geweest van botsingen met kleinere dwergstelsels.
Meer informatie:
Not all who wander are lost
Sloan Digital Sky Survey III
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
21 december 2011
Nieuw onderzoek door astrofysici van de universiteit van Rochester (VS) wijst erop dat een verzameling jonge, zware sterren in het noordelijke deel van het sterrenbeeld Schorpioen ouder is dan gedacht. Van deze zogeheten Scorpius-Centaurus-associatie werd aangenomen dat zij slechts vijf miljoen jaar oud was. Maar de onderzoekers denken nu dat de sterren meer dan twee keer zo oud zijn: elf miljoen jaar. De astrofysici kwamen tot hun conclusie na analyse van de lichtspectra van de sterren. Met deze spectra konden nieuwe schattingen worden gemaakt van de temperaturen van de sterren. Geavanceerde modelberekeningen deden de rest. Dat de nieuwe resultaten afwijken van eerdere schattingen, komt niet alleen door de verbeterde temperatuurbepalingen. Ook is de afstand van de Scorpius-Centaurus-associatie (470 lichtjaar) nauwkeuriger bekend dan voorheen. Bovendien is in de computermodellen voor het eerst rekening gehouden met de rotatie van de sterren, die gevolgen heeft voor de manier waarop waterstof - de brandstof van de ster - zich binnen de ster vermengd. De nieuwe resultaten kunnen gevolgen hebben voor een eerdere ontdekking: de planeet die bij een van de sterren van de Scorpius-Centaurus-associatie is ontdekt. Als deze ster veel ouder is dan aanvankelijk werd aangenomen, heeft deze exoplaneet meer tijd gehad om af te koelen en gaat zijn geschatte massa van acht naar veertien Jupitermassa's. En dat zou kunnen betekenen dat '1RXS J1609b' geen planeet is, maar een zogeheten bruine dwerg - een mini-sterretje.
Meer informatie:
Some Nearby Young Stars May Be Much Older
19 december 2011
Met de vliegende infraroodtelescoop SOFIA zijn gedetailleerde opnamen van gemaakt van het hart van de Orionnevel, een groot stervormingsgebied op een afstand van ca. 1500 lichtjaar. De waarnemingen zijn afgelopen voorjaar verricht, als onderdeel van het SOFIA Basic Science Program. De resultaten worden binnenkort gepubliceerd in The Astropysical Journal.
SOFIA (Stratospheric Observatory For Infrared Astronomy) is een 2,5-meter telescoop, uitgerust met gevoelige infrarooddetectoren, aan boord van een omgebouwde Boeing 747 die zijn waarnemingen doet vanaf een hoogte van 14 kilometer, boven 99 procent van de absorberende waterdamp in de aardatmosfeer.
Op de detailopnamen van de Orionnevel zijn complexe wolken van gas en stof te zien, waarin onder andere veel silicium, koolstof en andere zware elementen voorkomen. De heldere vlekjes op de infraroodfoto's zijn protosterren (sterren-in-wording), soms omgeven door protoplanetaire schijven, waaruit zich in de toekomst planetenstelsels kunnen ontwikkelen.
Meer informatie:
SOFIA Observatory Peers Into Heart of Orion Nebula
SOFIA
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
19 december 2011
Amerikaanse sterrenkundigen hebben gedetailleerde metingen verricht aan de rotatie van de 'balk' in het centrum van ons Melkwegstelsel. Net zoals sommige andere sterrenstelsels bevat ook ons eigen Melkwegstelsel een vrij langgerekte centrale structuur, bestaande uit oude sterren - de zogeheten balk. In het geval van het Melkwegstelsel wijst één uiteinde van die balk min of meer in de richting van de zon.
Met de 4-meter Blanco-telescoop op het Cerro Tololo Interamerican Observatory in Chili zijn de afgelopen vier jaar metingen verricht aan de bewegingen van meer dan tienduizend oude, rode sterren in de balk. Hieruit kon worden afgeleid dat hij een 'cylindrische' rotatie vertoont, als een liggend wc-rolletje waarbij we tegen één uiteinde aankijken.
De waargenomen rotatie van de Melkwegbalk komt goed overeen met Chinese modelberekeningen waarin wordt aangenomen dat de balk is ontstaan uit een oorspronkelijke zware schijf van sterren. Tot nu toe was weinig met zekerheid bekend over de vorming van balkspiraalstelsels.
De nieuwe metingen worden binnenkort gepubliceerd in The Astronomical Journal.
Meer informatie:
NOAO: New Insight into the Bar in the Center of the Milky Way
Vakpublicatie over het onderzoek.
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
15 december 2011
Sterrenkundigen uit Zwitserland, Polen en Chili hebben een rode dwergster ontdekt in de bolvormige sterrenhoop M22. Op de afstand van M22, ruim tienduizend lichtjaar, zijn zulke sterretjes zelfs met de grootste telescopen niet of nauwelijks waarneembaar. Maar in dit geval hielp Moeder Natuur een handje: elf jaar geleden verried de dwergster zijn bestaan door het licht van een nog verder weg staande, zonachtige ster te versterken. Met de Europese Very Large Telescope is de dwergster nu ook werkelijk in beeld gebracht. De ontdekking van de rode dwerg is te danken aan de werking van de zwaartekracht, die licht kan afbuigen. Hierdoor kunnen in beginsel alle objecten die een flinke massa hebben als een soort lens fungeren. Voorwaarde is wel dat het lensobject en het achtergrondobject vanaf de aarde gezien (tijdelijk) precies op één lijn staan. Dat zich in bolvormige sterrenhopen - verzamelingen van honderdduizenden sterren - ook lichte dwergsterren bevinden, komt niet echt als een verrassing, al waren ze tot nu toe niet waargenomen. Volgens de ontdekkers zouden de sterrenhopen wel eens genoeg rode dwergen kunnen bevatten om hun volledige massa te verklaren, zonder dat er een beroep hoeft te worden gedaan op de geheimzinnige donkere materie, die meer dan tachtig procent van alle materie in het heelal lijkt uit te maken.
Meer informatie:
First low-mass star detected in globular cluster
15 december 2011
Een internationaal team van astronomen onder leiding van Diego Altamirano (Universiteit van Amsterdam) heeft mogelijk het kleinst bekende zwarte gat ontdekt. Met NASA's röntgensatelliet RXTE hebben ze het typische röntgenpatroon waargenomen van de 'hartslagen' die het zwarte gat vertoont. Het kleine zwarte gat maakt deel uit van het dubbelstersysteem IGR J17091 in het sterrenbeeld Schorpioen en weegt waarschijnlijk minder dan drie zonsmassa's. Dat ligt dicht bij de kleinste massa die een stellair zwart gat - de ingestorte kern van een voormalige ster - kan hebben. De waargenomen röntgenstraling ontstaat doordat gas van de begeleidende ster naar het zwarte gat stroomt en een schijf daaromheen vormt. In de schijf wordt het gas verhit tot miljoenen graden - heet genoeg om röntgenstraling uit te zenden. Zulke hete gasschijven vertonen veranderingen in energie en intensiteit op tijdschalen van milliseconden tot maanden. Uit deze fluctuaties kan worden afgeleid welke fysische processen er plaatsvinden bij de overdracht van het gas naar het zwarte gat. In vergelijking met de 'hartslag' die bij een zwaarder zwart gat is gemeten, is de hartslag van IGR J17091 veel sneller. En dat wijst erop dat het zwarte gat relatief licht en klein is.
Meer informatie:
Astronomen observeren de 'hartslag' van een piepklein zwart gat
NASA's RXTE Detects 'Heartbeat' of Smallest Black Hole Candidate
14 december 2011
Astronomen hebben, met ESO's Very Large Telescope, een gaswolk van enkele aardmassa's ontdekt, die steeds sneller in de richting van het zwarte gat in het centrum van de Melkweg beweegt. Het is voor het eerst dat wordt waargenomen hoe zo'n tot ondergang gedoemde gaswolk een superzwaar zwart gat nadert (Nature (online), 14 december). De huidige snelheid van de gaswolk bedraagt meer dan acht miljoen kilometer per uur, wat bijna tweemaal zo snel is als zeven jaar geleden. Hij volgt een zeer langgerekte baan en zal de waarnemingshorizon van het zwarte gat, dat officieel Sagittarius A* heet, medio 2013 tot op slechts ongeveer veertig miljard kilometer naderen. Naar verwachting zal de gaswolk, naarmate de ontmoeting met het vier miljoen zonsmassa's zware zwarte gat nadert, steeds heter worden en ook röntgenstraling gaan uitzenden. Tegelijkertijd zal de gaswolk aan flarden worden getrokken: nu al is te zien hoe hij begint te rafelen. Er is momenteel verder weinig materiaal in de buurt van het zwarte gat, dus deze nieuwe prooi zal zijn belangrijkste brandstof zijn voor de komende jaren. Waar de gaswolk vandaan komt, is niet helemaal duidelijk. Maar mogelijk bestaat hij uit materiaal dat afkomstig is van naburige jonge, zware sterren die hevige sterrenwinden produceren en dus letterlijk hun gas weg blazen.
Meer informatie:
Maaltijd voor zwart gat komt snel dichterbij
Galactic Black Hole Disrupts Gas Cloud
Disaster Looms For Gas Cloud Falling Into Milky Way's Central Black Hole
Schwarzes Loch macht fette Beute
13 december 2011
Het ruim vierhonderd jaar oude restant van een nabije supernova-explosie is nog steeds een bron van energierijke gammastraling. Dat blijkt uit gegevens die de afgelopen jaren met de NASA-satelliet Fermi zijn verzameld. In november 1572 zagen waarnemers op aarde, onder wie de beroemde Deense astronoom Tycho Brahe, een 'nieuwe ster' verschijnen in het sterrenbeeld Cassiopeia. Achteraf bleek dat Tycho's ster een heldere supernova is geweest. Astronomen denken dat zo'n ster-explosie een belangrijke bron is van kosmische straling - de geladen deeltjes, veelal protonen, die met bijna de snelheid van het licht door ons hele Melkwegstelsel suizen. De ontdekking dat het restant van de supernova van 1572 energierijke gammastraling uitzendt, bevestigt die theorie. De gammastraling van dit supernovarestant ontstaat waarschijnlijk bij botsingen tussen supersnelle en veel tragere protonen. Bij zo'n botsing ontstaat een onstabiel deeltje - een pion - dat een fractie van een seconde later tot een tweetal gammafotonen vervalt. Als dit scenario klopt, moeten er dus ergens in het supernovarestant nog protonen tot bijna de lichtsnelheid worden versneld. Waar en hoe dat gebeurt, is onduidelijk.
Meer informatie:
NASA's Fermi Shows That Tycho's Star Shines in Gamma Rays
7 december 2011
Een internationaal team van sterrenkundigen, onder wie Saskia Hekker van de Universiteit van Amsterdam en Conny Aerts van de Radboud Universiteit Nijmegen en de Katholieke Universiteit Leuven, is erin geslaagd diep in een aantal oude sterren te kijken. Daarbij is ontdekt dat de kernen van deze sterren minstens tien keer zo snel ronddraaien als hun oppervlak (Nature, 8 december). Dat het oppervlak van deze oude sterren traag roteert - ongeveer één omwenteling per jaar - was al bekend, maar dat de kernen wel één keer per maand om hun as draaien, werd ontdekt dankzij buitengewoon precieze metingen met NASA's Kepler-satelliet. Met Kepler analyseerde het team de golven die zich door de ster voortplanten. Deze golven zorgen aan het oppervlak voor ritmische variaties in de helderheid van de ster. Via dit asteroseismologisch onderzoek kunnen de sterrenkundigen meer te weten komen over de omstandigheden diep binnenin de ster. Door zorgvuldig te kijken naar de diepte van de golven, konden de astronomen niet alleen bewijzen dat de kern ronddraait, maar ook dat de rotatiesnelheid spectaculair toeneemt in de richting van de ster-kern. De drie sterren die de onderzoekers hebben bestudeerd zijn zogeheten rode reuzen. Ze bevinden zich in een evolutiestadium dat onze zon over ongeveer vijf miljard jaar zal bereiken. Een goed begrip van wat zich binnenin zo'n rode reus afspeelt, leert astronomen iets over de evolutie ervan.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
7 december 2011
Astronomen hebben de beste opnamen ooit verkregen van een ster die een groot deel van zijn materie aan een vampierachtige begeleider is kwijtgeraakt. De nieuwe beelden, gemaakt met de VLT-interferometer van de ESO-sterrenwacht op de Chileense berg Paranal, laten zien dat de materie-overdracht van de ene ster naar de andere verrassend rustig verloopt. Het onderzoek richtte zich op de bijzondere dubbelster SS Leporis in het sterrenbeeld Haas, waarin een kleine en een grote ster in 260 dagen om elkaar heen draaien. Door hun geringe onderlinge afstand heeft de kleine, hete ster al ongeveer de halve massa van de grote ster opgeslokt. De nieuwe waarnemingen zijn scherp genoeg om te laten zien dat de reuzenster kleiner is dan tot nu toe werd aangenomen, waardoor zich veel lastiger laat verklaren hoe hij zoveel materie aan zijn begeleider is kwijtgeraakt. De astronomen denken nu dat de materie niet zozeer van de ene ster naar de andere stroomt, maar als sterrenwind door de grote ster wordt uitgestoten en vervolgens door zijn hetere begeleider wordt opgeveegd.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
6 december 2011
Amsterdamse astronomen hebben aangetoond dat zware sterren-in-wording veel groter zijn dan volwassen zware sterren. Zij bevestigen de theorie dat zware sterren aan het eind van hun vormingsproces nog verder samentrekken, totdat zij een stabiel evenwicht hebben bereikt. De bevindingen zijn gepubliceerd in het tijdschrift Astronomy & Astrophysics. Al jarenlang is geprobeerd een duidelijk spectrum van zo'n jonge, zware ster op te nemen. Dat wordt ernstig bemoeilijkt door de ondoordringbare moederwolk van gas en stof van de ster. Maar met de nieuwe, zeer gevoelige spectrograaf X-shooter van ESO's Very Large Telescope in Chili is het nu voor het eerst gelukt. De astronomen verkregen het spectrum van de jonge ster B275 in de Omeganevel, een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Boogschutter. Het spectrum laat zien dat de ster ongeveer driemaal zo groot is als een normale ster van zeven zonsmassa's. Dat komt goed overeen met recente stervormingsmodellen. Eerder in het vormingsproces zijn zulke sterren omringd door een schijf waarin het gas ronddraait en langzaam op de ster-in-wording terecht komt. Als de ster bijna 'klaar' is, verdwijnt de schijf en wordt het oppervlak van de ster zichtbaar. In deze laatste vormingsfase bevindt B275 zich. De ster is in de kern inmiddels zo heet geworden dat de fusie van waterstof van start gaat. De ster trekt verder samen, totdat de energieproductie in de kern de stralingsverliezen aan het oppervlak van de ster precies compenseert en een stabiel evenwicht is bereikt.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
6 december 2011
Wetenschappers van het Max-Planck-Institut für Astrophysik hebben een nieuwe, gedetailleerde kaart gepresenteerd van de magnetische structuur van de Melkweg. Voor het samenstellen van de kaart, die niet alleen informatie bevat over magnetische structuren maar ook over turbulenties in het galactische gas, zijn meer dan 41.000 afzonderlijke metingen gebruikt. Net als alle sterrenstelsels is ons Melkwegstelsel doordrongen van magnetische velden. De oorsprong van die velden is nog onduidelijk, maar aangenomen wordt dat ze ontstaan door dynamoprocessen die vergelijkbaar zijn met die in de vloeibare ijzerkern van de aarde. Als licht (of een andere vorm van straling) door een gemagnetiseerd medium gaat, wordt het gepolariseerd, wat wil zeggen dat het vlak waarin de lichtgolven op en neer gaan een stukje draait. Hoe sterker het magnetische veld, des te sterker de polarisatie. Om de magnetische velden van de Melkweg in kaart te brengen, hebben de wetenschappers de polarisatie gemeten van radiogolven die afkomstig zijn van objecten ver buiten ons Melkwegstelsel. Om een compleet beeld van de magnetische velden in de Melkweg te krijgen, moesten dus talrijke bronnen, verdeeld over de hele hemel, worden waargenomen.
Meer informatie:
New all-sky map shows the magnetic fields of the Milky Way with the highest precision
1 december 2011
De oude Voyager-ruimtesondes hebben een unieke astronomische waarneming gedaan. Door hun grote afstand tot de zon kunnen de ruimtesonde een soort licht van de Melkweg zien dat vanaf de aarde niet waarneembaar is (Science, 2 december). De Voyagers werden in 1977 gelanceerd voor een verkenningstocht langs de buitenplaneten en naderen inmiddels de grenzen van ons zonnestelsel. Het licht dat zij gedetecteerd hebben, is zogeheten Lyman-alfa-straling. Deze ultraviolette straling, afkomstig van 'aangeslagen' waterstofatomen, speelt een belangrijke rol bij het onderzoek van stervormingsgebieden. Het ironische is dat we vanaf de aarde, dankzij de kosmologische roodverschuiving, wél de Lyman-alfa-straling van verre sterrenstelsels kunnen waarnemen, maar niet die van onze eigen Melkweg. Dat komt doordat ook de zon een heldere bron van deze straling is, en de zwakke gloed van de Melkweg doet verbleken. Vanuit hun verre positie is het de Voyagers gelukt om wat Lyman-alfa-straling op te pikken die afkomstig is van stervormingsgebieden in ons Melkwegstelsel. De eerste Lyman-alfa-fotonen werden in 1993 door Voyager 1 geregistreerd, toen deze zich op ongeveer zes miljard kilometer van de zon bevond. De uv-detector waarmee dat gebeurde, is enkele jaren geleden overigens uitgeschakeld, om stroom te besparen. Met de Voyager-gegevens kunnen astronomen een betere vergelijking maken tussen de stervormingsactiviteit in ons eigen Melkwegstelsel en die in verre sterrenstelsels.
Meer informatie:
Voyager space probes show outsiders' view of Milky Way
Voyager Probes Give Us ET's View
30 november 2011
Drie astronomen van de universiteit van Toronto hebben de grootse verzameling jonge, superzware sterren ontdekt die ooit in ons Melkwegstelsel is waargenomen. De sterren maken deel uit van een in 2010 opgespoord stervormingsgebied, dat de Drakenvisnevel wordt genoemd. Het stervormingsgebied telt honderdduizenden sterren, waaronder enkele honderden van de zwaarste categorie - blauwe reuzensterren die tientallen keren zo zwaar zijn als onze zon. Het licht dat deze jonge sterren uitzenden is zo intens, dat er een honderden lichtjaren grote holte is ontstaan in de gaswolk waaruit de sterren geboren zijn. Het is, voor zover bekend, het meest omvangrijke stervormingsgebied van ons Melkwegstelsel. Dat de ontdekking ervan zo lang op zich heeft laten wachten, komt doordat de verzameling sterren 30.000 lichtjaar van ons verwijderd is en bovendien door galactisch stof aan het zicht onttrokken wordt. Hierdoor zijn alleen de helderste sterren van de Drakenvisnevel enigszins waarneembaar.
Meer informatie:
The Next Generation of Superstars to Stir up Our Galaxy (pdf)
29 november 2011
Astronomen van de Cambridge-universiteit hebben ten zuiden van de Melkweg twee nieuwe sterrenstromen ontdekt die aan het Sagittarius-dwergstelsel zijn onttrokken. Eerder waren al twee van zulke 'staarten' van sterren ten noorden van de galactische evenaar ontdekt. Het Sagittarius-dwergstelsel draait als een 'satelliet' om ons Melkwegstelsel. De sterrenstromen zijn het gevolg van de enorme getijdenkrachten die het kleine sterrenstelsel daarbij ondervindt. In feite is het Melkwegstelsel bezig om het dwergstelsel op te slokken. Het stelsel is in de loop van de laatste miljard jaar ongeveer de helft van zijn sterren en al zijn gas kwijtgeraakt. De zuidelijke Sagittarius-stromen lijken niet gelijktijdig te zijn ontstaan. De sterren van de duidelijkst waarneembare stroom bevatten meer zware elementen dan die van de andere. Omdat latere generaties van sterren meer zware elementen bevatten dan hun voorgangers, moet de helderste van de twee zuidelijke staarten dus de jongste van de twee zijn.
Meer informatie:
A beast with 4 tails
24 november 2011
Nieuwe opnamen van de NASA-satelliet Fermi laten zien dat een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Zwaan een bron van kosmische straling is (Science, 25 november). Het bestaan van kosmische straling, die grotendeels uit snelle protonen en zwaardere atoomkernen bestaat, is bijna een eeuw geleden ontdekt. Maar nog steeds is niet precies duidelijk waar deze energierijke deeltjes vandaan komen. In 2006 ontdekten astronomen dat er relatief veel kosmische straling uit de richting van het stervormingsgebied Cygnus X kwam. Daarmee was echter nog niet aangetoond dat Cygnus X ook echt de bron was, omdat galactische magnetische velden geladen deeltjes kunnen afbuigen. Om dat effect te omzeilen, heeft een internationaal team van astronomen de Fermi-satelliet op Cygnus X gericht. Daarmee kan energierijke gammastraling worden gedetecteerd, en gammastraling ontstaat waar kosmische straling in interactie komt met materie of licht. Anders dan geladen deeltjes is gammastraling niet gevoelig voor magnetische velden. Uit de Fermi-opnamen blijkt dat een deel van Cygnus X inderdaad een bron van gammastraling is. En het spectrum wijst erop dat deze gammastraling dicht bij een bron van kosmische straling is ontstaan. Vermoed wordt dat kosmische straling ontstaat als ergens schokgolven door interstellair gas gaan, bijvoorbeeld ten gevolge van een supernova-explosie. Maar in het geval van Cygnus X lijkt de gammastraling afkomstig te zijn uit een gebied dat is 'schoongeblazen' door de hevige sterrenwinden van de jonge sterren in de omgeving. Ook zulke sterrenwinden kunnen schokgolven veroorzaken.
Meer informatie:
Cosmic ray factory observed in stellar superbubble
NASA's Fermi Reveals A Cosmic-ray Cocoon
22 november 2011
Op deze Hubble-foto van de bolvormige sterrenhoop NGC 1846 zijn voornamelijk oude sterren zichtbaar. De bolhoop bevindt zich in de Grote Magelhaense Wolk, een onregelmatig gevormde begeleider van ons eigen Melkwegstelsel. De sterren in de bolhoop zijn vele miljarden jaren oud. Geheel onderaan de foto is een klein groen vlekje zichtbaar: een zogeheten planetaire nevel. Zulke nevels ontstaan wanneer zonachtige sterren aan het eind van hun leven hun buitenste gaslagen de ruimte in blazen. Overigens is niet zeker of de planetaire nevel daadwerkelijk deel uitmaakt van de bolhoop, of dat het om een voorgrondobject gaat. De Hubble-foto werd een kleine zes jaar geleden al gemaakt door de Nederlandse astronoom Paul Goudfrooij; hij werd vandaag vrijgegeven door NASA.
Meer informatie:
NASA's Hubble Finds Stellar Life and Death in a Globular Cluster
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
22 november 2011
Deze ogenschijnlijk wazige foto is de beste opname die tot nu toe ooit gemaakt is van het stervormingsgebied W40, dat aan het zicht onttrokken wordt door dikke stofwolken. De kosmische kraamkamer is in beeld gebracht met de infraroodcamera van SOFIA, een Amerikaans/Duits vliegend observatorium met een 2,5 meter-telescoop aan boord van een omgebouwde Boeing 747. Ons eigen zonnestelsel is ruim 4,5 miljard jaar geleden vermoedelijk in een vergelijkbare omgeving ontstaan. De kleurenfoto is samengesteld uit drie foto's op verschillende (onzichtbare) infraroodgolflengten.
Meer informatie:
NASA'S SOFIA Airborne Observatory Views Star Forming Region W40
SOFIA
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
17 november 2011
Voor het eerst is het astronomen gelukt om een volledige beschrijving te geven van een zwart gat. De nauwkeurige metingen maken het mogelijk om de complete geschiedenis van het ongeveer zes miljoen jaar oude object te reconstrueren. Het zwarte gat, dat deel uitmaakt van de dubbelster Cygnus X-1 draagt, is al bijna vijftig jaar een begrip in de sterrenkunde. Het heeft een normale ster als begeleider, waar hij materie van wegsnoept. Bij deze overdracht wordt de materie dermate heet, dat zij röntgenstraling uitzendt. Het zwarte gat zelf zendt geen enkele waarneembare vorm van straling uit. Hierdoor kunnen er maar drie stukjes informatie over zo'n object worden verzameld: zijn massa, zijn rotatiesnelheid en zijn elektrische lading. Dankzij nieuwe metingen met drie röntgensatellieten en de VLBA, een groot Amerikaans netwerk van radiotelescopen, zijn de massa en rotatiesnelheid van het zwarte gat nu beter bekend dan ooit. Zijn elektrische lading is vrijwel nul. De VLBA-metingen hebben uitsluitsel gegeven over de afstand van Cygnus X-1. Deze blijkt 6070 lichtjaar te bedragen, waar eerdere schattingen uitkwamen op 5800 tot 7800 lichtjaar. Uit de combinatie van deze nieuwe afstand en de gegevens die de afgelopen twintig jaar met de röntgensatellieten zijn verzameld, blijkt dat het zwarte gat in Cygnus X-1 bijna vijftien keer zo zwaar is als onze zon en meer dan achthonderd keer per seconde om zijn as tolt. De VLBA-metingen hebben verder laten zien dat Cygnus X-1 maar heel traag beweegt ten opzichte van de sterren in zijn omgeving. Dat wijst erop dat het zwarte gat bij zijn geboorte geen grote 'schop' heeft gekregen. En dat versterkt het al bestaande vermoeden dat de ongeveer honderd zonsmassa's wegende ster waaruit hij is voortgekomen geen supernova-explosie heeft ondergaan, maar 'stilletjes' in elkaar is gezakt.
Meer informatie:
VLBA Distance Measurement Is Key to Producing First "Complete Description" of a Black Hole
15 november 2011
Sommige supernova-explosies zijn niet netjes symmetrisch, maar blazen sterrengas in twee tegenovergesteld gerichte bundels de ruimte in. Dat verklaart het bestaan van zeer oude sterren in het Melkwegstelsel die onverwacht grote hoeveelheden zware elementen bevatten.
De eerste sterren bestonden uit de lichte gassen waterstof en helium, de oerbestanddelen van het heelal. Bij kernreacties in het inwendige van sterren worden zwaardere elementen gevormd, die als gevolg van supernova-explosies in de interstellaire ruimte terechtkomen. Daardoor bevatten latere generaties van sterren verhoudingsgewijs steeds meer van die zware elementen.
In het Melkwegstelsel zijn echter ook sterren ontdekt die zeer hoge leeftijden hebben, maar toch grote hoeveelheden zware elementen ('metalen') bevatten, zoals goud, platina en uranium. Voor het bestaan van die sterren zijn twee theorieën opgesteld: ze zouden deel kunnen uitmaken van een dubbelstersysteem, en bij de supernova-explosie van de zware begeleider bedekt kunnen worden met een 'laagje' kernfusieproducten. Of bij supernova-explosies zou sterrengas voornamelijk in smalle bundels de ruimte in geblazen kunnen worden, waardoor sommige interstellaire gaswolken al in de jeugd van het heelal sterk verrijkt zouden worden met zware elementen.
Sterrenkundigen van het Deense Niels Bohr-instituut in Kopenhagen hebben nu 17 van dit soort metaalrijke oude sterren in de halo van het Melkwegstelsel onderzocht, met telescopen van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht in Chili en met de Nordical Optical Telescope op La Palma. Onderzoeksleidster Terese Hansen ontdekte daarbij dat slechts drie van de 17 sterren een baanbeweging te zien geven die suggereert dat ze deel uitmaken van een dubbelstersysteem; de andere 14 sterren zijn enkelvoudig.
De theorie dat de zware elementen afkomstig zijn van een exploderende begeleider kan dus zeker niet in alle gevallen opgaan, aldus Hansen en haar collega's in een artikel in Astrophysical Journal. Dat betekent dat supernova-explosies waarschijnlijk sterk asymmetrisch zijn, waardoor het interstellaire gas in het Melkwegstelsel al relatief kort na de oerknal plaatselijk sterk verrijkt kon worden met de producten van kernfusie in het inwendige van sterren.
Meer informatie:
Persbericht Niels Bohr-instituut
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
9 november 2011
Britse astronomen hebben aanwijzingen gevonden dat er twee soorten neutronensterren zijn (Nature, 10 november). Neutronensterren zijn de compacte restanten van zware sterren die als supernova zijn geëxplodeerd. De ontdekking kan erop wijzen dat niet alle neutronensterren op dezelfde manier ontstaan, iets wat al op theoretische gronden was voorspeld. De astronomen hebben een groot aantal zogeheten zware röntgendubbelsterren geïnventariseerd. Dat zijn dubbelstersystemen waarin een snel om zijn as tollende neutronenster en een zware, jonge ster om elkaar heen draaien. Het onderzoek laat zien dat de neutronensterren in twee groepen kunnen worden onderverdeeld die zich vooral in rotatiesnelheid onderscheiden. Het ene type neutronenster tolt gemiddeld zes keer per minuut om zijn as, het andere eens in de vijf minuten. Nader onderzoek moet uitwijzen of deze tweedeling direct verband houdt met hun ontstaansproces. Er zijn twee soorten supernova-explosies waarbij zware sterren betrokken zijn, en de ontdekking dat er ook twee soorten neutronensterren bestaan, zou erop kunnen wijzen dat het een met het ander te maken heeft.
Meer informatie:
Discovery of 2 types of neutron stars points to 2 different classes of supernovae
3 november 2011
Een internationaal team van astronomen heeft, met behulp van de NASA-satelliet Fermi, negen nieuwe pulsars ontdekt die de meest energierijke soort straling uitzenden. Eén van deze kosmische 'vuurtorens' is de helderste millisecondepulsar die tot nu toe is opgespoord (Science, 4 november). Pulsars zijn de compacte restanten van sterren die als supernova zijn ontploft. Ze zijn minder dan twintig kilometer groot en tollen soms honderden keren per seconde om hun as, wat in een rotatietijd van enkele milliseconden resulteert. Al draaiende zenden deze objecten twee tegengesteld gerichte bundels van straling uit, waarvan het ontstaan wordt toegeschreven aan een sterk magnetisch veld. Door dit vuurtorengedrag zien astronomen de pulsars heel snel knipperen. De straling die pulsars uitzenden kan zo'n beetje het hele spectrum bestrijken - van radio- tot gammastraling. Maar niet alle radiopulsars zenden ook gammastraling uit en omgekeerd. Acht van de nu ontdekte pulsars behoren tot de moeilijk waarneembare categorie van de 'zuivere' gammapulsars, waarvan er nog maar een stuk of honderd bekend zijn. Dat niet van elke pulsar beide soorten straling wordt ontvangen, komt waarschijnlijk doordat de energiearme radiostraling zich gemakkelijker laat bundelen dan de energierijke gammastraling. Hierdoor is het mogelijk dat de brede gammabundel wel over de aarde strijkt, terwijl de smalle radiobundel ons mist. Eén van de ontdekte gammapulsars bevindt zich in de bolvormige sterrenhoop NGC 6624, die op een afstand van ongeveer 27.000 lichtjaar in het sterrenbeeld Boogschutter staat. Deze jonge millisecondepulsar produceert meer gammastraling eerder ontdekte gammapulsars, wat erop wijst dat hij ook een veel sterker magnetisch veld heeft. Naar een verklaring voor deze uitzonderlijk grote veldsterkte wordt nog gezocht.
Meer informatie:
Nine new gamma pulsars
Millisecond pulsar in spin mode
NASA's Fermi Finds Youngest Millisecond Pulsar, 100 Pulsars To-Date
2 november 2011
Wetenschappers van Rensselaer Polytechnic Institute in New York hebben onderzoek gedaan naar de verdeling van methanol (methylalcohol) in de interstellaire ruimte. Methanol wordt gezien als de 'springplank' naar de vorming van complexere organische moleculen, zoals die waarop het leven op aarde is gebaseerd. De vorming van organische moleculen in de ruimte speelt zich af op stofdeeltjes die met een laagje ijs zijn bedekt. De waterstofatomen in dat ijs reageren met de koolmonoxide-moleculen, zoals die in grote hoeveelheden aanwezig zijn in de gaswolken waaruit sterren ontstaan. En een van de verbindingen die daaruit kunnen voortkomen is methanol. De Amerikaanse onderzoekers hebben ontdekt dat er grote verschillen bestaan in de hoeveelheden methanol die in de interstellaire ruimte worden aangetroffen. Dat kan betekenen dat de vorming van complexere organische moleculen niet bij alle sterren even gemakkelijk gaat. Overigens blijkt uit onderzoek van kometen dat ons eigen zonnestelsel bij zijn geboorte relatief weinig methanol heeft meegekregen. Dat heeft het ontstaan van complexe organische moleculen en levende organismen klaarblijkelijk niet in de weg gestaan. Maar elders zouden de omstandigheden wat dat betreft nóg gunstiger kunnen zijn.
Meer informatie:
Astrobiologists Discover "Sweet Spots" for the Formation of Complex Organic Molecules in the Galaxy
2 november 2011
Astronomen hebben, met de Gemini North-telescoop op Hawaï, dertien nieuwe absorptiebanden ontdekt in de spectra van sterren in het centrumgebied van ons Melkwegstelsel (Nature, 3 november). De absorptiebanden behoren tot de familie van de 'diffuse interstellaire banden' (DIB's) waarvan de oorzaak al negentig jaar onduidelijk is. DIB's ontstaan door de absorptie van (ster)licht door moleculen in de interstellaire ruimte. Die absorptie resulteert in donkere banden op specifieke golflengten, van het ultraviolet tot het infrarood, in de spectra van sterren. Door welke atomen en moleculen de honderden DIB's worden veroorzaakt is nog grotendeels onverklaard. Volgens de meest recente ideeën komen ze voor rekening van organische moleculen. Maar welke? Het zal nog een hele toer worden om dat door middel van laboratoriumonderzoek uit te puzzelen. Er zijn namelijk ontelbare combinaties van moleculen, temperatuur en druk mogelijk.
Meer informatie:
Mysterious Absorption Lines Could Illuminate 90-year Puzzle
Gemini Observatory Celebrates 1,000th Paper
31 oktober 2011
IJsdeeltjes in de ruimte tussen de sterren zijn een geschikte broedplaats voor de vorming van complexe organische moleculen. Dat blijkt uit laboratoriumonderzoek door astrochemici van de Heriot-Watt-universiteit in Edinburgh. Waarnemingen met infraroodsatellieten wijzen erop dat de stofdeeltjes in interstellaire gaswolken zijn bedekt met een dun laagje ijs. Dat ijs speelt een belangrijke rol bij de vorming van sterren zoals onze zon. Het zorgt ervoor dat ook relatief kleine gaswolken, ondanks hun bescheiden zwaartekracht, tot sterren kunnen samentrekken. Zonder verkoelende ijsdeeltjes zou dat niet lukken: de temperatuur in de gaswolk loopt dan zo snel op, dat zijn 'instorting' stilvalt voordat er een ster is ontstaan. Behalve bij de vorming van kleine sterren spelen de ijzige stof deeltjes ook een belangrijke rol in de interstellaire chemie. Ze bevorderen chemische reacties en beschermen moleculen tegen verwoestende kosmische straling. Om dat laatste aspect te onderzoeken hebben de Schotse onderzoekers nagebootste interstellaire stofdeeltjes met en zonder ijscoating bestookt met elektronen, zoals die ook in de kosmische straling voorkomen. Daarbij is vooral gekeken naar de invloed die deze straling heeft op de eenvoudige organische verbinding acetonnitril. Ze ontdekten dat de moleculen op 'kale' stofdeeltjes niet lang standhielden: ze werden door de elektronen afgebroken. Op de ijzige stofdeeltjes vonden juist chemische reacties plaats die tot de vorming van ingewikkeldere moleculen kunnen leiden.
Meer informatie:
Cold chemistry
26 oktober 2011
Astronomen van de universiteit van Hong Kong hebben ontdekt dat overal in het heelal grote organische moleculen te vinden zijn (Nature, 27 oktober). Dat wijst erop dat zulke moleculen niet alleen het domein van levende organismen zijn, maar van nature door sterren worden geproduceerd. De chemische structuren van de moleculen die de Chinese astronomen met behulp van de infraroodsatellieten ISO en Spitzer hebben opgespoord, vertonen overeenkomsten met steenkool en aardolie. Tot nu toe werd aangenomen zulk materiaal alleen door levende organismen kan worden geproduceerd. Maar het lijkt er nu dus op dat het ook in de ruimte, ver van alle leven, kan ontstaan. Het bestaan van de complexe moleculen blijkt uit de straling die sterren en sterrenstelsels op specifieke infrarode golflengten uitzenden. Heel lang is gedacht dat deze straling afkomstig is van relatief eenvoudige organische moleculen, maar het Chinese onderzoek wijst erop dat deze verklaring tekortschiet. Grotere, complexere moleculen kunnen de infraroodspectra beter verklaren. De moleculen lijken te worden geproduceerd door oude sterren die het materiaal aan het einde van hun bestaan de ruimte in blazen. Maar hoe die sterren dat doen, is nog onduidelijk.
Meer informatie:
Astronomers discover complex organic matter in the universe
24 oktober 2011
De supernova-explosie die in het jaar 185 na Christus werd waargenomen door Chinese astronomen vond plaats in een soort kosmische 'holte', met een geringe gasdichtheid. Het sterrengas dat bij de explosie de ruimte in werd geblazen werd daardoor vrijwel niet afgeremd. Dat is de verklaring voor de onverwacht grote afmeting van de resterende, uitdijende supernovarest (RCW86 geheten), aldus Amerikaanse sterrenkundigen. Zij baseren hun conclusies op metingen van NASA's infraroodruimtetelescopen Spitzer en WISE.
De afstand tot RCW86 is vastgesteld op ca. 8000 lichtjaar. Uit de waargenomen schijnbare afmetingen aan de sterrenhemel volgt dan de ware middellijn. Het blijkt dat RCW86 veel groter is dan je zou verwachten voor een supernovarest met een leeftijd van een kleine 2000 jaar; hij dijt dus ook veel sneller uit.
Met behulp van Spitzer en WISE is nu de temperatuur gemeten van de stofdeeltjes in de supernovarest: ca 200 graden onder nul. Omdat die temperatuur het gevolg is van opwarming door wrijving met interstellaire gasdeeltjes, kon uit deze metingen de gasdichtheid in de omgeving van de supernovarest worden berekend. Die blijkt veel geringer te zijn dan de gemiddelde dichtheid van het interstellaire medium. Door die lage dichtheid kon de supernovarest veel sneller uitdijen dan normaal.
De holte in het omringende interstellaire gas is waarschijnlijk geproduceerd door de ster vóórdat hij in een supernova-explosie aan het eind van zijn leven kwam. De explosie in het jaar 185 was zo goed als zeker een zogeheten type Ia-supernova, die ontstaat wanneer een witte dwergster te zwaar wordt door materie op te zuigen van een begeleider.
Meer informatie:
NASA Telescopes Help Solve Ancient Supernova Mystery
Spitzer Space Telescope
WISE
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
19 oktober 2011
Met de Amerikaanse Spitzer Space Telescope is een 'planeet' gefotografeerd (op infrarode golflengten) die ongeveer dezelfde temperatuur heeft als de aarde: enkele tientallen graden. Volgens Kevin Luhman van de Pennsylvania State University, die de ontdekking donderdag presenteert op een conferentie op NASA's Goddard Space Flight Center, gaat het om het koudste object buiten het zonnestelsel dat ooit is gedetecteerd. De ontdekking wordt binnenkort gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
Het object, WD0806-661b geheten, is vermoedelijk ongeveer even groot maar ca. zes tot negen keer zo zwaar als de reuzenplaneet Jupiter. Het beweegt in een extreem wijde baan rond een witte dwergster, op een afstand van ca. 375 miljard kilometer. Dat het echt om een begeleider van de witte dwerg gaat, blijkt uit Spitzer-opnamen uit 2004 en 2009.
Vermoedelijk is de 'planeet' op dezelfde manier ontstaan als een ster (uit een samentrekkende wolk van interstellair gas en stof), en vormt hij samen met de witte dwergster een lichtgewicht dubbelstersysteem. Misschien is het dan ook beter om te spreken van een zeer lichte bruine dwerg - een 'mislukte' ster die te weinig massa heeft om kernfusie van waterstof in zijn binnenste op gang te brengen.
Afgelopen zomer werd ook al de ontdekking gemeld van een geïsoleerde lichte bruine dwerg met een temperatuur van enkele tientallen graden.
Meer informatie:
Record-Breaking Photo Reveals a Planet-sized Object as Cool as the Earth
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
19 oktober 2011
Amerikaanse sterrenkundigen hebben het raadsel van de 'blauwe treuzelaars' opgelost. Blauwe treuzelaars ( blue stragglers , ook wel 'blauwe achterblijvers' genoemd) zijn sterren die heter en helderder zijn dan je op basis van hun leeftijd zou verwachten. Het lijkt daardoor of ze 'treuzelen' of achterblijven in hun evolutie. Ze werden voor het eerst in 1953 ontdekt, maar hun oorsprong is altijd raadselachtig gebleven - volgens sommige theorieën zouden ze ontstaan wanneer twee sterren met elkaar in botsing komen.
Met de 3,5-meter WIYN-telescoop op de Kitt Peak-sterrenwacht in Arizona zijn nu precisiemetingen gedaan aan de blauwe treuzelaars in de open sterrenhoop NGC 188 in het sterrenbeeld Cepheus. Het blijkt dat de sterren kleine, trage, periodieke schommelingen vertonen, die het best verklaard kunnen worden door aan te nemen dat er lichte, zwakke sterren omheen draaien - zogeheten witte dwergen.
Volgens de onderzoekers, die hun resultaten deze week publiceren in Nature , doet dat vermoeden dat blauwe treuzelaars ontstaan in dubbelstersystemen waarin materie-overdracht plaatsvindt van de ene ster naar de andere. De donor-ster verliest daardoor zijn buitenste gaslagen, zodat uiteindelijk alleen de witte-dwergkern overblijft; de ontvangende ster krijgt zoveel extra 'brandstof' in de vorm van sterrengas dat hij veel heter en helderder wordt dan normaal.
Meer informatie:
Persbericht Northwestern University
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
19 oktober 2011
Met de Europese VISTA-telescoop zijn twee nieuwe bolvormige sterrenhopen ontdekt, in het centrale deel van ons Melkwegstelsel. Bolvormige sterrenhopen behoren tot de oudste objecten in het Melkwegstelsel; het zijn min of meer bolvormige verzamelingen van minstens tienduizenden maar vaak zelfs honderdduizenden afzonderlijke sterren.
VISTA neemt het heelal waar op infrarode golflengten, en kan daardoor dwars door de absorberende stofwolken in het Melkwegstelsel kijken. Mede daardoor konden de twee nieuwe bolhopen (VVV CL001, dicht bij de reeds bekende bolhoop UKS1, en VVV CL002) ontdekt worden. Het totale aantal bekende bolvormige sterrenhopen in het Melkwegstelsel bedraagt nu 160.
Tijdens de VVV- survey (VISTA Variables in the Via Lactae) van het centrale deel van het Melkwegstelsel ontdekte VISTA ook een aantal open sterrenhopen: lossere verzamelingen van tientallen tot honderden pasgeboren sterren. Een daarvan, VVV CL003, bevindt zich (gezien vanaf de aarde) op ca. 15.000 lichtjaar áchter de kern van het Melkwegstelsel.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
VISTA
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
11 oktober 2011
Met de Japanse Subaru-telescoop op Hawaii en de Europese Very Large Telescope in Chili zijn ca. 25 bruine dwergsterren ontdekt in twee jonge sterrenhopen: NGC 1333 en de Rho Ophiuchi-sterrenhoop. Vooral NGC 1333 blijkt rijk te zijn aan deze geïsoleerde bruine dwergen: hun aantal is maar liefst half zo groot als het aantal 'gewone' sterren in de sterrenhoop. Enkele van de nieuw ontdekte bruine dwergen ('mislukte' sterren, die niet zwaar genoeg zijn voor spontane kernfusie van waterstof in hun inwendige) zijn minder dan twintig keer zo zwaar als de reuzenplaneet Jupiter; één exemplaar weegt zelfs niet meer dan zes Jupitermassa's.
De nieuwe ontdekkingen worden binnenkort gepubliceerd in twee artikelen in The Astrophysical Journal. Volgens onderzoeksleider Ray Jayawardhana van de Universiteit van Toronto laten de nieuwe ontdekkingen zien dat zelfs zeer lichte objecten op dezelfde manier kunnen ontstaan als sterren - door de zwaartekrachtscollaps van een interstellaire gas- en stofwolk.
Meer informatie:
'Failed Stars' Galore
Persbericht Universiteit van Toronto
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
6 oktober 2011
De Krabpulsar, het compacte restant van een supernova-explosie die zich bijna duizend jaar geleden voltrok in het sterrenbeeld Stier, produceert verrassend energierijke pulsen van gammastraling. Dat blijkt uit onderzoek door Canadese en Amerikaanse astronomen die hun resultaten deze week in Science (8 oktober) publiceren. De gammapulsen zijn ontdekt met de vierdelige VERITAS-telescoop van de Whipple-sterrenwacht in Arizona. De Krabpulsar is een snel om zijn as tollende neutronenster die als een vuurtoren twee bundels van straling uitzendt. Steeds als zo'n bundel in de richting van de aarde wijst - wat dertig keer per seconde het geval is - licht de pulsar eventje op. Hoe de uitgezonden straling precies ontstaat, is nog onduidelijk. De bron wordt gezocht bij geladen deeltjes die door het magnetische veld van de pulsar tot bijna de lichtsnelheid worden versneld. Zulke versnelde deeltjes zenden inderdaad allerlei soorten straling uit. Maar de nu waargenomen gammapulsen zijn dermate energierijk dat de bestaande modellen voor het ontstaan van pulsarstraling tekortschieten.
Meer informatie:
Crab pulsar beams most energetic gamma rays ever detected from a pulsar
Crab Pulsar Dazzles Astronomers with its Gamma-Ray Beams
5 oktober 2011
Een team astronomen, onder wie de Nijmeegse sterrenkundige Marijke Haverkorn, is er voor het eerst in geslaagd turbulentie in het interstellaire medium zichtbaar te maken. Met behulp van gepolariseerde radiostraling, en in het bijzonder de veranderingen daarin, ontdekten ze een verrassende structuur die zich het best laat vergelijken met een slangenkuil (Nature, 6 oktober). Turbulentie zorgt ervoor dat chemische elementen uit ontplofte sterren worden gemengd met het interstellaire medium, kan stervorming stimuleren of juist voorkomen, en bepaalt de dynamica van de interstellaire gaswolken. Het is een belangrijk effect in het interstellaire gas, maar kan alleen indirect worden gemeten, bijvoorbeeld door het meten van de snelheidsverschillen in gaswolken. De onderzoekers gebruikten de Australia Telescope Compact Array om de kleine veranderingen te meten in het gepolariseerde radiosignaal van een helder deel van de Melkweg op zo'n tienduizend lichtjaar van de aarde. De onderzoekers verwachtten dat de mate waarin het gepolariseerde signaal door de turbulentie werd gewijzigd een willekeurig patroon zou volgen. Tot hun verbazing kwam er echter een beeld tevoorschijn met duidelijke lijnstructuren.
Meer informatie:
Turbulentie in de ruimte blijkt slangenkuil
28 september 2011
Astronomen hebben met de Europese Very Large Telescope een opname gemaakt van een kolossale ster die tot de zeldzame klasse van de gele hyperreuzen behoort. Daarop is te zien hoe zich rond de ster een dubbele stofschil heeft gevormd. De monsterachtige ster - die officieel IRAS 17163-3907 heet, maar de bijnaam 'Gebakken Einevel' heeft gekregen - is ongeveer duizendmaal zo groot als onze zon en straalt 500.000 keer zoveel licht uit. Met een afstand van ongeveer 13.000 lichtjaar is hij voor zover bekend de meest nabije ster van dit type. Gele hyperreuzen bevinden zich in een extreem actief evolutiestadium waarbij ze een reeks explosieve gebeurtenissen ondergaan. IRAS 17163-3907 is daardoor in de loop van slechts enkele eeuwen vier zonsmassa's lichter geworden. Deze activiteit wijst erop dat de ster, die nu nog ongeveer twintig zonsmassa's 'weegt', binnenkort op explosieve wijze aan zijn einde zal komen. Dat zal waarschijnlijk een van de eerstvolgende supernova-explosies in ons Melkwegstelsel zijn.
Meer informatie:
De Gebakken-Einevel: een lust voor het oog
20 september 2011
Met de Europese infraroodruimtetelescoop Herschel, die in voorjaar 2009 is gelanceerd, zijn uitgestrekte stofschillen, - ringen en -bogen ontdekt rond de rode reuzenster CW Leonis. De stofdeeltjes zijn gecondenseerd in de koude buitendelen van het zogeheten circumstellaire omhulsel van de reuzenster. Onderzoek aan de geometrie van de stofschillen biedt een kijkje in de recente evolutionaire geschiedenis van CW Leonis, die zich op ca. 500 lichtjaar afstand van de aarde bevindt, in het sterrenbeeld Leeuw.
CW Leonis nadert het eind van zijn leven. De ster is opgezwollen tot een relatief koele, pulserende rode reus, die duizenden malen zo groot is als de zon. Het materiaal dat door de ster de ruimte in wordt geblazen, met een snelheid van zo'n 15 kilometer per seconde, zal in de toekomst zichtbaar zijn als een planetaire nevel. Eerder werden al stofstructuren rond CW Leonis ontdekt die ongeveer 4000 jaar geleden door de ster moeten zijn weggeblazen; Herschel ontdekte op aanzienlijk grotere afstand schillen en bogen met een leeftijd van ca. 16.000 jaar.
Uit de spatiëring van de schillen leiden de onderzoekers af dat ze met tussenpozen van 500 tot 1700 jaar zijn geproduceerd. Hun variërende dikte, onregelmatige verdeling en excentriciteit doet vermoeden dat de vorming van de structuren sterk beïnvloed is door verschillen in uitstootsnelheid en door temperatuurverschillen in het circumstellaire omhulsel.
Uit de Herschel-waaarnemingen, die gepubliceerd worden in Astronomy & Astrophysics , blijkt dat er in de stoffige omgeving van CW Leonis inderdaad zogeheten fotochemie voorkomt (scheikundige reacties die plaatsvinden onder invloed van elektromagnetische straling), zoals enige tijd geleden al werd geopperd op basis van de ontdekking van relatief warme waterdampmoleculen in de pasgevormde nevel.
Meer informatie:
Herschel probes the dusty history of a giant star
Herschel
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
17 september 2011
Als weer en wind meewerken, zullen wetenschappers van de universiteit van New Hampshire zondag 18 september een ballon naar een hoogte van bijna veertig kilometer laten opstijgen. Aan de ballon hangt een duizend kilogram wegend meetinstrument, GRAPE geheten, waarmee gammastraling van de Krabpulsar zal worden opgevangen. De Krabpulsar is het pulserende restant van een supernova-explosie die zich afspeelde in het jaar 1054. Het gaat om een testvlucht die maximaal veertig uur zal duren. GRAPE is namelijk eigenlijk bedoeld voor het onderzoek aan gammaflitsen - hevige supernova-explosies in verre sterrenstelsels. Voor dat laatste onderzoek zal de ballon echter niet, zoals nu, opstijgen vanuit New Mexico, maar vanaf Antarctica. De circumpolaire winden aldaar maken het mogelijk om een ballon dertig tot veertig dagen achtereen in de lucht te houden, zonder dat hij al te ver afdrijft. Met GRAPE zal met name worden gekeken naar de polarisatie - de 'trillingsrichting' - van de uitgezonden gammastraling. Gepolariseerde straling trilt niet in willekeurige richtingen zoals normale straling, maar heeft een voorkeursrichting. De sterkte van de polarisatie levert informatie op over de manier waarop de straling is ontstaan.
Meer informatie:
Balloon-based experiment to measure gamma rays 6,500 light years distant
Live-beelden van de 'lancering'
15 september 2011
Astronomen van de universiteit van Bonn denken een verklaring te hebben gevonden voor het feit dat niet veel meer sterren als dubbelster door het leven gaan. Dat lijkt samen te hangen met de omgeving waarin sterren geboren worden. Sterren ontstaan doorgaans in groepsverband en hebben bij hun geboorte minstens één vaste begeleider. De meeste van deze sterrenhopen vallen al snel uit elkaar, waarna hun leden zich over het Melkwegstelsel verspreiden. Maar waarom is dan maar ongeveer één op de twee sterren die we aan de hemel zien staan een dubbelster? Computersimlaties van de Duitse astronomen laten zien dat het al misgaat in de sterrenhoop. Door onderlinge ontmoetingen raken veel sterren hun begeleider(s) kwijt. En dat gebeurt vaker naarmate de sterdichtheid in de sterrenhoop groter is. In 'drukke' sterrenhopen ontstaan weliswaar meer dubbelsterren, maar daar is het aantal onderlinge interacties ook groter dan in een lossere verzameling van sterren. Het aantal dubbelsterren dat een sterrenhoop uiteindelijk aflevert kan dus sterk variëren.
Meer informatie:
How single stars lost their companions
14 september 2011
Amsterdamse astronomen hebben een neutronenster waargenomen die spot met de gangbare modellen voor röntgenflitsen op dit soort extreme objecten. In een röntgendubbelster draaien een neutronenster en een begeleidende ster om elkaar heen. Neutronensterren zijn anderhalf keer zo zwaar als de zon, maar hebben een middellijn van hooguit 25 kilometer. Ze hebben een sterk zwaartekrachtsveld dat gas van de begeleidende ster aantrekt. Dit gas kan zich ophopen op het oppervlak van de neutronenster en daar een kernexplosie veroorzaken die Type 1 röntgenflits wordt genoemd. Doorgaans explodeert het hele oppervlak van de neutronenster gelijkmatig. Maar in ongeveer tien procent van de gevallen worden sommige delen van de ster veel helderder dan andere. De afgelopen jaren zijn verschillende modellen ontwikkeld om dit verschijnsel te verklaren. Volgens de ene verklaring vertraagt de snelle rotatie van de ster het vlamfront, op dezelfde wijze als de draaiing van de aarde bijdraagt aan de vorming van orkanen (het corioliseffect). Een ander idee is dat de explosie grote golven veroorzaakt in het oppervlak van de ster. De 'oceaan' aan de ene kant van de ster koelt af en verliest helderheid, terwijl de andere kant warmer en helderder blijft. Bij de neutronenster J17480 gaan beide verklaringen echter niet op. Hoewel zijn oppervlak tijdens röntgenflitsen ongebruikelijk heldere vlekken vertoont, roteert hij te langzaam om een sterk corioliseffect op te wekken. Ook het idee van grootschalige golfwerking biedt geen oplossing. De astronomen zoeken de verklaring voor de ongelijkmatige verbranding op J17480 nu bij het magneetveld van de ster, dat de gelijkmatige verspreiding van de kernexplosie over het oppervlak zou hinderen.
Meer informatie:
Neutronenster blaast modellen voor röntgenflitsen op
14 september 2011
Computersimulaties door Amerikaanse astronomen laten zien dat de spiraalstructuur van ons Melkwegstelsel voor een belangrijk deel is veroorzaakt door een botsing met het (oorspronkelijk niet zo kleine) Sagittarius-dwergstelsel (Nature, 15 september). Het Sagittarius-dwergstelsel is een moeilijk waarneembaar satellietstelsel van de Melkweg, dat pas in 1994 werd ontdekt. Uit de baan die het volgt blijkt dat het de afgelopen twee miljard jaar twee keer dwars door de melkwegschijf heen is gegaan en dat over tien miljoen jaar opnieuw zal doen. Het dwergstelsel heeft daar een hoge prijs voor betaald. Het is het grootste deel van zijn sterren en (donkere) materie kwijtgeraakt, en is geen schim meer van wat het ooit is geweest. Maar de botsingen hebben ook het Melkwegstelsel niet onberoerd gelaten, zo laten de computersimulaties zien. Zowel de centrale balk, de spiraalstructuur als de welving in de buitenste delen van melkwegschijf kunnen door deze ontmoetingen zijn veroorzaakt. Eerdere pogingen om de structuur van ons sterrenstelsel te verklaren gingen er nog van uit dat er geen invloeden van buitenaf in het spel zijn geweest.
Meer informatie:
Milky Way's spiral arms are the product of an intergalactic collision course
12 september 2011
Sterrenkundigen hebben extreem weer ontdekt op een nabije bruine dwerg. Bruine dwergen zijn 'mislukte sterren'; ze zijn veel zwaarder dan gewone reuzenplaneten zoals Jupiter, maar niet zwaar genoeg voor kernfusiereacties van waterstof, zoals die in de kern van de zon voorkomen. Daardoor zijn ze relatief koel, en kunnen er wolken van stofdeeltjes en chemische verbindingen voorkomen in hun buitenste dampkringlagen.
Met een infraroodcamera op de 2,5-meter telescoop van de Las Campanas-sterrenwacht in Chili is gevonden dat de nabije bruine dwerg 2MASS 2139 in minder dan acht uur helderheidsvariaties van dertig procent vertoont. De onderzoekers, onder leiding van Ray Jayawardhana van de Universiteit van Toronto, denken dat die variaties veroorzaakt worden door de rotatie van de bruine dwerg. Dat zou betekenen dat er in de dampkring een reusachtige, donkere storm woedt, vergelijkbaar met de Grote Rode Vlek op Jupiter, maar dan nog veel groter. Het is ook mogelijk dat er grote gaten in het wolkendek zijn die zicht bieden op de warmere, dieper gelegen delen van de atmosfeer.
De helderheidsvariaties zijn niet constant, maar vertonen zelf ook weer veranderingen in de loop van weken en maanden. Dat doet vermoeden dat er sprake is van zeer actieve weersystemen. Onderzoek aan weer en wolken in de dampkring van een bruine dwerg biedt waarschijnlijk ook meer inzicht in het klimaat van reuzenplaneten bij andere sterren.
De nieuwe resultaten worden binnenkort gepubliceerd in The Astrophysical Journal , en worden deze week ook gepresenteerd op het tweede Extreme Solar Systems-congres in Wyoming.
Meer informatie:
Astronomers find extreme weather on an alien world
Vakpublicatie over het onderzoek.
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
7 september 2011
Computersimulaties van onderzoekers van het Max-Planck-Institut für Astrophysik laten zien wat de meest waarschijnlijke bron is van de zwaarste elementen in het heelal, zoals lood en goud. Deze elementen zijn waarschijnlijk ontstaan uit de materie die vrijkomt als twee neutronensterren met elkaar in botsing komen. De meeste zware elementen zijn gevormd bij kernreacties in sterren. Maar uit deze reacties kunnen geen elementen zwaarder dan ijzer voortkomen. Om lood of goud te maken, moeten atoomkernen worden bestookt met grote aantallen neutronen. De vraag was wáár in het heelal de juiste omstandigheden voor dit proces te vinden zijn. Aanvankelijk werd gedacht supernova-explosies de meest waarschijnlijke bron van deze elementen waren, maar latere modellen trokken dat in twijfel. De nieuwe computersimulaties wijzen erop dat botsingen tussen neutronensterren het ontstaan van zware elementen beter kunnen verklaren. Neutronensterren zijn de uiterst compacte restanten van zware sterren die als supernova zijn ontploft. Waar twee zware sterren een dubbelster hebben gevormd, kunnen dus twee om elkaar heen wentelende neutronensterren overblijven. In de loop van de miljoenen jaren spiralen deze naar elkaar toe, wat uiteindelijk tot een botsing leidt. Volgens de computersimulaties zijn de omstandigheden in de relatief kleine hoeveelheid materie die daarbij vrijkomt heel geschikt voor de vorming van zware elementen. De hoeveelheden die uit de berekeningen komen, zijn ook in goede overeenstemming met de waargenomen hoeveelheden in het heelal.
Meer informatie:
Cosmic Crashes Forging Gold
6 september 2011
In het Melkwegstelsel komen duizenden 'tikkende tijdbommen' voor: snel roterende witte dwergsterren die als supernova zullen exploderen wanneer hun draaisnelheid in de loop van lange tijd geleidelijk afneemt. Die conclusie trekken Rosanne Di Stefano (Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics), Joke Claeys (Universiteit Utrecht) en Rasmus Voss (Radboud Universiteit Nijmegen) in een recent artikel in The Astrophysical Journal.
De drie sterrenkundigen hebben berekend op welke manier de draaisnelheid van witte dwergen van invloed is op hun stabiliteit. Witte dwergen zijn de compacte overblijfselen van zonachtige sterren. Als ze meer dan veertig procent zwaarder worden dan de zon, door materie-overdracht van een begeleidende ster, zijn ze niet langer bestand tegen de zwaartekracht en komen ze aan hun eind in een catastrofale supernova-explosie van het type Ia.
In sommige gevallen kan een witte dwerg echter toch zwaarder zijn, namelijk wanneer hij snel om zijn eigen as draait. Als gevolg van de middelpuntvliedende kracht is de kritische massa waaraoven de witte dwerg explodeert dan hoger dan 1,4 zonsmassa's. Zo'n snelle rotatie kan ontstaan door dezelfde materie-overdracht die ook verantwoordelijk is voor de massatoename van de witte dwerg.
Wanneer die materie-overdracht tot stilstand komt, door welke reden dan ook, zal de rotatiesnelheid van de witte dwerg echter heel langzaam weer afnemen, onder andere door het uitzenden van zwaartekrachtsgolven. Uiteindelijk is de rotatiesnelheid dan zo laag dat de ster alsnog explodeert.
Volgens Di Stefano, Claeys en Voss kan dat echter vele tientallen of honderden miljoenen jaren duren. Tegen die tijd zijn alle sporen van materie-overdracht van de begeleider al verdwenen. Op die manier verklaren de drie astronomen dat er in het licht van supernova-explosies van type Ia vrijwel nooit aanwijzingen worden gevonden voor het bestaan van een begeleider.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Persbericht Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics (Engelsstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
31 augustus 2011
Astronomen hebben met behulp van de Europese Very Large Telescope een ster opgespoord die volgens velen niet zou mogen bestaan (Nature, 1 september). De kleine, oude ster, die de aanduiding SDSS J102915+17292 draagt, bevat naast waterstof en helium bijzonder weinig andere chemische elementen. En dat is in strijd met een breed geaccepteerde theorie over het ontstaan van sterren. Er zijn sterke aanwijzingen dat de materie die kort na de oerknal (de geboorte van het heelal) werd gevormd vrijwel uitsluitend uit waterstof en helium bestond. Zwaardere elementen zouden pas later door sterren zijn geproduceerd en door supernova-explosies in het interstellaire medium zijn terechtgekomen. De sterren die uit dit verrijkte gas voortkwamen, bevatten hierdoor meer zware elementen dan hun voorgangers. Omdat nu gebleken is dat SDSS J102915+17292 extreem weinig zware elementen bevat, moet de ster wel bijzonder kort na de oerknal zijn ontstaan. Maar volgens de huidige inzichten kunnen sterren die zo licht zijn als deze pas zijn ontstaan toen het interstellaire medium al een zekere hoeveelheid zware elementen bevatte. De reden hiervoor is dat zware elementen als een soort koelmiddel fungeren dat ervoor zorgt dat ook betrekkelijk kleine gaswolken in dit medium voldoende warmte kunnen wegstralen om tot sterren te kunnen samentrekken. Zonder dit 'koelmiddel' zou de druk ten gevolge van de opwarming die met dit samentrekken gepaard gaat te groot worden, waardoor de eigen zwaartekracht van de wolk te zwak zou zijn om deze tegendruk te overwinnen. De astronomen verwachten dat er nog meer van deze 'paradoxale' sterren gevonden zullen worden. Het begint er dus op te lijken dat er ook kort na de oerknal al kleine sterren werden gevormd. Tijd om de bestaande stervormingsmodellen nog eens onder de loep te nemen.
Meer informatie:
De ster die niet zou mogen bestaan
31 augustus 2011
Astronomen hebben aan de hand van opnamen die vanaf 1994 met de Hubble-ruimtetelescoop zijn gemaakt filmpjes samengesteld die het gedrag van jonge sterren laten zien. Tijdens hun eerste levensfase blazen sterren bundels van hete materie ('jets') de ruimte in. De filmpjes laten zien hoe het uitgestoten materiaal zich een weg baant door de interstellaire materie. Dat jonge sterren materiebundels produceren is al ruim een halve eeuw bekend. Maar het onderzoek ervan wordt bemoeilijkt door het feit dat de jet-fase van een ster niet veel langer dan honderdduizend jaar duurt. Dat lijkt lang, maar het is maar een oogwenk in het leven van een ster, dat miljarden jaren kan duren. Een ster ontstaat door het samentrekken van een grote wolk waterstofgas. Tijdens dat proces vormt zich een schijf van gas en stof rond de ster-in-wording van waaruit de verzamelde materie geleidelijk naar de ster spiraalt. Niet al deze materie komt uiteindelijk in de ster terecht: een deel ervan wordt met snelheden van meer dan 700.000 km/uur langs zijn rotatie-as weggeblazen. Hoe de jets precies ontstaan, en welke rol zij bij de geboorte van een ster spelen is nog onduidelijk. De Hubble-filmpjes moeten daar meer inzicht in geven. Uit de bewegende beelden blijkt alvast dat de materiestroom in de jets niet constant is: er zitten duidelijke onderbrekingen in, en de snelheid waarmee de materie wordt uitgestoten varieert.
Meer informatie:
Hubble Movies Provide Unprecedented View of Supersonic Jets from Young Stars
29 augustus 2011
Theoretici zijn er voor het eerst in geslaagd om het ontstaan en de evolutie van een sterrenstelsel zoals ons eigen Melkwegstelsel tot in detail na te bootsen. Zulke computersimulaties worden gebruikt om de vorming van sterrenstelsels beter te begrijpen. Voor de nieuwe simulatie, Eris geheten, zijn multi-processor supercomputers in de Verenigde Staten en Zwitserland ingezet. In totaal waren meer dan 1,4 miljoen processoruren nodig.
Bij de simulatie van de geboorte van een sterrenstelsel worden zwaartekrachtsberekeningen losgelaten op tientallen miljoenen testdeeltjes die een grote wolk van voornamelijk donkere materie voorstellen. Die wolk stort onder zijn eigen gewicht ineen en begint te roteren. In eerdere simulaties konden op die manier wel bepaalde aspecten van sterrenstelsels worden nagebootst, maar een stelsel zoals ons eigen Melkwegstelsel, met een zware centrale schijf, bleek altijd moeilijk te reproduceren.
Dat dat met Eris nu wel is gelukt, is volgens de onderzoekers van de Universiteit van Californië in Santa Cruz en het Instituut voor Theoretische Fysica in Zürich te danken aan het gedetailleerd modelleren van de vorming en de evolutie van (zware) sterren. De geboorte en de explosieve dood van zulke sterren, in gebieden met een hoger-dan-gemiddelde dichtheid, blijken van grote invloed te kunnen zijn op de algehele structuur van een sterrenstelsel. De resultaten worden gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
De nieuwe resultaten vormen een welkome ondersteuning voor de zogeheten cold dark matter -theorie. Die beweert dat het grootste deel van de materie in het heelal uit onzichtbare, mysterieuze elementaire deeltjes bestaat. De zorg dat de vorming van zware sterrenstelsels zoals het Melkwegstelsel met deze theorie niet verklaard zou kunnen worden, lijkt met de nieuwe simulaties te zijn weggenomen.
Meer informatie:
Astrophysicists report first simulation to create a Milky Way-like galaxy
First glimpse into birth of the Milky Way
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
25 augustus 2011
De stervorming in het Melkwegstelsel wordt op gang gehouden door de toevoer van nieuwe brandstof van buitenaf. Tot die conclusie komen wetenschappers van de universiteit van Notre Dam (VS) in Science (26 augustus). Als de voorraad waterstofgas van het Melkwegstelsel niet voortdurend werd aangevuld, zou het snel gedaan zijn met de vorming van nieuwe sterren. Daarom bestond al het vermoeden dat grote wolken van geïoniseerd gas die op veel plaatsen aan de hemel worden waargenomen ons Melkwegstelsel regelmatig van vers gas voorzien. Metingen met de Cosmic Origins Spectrograph (COS), een van de nieuwste instrumenten van de Hubble-ruimtetelescoop, bevestigen dat vermoeden. Met dat instrument zijn voor het eerst de afstanden van een aantal van die snel bewegende gaswolken gemeten. En daaruit blijkt dat zij deel uitmaken van de verre buitengebieden van ons Melkwegstelsel en grote hoeveelheden gas bevatten. De metingen vormen verder een bevestiging van modellen die voorspelden dat gas dat naar het Melkwegstelsel toe valt, afremt naarmate het dichterbij komt en meer weerstand ondervindt van het daar al aanwezige gas. Gaswolken die zich dichterbij bevinden bewegen inderdaad minder snel dan hun verder weg gelegen soortgenoten.
Meer informatie:
Notre Dame astrophysicists identify missing fuel for Galactic star formation
25 augustus 2011
Astrofysici van de universiteiten van Zürich en Californië (Santa Cruz) zijn er voor het eerst in geslaagd om de vorming van ons Melkwegstelsel realistisch na te bootsen. Uit de computersimulaties blijkt onder meer dat er ook in de buitengebieden van de Melkweg sterren moeten zijn. Wetenschappers ondernemen al tientallen jaren pogingen om de vorming van sterrenstelsels na te bootsen, maar tot nu toe lukte dat niet goed. De stelsels die de modellen voortbrachten, bevatten ofwel te veel sterren in hun kern of te veel stermassa als geheel. Het nieuwe model, dat uitgaat van een mengsel van normale en donkere (onzichtbare) materie, vertoont deze gebreken niet. Het model laat zien dat om op juiste hoeveelheid stermassa uit te komen, het noodzakelijk is dat veel normale materie uit de kern van het sterrenstelsel-in-wording verdwijnt. Dat zou het gevolg zijn van de vele supernova-explosies die daar aanvankelijk hebben plaatsgevonden. Ook voorspelt het model dat zich aan de rand van de halo van het Melkwegstelsel, 600.000 lichtjaar hier vandaan, sterren en gaswolken bevinden.
Meer informatie:
First glimpse into birth of the Milky Way
25 augustus 2011
Radiosterrenkundigen hebben een diamanten 'planeet' ontdekt. Het kostbare hemellichaam beschrijft elke 2 uur en 10 minuten een baan rond een snel rondtollende neutronenster op 4000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Slang. De afstand tussen de ster en de 'planeet' bedraagt slechts 600.000 kilometer - minder dan twee keer de afstand tussen aarde en maan.
De neutronenster (J1719-1438) draait meer dan tienduizend keer per minuut om zijn as, en zendt daarbij korte pulsjes van radiostraling de ruimte in. Zulke pulserende radiobronnen worden ook wel pulsars genoemd. Uit minieme variaties in de aankomsttijden van de radiopulsjes kon de aanwezigheid van een begeleider worden afgeleid. Die is hooguit vijf keer zo groot als de aarde, maar zwaarder dan de reuzenplaneet Jupiter.
In een artikel dat deze week in Science verschijnt, concluderen de onderzoekers dat de 'planeet' grotendeels uit diamant moet bestaan. Het gaat namelijk zo goed als zeker om het afgepelde overblijfsel van een witte dwerg - een compacte ster waarvan de kern voornamelijk uit zuurstof- en koolstofatomen bestaat.
Onder invloed van de energierijke straling van de neutronenster moet de witte dwerg het overgrote deel van zijn massa zijn verloren. Wat resteert is een bal van zuurstof en koolstof met een zeer grote dichtheid - ruim voldoende om de koolstofatomen samen te persen tot diamant.
Meer informatie:
A Planet made of Diamond
A planet made of diamond
'The Dish' finds a 'diamond planet'
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
23 augustus 2011
Met de Amerikaanse infraroodsatelliet WISE is een zestal uiterst koele 'sterren' ontdekt. De hemellichamen, die tot de familie van de bruine dwergen behoren, hebben zo ongeveer de temperatuur van het menselijk lichaam. Het bestaan van deze donkere objecten werd al vermoed, maar de afgelopen tien jaar is tevergeefs naar ze gezocht. Met WISE zijn nu voor het eerst zes van deze zwakke dwergsterren ontdekt, die zich op afstanden van negen tot veertig lichtjaar bevinden. Ze zenden voornamelijk langgolvige infraroodstraling uit, die met telescopen op aarde niet waarneembaar is. Bruine dwergen worden ook wel 'mislukte sterren' genoemd. Ze hebben te weinig massa om atomen in hun inwendige te laten fuseren, om zo energie op te wekken. De energie die ze in de vorm van infraroodstraling uitzenden, ontlenen ze aan de warmte die zij bij hun ontstaan hebben meegekregen. De meest nabije ultrakoele ster, WISE 1541-2250, staat met zijn afstand van negen lichtjaar op de zevende plaats van de lijst met meest nabije sterren. Hij is ruim twee keer zo ver van ons verwijderd als de meest nabije buur van onze zon, Proxima Centauri. Het wordt niet ondenkbaar geacht dat er nog een koele bruine dwerg ontdekt zal worden die Proxima van de eerste plaats zal verstoten.
Meer informatie:
NASA'S Wise Mission Discovers Coolest Class of Stars
23 augustus 2011
Een Duits-Chinees team van astronomen hebben na tien jaar onderzoek een nieuwe atlas van het noordelijke deel van de Melkweg voltooid. Deze atlas is gebaseerd op gegevens die zijn verzameld met de 25-meter radiotelescoop bij de stad Ürümqi, in het noordwesten van China. Bij het samenstellen ervan zijn onder meer twee nog onbekende restanten van supernova-explosies ontdekt. De 'radiokaart' toont de gepolariseerde radiostraling van ons sterrenstelsel op een golflengte van vijf gigahertz (een golflengte van zes centimeter). Dat is de hoogste frequentie ooit waarbij de Melkweg met een instrument op aarde is waargenomen. Gepolariseerde radiostraling bevat informatie over magnetische velden. Doel van het project was dan ook om het globale magnetische veld van de Melkweg in kaart te brengen. Tijdens die activiteit zijn niet alleen twee nieuwe supernovaresten ontdekt, ook werden twee objecten waarvan aanvankelijk werd gedacht dat het supernovaresten waren ontmaskerd als andersoortige bronnen van radiostraling. Netto blijft de teller dus op dezelfde stand staan (270).
Meer informatie:
Ein Atlas der Milchstraße
11 augustus 2011
De Hubble Space Telescope maakte onlangs deze foto van de 'Halssnoernevel' (PN G054.2-03.4), een recent ontdekte planetaire nevel op 15.000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Pijl. De nevel is ongeveer tienduizend jaar geleden ontstaan toen één van de sterren in een zeer nauwe dubbelster opzwol, waardoor de begeleider in de buitenste gaslagen van de ster terecht kwam. Als gevolg van de wisselwerking tussen de twee sterren, die slechts een paar miljoen kilometer van elkaar zijn verwijderd, begon de opgezwollen ster steeds sneller te roteren, en werd er vooral in het evenaarsvlak van de ster veel gas de ruimte in geblazen. De heldere 'parels' in de nevel zijn hete, compacte concentraties in dit weggeblazen sterrengas. De ring heeft een middellijn van bijna twintig biljoen kilometer. De foto werd op 2 juli gemaakt door de Wide Field Camera 3.
Meer informatie:
Hubble Offers a Dazzling 'Necklace'
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 augustus 2011
Met behulp van gegevens van de VISTA infrarood-surveytelescoop van de ESO-sterrenwacht op Paranal heeft een internationaal team van astronomen 96 nieuwe open sterrenhopen ontdekt, die zich schuilhielden achter het stof in de Melkweg. Deze kleine, zwakke objecten waren bij eerdere zoekacties niet opgemerkt. Aan de gevoelige infrarooddetectors van de grootste surveytelescoop ter wereld, die door stof heen kan kijken, konden zij echter niet ontsnappen. Het is voor het eerst dat in één keer zoveel zwakke, kleine sterrenhopen zijn ontdekt. Bij het onderzoek van de sterrenhopen is gebruik gemaakt van geavanceerde computersoftware, waarmee 'storende' voorgrondsterren uit de VISTA-opnamen werden verwijderd, zodat de echte leden van de sterrenhoop geteld konden worden. Daarna inspecteerden de astronomen de beelden visueel, om de afmetingen van de sterrenhopen te kunnen bepalen. Van de meest sterrijke sterrenhopen maten zij onder meer ook de afstand en de leeftijd. Daarbij is vastgesteld dat de meeste van de nieuwe sterrenhopen erg klein zijn en slechts tien à twintig sterren bevatten. Vergeleken met doorsnee open sterrenhopen zijn ze erg zwak en compact - het stof op de voorgrond van deze sterrenhopen zorgt ervoor dat zij in zichtbaar licht 10.000 tot 100 miljoen keer zwakker lijken. Geen wonder dus dat zij bij eerdere surveys niet zijn gevonden. Sinds de oudheid zijn in het Melkwegstelsel pas 2500 open sterrenhopen ontdekt. Maar astronomen schatten dat er misschien nog wel 30.000 verscholen zitten achter stof en gas.
Meer informatie:
VISTA vindt 96 achter stof verscholen sterrenhopen
1 augustus 2011
Met de Europese ruimtetelescoop Herschel is voor het eerst moleculair zuurstof ontdekt in het heelal. De zuurstofmoleculen (O2, bestaande uit twee afzonderlijke zuurstofatomen) zijn aangetroffen in de Orionnevel, een kolossaal stervormingsgebied op ca. 1500 lichtjaar afstand van de aarde.
Meer informatie:
Astronomers searching for oxygen can breathe more easily
Persbericht Jet Propulsion Laboratory
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
19 juli 2011
Nieuwe waarnemingen met de Europese infraroodsatelliet Herschel tonen een vreemde, verdraaide ring van gas en stof in het centrum van ons Melkwegstelsel. Slechts een paar delen van de ring, die zich over meer dan 600 lichtjaar uitstrekt, waren eerder bekend. Het is voor het eerst dat hij volledig in beeld is gebracht. De ring ligt in het hart van de centrale 'balk' van het Melkwegstelsel - een langwerpig gebied van sterren en gaswolken. Deze balk is op zijn beurt weer ingebed in een nog grotere ring. Ook andere sterrenstelsels vertonen zulke balken en ringen. Hoe deze structuren ontstaan is nog niet helemaal duidelijk, maar computersimulaties laten zien dat ze het gevolg kunnen zijn van zwaartekrachtsinteracties. Volgens sommige theorieën zijn balken het gevolg van interacties tussen verschillende sterrenstelsels. Zo zou de balk in het melkwegcentrum het gevolg kunnen zijn van de invloed van onze grote buur, het Andromedastelsel.
Meer informatie:
Twisted Tale of our Galaxy's Ring
14 juli 2011
Wetenschappers van het Leibniz-instituut voor Astrofysica in Potsdam (Duitsland) heeft twee nieuwe bruine dwergsterren ontdekt op afstanden van slechts 15 en 18 lichtjaar van de zon. Ter vergelijking: de dichtstbijzijnde buurster van de zon, Proxima Centauri, bevindt zich op een afstand van iets meer dan vier lichtjaar. En de eerder ontdekte bruine dwergen die om de nabije ster Epsilon Indi draaien, zijn twaalf lichtjaar van ons verwijderd. De nieuwe buren van de zon heten WISE J0254+0223 en WISE J1741+2553, wat aangeeft dat ze zijn opgedoken in gegevens die zijn verzameld met de NASA-satelliet WISE. Ze vielen op doordat ze veel infraroodstraling produceren, maar vrijwel geen zichtbaar licht - een bekende eigenschap van bruine dwergen, die als ondermaatse, 'mislukte' sterren worden beschouwd. Hun nabijheid bleek uit het feit dat zij zich relatief snel verplaatsen ten opzichte van verre achtergrondsterren. De beide dwergsterren zijn bruine dwergen van het koelste soort. Hun oppervlaktetemperaturen bedragen slechts enkele honderden graden Celsius. Het is niet uitgesloten dat in de omgeving van de zon nog meer van deze ultrakoele sterren op ontdekking wachten.
Meer informatie:
Two new brown dwarf Solar neighbours discovered
13 juli 2011
Amerikaanse astronomen hebben twee witte dwergsterren ontdekt die met halsbrekende snelheden om elkaar heen wentelen. De sterren zijn elkaar al zo dicht genaderd, dat ze minder dan een kwartier nodig hebben om een rondje te volbrengen. Maar hun onderlinge afstand wordt nog steeds kleiner: binnen een miljoen jaar zullen ze met elkaar in botsing komen en een kolossale explosie veroorzaken. Witte dwergen zijn oude, uitgeputte kernen van sterren zoals onze zon. De twee witte dwergen cirkelen met een snelheid van maar liefst 600 kilometer per seconde om elkaar heen. De helderste van de twee is ongeveer zo groot als de planeet Neptunus en 'weegt' ongeveer een kwart zonsmassa. Zijn begeleider is twee keer zo zwaar, maar ook aanzienlijk compacter: hij is niet veel groter dan de aarde. Zware, compacte objecten als deze kunnen worden gebruikt om de algemene relativiteitstheorie te toetsen. Volgens deze theorie veroorzaken bewegende objecten rimpelingen in het weefsel van ruimte en tijd, die zwaartekrachtsgolven worden genoemd. Het daarmee gepaard gaande energieverlies is de oorzaak van de kleiner wordende afstand tussen de twee dwergsterren. Door de geleidelijk steeds sneller wordende omwentelingen van de dubbelster heel nauwkeurig te timen, hopen de onderzoekers dit energieverlies te kunnen meten. Op die manier kan - indirect - het bestaan van zwaartekrachtsgolven worden aangetoond.
Meer informatie:
Evolved Stars Locked in Fatalistic Dance
6 juli 2011
Voor het eerst zijn in de interstellaire ruimte moleculen van waterstofperoxide gevonden. Deze ontdekking geeft meer inzicht in het chemische verband tussen twee moleculen die cruciaal zijn voor het ontstaan van leven: water en zuurstof. Op aarde speelt waterstofperoxide een sleutelrol bij de chemische interactie tussen water en ozon in de atmosfeer, en staat de stof bekend als ontsmettings- en haarbleekmiddel. Nu is hij met de Europese APEX-telescoop in Chili dan ook in de ruimte ontdekt. De waterstofperoxide is waargenomen in de omgeving van de ongeveer 400 lichtjaar verre ster Rho Ophiuchi. In dat gebied bevinden zich zeer koude (ca. -250 graden Celsius), dichte wolken van gas en stof waarin nieuwe sterren worden geboren. De wolken bestaan grotendeels uit waterstof, maar bevatten ook sporen van andere chemische stoffen, die interessant zijn voor astronomen die op kosmische moleculen jagen. Telescopen zoals APEX, die straling in het millimeter- en submillimetergebied opvangen, zijn ideaal voor het opsporen van deze moleculen. Vermoed wordt dat waterstofperoxide in de ruimte ontstaat aan de oppervlakken van kosmische stofdeeltjes - zeer fijne deeltjes, vergelijkbaar met zand en roet - waar waterstof- en zuurstofmoleculen bijeenkomen. De reactie van waterstofperoxide met nog meer waterstof is een van de manieren om water te produceren. De detectie van waterstofperoxide kan astronomen dus helpen begrijpen hoe het water in het heelal is ontstaan.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
29 juni 2011
Eind vorig jaar vond een grootschalige onderzoekscampagne plaats van een unieke dubbelster in het Zuiderkruis, die met grote regelmaat uitbarstingen van (onder meer) gammastraling produceert. De resultaten van deze campagne, waar tal van instrumenten in de ruimte en op aarde aan deelnamen, verschijnen binnenkort in The Astrophysical Journal Letters. De 8000 lichtjaar verre dubbelster bestaat uit een een pulsar, een snel om zijn as tollende neutronenster, die in een langgerekte baan om een 'normale' hete, zware ster draait. Deze twee naderen elkaar eens in de ongeveer drieënhalf jaar tot op ongeveer 100 miljoen kilometer. En steeds als dat gebeurt, zoals in december 2010, komt er veel straling vrij. Dat laatste komt doordat de pulsar bij elke dichte nadering de materieschijf doorkruist die de zware ster omringt - tweemaal binnen enkele maanden zelfs. Tijdens deze passages treden er interacties op tussen de energierijke deeltjes die de pulsar uitzendt en het gas in de schijf, waardoor allerlei soorten straling vrijkomen. De resultaten van de onderzoekscampagne laten zien dat er als de pulsar op de terugweg is veel meer gammastraling vrijkomt dan tijdens zijn eerste tocht door materieschijf. De minder energierijke radio- en röntgenstraling laten daarentegen geen opvallende toename zien. Een verklaring voor dit opvallende verschil is er nog niet. Mogelijk dat waarnemingen van de volgende dubbele uitbarsting, die in mei 2014 worden verwacht, uitsluitsel kunnen geven.
Meer informatie:
'Odd Couple' Binary Makes Dual Gamma-ray Flares
28 juni 2011
De neutronenster IGR J18410-0535 heeft zich 'verslikt' in een kolossale wolk van heet gas, die uitgeblazen werd door de begeleider van de neutronenster, een blauwe superreus. De gaswolk, met een geschatte afmeting van 15 miljoen kilometer, werd slechts gedeeltelijk door de kleine, compacte neutronenster 'onderschept'. Het gas dat door het sterke zwaartekrtachtsveld van de neutronenster werd ingevangen werd daarbij zo sterk verhit dat er sprake was van een vier uur durende uitbarsting van extreem intense röntgenstraling, ongeveer tienduizend keer helderder dan de normale röntgenintensiteit van de neutronenster. De röntgenuitbarsting is waargenomen door de Europese ruimtetelescoop XMM-Newton. Uit de waarnemingen blijkt dat de blauwe superreus niet alleen een sterke, gestage 'sterrenwind' de ruimte in blaast, maar dat het materieverlies ook optreedt in de vorm van grote, geïsoleerde gasuitbarstingen.
Meer informatie:
Neutron star bites off more than it can chew
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
23 juni 2011
Met behulp de Europese Very Large Telescope (VLT) hebben astronomen de complexe en heldere nevel rond de superreuzenster Betelgeuze gedetailleerder in beeld gebracht dan ooit. Deze structuur, die de indruk wekt dat er vlammen uit de ster schieten, is ontstaan doordat de stellaire kolos grote hoeveelheden materie de ruimte in blaast. Betelgeuze is een van de helderste sterren aan de nachtelijke hemel. Met zo ongeveer de omvang van de omloopbaan van Jupiter, die vierenhalf keer zo groot is als de aardbaan, is hij ook een van de grootste. De VLT-opname toont de omringende nevel, die veel groter is dan de ster zelf: hij strekt zich uit tot 60 miljard kilometer van het steroppervlak - ongeveer 400 keer de afstand zon-aarde. Rode superreuzen zoals Betelgeuze vertegenwoordigen een van de laatste stadia in het bestaan van een zware ster. Tijdens deze kortstondige fase groeit de ster in omvang en blaast hij in hoog tempo materie de ruimte in. Op die manier wordt in slechts tienduizend jaar tijd een enorme hoeveelheid (ongeveer een zonsmassa) materie afgestoten. De materie die op de nieuwe opname te zien is, bestaat hoogstwaarschijnlijk uit stof dat rijk is aan silicium- en aluminiumoxide. Dat is hetzelfde materiaal waar de korst van de aarde en van andere rotsachtige planeten grotendeels uit bestaat. De onregelmatige vorm van de nevel wijst erop dat de ster zijn materie niet op symmetrische wijze heeft uitgestoten.
Meer informatie:
De vlammen van Betelgeuze
22 juni 2011
De bolvormige sterrenhoop Terzan 5 stelt astronomen voor een raadsel. Met de H.E.S.S.-telescoop in Namibië hebben zij uit de richting van dit object hoogenergetische gammastraling opgevangen. Het is voor het eerst dat een bolhoop als bron van zulke straling is herkend. Waarschijnlijk is de gammastraling afkomstig uit het buitenste deel van Terzan 5, maar haar exacte oorsprong is nog onduidelijk. De bolhoop Terzan 5 in het sterrenbeeld Boogschutter is in verschillende opzichten een opmerkelijk exemplaar. Hij gaat schuil achter dichte stofwolken in de Melkweg en is daardoor zo onopvallend, dat hij pas in 1968 werd ontdekt. En anders dan andere bolhopen, compacte verzamelingen van duizenden sterren, beweegt hij niet in een wijde baan om het Melkwegstelsel, maar bevindt hij zich in het centrale deel ervan. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat de sterren van Terzan 5 tot twee verschillende populaties behoren: een oude met een leeftijd van 12 miljard jaar oud en een jongere van zes miljard jaar. Uit die bijzondere eigenschappen leiden onderzoekers af dat Terzan 5 eigenlijk geen bolvormige sterrenhoop is, maar het restant van een klein sterrenstelsel dat door het Melkwegstelsel is opgeslokt. En nu is er dus die raadselachtige gammastraling, waarvoor verschillende verklaringen denkbaar zijn. De meest waarschijnlijke kandidaten zijn een snel rondtollende neutronenster (ster) of het restant van een geëxplodeerde ster, die op de een of andere manier uit het centrale deel van Terzan 5 verbannen is.
Meer informatie:
Gammastrahlung von Terzan 5
1 juni 2011
De open sterrenhoop NGC 6791 in het sterrenbeeld Lier lijkt een vreemde kruising te zijn tussen een open en een bolvormige sterrenhoop. Dat blijkt uit onderzoek door Amerikaanse astronomen, die een uitgebreide inventarisatie van de sterrenhoop hebben gemaakt. Doorgaans maken astronomen strikt onderscheid tussen de beide soorten sterrenhopen. Bolvormige sterrenhopen zijn miljarden jaren oud en bevatten sterren die weinig elementen zwaarder dan helium bevatten. Open sterrenhopen zijn vaak aanzienlijk jonger en hun sterren zijn relatief rijk aan elementen zwaarder dan helium. Dat NGC 6791 niet helemaal in dit plaatje past, was al langer duidelijk. Deze open sterrenhoop is bijna tien miljard jaar oud, maar niettemin rijk aan elementen zwaarder dan helium. Uit het nieuwe onderzoek blijkt dat NGC 6791 een soort sterren bevat dat normaal gesproken alleen in bolvormige sterrenhopen voorkomt. Daarnaast komen er echter ook sterren in voor die weer kenmerkend zijn voor een open sterrenhoop. Het lijkt er dus echt op dat NGC 6791 - voorlopig als enige van de ongeveer 2000 bekende sterrenhopen in ons Melkwegstelsel - tot een aparte klasse van sterrenhopen behoort.
Meer informatie:
'Oddball' Star Cluster Is A Hybrid
1 juni 2011
Uit nieuwe computersimulaties blijkt dat de stralingsdruk van zware sterren groot genoeg is om de gaswolk uiteen te blazen waarin zij geboren zijn. Tot nog toe werd aangenomen dat deze sterren hun kraamkamer pas echt beginnen te verwoesten als ze aan het eind van hun leven als supernova exploderen. Maar volgens Canadese astronomen die hun resultaten vandaag op de jaarbijeenkomst van de Canadian Astronomical Society (CASCA) in London, Ontario, presenteren, spelen supernova-explosies daarbij vrijwel geen rol. Sterren worden geboren uit reusachtige wolken van moleculair gas. Uit waarnemingen van onze eigen Melkweg was al gebleken dat zulke gaswolken grote lege holten kunnen vertonen terwijl er in geen velden of wegen restanten van supernova-explosies te vinden zijn. Dat wees er al op dat de gaswolken uiteenvallen voordat er supernova-explosies optreden. De Canadese computersimulaties laten zien dat tot nu toe te weinig rekening is gehouden met de stralingsdruk die zware, hete sterren nog tijdens hun leven op hun omgeving uitoefenen. Zodanig zelfs, dat zodra minder dan twintig procent van de gaswolk in sterren is omgezet, de stralingsdruk al hoog genoeg is om de gaswolk aan flarden te blazen. Tegen de tijd dat deze sterren aan een supernova-explosie toe zijn, is de gaswolk allang verdwenen.
Meer informatie:
CASCA 2011
31 mei 2011
Met de Europese infraroodsatelliet Herschel is een jonge ster ontdekt die 'waterkogels' de ruimte in schiet met een snelheid van ruim 200.000 kilometer per uur - tachtig keer de snelheid van een geweerkogel. Het gaat om L1448-MM, een ster op 750 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Perseus. De metingen zijn uitgevoerd door een internationaal team van sterrenkundigen dat onder leiding staat van de Leidse hoogleraar Ewine van Dishoeck.
Dat waterstof- en zuurstofatomen zich in de omgeving van sterren kunnen samenvoegen tot watermoleculen was al langer bekend. Maar dat de moleculen de schokgolven kunnen overleven die gepaard gaan bij de geboorte van een ster is een verrassing. Vermoedelijk worden de moleculen aanvankelijk wel degelijk vernietigd, maar vormen ze zich vervolgens vrij gemakkelijk opnieuw.
De totale waterproductie in de omgeving van L1448-MM bedraagt maar liefst honderd miljoen keer de hoeveelheid water in de Amazone-rivier per seconde. Ook onze eigen zon heeft kort na het ontstaan een dergelijke energierijke fase doorlopen, waarbij omringende materie temperaturen bereikt van wel 10.000 graden en er kennelijk krachtige 'jets' van water kunnen ontstaan.
De Herschel-satelliet, met het in Nederland ontwikkelde en gebouwde HIFI-instrument aan boord, is speciaal ontworpen voor het detecteren van moleculen in de interstellaire ruimte. De nieuwe resultaten zijn deze week gepresenteerd op een astrochemie-symposium in Toledo, Spanje. Ze zullen binnenkort gepubliceerd worden in Astronomy and Astrophysics.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Herschel
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
31 mei 2011
Computerberekeningen van een Canadese astronoom hebben nieuw licht geworpen op de ontstaansgeschiedenis van een ongewoon zware neutronenster. Neutronensterren zijn de extreem compacte, snel rondtollende overblijfselen van supernova-explosies. Meestal zijn ze ongeveer veertig procent zwaarder dan de zon, maar al die materie is wel samengeperst in een bolletje van hooguit zo'n dertig kilometer in middellijn.
In oktober 2010 werd echter een neutronenster (PSR J1614-2230) ontdekt die ongeveer twee keer zo zwaar is als de zon. Hij tolt 317 keer per seconde om zijn as, en is met radiotelescopen waarneembaar als een zogeheten millisecondepulsar. Hij blijkt bovendien elke negen dagen een baan te beschrijven rond een witte dwergster, wat doet vermoeden dat de grote massa mogelijk veroorzaakt is door materieoverdracht van die witte dwerg.
Lorne Nelson van de Bishop University in Sherbrooke, Quebec, heeft nu computerberekeningen uitgevoerd waarbij de evolutie van zo'n dubbelstersysteem is nagerekend voor niet minder dan veertigduizend verschillende beginsituaties. Enkele daarvan blijken inderdaad te resulteren in een witte dwerg en een extreem zware neutronenster, die de buitenste gaslagen van de witte dwerg heeft opgeslokt.
Nelson presenteert zijn resultaten deze week op de jaarbijeenkomst van de Canadian Astronomical Society (CASCA) in London, Ontario. Dat slechts enkele beginsituaties aanleiding geven tot materieoverdracht en massatoename van de neutronenster, is volgens de astronoom de verklaring voor het feit dat zware neutronensterren zo zeldzaam zijn.
CASCA 2011
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
31 mei 2011
Met de Canadese MOST-satelliet zijn onverwacht grote veranderingen ontdekt in het gedrag van CV Serpenits - een bijzondere dubbelster in het sterrenbeeld Slang die uit twee extreem hete sterren bestaat. Een van de twee sterren is een zogeheten Wolf Rayet-ster. Hij produceert een extreem krachtige sterrenwind, waarin veel koolstof voorkomt - het product van de heliumfusie die het laatste levensstadium van de ster markeert. In die sterrenwind ontstaan op nog onopgehelderde wijze ook veel stofdeeltjes die rijk zijn aan koolstofverbindingen. De intensiteit van de sterrenwind kan afgeleid worden uit onderzoek aan de andere ster in het systeem: het licht van die ster wordt tijdens elke omloop enige tijd verzwakt door absorptie in de sterrenwind van de Wolf Rayet-ster. Uit de MOST-metingen, uitgevoerd in 2009 en 2010, blijkt nu dat de dichtheid van die sterrenwind variaties van wel 70 procent vertoont. Volgens de onderzoekers, die hun resultaten deze week presenteren op de jaarbijeenkomst van de Canadian Astronomical Society (CASCA) in London, Ontario, zijn die grote veranderingen mogelijk gerelateerd aan de productie van stofdeeltjes.
CASCA 2011
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
30 mei 2011
In bolvormige sterrenhopen blijken twee generaties sterren voor te komen. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen met de Hubble Space Telescope, verricht door astronomen van de McMaster-universiteit in Hamilton (Ontario, Canada). Tot nu toe werd altijd aangenomen dat alle sterren in bolhopen tegelijkertijd zijn ontstaan.
Bolvormige sterrenhopen - grote verzamelingen van honderdduizenden oude sterren - behoren tot de oudste structure in ons Melkwegstelsel. De ontdekking dat niet alle sterren in een bolhoop tegelijkertijd zijn ontstaan, komt als een verrassing. De nieuwe waarnemingen, die deze week gepresenteerd worden op een bijeenkomst van de Canadian Astronomical Society (CASCA) in London, Ontario, doen vermoeden dat de tweede generatie sterren ontstaan is uit gas dat door de eerste (grotere) generatie sterren de ruimte in is geblazen.
Onderzoeksleidster Alison Sills denkt dat er mogelijk een verband bestaat tussen de oorsprong van deze tweede generatie sterren in bolhopen en de aanwezigheid van zogeheten 'blauwe achterblijvers': sterren die als gevolg van onderlinge interacties en materie-overdracht heter (en dus blauwer) zijn dan je op basis van hun gevorderde leeftijd zou verwachten.
Homepage van onderzoeksleidster Alison Sills
CASCA2011
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
26 mei 2011
Bij een jonge ster in het sterrenbeeld Orion regent het kristallen van het mineraal olivijn. Dat blijkt uit waarnemingen met de NASA-infraroodsatelliet Spitzer. Het is voor het eerst dat olivijnkristallen zijn waargenomen in de stofrijke gaswolken rond een ster-in-wording. Astronomen weten nog niet precies hoe die kristallen zijn ontstaan, maar de meest waarschijnlijke oorzaak ligt bij de materiebundels of jets die de ster - HOPS-68 geheten - uitstoot. Vermoed wordt dat de kristallen zijn gevormd aan het oppervlak van de ster, via de jets in de omringende gaswolk zijn terechtgekomen - waar het veel kouder is - en vervolgens weer omlaag zijn geregend. De ontdekking kan helpen verklaren waarom ook kometen, die in de koude buitendelen van ons zonnestelsel zijn ontstaan, dit soort kristallen bevatten. De temperaturen in de buitengebieden zijn veel te laag om zulke kristallen te laten ontstaan. Maar ook onze zon stootte in haar begintijd jets van materie uit, en het is dus denkbaar dat kometen op via die weg aan olivijnkristallen zijn gekomen.
Meer informatie:
Spitzer Sees Crystal Rain in Infant Star Outer Clouds
25 mei 2011
In het centrale deel van ons Melkwegstelsel zijn 42 zeldzame 'blauwe achterblijvers' gevonden - hete, blauwe sterren die er jonger uitzien dan ze in werkelijkheid zijn, en vergeleken met leeftijdsgenoten dus achter lijken te blijven in hun evolutie. De blauwe achterblijvers zijn ontdekt met de Hubble Space Telescope, tijdens een onderzoek dat in 2006 al werd uitgevoerd en dat gericht was op het opsporen van exoplaneten.
Blauwe achterblijvers zijn eerder ontdekt in sterrenhopen, maar nog nooit in de kern van ons eigen Melkwegstelsel. Ze ontstaan waarschijnlijk wanneer twee sterren om elkaar heen draaien, waarbij gas van de ene ster door de andere wordt opgezogen. Daarbij nemen druk en temperatuur toe, zodat kernfusiereacties in het inwendige zich in hoger tempo voltrekken, en de ster meer energie produceert dan verwacht zou worden voor zijn leeftijd.
Uit het Hubble-onderzoek blijkt verder dat er in het centrale deel van het Melkwegstelsel geen écht jonge sterren voorkomen. Dat werd ook niet verwacht: de Melkwegkern bevat vrijwel geen gas waaaruit nieuwe sterren zouden kunnen ontstaan.
Overigens zijn indertijd met het Hubble-onderzoek ook zestien kandidaat-exoplaneten gevonden.
Meer informatie:
NASA's Hubble Finds Rare 'Blue Straggler' Stars in Milky Way's Hub
Persbericht NASA
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
25 mei 2011
In een aards laboratorium zijn nieuwe aanwijzingen gevonden dat er 'roet-moleculen' voorkomen in de interstellaire ruimte. Deze 'polycyclische aromatische koolwaterstoffen' (PAKs), die ook aanwezig zijn in roet en uitlaatgassen, zijn grote, platte moleculen met de structuur van kippengaas: ze bestaan uit aaneengeregen koolstofmoleculen in een repeterend zeshoekpatroon. Wetenschappers van NASA's Ames Research Center in Moffet Field, Californië, hebben extreem gedetailleerde metingen verricht aan zulke PAKs, in een opstelling waarin de omstandigheden in de interstellaire ruimte nauwkeurig worden nagebootsts: vacuüm, extreem lage temperatuur, en energierijke straling. De laboratoriummetingen blijken een goede overeenkomst te vertonen met waarnemingen van sterren, waarin mysterieuze absorptielijnen en diffuse absorptiebanden zijn aangetroffen, vooral op infrarode golflengten. Er werd al langer aangenomen dat deze absorptielijnen en -banden veroorzaakt worden door PAKs, maar doordat nu ook metingen beschikbaar zijn in het optische en ultraviolette deel van het spectrum, is hierover veel meer zekerheid verkregen, aldus teamleider Farid Salama, die de resultaten vandaag presenteerde op de 218e bijeenkomst van de American Astronomical Society in Boston.
Meer informatie:
NASA Scientists on the Trail of Mystery Molecules
NASA's laboratorium voor astrofysica en astrochemie
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
25 mei 2011
Astronomen van de Universiteit van Warwick hebben een unieke dubbele heliumdwerg ontdekt. Het gaat om twee witte dwergsterren (ongeveer zo groot als de aarde maar zo zwaar als de zon) die voor het grootste deel uit samengeperst heliumgas bestaat. Witte dwergen vormen de eindstadia van sterren zoals onze eigen zon. Ze bevatten normaalgesproken een kern van koolstof en zuurstof - elementen die ontstaan bij de kernfusie van helium. Helium is weer het fusieproduct van waterstof. Het feit dat de twee witte dwergen in de nieuw ontdekte dubbelster (CS41177, op 1140 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Leeuw) vrijwel geheel uit helkium bestaan, betekent dat ze hun buitenste gasmantels kwijtgeraakt moeten zijn - zo goed als zeker door de onderlinge zwaartekrachtswerking - waardoor druk en temperatuur in het inwendige niet langer hoog genoeg waren om de fusie van helium op gang te brengen. Berekeningen wijzen uit dat de omloopbaan van de twee heliumsterren langzaam maar zeker steeds kleiner wordt; over ongeveer één miljard jaar zullen ze versmelten tot een hete 'subdwerg'.
Meer informatie:
Persbericht University of Warwick
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
24 mei 2011
Uit waarnemingen van de NASA-röntgensatelliet Chandra blijkt dat de Carinanevel, een stervormingsgebied op slechts 7500 lichtjaar van de aarde, geleidelijk in een supernovafabriek verandert. Tussen de talrijke jonge sterren in de gasnevel zijn diverse restanten van deze kolossale sterexplosies ontdekt. Een andere aanwijzing dat de Carinanevel het toneel van supernova-explosies is, is het tekort aan röntgenbronnen in een van de sterrenhopen die de nevel rijk is. Verspreid over de Carinanevel heeft Chandra vele duizenden heldere röntgenobjecten gevonden, maar in de sterrenhoop Trumpler 15 zijn ze relatief schaars. Volgens astronomen wijst dat erop dat de zwaarste sterren in deze sterrenhoop hun (relatief korte) bestaan al hebben afgesloten met een supernova-explosie. Bij het Chandra-onderzoek zijn ook zes mogelijke neutronensterren ontdekt - de compacte kernen die vaak overblijven nadat een zware ster is geëxplodeerd. Tot nu toe was maar één neutronenster in de Carinanevel gevonden. Dat kwam voornamelijk doordat het rijkelijke aanwezige stof en gas de laagenergetische röntgenstraling van neutronensterren betrekkelijk sterk absorberen. Waarschijnlijk houden zich hier dus nog meer supernovaresten schuil.
Meer informatie:
Nearby Supernova Factory Ramps Up
23 mei 2011
Een internationaal team van sterrenkundigen is erin geslaagd om de leeftijden van enkele tientallen relatief jonge sterren te bepalen. Daarbij is gebruik gemaakt van het gegeven dat sterren mettertijd steeds langzamer gaan draaien. De resultaten van de leeftijdsbepalingen worden vandaag bekendgemaakt tijdens de 218de bijeenkomst van de American Astronomical Society (AAS). Net als onze zon zien de meeste sterren er gedurende bijna hun hele leven hetzelfde uit. Aan de buitenkant kun je dus niet zien hoe oud ze zijn. Toch is van veel sterren de leeftijd bekend: de leeftijden van sterrenhopen bijvoorbeeld kunnen worden afgeleid uit de kleuren en helderheden van de sterren waaruit deze groepen bestaan. De bepaling van de leeftijden van afzonderlijke sterren is veel moeilijker. Er bestaat weliswaar een bekende relatie tussen leeftijd en rotatie, maar het meten van de draaisnelheid van een ster is een lastige klus. Dankzij de Amerikaanse satelliet Kepler komt er echter schot in dit onderzoek. Kepler is ontworpen om heel nauwkeurig de helderheden van grote aantallen sterren te meten, met name om planeten bij deze sterren te kunnen opsporen. Kleine fluctuaties in de helderheid van een ster kunnen echter niet alleen door een steeds weer voor de ster langs bewegende planeet worden veroorzaakt, maar ook door donkere vlekken op het oppervlak van de ster - het equivalent van zonnevlekken. Door te meten hoe lang het duurt voordat zo'n vlek uit het zicht verdwijnt, kan de rotatiesnelheid van de ster worden vastgesteld. Op die manier hebben de astronomen de leeftijden van 71 sterren van de sterrenhoop NGC 6811 gemeten - een klus die vier jaar in beslag nam. De sterren vertonen rotatieperioden van één tot elf dagen. Ter vergelijking: onze zon, die met 5 miljard jaar van middelbare leeftijd is, heeft een rotatieperiode van dertig dagen.
Meer informatie:
How To Learn A Star's True Age
12 mei 2011
De Krabnevel in het sterrenbeeld Stier is het restant van een supernova die in 1054 werd gezien. In het hart van de nevel staat een pulsar, een snel draaiende neutronenster met een zeer sterk magnetisch veld, die als een superdynamo energie in de nevel pompt die daardoor kan blijven stralen. Bijzonder aan de Krabnevel zijn de gamma-uitbarstingen die sinds 2009 kunnen worden waargenomen. Op 12 april is met de Fermi Gamma-ray Space Telescope de grootste uitbarsting ooit waargenomen, vijf keer sterker dan ooit te voren met een duur van zes dagen. De helderheid in gammastraling werd 30x groter dan de normale helderheid. Al eerder, in januari, waren met diverse satellieten, waaronder Fermi, Swift en de Rossi X-ray Timing Explorer, langdurige helderheidsvariaties waargenomen in röntgenstraling. Maar opmerkelijk genoeg werden met het Chandra-röntgenobservatorium geen veranderingen in röntgenstraling waargenomen tijdens de gamma-uitbarsting in april. Astrononen denken dat de gamma-uitbarstingen optreden als zeer sterke magnetische velden in de buurt van de neutronenster zich herschikken. Bij deze veranderingen kunnen deeltjes als elektronen worden versneld tot bijna de lichtsnelheid. Als deze zeer snelle deeltjes vervolgens weer reageren met magnetische velden, kan gammastraling worden opgewekt. Met het Chandra-röntgenobservatorium is de Krabnevel regelmatig waargenomen sinds september 2010, juist met het doel om te bepalen waar in de nevel de gamma-uitbarstingen plaatsvinden. Gamma-satellieten kijken niet scherp genoeg om dit te zien, maar treed een uitbarsting tegelijk op in het röntgengebied, dan kan de positie wel worden bepaald omdat röntgensatellieten veel scherper kunnen kijken. In die opzet is men dus nog niet geslaagd, maar zeven maanden kijken naar de Krabnevel heeft wel een film opgeleverd waarin allerlei andere variaties in het röntgenbeeld zijn te zien.
Meer informatie:
NASA'S Fermi Spots 'Superflares' In The Crab Nebula
Crab Nebula: The Crab in Action & The Case of The Dog That Did Not Bark
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Edwin Mathlener - www.dekoepel.nl
2 mei 2011
Een team van sterrenkundigen onder leiding van de Amsterdamse promovendus Lucas Ellerbroek heeft het - zeldzame - geboorteproces van een zware ster blootgelegd. Met de spiksplinternieuwe spectrograaf X-shooter op ESO's Very Large Telescope (VLT) in Chili is een zich nog vormende zware ster waargenomen, diep verborgen in een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Vela (Zeilen). Aanvullende waarnemingen met een ander instrument op de VLT hebben het bestaan bevestigd van een gasschijf rond de ster, en materie blazende straalstromen loodrecht daarop. Hoe sterren precies worden gevormd is een van de belangrijkste onopgeloste vraagstukken in de hedendaagse sterrenkunde. Met name de vorming van zware sterren (zo'n 10-100 keer zo zwaar als de zon) is een groot raadsel. Dit komt doordat zware sterren zeldzaam zijn - slechts 1 op de 10.000 sterren is een zware ster - en maar kort leven: een paar miljoen jaar tegen 10 miljard jaar voor de zon. Het vormingsproces gaat ongeveer honderd keer zo snel. Jonge zware sterren zijn bovendien slecht te vinden doordat ze zich diep in het binnenste van enorme gas- en stofwolken bevinden die zo goed als ondoordringbaar zijn voor zichtbaar licht. Bij de vorming van een lichte ster komt het materiaal via een langzaam ronddraaiende schijf gedeeltelijk op de ster terecht; de rest verdwijnt via straalstromen uit het systeem. De vraag is of dit scenario ook van toepassing is op zwaardere sterren. De nieuwe waarnemingen lijken dit laatste te bevestigen, al gaat het er allemaal veel sneller en heftiger aan toe.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
27 april 2011
Analyse van de chemische samenstelling van enkele van de oudste sterren in ons Melkwegstelsel heeft meer inzicht gegeven in de aard van de eerste generaties sterren in ons heelal. Volgens het internationale team van astronomen dat het onderzoek heeft verricht, tolden de eerste zware sterren heel snel om hun as (Nature, 28 april). Kort na de oerknal bestond alle materie in het heelal nog uit waterstof en helium. Pas toen 300 miljoen jaar later de eerste zware sterren op explosieve wijze aan hun eind kwamen, werd het oergas verrijkt met zwaardere elementen. Op die manier hebben deze sterren chemische 'vingerafdrukken' achtergelaten, die nog terug te vinden zijn in de oudste sterren van ons Melkwegstelsel. Door deze sterren te onderzoeken, kom je dus meer te weten over hun zware soortgenoten. En inderdaad: ze bevatten elementen die afkomstig moeten zijn van zware sterren. Maar verrassend genoeg blijkt uit het nieuwe onderzoek dat ze ook elementen bevatten waarvan gedacht werd dat ze alleen door lichtere sterren worden geproduceerd - sterren die nog niet opgebrand waren toen de oudste sterren van ons Melkwegstelsel geboren werden. De eerste generaties zware sterren lijken dus een breder scala aan elementen te hebben achtergelaten dan voor mogelijk werd gehouden. Hoewel daar verschillende verklaringen voor te bedenken zijn, houden de astronomen het er voorlopig op dat die eerste stellaire kolossen heel snel om hun as draaiden. Computersimulaties laten namelijk zien dat hun eigenschappen daardoor zodanig veranderen, dat ze ook elementen afleveren die doorgaans aan minder zware sterren worden toegeschreven.
Meer informatie:
SPINSTARS: the first polluters of the Universe?
26 april 2011
Sterrenkundigen hebben een reconstructie gemaakt van een historische supernova-explosie. Uit dit onderzoek, gebaseerd op metingen van de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra, blijkt dat zo'n explosie geen catastrofale gevolgen hoeft te hebben voor naburige sterren. Het nieuwe onderzoek draait om het restant van de supernova die in het jaar 1572 werd waargenomen door de Deense sterrenkundige Tycho Brahe. Die supernova was van type Ia, een explosie die optreedt in een stelsel van twee sterren die op geringe afstand om elkaar heen draaien. Bij supernovae van dit type zijn twee scenario's denkbaar. Het ene is dat de dubbelster bestaat uit twee compacte witte dwergen die met elkaar in botsing komen. In dat geval zouden er na de explosie geen sporen van een begeleidende ster te vinden zijn. Volgens het andere scenario bestaat de dubbelster uit een witte dwerg en een normale ster. Door materie-overdracht van de normale ster aan de witte dwerg kan deze laatste een kritieke massa bereiken en ontploffen. Met Chandra is in het restant van Tycho's supernova een boog van hete materie ontdekt. Uit nader onderzoek blijkt dat deze boog waarschijnlijk is ontstaan doordat de schokgolf van de exploderende witte dwerg materiaal van het oppervlak van een nabije stellaire begeleider heeft weggeblazen. Daarmee staat vrijwel vast dat de dubbelster waarin de supernova-explosie optrad, heeft bestaan uit een witte dwerg en een normale ster. De hoeveelheid materie die door de explosie van de begeleidende ster is weggeblazen lijkt betrekkelijk gering. Dat maakt de kans groot dat de begeleider van de exploderende witte dwerg de catastrofe heeft overleefd. Een tweede aanwijzing in die richting is de eerdere ontdekking van een ster in de omgeving van de supernova-rest die zich met opvallend hoge snelheid uit de voeten maakt.
Meer informatie:
Chandra Finds New Evidence on Origin of Supernovas
20 april 2011
Astronomen hebben met de infraroodsatelliet Herschel een uitzonderlijk heldere uitbarsting waargenomen bij een ster-in-wording. De proto-ster, die de aanduiding HBC 722 draagt, maakt deel uit van de zogeheten Noord-Amerikanevel en is omgeven door gaswolken en andere jonge sterren. HBC 722 begon in de zomer van 2010 helderder te worden - eerst langzaam, later steeds sneller. In september vorig jaar was de ster twintig keer zo helder als voorheen. Sindsdien wordt hij geleidelijk zwakker. Het opvlammen van een jonge ster wordt niet zo vaak waargenomen: de vorige waarneming van een dergelijk verschijnsel was al meer dan dertig jaar geleden. Vermoed wordt dat zo'n uitbarsting ontstaat als zich in de materieschijf die elke ster-in-wording omgeeft zo veel gas heeft opgehoopt, dat deze als het ware overstroomt. Er stroomt dan in één keer veel meer materie naar de ster dan normaal.
Meer informatie:
Caught in the Act: Cascading Material Pours onto a Young Star
20 april 2011
Een nieuw onderzoek naar het ontstaan van spiraalpatronen in sterrenstelsels zoals onze Melkweg zou grote gevolgen kunnen hebben voor de bestaande ideeën over de vorming van spiraalarmen. Sinds de jaren zestig gaan sterrenkundigen ervan uit dat spiraalarmen een golfeffect zijn, enigszins vergelijkbaar met de Mexicaanse golf in een voetbalstadion. De sterren die erin te zien zijn, zouden zijn ontstaan doordat de golf die door het stelsel heen gaat het daarin aanwezige gas samendrukt en nieuwe sterren doet ontstaan. Als de golf gepasseerd is, zouden deze sterren achterblijven en zich verspreiden. Computersimulaties door Britse sterrenkundigen wijzen er nu echter op dat de sterren met de spiraalarmen mee draaien. Bovendien zou het spiraalpatroon slechts een tijdelijke structuur zijn, met een levensduur van hooguit 100 miljoen jaar, die uiteindelijk plaatsmaakt voor nieuwe spiraalarmen. Volgens de onderzoekers migreren sterren binnen een spiraalstelsel veel gemakkelijker dan tot nog toe werd gedacht. Sterren die aan de voorzijde van een spiraalarm zitten, verplaatsen zich in de richting van het centrum van het stelsel. En die aan de achterzijde van een spiraalarm migreren naar buiten.
Meer informatie:
New theory of evolution for spiral galaxy arms
18 april 2011
De heetste sterren in het heelal tollen zo snel om hun as, dat ze aan hun evenaar flink uitstulpen. Maar dit heeft niet tot gevolg dat deze sterren aan hun evenaar beduidend minder heet zijn dan aan hun polen, zoals tot nog toe werd aangenomen. Dat blijkt uit onderzoek door astronomen van enkele Amerikaanse universiteiten, die op een paar van deze sterren hebben ingezoomd. Dat de snel roterende sterren een aanzienlijk koeler evenaargebied zouden hebben, volgde uit een theorie die 90 jaar geleden werd opgesteld door de Zweedse astronoom Edvard Hugo von Zeipel. Uit metingen van de ster Regulus, die zo snel om zijn as tolt dat hij bijna uit elkaar spat, blijkt echter dat het temperatuurverschil tussen evenaar en polen betrekkelijk klein is. Volgens de onderzoekers heeft Von Zeipel onvoldoende rekening gehouden met het feit dat in sterren als Regulus circulaties optreden die vergelijkbaar zijn met de windpatronen op aarde. Deze stromingen zorgen ervoor dat temperatuurverschillen binnen de perken blijven. De gemeten afwijkingen van de theorie zijn dermate groot, dat de schattingen van de massa's en leeftijden van deze hete sterren moeten worden bijgesteld.
Meer informatie:
Zoom-up star photos poke holes in century-old astronomical theory
18 april 2011
Leerlingen van vijf middelbare scholen in Engeland en Wales hebben meegewerkt aan het ontraadselen van een mysterieuze röntgendubbelster, IRG J00291+5934 geheten. De dubbelster bestaat uit een kleine, compacte en snel roterende neutronenster (zichtbaar als een pulsar), die materiaal opzuigt van een begeleidende ster. Zulke röntgendubbelsterren vertonen regelmatig krachtige uitbarstingen, vermoedelijk wanneer zich voldoende materiaal van de ster heeft opgehoopt in een afgeplatte, roterende schijf rond de pulsar. Het materiaal uit die accretieschijf komt dan op het oppervlak van de pulsar terecht, waarbij krachtige röntgenstraling wordt gegenereerd. Vervolgens duurt het geruime tijd voordat de schijf zich opnieuw heeft 'gevuld'.
Met IRG J00291+5934 is echter iets bijzonders aan de hand: in september 2008 werd een zeer energierijke uitbarsting waargenomen, die binnen drie weken uitdoofde, waarna een maand later alweer een nieuwe uitbarsting plaatsvond - onwaarschijnlijk snel. Een internationaal team van astronomen heeft de röntgendubbelster nu zeer uitgebreid geanalyseerd, op basis van waarnemingen van talloze telescopen op aarde en in de ruimte (waaronder de Westerbork Synthese Radio Telescoop in Drenthe). Bij de analyse zijn ook waarnemingen onderzocht die door Engelse scholieren verricht zijn met de Faulkes North Telescope op Hawaii, een op afstand bedienbare telescoop voor educatieve doeleinden.
Hoewel het raadsel van de snelle uitbarstingen nog niet is opgelost, denken astronomen dat de twee röntgenexplosies in werkelijkheid één uitbarsting vormden, die halverwege tijdelijk werd onderbroken, mogelijk door een soort 'propeller-effect' waarbij juist materiaal naar buiten werd geblazen. De voorlopige resultaten van het onderzoek zijn gepresenteerd op de National Astronomy Meeting (NAM 2011) van de Royal Astronomical Society in Llandudno, Wales.
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
14 april 2011
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft met de Internationale LOFAR Telescoop (ILT), ontworpen en gebouwd door het Nederlandse instituut voor radioastronomie ASTRON, meer dan honderd pulsars waargenomen. Pulsars geven felle regelmatige radioflitsen met een stabiel ritme van 40 tot wel 3800 slagen per minuut. Daarvan maakte het team de gevoeligste 'hartfilmpjes' die ooit op deze waarneemfrequentie zijn gemaakt. In die filmpjes is te zien dat sommige pulsars anders flitsen dan werd gedacht. De eerste pulsar werd in 1967 bij toeval ontdekt op een waarneemfrequentie van 81 Mhz (vergelijkbaar met een FM radiozender). LOFAR grijpt terug op een vergelijkbare techniek, maar is de eerste radiotelescoop waarbij een krachtige supercomputer de signalen van duizenden eenvoudige antennes combineert. Daarmee zoekt LOFAR de hele hemel af naar nieuwe radiopulsars. De eerste resultaten van de zoektocht naar nieuwe pulsars die op het ogenblik gaande is, verschijnen binnenkort in het wetenschappelijke tijdschrift Astronomy & Astrophysics.
13 april 2011
Uit waarnemingen met de Europese infraroodsatelliet Herschel blijkt dat interstellaire gaswolken netwerken van onderling verstrengelde gasslierten bevatten. Elk van die zogeheten filamenten is ongeveer even breed en volgens astronomen wijst dat erop dat zij allemaal op dezelfde manier zijn ontstaan. De meest waarschijnlijke oorzaak zijn schokgolven in de interstellaire ruimte. De waargenomen filamenten zijn tot wel tientallen lichtjaren lang en uit de Herschel-waarnemingen blijkt dat in de delen met de hoogste gasdichtheid vaak pasgeboren sterren te zien zijn. Qua breedte lopen de gasstrengen niet veel uiteen: ze zijn allemaal ongeveer 0,3 lichtjaar breed - oftewel 20.000 keer de afstand zon-aarde. Door de waargenomen eigenschappen te vergelijken met de resultaten van computermodellen zijn de astronomen tot de conclusie gekomen dat de filamenten waarschijnlijk zijn gevormd door 'supersone' schokgolven die door het interstellaire gas zijn gegaan. Deze schokgolven zijn het gevolg van de explosies van sterren in de omgeving die het gas plaatselijk samendrukken. De verhoogde gasdichtheid die daar het gevolg van is, geeft de aanzet tot de vorming van nieuwe sterren.
Meer informatie:
Herschel links star formation to sonic booms
Herschel unravels the thread of star formation in the Gould Belt
11 april 2011
De Amsterdamse sterrenkundigen Rudy Wijnands en Nathalie Degenaar hebben grote temperatuurvariaties waargenomen aan het oppervlak van een neutronenster, veroorzaakt door materieoverdracht van een begeleidende ster. De mate en de snelheid van opwarming en afkoeling biedt informatie over de inwendige opbouw van neutronensterren - kleine, supercompacte en snel rondtollende sterren die het overblijfsel vormen van supernova-explosies.
De neutronenster IGR J17480-2446, in de bolvormige sterrenhoop Terzan 5, maakt deel uit van een röntgendubbelster: er draait een andere ster omheen, en wanneer gas van die ster overgedragen wordt aan de neutronenster, zendt het systeem energierijke röntgenstraling uit. Uit archiefwaarnemingen en nieuwe metingen met de Amerikaanse Chandra-ruimtetelescoop blijkt nu dat de neutronenster ná zo'n periode van materieoverdracht bijna anderhalf keer zo heet is als ervoor.
De resultaten worden gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. In mei worden nieuwe waarnemingen gedaan om te onderzoeken in welke mate en in welk tempo de neutronenster weer is afgekoeld.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
7 april 2011
Het stellaire bevolkingsonderzoek waarmee de Amerikaanse satelliet Kepler momenteel bezig is, levert een schat aan informatie op over sterren zoals onze zon. Deze week berichten astronomen van onder meer de universiteiten van Amsterdam en Nijmegen over waarnemingen van kleine helderheidsvariaties bij vijfhonderd zonachtige sterren (Science, 8 maart). Het onderzoek van deze sterren moet meer inzicht geven in hun ontwikkeling. Hoofdtaak van de Kepler-satelliet is het registreren van de periodieke helderheidsdipjes die sterren kunnen vertonen als er planeten omheen draaien. Maar ook van zichzelf vertonen sterren kleine helderheidsvariaties, die worden veroorzaakt door oscillaties of 'sterbevingen'. En net als bij seismologisch onderzoek op aarde kunnen deze bevingen worden gebruikt om meer te weten te komen over het inwendige. Dankzij Kepler is het aantal zonachtige sterren waarbij oscillaties zijn waargenomen meer dan vertwintigvoudigd. Uit analyse van de nieuwe metingen blijkt dat de onderzochte sterren ongeveer zo groot zijn als vooraf was ingeschat. Maar hun massa's zijn iets kleiner dan verwacht en vertonen een grotere spreiding. Dat betekent dat een belangrijk onderdeel van de bestaande modellen voor de evolutie van sterren - de zogeheten massa-straalrelatie - wellicht moet worden bijgesteld. In hetzelfde nummer van Science maakt een ander team van astronomen de ontdekking bekend van een drievoudige ster die uit een rode reus en twee rode dwergsterren bestaat. Uit Kepler-gegevens blijkt dat de oscillaties in de reuzenster worden verstoord door de aanwezigheid van de beide dwergen.
Meer informatie:
Kepler-telescoop luistert naar een concert van zonachtige sterren
Astronomers Update Census Of Sun-Like Stars
Kepler Asteroseismic Science Consortium
6 april 2011
Astronomen hebben, met de hulp van duizenden vrijwilligers, een bijzondere pulsar ontdekt. De rondtollende neutronenster vormt een paar met een witte dwergster, en is daardoor bijzonder geschikt voor het toetsen van de algemene relativiteitstheorie. Wetenschappers die zich met kosmisch onderzoek bezighouden, hebben een luxeprobleem. Ze verzamelen zo veel gegevens, dat het steeds moeilijker wordt om die gegevens te analyseren. Daarom roepen zij steeds vaker de hulp in van vrijwilligers die de rekenkracht van hun pc's ter beschikking willen stellen voor dataverwerking via het internet. Eén van die initiatieven is Einstein@Home, een programma waarbij gegevens van de Arecibo-radiotelescoop worden geanalyseerd om nieuwe pulserende neutronensterren te vinden. Op die manier is ook de exotische pulsar J1952+2630 opgespoord. Deze neutronenster, 31.000 lichtjaar van ons verwijderd, geeft eens in de 20,7 milliseconde een korte stoot radiostraling. Door het pulsgedrag heel nauwkeurig te analyseren zijn professionele astronomen tot de ontdekking gekomen dat er kleine, regelmatige variaties in die pulsperiode zitten. Daaruit kan worden afgeleid dat de pulsar een kleine, maar zware begeleider heeft: vermoedelijk een witte dwerg. De twee wentelen in vrijwel volmaakte cirkelbanen in ruim negen uur om hun gemeenschappelijke zwaartepunt. Dat maakt deze bijzondere dubbelster tot een geschikt object voor het meten van relativistische verschijnselen. Zo hopen astromen bij J1952+2630 het zogeheten Shapiro-effect te kunnen meten. Dat effect zorgt ervoor dat (radio)straling die vlak langs een zwaar object scheert van het rechte pad afwijkt en dus een beetje vertraging oploopt. Als deze vertragingen in het geval van J1952+2630 inderdaad meetbaar zijn, kunnen daaruit de massa's van de pulsar en de witte dwerg worden afgeleid.
Meer informatie:
Einstein@Home detects unusual stellar pair
Einstein@Home
6 april 2011
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft een dubbelster ontdekt, bestaande uit twee witte dwergsterren die in 39 minuten om elkaar heen wentelen. De onderlinge afstand tussen beide sterretjes is zo klein, dat zij binnen enkele tientallen miljoenen jaren met elkaar in botsing zullen komen en een 'nieuwe' ster vormen. Een witte dwerg is het restant van een ster die aan het eind van zijn bestaan zijn buitenste gaslagen heeft afgestoten. Het overblijfsel, in feite de kern van de oorspronkelijke ster, is ongeveer zo groot als de aarde, maar vele malen zwaarder. Dubbelsterren die uit twee van die witte dwergen bestaan zijn schaars, en zulke compacte als de recent ontdekte dubbelster SDSS J010657.39 al helemaal. De onderlinge afstand tussen de twee sterren, die waarschijnlijk geheel uit helium bestaan, is slechts 225.000 kilometer - kleiner dus dan de afstand aarde-maan. Doordat de beide sterretjes zo snel om elkaar heen draaien, zenden ze veel zogeheten gravitatiestraling uit. Hierdoor verliezen ze snelheid en naderen ze elkaar steeds dichter. Bij relatief zware witte dwergen kan de uiteindelijke botsing uitdraaien op een supernova-explosie. Maar déze witte dwergen hebben daar niet genoeg massa voor: samen zijn ze nog niet half zo zwaar als onze zon. Hun samensmelting zal dan ook met een sisser aflopen. Het resultaat zal waarschijnlijk niet van een 'normale' ster te onderscheiden zijn.
Meer informatie:
Two Dying Stars Reborn as One
4 april 2011
Infraroodwaarnemingen met NASA's Spitzer Space Telescope van een protoster op 1500 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Orion hebben een merkwaardig verschijnsel aan het licht gebracht. Zoals vrijwel alle protosterren blaast HH34 in twee tegenovergestelde richtingen bundels van gas de ruimte in, maar de ene straalstroom ( jet ) blijkt een vertraging van 4,5 jaar te hebben ten opzichte van de andere. De opmerkelijke ontdekking is gepubliceerd in Astrophycisal Journal Letters.
Sterren ontstaan uit afgeplatte, ronddraaiende schijven van gas en stof. Tijdens het samentrekkingsproces begint zo'n schijf steeds sneller te roteren. Overtollige draai-energie wordt afgevoerd door het wegblazen van twee straalstromen, die haaks op de schijf staan, evenwijdig aan de draaiingsas.
Van HH34 was één van die twee jets al uitgebreid bestudeerd met de Hubble Space Telescope. De andere is met een optische telescoop echter niet zichtbaar: hij wordt aan het oog onttrokken door absorberend stof. Met de Spitzer Space Telescope is die tweede straalstroom nu wel waargenomen op infrarode golflengten.
Beide bundels blijken hetzelfde patroon van verdichtingen te bevatten, ontstaan doordat er soms meer materie dan gemiddeld wordt weggeblazen. De patronen zijn echter verschoven ten opzichte van elkaar, wat erop wijst dat de ene bundel een vertraging van 4,5 jaar vertoont ten opzichte van de andere.
De onderzoekers vermoeden dat de tegenovergesteld gerichte bundels met elkaar 'communiceren' door middel van geluidsgolven in het gas. Uit de gemeten vertraging blijkt dan dat de bundels moeten ontstaan in een gebied dat kleiner is dan een paar honderd miljoen kilometer.
Meer informatie:
NASA's Spitzer Discovers Time-Delayed Jets Around Young Star
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
30 maart 2011
Een internationaal team van astronomen, onder wie Saskia Hekker van de Universiteit van Amsterdam, is erin geslaagd diep in het binnenste van zogeheten rode reuzen te kijken en te bepalen welke van deze reuzensterren nog in hun kinderjaren zijn, welke aan het puberen en welke op sterven na dood. Deze ontdekking, die deze week in Nature wordt gepubliceerd, is gedaan met de Kepler-ruimtetelescoop en geeft nieuwe aanknopingspunten voor onderzoek naar de evolutie van sterren zoals onze eigen zon. Rode reuzen zijn sterren die aan het eind van hun leven zijn gekomen. Onze eigen zon bereikt dat stadium over zo'n vijf miljard jaar. Tegen die tijd zal de zon ruim tien keer groter zijn dan nu, en ongeveer vijftig keer zo helder. De kleur is dan verschoven van geelachtig naar roodachtig - vandaar de naam rode reus. De voorraad waterstof in de kern raakt op en de ster gaat de waterstof in een schil rondom de kern verbranden. Tegen het einde van zijn leven begint de rode reus het helium in zijn kern te verbranden. De astronomen hebben gedurende bijna een jaar met een ongekende precisie het licht van honderden rode reuzen bestudeerd en zijn veel te weten gekomen over hun kernen. 'De veranderingen in de helderheid aan het oppervlak van de ster zijn het gevolg van turbulente bewegingen in het inwendige van de ster, die continu sterbevingen veroorzaken', zegt eerste auteur prof. Tim Bedding van de Universiteit van Sydney. De geluidsgolven die daarbij worden geproduceerd, reizen naar het inwendige van de ster en weer terug. Als de condities goed zijn, gaan de geluidsgolven een interactie aan met andere golven, die in de heliumkern van de ster zitten. Het zijn deze gemengde schommelingen (oscillaties) die iets zeggen over de leeftijdsfase van de rode reus.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Kepler spacecraft gives astronomers a look inside red giant stars
28 maart 2011
Vier Nederlandse astronomen hebben een verklaring gevonden voor een bizar astronomisch object, met de naam J1903+0327. Het gaat om een zogeheten millisecondenpulsar (een kleine, compacte, extreem snel rondtollende ster), waar een gewone, zonachtige ster in een wijde, langgerekte baan omheen draait. Algemeen wordt aangenomen dat millisecondenpulsars tot hun hoge rotatiesnelheden (meer dan honderd keer per seconde) door materie-overdracht van een begeleider, maar zo'n begeleider moet dan juist in een zeer kleine baan rond de pulsar draaien. Modelberekeningen van Ed van den Heuvel, Simon Portegies Zwart, Joeri van Leeuwen en Gijs Nelemans bieden nu een mogelijke verklaring voor het merkwaardige duo. Volgens de vier astronomen, die hun resultaten beschrijven in Astrophysical Journal , bestond het systeem oorspronkelijk uit drie sterren. De pulsar werd inderdaad opgezweept door materie-overdracht van een begeleider in een kleine baan, en de zonachtige ster draaide op grote afstand rond dat duo heen. Door de materie-overdracht raakte het stelsel echter instabiel, en werd de 'leeglopende' ster de ruimte in geslingerd.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
24 maart 2011
In het restant van een meer dan vier eeuwen geleden ontplofte ster is een patroon van 'röntgenstrepen' ontdekt. Dat patroon vormt het eerste directe bewijs dat een kosmisch verschijnsel deeltjes kan versnellen tot energieën vele malen groter zijn dan die in de krachtigste deeltjesversneller op aarde. Het bestaan van het röntgenpatroon is aan het licht gekomen na langdurig onderzoek van het restant van de supernova van 1572 met de Chandra-röntgensatelliet. Bij een supernova-explosie ontstaan zeer sterke magnetische velden, waarvan de veldlijnen onderling verstrikt kunnen raken. Vermoed wordt dat de door Chandra ontdekte röntgenstrepen gebieden zijn waar de magnetische velden nog meer verstrengeld zijn dan elders. Onduidelijk is echter nog waarom dat zo'n regelmatig patroon oplevert.Maar ongeacht de precieze oorzaak, kan de afstand tussen de röntgenstrepen worden gebruikt om de energieën te schatten van de deeltjes die door de magnetische velden worden versneld, en daardoor röntgenstraling gaan uitzenden. Uit de schatting bleekt dat de deeltjes energieën krijgen die honderd keer groter zijn dan de energieën die met de Large Hadron Collider, de krachtigste deeltjesversneller op aarde, worden bereikt. Dit resultaat kan voor een deel verklaren waar de meest energierijke deeltjes van de kosmische straling vandaan komen, waar de aarde voortdurend mee wordt gebombardeerd. Dat supernova-explosies een belangrijke leverancier zijn van deze deeltjes werd al langer vermoed, maar een direct bewijs ontbrak tot nog toe.
Meer informatie:
Exploding Stars and Stripes
24 maart 2011
De Europese gammasatelliet Integral heeft extreem hete materie waargenomen die op het punt staat om in een zwart gat te verdwijnen. Of toch niet? De waarnemingen laten de mogelijkheid open dat een deel van de materie nog kan ontsnappen. Bij een zwart gat kun je maar beter niet in de buurt komen. Op enkele honderden kilometers van zijn 'oppervlak' kolkt de ruimte van de energierijke deeltjes en straling. Normaal gesproken zijn die deeltjes slechts een duizendste seconde van hun noodlottige einde verwijderd. Maar voor sommige van hen bestaat hoop. Dat blijkt uit de eigenschappen van gammastraling die afkomstig is van het object Cygnus X-1 - een zwart gat dat samen met een reuzenster een bizarre dubbelster vormt. De metingen van Integral, die verspreid over zeven jaar hebben plaatsgevonden, laten zien dat de omgeving van dat zwarte gat één grote kluwen van magnetische veldlijnen is. En op sommige plaatsen is het magnetische veld zó sterk dat ze de deeltjes uit de zwaartekrachtsgreep van het zwarte gat kunnen losrukken en terug de ruimte schieten.Hoe dat wegschieten precies in zijn werk gaat, is overigens nog onduidelijk. Mogelijk dat de Integral-metingen meer duidelijkheid over dit proces kunnen geven.
Meer informatie:
Integral spots matter a millisecond from doom
23 maart 2011
Het nieuws was twee weken geleden al uitgelekt, maar nu is er wat meer informatie over de koele bruine dwerg die door een internationaal team van astronomen is opgespoord. Het object, dat gebukt gaat onder de aanduiding CFBDSIR 1458+10B, is de zwakste van een tweetal om elkaar draaiende bruine dwergen op 75 lichtjaar van de aarde. Het heeft een temperatuur van amper 100 graden. Bruine dwergen zijn feitelijk mislukte sterren. Ze hebben te weinig massa om de kernreacties op gang te brengen die sterren laten stralen. Hierdoor zijn bruine dwergen per definitie tamelijk koel en zenden ze in plaats van zichtbaar licht voornamelijk infraroodstraling uit. Bij het ontrafelen van de eigenschappen van deze koele bruine dwerg is gebruik gemaakt van drie verschillende telescopen. Dat CFBDSIR 1458+10 een dubbelster is, werd ontdekt met het Laser Guide Star (LGS) adaptieve optische systeem van de Keck II-telescoop op Hawaï. De astronomen hebben vervolgens de Canada-France-Hawaii-telescoop ingezet om met behulp van een infraroodcamera de afstand van de bruine dwerg te bepalen. Ten slotte werd de Europese Very Large Telescope in Chili gebruikt om het infraroodspectrum van het object te onderzoeken en zijn temperatuur te meten. De jacht op koele objecten is momenteel een hot topic in de astronomie. De Spitzer-ruimtetelescoop heeft onlangs twee andere zeer zwakke objecten ontdekt die meedingen naar de titel 'koelste bruine dwerg', al zijn hun temperaturen nog niet zo nauwkeurig gemeten. Toekomstige waarnemingen moeten uitwijzen hoe deze objecten zich verhouden tot CFBDSIR 1458+10B. 'Bij zulke temperaturen verwachten we dat een bruine dwerg veel meer op een reuzenplaneet lijkt dan eerder ontdekte bruine dwergen - hij zou zelfs wolken waterdamp in zijn atmosfeer kunnen hebben,' aldus Michael Liu van het Institute for Astronomy van de universiteit van Hawaï, die de hoofdauteur is van het artikel waarin de ontdekking van de koele bruine dwerg wordt beschreven. 'Sterker nog, als we in de nabije toekomst foto's gaan maken van grote gasplaneten bij zonachtige sterren, zullen vele daarvan volgens mij op CFBDSIR 1458+10B lijken.'
Meer informatie:
Een zeer koel tweetal bruine dwergen
17 maart 2011
Een internationaal team van astronomen, onder wie Saskia Hekker van de Universiteit van Amsterdam, heeft een manier gevonden om het diepe inwendige van rode reuzensterren te onderzoeken. De ontdekking is gedaan dankzij nauwkeurige metingen met de NASA-satelliet Kepler (Science Express,17 maart). Rode reuzen zijn opgezwollen, koele sterren die in hun laatste levensfase verkeren. Ook onze zon zal, over ongeveer vijf miljard jaar, tot zo'n kolos uitgroeien. Het onderzoek aan deze sterren kan dus meer inzicht geven in het uiteindelijke lot van onze eigen ster. Net zoals seismologen de trillingen van een aardbeving kunnen benutten om de aardkern in kaart te brengen, kunnen astronomen gebruik maken van de oscillerende golven die in sterren optreden om hun inwendige te onderzoeken. Bij het analyseren van de Kepler-gegevens hebben de astronomen ontdekt dat er in rode reuzen oscillaties optreden die helemaal tot in het hart van de ster doordringen. Dat betekent niet alleen dat nu een gedetailleerd beeld kan worden verkregen van het diepe inwendige van deze sterren, ook kan hun chemische samenstelling en rotatiegedrag beter worden bepaald.
Meer informatie:
Astronomen nemen echo's waar uit de kern van een rode reus
9 maart 2011
Astronomen van de universiteit van Hawaï hebben een extreem koele bruine dwergster ontdekt. Vanwege zijn lage temperatuur is het object al nauwelijks meer een ster te noemen. Bruine dwergen vormen het overgangsgebied van (zware) planeten naar normale sterren. Deze 'mislukte sterren' zijn te klein om grootschalige fusiereacties in hun kern in gang te zetten, maar wijken qua opbouw sterk af van planeten. Anders dan dat van een planeet heeft het inwendige van een bruine dwerg overal dezelfde chemische samenstelling. De meeste bruine dwergen hebben temperaturen van enkele duizenden graden, maar op theoretische gronden werd verwacht dat er ook een categorie extreem koele exemplaren zou bestaan. Het nu ontdekte object, CFBDSIR J1458+1013A, lijkt tot die categorie te behoren. CFBDSIR J1458+1013A is naar schatting slechts zes tot vijftien keer zo zwaar als de planeet Jupiter en heeft een temperatuur van slechts 97 graden. Door die lage temperatuur is de bruine dwerg slechts waarneembaar als een zwakke bron van infraroodstraling.
Meer informatie:
'Very Cold' Brown Dwarf Discovered
9 maart 2011
Het groeiproces van een jonge ster gaat met horten en stoten. En dat is gunstig voor het ontstaan van planeten en 'babysterren', zo blijkt uit een nieuw Brits computermodel. Sterren ontstaan uit samentrekkende wolken van voornamelijk waterstofgas. Het materiaal uit die gaswolk valt niet rechtstreeks op de ster-in-wording, maar verzamelt zich in een schijf daaromheen. Die schijf bevat vaak voldoende materiaal voor de vorming van nóg een (kleine) ster of een aantal planeten. Maar dat vormingsproces wordt gehinderd door de grote uitbarstingen die de centrale jonge ster vertoont. Het Britse computermodel laat echter zien dat die ster het grootste deel van de tijd 'slaapt'. Steeds als hij een flinke portie materie uit de omringende schijf tot zich genomen heeft, is hij weer een paar duizend jaar rustig. En ondertussen verzamelt de accretieschijf nog steeds gas en stof uit de omgeving. Volgens de onderzoekers duren de rustige perioden van de ster lang genoeg om de accretieschijf zo omvangrijk te laten worden, dat hij in stukjes uiteenvalt. Afhankelijk van de grootte van deze fragmenten kunnen daaruit planeten of kleine sterren ontstaan. De nieuwe theorie kan een verklaring bieden voor het ontstaan van sterren die meer dan vijf keer zo licht zijn als onze zon. Deze 'babysterren' vertegenwoordigen meer dan zestig procent van alle sterren in ons Melkwegstelsel.
Meer informatie:
Baby stars born to 'napping' parents
2 maart 2011
Uit waarnemingen met de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer blijkt dat de ruimte tussen de sterren rijker is aan zogeheten buckyballen dan gedacht. Buckyballen heten officieel buckminsterfullerenen en zijn de grootste moleculen die in de ruimte gevonden zijn. Het zijn zeer stabiele, bolvormige moleculen die geheel uit koolstofatomen bestaan. De Spitzer-waarnemingen laten zien dat buckyballen juist niet voorkomen op de schaarse plekken waar weinig waterstof aanwezig is, zoals tot nog toe werd gedacht. Ze zijn gewoon te vinden in omgevingen die rijk zijn aan waterstofgas. Dat is opmerkelijk, omdat laboratoriumexperimenten erop wezen dat de aanwezigheid van waterstof de vorming van buckyballen belemmert. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de vorming van buckyballen in de ruimte zich op een andere manier voltrekt dan aanvankelijk werd aangenomen. Er zijn aanwijzingen dat ze ontstaan door de inwerking van ultraviolette straling op koolstofhoudende stofdeeltjes. Daarbij zouden niet alleen buckyballen gevormd worden, maar ook groter koolwaterstofmoleculen.
Meer informatie:
Buckyballs, Largest Known Molecules, More Common in Space Than Thought
23 februari 2011
Door de ontdekking dat de temperatuur van een ultracompacte ster snel afneemt, zijn astronomen een exotische materietoestand op het spoor gekomen. Twee onafhankelijke onderzoeksteams hebben uit gegevens van de Amerikaanse röntgensatelliet NASA afgeleid dat het inwendige van de neutronenster in de supernovarest Cassiopeia A (Cas A) zogeheten superfluïde materie bevat. Cas A is het restant van een zware ster die 330 jaar geleden tot ontploffing kwam. De kern van de oorspronkelijke ster is daarbij ineengestort tot een compacte bal die grotendeels uit neutronen bestaat. Uit Chandra-metingen blijkt dat deze neutronenster de afgelopen tien jaar ongeveer vier procent is afgekoeld. Dat lijkt niet zo veel, maar een dergelijke afkoeling is alleen mogelijk als zich in de neutronenster iets bijzonders afspeelt. Volgens de onderzoekers is er in zijn kern de afgelopen honderd jaar een superfluïdum van neutronen ontstaan. Dat wil zeggen: materie die zich in een wrijvingsloze toestand bevindt. Op aarde kan deze materietoestand alleen worden gerealiseerd bij temperaturen nabij het absolute nulpunt, maar bij de extreem hoge druk die in een neutronenster heerst is superfluïditeit ook bij veel hogere temperaturen mogelijk. De onderzoekers verwachten dat de snelle afkoeling nog enkele tientallen jaren doorgaat, maar daarna afneemt.
Meer informatie:
Superfluid And Superconductor Discovered In A Star's Core
NASA'S Chandra Finds Superfluid in Neutron Star's Core
10 februari 2011
Met de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer zijn in de Noord-Amerikanevel, een grote nevel van gas en stof in het sterrenbeeld Zwaan, meer dan tweeduizend jonge sterren ontdekt. Daarmee is het bekende aantal sterren in dit stervormingsgebied in één klap vertienvoudigd. De Noord-Amerikanevel dankt zijn naam aan het feit dat zijn vorm in zichtbaar licht wel wat weg heeft van het gelijknamige continent. Die gelijkenis is grotendeels te danken aan dichte, donkere stofbanden die het licht van erachter gelegen sterren en gaswolken tegenhouden. In het infrarood kijken we door dat stof heen, en ziet de nevel er heel anders uit. Achter het stof houden zich dus duizenden jonge sterren verscholen, maar daarmee heeft de Noord-Amerikanevel nog niet al zijn geheimen prijsgegeven. Onduidelijk is namelijk waar de straling vandaan komt die het gas in de nevel aan het gloeien brengt. Waarschijnlijk is een groepje zware, heldere sterren de bron van die straling, maar die sterren zijn ook op de Spitzer-opname niet te zien. Waarschijnlijk gaan ze schuil achter de dichtste stofwolken in het gebied.
Meer informatie:
New View of Family Life in the North American Nebula
2 februari 2011
Een internationaal team astronomen, onder wie de Groningse professor Amina Helmi, heeft een nieuwe stroom van sterren ontdekt in de Melkweg. De 'Aquarius-stroom' is genoemd naar het sterrenbeeld Waterman in welke richting hij zich bevindt. De ontdekking is gedaan binnen het RAVE-project, waarin de eigenschappen en snelheden van 250.000 individuele sterren zijn bepaald. De Aquarius-stroom bevindt zich, in tegenstelling tot eerder ontdekte 'sterrenkolonies' als de Helmi-stroom, in het galactisch vlak, en was daardoor moeilijk te vinden. De astronomen stelden met behulp van de RAVE-data van 12.000 sterren in dit gebied de radiale snelheid (de snelheid van een object van ons af of naar ons toe) vast en ontdekten dat vijftien sterren een afwijkende baan volgen. Ze bewegen met een relatieve snelheid tot 15.000 kilometer per uur door de schijf van de Melkweg. Uit computersimulaties blijkt dat deze sterren deel uitmaken van een grotere stroom die afkomstig is van een klein sterrenstelsel dat zo'n 700 miljoen jaar geleden door de Melkweg is aangetrokken en opgeslokt.
Meer informatie:
Astronomen vinden nieuwe sterrenstroom van extragalactische origine
Het RAVE-project
26 januari 2011
Europese sterrenkundigen hebben een mogelijke verklaring gevonden voor de stofschijf rond de hete reuzenster HD 62623. De oorzaak lijkt te liggen bij een (niet waarneembare) kleinere ster die om HD 62623 draait. Dichte stofschijven worden doorgaans alleen aangetroffen rond jonge sterren die nog bezig zijn om materie te verzamelen uit de gaswolk waarin zij geboren worden. HD 62623 is echter een reuzenster die op het punt staat om zijn laatste adem uit te blazen. De intense straling van deze ster zou stofvorming in zijn omgeving eigenlijk moeten verhinderen. Hoe komt HD 62623 dan aan die stofschijf? Interferometrische waarnemingen met de vier 1,8-meter hulptelescopen van de Very Large Telescope van de Europese zuidelijke sterrenwacht in Chili hebben een tipje van de sluier opgelicht. Uit de waarnemingen blijkt namelijk dat de manier waarop het stof rond HD 62623 draait zich goed laat verklaren als er op kleine afstand van de reuzenster een 'normale' ster van ongeveer één zonsmassa draait. De kleinere begeleider, die volkomen verbleekt bij het felle licht van HD 62623, zou zich moeten bevinden in het lege hart van de stofschijf. De getijdenkracht van zo'n stellaire begeleider kan ook het waargenomen grote massaverlies van de reuzenster - de bron van de materie in de stofschijf - goed verklaren.
Meer informatie:
Supergiant star gains thick dusty waist
13 januari 2011
De Amerikaanse sterrenkundige Sukanya Chakrabarti denkt een methode te hebben gevonden om een donker satellietstelsel van ons Melkwegstelsel op te sporen. De positie van het kleine sterrenstelsel zou te herleiden zijn uit de verdeling van het waterstofgas in de melkweg. Om veel grote sterrenstelsels, waaronder ook het onze, cirkelen misschien wel duizenden dwergstelsels die te lichtzwak zijn om op te vallen. Deze stelsels bestaan voor een groot deel uit donkere materie. Ze mogen dan weinig of geen licht uitzenden, de donkere satellieten hebben wel massa en oefenen dus een aantrekkingskracht uit op hun omgeving - bijvoorbeeld op het gas tussen de sterren van het stelsel waar ze omheen cirkelen. Berekeningen van Chakrabarti wijzen erop dat rimpelingen in het gas van ons Melkwegstelsel worden veroorzaakt door een klein sterrenstelsel dat zich vanaf de aarde gezien aan de andere kant van de melkweg bevindt. Het stelsel houdt zich daardoor schuil achter het gas en stof van ons eigen Melkwegstelsel. Binnenkort zal worden geprobeerd om het dwergstelsel op te sporen met de infraroodsatelliet Spitzer. Maar dat de methode van Chakrabarti werkt, staat al vast. Ze is met succes getest op twee andere sterrenstelsels met bekende zwakke satellieten.
Meer informatie:
Forget Planet X! New Technique Could Pinpoint Galaxy X
12 januari 2011
Een week geleden maakten astronomen al melding van het feit dat de Krabnevel, het beroemde restant van een supernova-explosie in het sterrenbeeld Stier, uitbarstingen van gammastraling vertoont. Ook de röntgenstraling van het object blijkt niet zo constant te zijn als tot nog toe werd gedacht. Veertig jaar lang hebben röntgensterrenkundigen de Krabnevel als ijkbron gebruikt. De röntgenstraling die de nevel produceert leek zelfs dermate constant dat de intensiteit ervan een veelgebruikte eenheid werd. Maar aan die gewoonte komt waarschijnlijk een eind.Uit waarnemingen van een aantal satellieten volgt namelijk dat de intensiteit van de meest energierijke röntgenstraling die de Krabnevel uitzendt variabel is. De afgelopen twee jaar is een daling van zeven procent geconstateerd. Ook is gebleken dat de intensiteit van de supernovarest sinds 1999 met 3,5 procent op en neer gaat. De oorzaak van de variaties is nog onduidelijk. De Krabnevel ontleent zijn energie aan het rondtollende restant van de bijna duizend jaar geleden ontplofte ster in zijn centrum. En de energie die deze zogeheten pulsar uitzendt lijkt niet te zijn afgenomen.
Meer informatie:
NASA Satellites Find High-Energy Surprises in 'Constant' Crab Nebula
The Crab Nebula: standard candle no more?
12 januari 2011
Voor het eerst is het directe bewijs gevonden dat cepheïden, sterren die een belangrijke rol spelen bij de bepaling van afstanden in het heelal, zich niet zo betrouwbaar gedragen als tot nu toe werd aangenomen. Dat blijkt uit waarnemingen van de ster Delta Cepheï en 25 andere cepheïden die met de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer zijn verricht. Cepheïden worden door astronomen als 'standaardkaarsen' gebruikt. Het zijn pulserende sterren met een bijzondere eigenschap: ze geven meer licht naarmate ze trager pulseren. Door de pulsperiode van een cepheïde te meten, kom je dus zijn werkelijke helderheid te weten. En door die intrinsieke helderheid ter vergelijken met de schijnbare helderheid zoals we die op aarde waarnemen, kun je zijn afstand berekenen. Uit de Spitzer-waarnemingen blijkt nu dat veel cepheïden massa verliezen. Hierdoor vormt zich een stoffige cocon rond de ster die van invloed is op zijn helderheid. En dat heeft consequenties voor de berekende afstand van zo'n ster.
Meer informatie:
Cosmology Standard Candle Not So Standard After All
11 januari 2011
Bij zijn speurtocht naar planeten bij andere sterren doet de Amerikaanse satelliet Kepler soms ook een bijzondere ontdekking van geheel andere aard. De helderheidsveranderingen die hij bij de ster KOI-126 heeft gemeten, blijken niet te worden veroorzaakt door een planeet, maar door een tweetal dwergsterren (Science Express, 11 januari). Alles bij elkaar is KOI-126 dus een drievoudige ster. De hoofdster is iets zwaarder en ruim twee keer zo groot als onze zon. De twee sterretjes die er als dubbelster omheen draaien zijn ongeveer vier keer zo klein en licht als de zon. De beide kleine sterren wentelen op een onderlinge afstand van slechts drie miljoen kilometer om elkaar heen. Gezamenlijk draait het tweetal op een afstand van nog geen 40 miljoen kilometer om de grote ster. Hoe deze bijzondere drievoudige ster tot stand is gekomen, is nog onduidelijk.
Meer informatie:
Twinkle, Twinkle, Twinkle: Triplet Stars Discovered
10 januari 2011
Uit een grote inventarisatie van rode dwergen blijkt dat deze kleine, koele sterren aanzienlijk minder actief zijn dan uit eerder onderzoek leek te volgen. Rode dwergen zijn de meest voorkomende sterren in het heelal. Ze staan bekend om hun grillige gedrag: de sterren vertonen soms kolossale uitbarstingen waarbij hete materie en energierijke straling worden uitgezonden. Bij zo'n 'sterrenvlam' kan net zo veel energie vrijkomen als bij honderd miljoen atoombomexplosies. Om een indruk te krijgen van de frequentie waarmee rode dwergen zo'n uitbarsting vertonen, hebben astronomen gebruik gemaakt van de gegevens van 215.000 rode dwergsterren die al in 2006 met de Hubble-ruimtetelescoop zijn verzameld. De ruimtetelescoop was dat jaar een week lang gericht op een klein hemelgebiedje in het sterrenbeeld Boogschutter. Niet om rode dwergen te onderzoeken, maar om naar eventuele planeten te speuren. Uit analyse van de sterhelderheden die toen zijn gemeten, is nu gebleken dat rode dwergsterren vijftien keer minder vaak opvlammen dan tot nog toe werd gedacht. Tijdens de week van metingen zijn slechts een stuk of honderd opvlammende rode dwergen geregistreerd. Overigens is daarbij vastgesteld dat rode dwergen die regelmatige helderheidsveranderingen vertonen ook de meeste sterrenvlammen produceren.
Meer informatie:
NASA's Hubble Finds That Puny Stars Pack A Big Punch
6 januari 2011
In september vorig jaar detecteerden enkele astronomen een uitbarsting van gammastraling uit de Krabnevel, het bijna duizend jaar oude restant van een supernova-explosie in het sterrenbeeld Stier. Vervolgwaarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop lieten zien dat de gasnevel enkele subtiele veranderingen vertoonde. In Science doen astronomen deze week verslag van de gamma-uitbarsting, maar de oorzaak van het verschijnsel blijft vooralsnog onduidelijk. 'We zijn met stomheid geslagen,' aldus onderzoeker Roger Blandford.
De gamma-uitbarsting van september, die een paar dagen duurde, was niet de eerste die de Krabnevel vertoonde. Ook in februari 2009 en oktober 2007 zijn zulke uitbarstingen van energierijke straling waargenomen. De oorzaak wordt gezocht bij de pulsar in het hart van de nevel - het compacte, rondtollende restant van de ster die in het jaar 1054 ontplofte. Deze pulsar blaast voortdurend een wind van energierijke geladen deeltjes uit, die interacties aangaan met het sterke magnetische veld van de pulsar en daardoor straling uitzenden.
Blijkbaar zijn de gamma-uitbarstingen veroorzaakt door geladen deeltjes die nog energierijker zijn dan normaal. Hoe deze deeltjes aan die extra energie zijn gekomen, is voorlopig een mysterie.
Meer informatie:
Fermi's Large Area Telescope Sees Surprising Flares in Crab Nebula
20 december 2010
Nieuwe waarnemingen door astronomen van de universiteit van Michigan wijzen erop dat de zwaarste sterren in het heelal niet per se in het gezelschap van andere sterren ontstaan. Ze kunnen het ook wel alleen af. Dat blijkt uit gedetailleerd onderzoek met de Hubble-ruimtetelescoop van zware sterren waarvan al het vermoeden bestond dat ze alleen waren. Met de ruimtetelescoop is op acht van deze reuzen, die 20 tot 150 keer zo zwaar zijn als de zon, ingezoomd. Vijf van de sterren blijken helemaal geen buren te hebben, drie maken deel uit van groepjes van tien of minder sterren. Doorgaans gaan astronomen ervan uit dat alleen grote stervormingsgebieden voldoende gas bevatten om zulke reuzensterren te produceren. Nu er ook eenzame reuzensterren gevonden zijn, kunnen er vraagtekens bij deze theorie worden gezet. Anderzijds kan niet worden uitgesloten dat de eenzame sterren in grote stellaire kraamkamers zijn ontstaan en daar later uit ontsnapt zijn.
Meer informatie:
The universe's most massive stars can form in near isolation
16 december 2010
Met de speciale APEX-radiotelescoop op een hoogvlakte in het noorden van Chili is de zwakke straling waargenomen van bijzondere moleculen in een donkere interstellaire gaswolk op 400 lichtjaar van de aarde. De moleculen, die onder meer deuterium (zwaar waterstof) bevatten, spelen een belangrijke rol bij het onderzoek van de omstandigheden waaronder sterren worden geboren. Sterren ontstaan uit verdichtingen in grote wolken van gas en stof. De temperatuur ter plaatse is dermate laag (260 graden onder nul) dat het meeste gas aan de aanwezige stofdeeltjes vastvriest. Hierdoor produceren zulke interstellaire wolken maar weinig moleculaire straling, wat hen lastig waarneembaar maakt. In het overgebleven gas kunnen echter bijzondere chemische reacties optreden waaruit bijzondere moleculen, bestaande uit twee waterstofatomen en één deuteriumatoom, voortkomen. Het onderzoek van deze bijzondere moleculen kan interessante informatie opleveren over de omstandigheden kort voor de stervorming. Het probleem is echter dat de toch al schaarse deuteriummoleculen straling uitzenden op een golflengte die door de waterdamp in de aardatmosfeer wordt geabsorbeerd. Om het ijle gas te kunnen waarnemen, moet daarom worden uitgeweken naar hoge en, vooral, droge waarnemingslocaties. Vandaar dat de APEX-telescoop op een hoogvlakte in de woestijn staat. Uit de APEX-waarnemingen van een koude gaswolk in het sterrenbeeld Slangendrager is nu gebleken dat de deuteriummoleculen niet - zoals verwacht - alleen in het koude hart van de gaswolk te vinden zijn. Ook meer naar buiten toe zijn de bijzondere verbindingen aangetroffen. Daaruit leiden de onderzoekers af dat het 'aanvriezen' van gasmoleculen aan stofdeeltjes een extreem efficiënt proces is.
Meer informatie:
Switching on the freezer's light
8 december 2010
Sterrenkundigen van de Armagh-sterrenwacht in Noord-Ierland hebben bij een onderzoek van kleine sterren met een afwijkende chemische samenstelling een exemplaar ontdekt dat opmerkelijk veel zirkonium bevat. Op aarde wordt zirkonium gebruikt om nepdiamanten te maken. Bij de ster LS IV-14 116 hangt het in wolkensluiers boven het steroppervlak. LS IV-14 116 maakt deel uit van een groepje hete sterren dat het einde van zijn bestaan nadert. Bekend was al dat deze sterren veel minder waterstof aan hun oppervlak vertonen dan soortgelijke sterren. Het Noord-Ierse onderzoek had tot doel om de chemische samenstelling van de sterren nader te onderzoeken. Zoals verwacht vertoonde het spectrum van LS IV-14 116 de 'vingerafdrukken' van diverse normale elementen, waaronder strontium en germanium. Maar enkele opvallende spectraallijnen lieten zich niet zo gemakkelijk identificeren. Nadere analyse heeft nu uitgewezen dat ze afkomstig zijn van een vorm van zirkonium die alleen voorkomt bij temperaturen boven de 20.000 graden. Het zirkoniumgehalte van LS IV-14 116 is tienduizend keer zo hoog als dat van de zon. Volgens de onderzoekers betekent dat niet dat de ster als geheel zo veel zirkonium bevat. Waarschijnlijk heeft het element zich, samen met andere metalen, opgehoopt in wolkensluiers rond de ster. Deze bijzondere wolken zouden ontstaan doordat de ster bezig is te krimpen, waardoor een soort toverbaleffect ontstaat: er komen steeds weer andere elementen 'bovendrijven'.
Meer informatie:
A sparkling zirconium star
7 december 2010
Amateurastronomen die zijn uitgekeken op zon, maan en sterrenstelsels kunnen vanaf nu ook het melkwegonderzoek een handje toesteken. Iedereen die een computer met internetverbinding heeft, kan meedoen met het Milky Way Project. De sterrenkunde maakt als een van de weinige wetenschappen al heel lang gebruik van de hulp van amateuronderzoekers. Dankzij het internet is hun rol alleen maar groter geworden - zeker sinds de start van het project Galaxy Zoo, waarbij honderdduizenden vrijwilligers grote aantallen sterrenstelsels helpen inventariseren. Op soortgelijke manier worden ook maankraters en uitbarstingen van de zon in kaart gebracht. Vanaf nu is er een nieuwe uitdaging: het inventariseren van de ontelbare objecten die zijn vastgelegd door NASA's infraroodsatelliet Spitzer. Daarbij gaat het vooral om het opsporen van grote gasbellen in ons Melkwegstelsel. Maar ook andere objecten zoals sterrenhopen kunnen worden aangegeven. Het doel is om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de stervormingsactiviteit in ons thuisstelsel.
Meer informatie:
Help Investigate Spitzer's Milky Way!
The Milky Way Project
26 november 2010
Net zoals archeologen het verval van radioactieve koolstof gebruiken om de ouderdom van organische materialen te bepalen, hebben astronomen het radioactieve verval van radioactief aluminium gebruikt om de leeftijd van sterren in een nabije sterrenhoop vast te stellen. Daaruit blijkt dat de zware sterren van de zogeheten Scorpius-Centaurus-associatie slechts enkele miljoenen jaren oud zijn. Het radioactieve isotoop aluminium-26, dat onder meer vrijkomt bij supernova-explosies, heeft een vervaltijd van ongeveer een miljoen jaar. Bij dat verval ontstaat naast stabiel magnesium ook gammastraling van een specifieke golflengte. Hierdoor kan vervalproces van grote afstand worden waargenomen - in dit geval met de Europese gammasatelliet INTEGRAL. De Scorpius-Centaurus-associatie bevindt zich op een afstand van 325 tot 500 lichtjaar en is daarmee de meest nabije verzameling van jonge, zware sterren. Uit de INTEGRAL-metingen blijkt dat een van de subgroepen van de associatie slechts ongeveer vijf miljoen jaar geleden is ontstaan.
Meer informatie:
INTEGRAL helps unravel the tumultuous recent history of the solar neighbourhood
25 november 2010
Sterrenkundigen hebben voor het eerst het bewijs gevonden dat in de hete gasbundels die jonge sterren uitstoten magnetische velden aanwezig zijn (Science, 26 november). Daarmee is aangetoond dat jonge sterren zich in dat opzicht niet onderscheiden van de superzware zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels en de kleinere zwarte gaten en neutronensterren die materie van een naburige ster opslokken. Ook die andere objecten stoten bundels of jets van heet gas uit waarin magnetische velden gedetecteerd zijn. De jonge ster waarvan de jets met de Very Large Array-radiotelescoop (VLA) zijn waargenomen, heet IRAS 18162-2048. Hij is tot wel tienmaal zo zwaar als onze zon en bevindt zich op een afstand van ongeveer 5500 lichtjaar. De radiostraling die van zijn jets af komt is karakteristiek voor de straling die snel bewegende elektronen uitzenden als zij in een magnetisch veld verstrikt zijn geraakt. De onderzoekers hopen dat het onderzoek van deze stellaire jets meer duidelijkheid zal geven over de rol die magnetische velden bij de vorming van nieuwe sterren spelen. Ook levert zulk onderzoek naar verwachting meer inzicht op over de werking van de jets zelf.
Meer informatie:
Discovery at Young Star Hints Magnetism Common to All Cosmic Jets
23 november 2010
Een Britse doctoraalstudente heeft ontdekt dat lang niet alle sterexplosies door (amateur)astronomen worden gesignaleerd. Dat blijkt uit onderzoek met een satellietinstrument dat eigenlijk bedoeld is voor waarnemingen van grote uitbarstingen van de zon. Het betreffende meetinstrument, de Solar Mass Ejection Imager (SMEI) aan boord van de Coriolis-satelliet, brengt de hele hemel om de 102 minuten in kaart. Daarbij heeft hij al verscheidene novae (hevige ontploffingen in dubbelstersystemen) gedetecteerd. Doorgaans worden zulke sterexplosies voornamelijk ontdekt door amateurastronomen, die vervolgens hun beroepscollega's inseinen. Maar uit het onderzoek met de SMEI blijkt dat lang niet alle novae worden opgemerkt, zelfs niet als zij met het blote oog waarneembaar zijn. Nu bekend is dat de SMEI ook heel geschikt is voor het detecteren van novae, kan het helderheidsverloop van deze sterexplosies veel nauwkeuriger onderzocht worden.
Meer informatie:
Exploding Stars: What Are We Missing?
Solar Mass Ejection Imager
23 november 2010
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft met twee telescopen op Hawaï een unieke dubbelster ontdekt. De dubbelster bestaat uit een witte dwerg (het restant van een ster die zijn buitenlagen heeft weggeblazen) en een methaanrijke bruine dwerg (een mislukte ster). De beide sterren bewegen op een afstand van ongeveer 2,5 biljoen kilometer (een kwart lichtjaar) in een wijde baan om elkaar heen. Hun onderlinge afstand moet vroeger echter kleiner geweest: de ster waaruit de witte dwerg is voortgekomen was aanvankelijk immers aanzienlijk zwaarder en oefende daardoor ook een grotere aantrekkingskracht uit op zijn begeleider. Het onderzoek van dubbelstersystemen levert onder meer informatie op over de massa's van de beide sterren. Vooral voor de methaanrijke bruine dwerg, die een temperatuur van amper 1000 graden laat zien, is dat interessant, omdat de massa van sterren van dit type nog niet goed bekend was. De bruine dwerg blijkt slechts zeventig keer zo zwaar te zijn als de planeet Jupiter oftewel veertien keer zo licht als onze zon.
Meer informatie:
UKIRT Instrumental in Discovery of the First Methane Dwarf Orbiting a Dying Star
Astronomers find 'Rosetta Stone' for T-dwarf stars
19 november 2010
Het hete gas in de halo rond ons Melkwegstelsel is waarschijnlijk afkomstig van supernova-explosies die zich in het melkwegvlak hebben voltrokken. Dat blijkt uit gegevens die zijn verzameld met de Europese röntgensatelliet XMM-Newton. In de halo - het ijle omhulsel - van het Melkwegstelsel wordt gas van uiteenlopende dichtheden en temperaturen aangetroffen. De heetste component is erg ijl, maar door zijn temperatuur van enkele miljoenen graden toch een waarneembare bron van röntgenstraling. Het bestaan ervan is al meer dan tientallen jaren bekend, maar de oorsprong van het gas was niet onmiddellijk duidelijk. Volgens een van de mogelijke scenario's wordt de uitstoot van het hete gas veroorzaakt door supernova-explosie die zich in het vlak van het Melkwegstelsel afspelen. Bij zo'n explosie ontstaat als het ware een duizenden lichtjaren hoge fontein van gas dat uiteindelijk weer naar het melkwegvlak terugvalt. Die vermeende galactische fonteinen zijn echter niet direct waarneembaar, omdat de röntgenstraling die zij uitzenden door het veel koelere gas en stof in de melkweg wordt geabsorbeerd. Wetenschappers hebben nu de spectrale eigenschappen van het hete gas in de halo gemeten en deze vergeleken met de voorspellingen van drie verschillende ontstaansmodellen. Het fonteinscenario komt daar het beste uit.
Meer informatie:
New evidence for supernova-driven galactic fountains in the Milky Way
16 november 2010
Astronomen hebben in ons Melkwegstelsel een tiental bijzondere dubbelstersystemen ontdekt. Elk van de sterparen bestaat uit twee witte dwergsterren en de helft ervan zal binnen (astronomisch) afzienbare tijd tot ontploffing komen. Een witte dwerg is het hete, uitgeputte restant van een zonachtige ster die zijn buitenlagen heeft afgestoten. Zo'n dwergster is niet veel groter dan de aarde, maar kan de massa van de zon benaderen. De nu ontdekte witte dwergen zijn met éénvijfde zonsmassa overigens aan de lichte kant. In de onderzochte dubbelstersystemen spiralen de beide dwergsterren geleidelijk naar elkaar toe. In de helft van de gevallen zal dat er uiteindelijk toe leiden dat de ene ster de andere opslokt. In één geval zal dat 'al' binnen honderd miljoen jaar gebeuren. Wanneer twee van deze dwergsterren zich met elkaar verenigen, kan hun gezamenlijke massa een kritieke waarde overschrijden. Het resultaat is dan een supernova-explosie, maar waarschijnlijk wel een relatief zwakke variant.
Meer informatie:
Astronomers Discover Merging Star Systems that Might Explode
9 november 2010
De Amerikaanse infraroodsatelliet WISE heeft zijn eerste bruine dwerg ontdekt. Bruine dwergen zijn 'mislukte sterren': ze hebben meer massa dan de grootste planeten, maar zijn niet zwaar genoeg om energie op te wekken door middel van kernfusie. Hierdoor koelen ze in de loop van hun bestaan steeds verder af, totdat ze alleen nog op infrarode golflengten waarneembaar zijn. De WISE-satelliet is bezig om de hemel af te speuren naar alle mogelijke objecten die infraroodstraling uitzenden. Door de bijzondere samenstelling van hun atmosfeer, die onder meer methaan bevat, vertonen bruine dwergen zich op de WISE-beelden als opvallend groen getinte lichtpunten. Aan de hand van dit kleurcriterium zijn al tientallen bruine dwergkandidaten opgespoord, maar pas één van deze ontdekkingen is met behulp van telescopen op aarde bevestigd. De nieuwe bruine dwerg heeft de aanduiding WISEPC J045853.90+643451.9 gekregen. Hij bevindt zich op een geschatte afstand van achttien tot dertig lichtjaar en behoort met een oppervlaktetemperatuur van iets meer dan 300 graden Celsius tot de koelste in zijn soort. Naar verwachting zal WISE honderden van deze objecten opsporen.
Meer informatie:
Cool Star is a Gem of a Find
9 november 2010
Boven en onder het centrum van ons Melkwegstelsel bevindt zich een reusachtige bel die een vage gloed van gammastraling uitzendt. Dat blijkt uit waarnemingen met de Amerikaanse satelliet Fermi. De beide bellen, die samen een afstand van 50.000 lichtjaar overspannen, zijn wellicht de restanten van een uitbarsting die zich enkele miljoenen jaren geleden in het centrum van ons sterrenstelsel heeft voltrokken. Vanaf de aarde gezien bestrijken de beide bellen meer dan de helft van de hemel. Maar op zichtbare golflengten zijn ze niet waarneembaar. Wel zijn eerder ook op röntgen- en radiogolflengten vage aanwijzingen voor hun bestaan gedetecteerd. Hoe de beide bellen zijn ontstaan, is nog onduidelijk. De gammastraling die zij uitzenden, is veel energierijker dan de 'mist' van gammastraling waarvan het hele Melkwegstelsel doordrenkt is. Hun scherpe begrenzing duidt erop dat zij in relatief korte tijd zijn ontstaan. Hun oorzaak wordt vooralsnog gezocht bij het superzware zwarte gat dat in het Melkwegcentrum huist. Dat object is momenteel niet actief, maar bij veel andere sterrenstelsels hebben astronomen waargenomen dat zulke centrale zwarte gaten bundels van energierijke deeltjes aandrijven. Een andere mogelijkheid is dat de bellen het resultaat zijn van de enorme geboortegolf van sterren die enkele miljoenen jaren geleden in het Melkwegcentrum plaatsvond.
Meer informatie:
NASA's Fermi Telescope Finds Giant Structure in our Galaxy
3 november 2010
Wetenschappers van de universiteit van Californië in Los Angeles (UCLA) hebben aanwijzingen gevonden dat de kortste gammaflitsen uit het heelal worden veroorzaakt door kleine zwarte gaten die kort na de oerknal zijn ontstaan. Het bestaan van deze objecten is al in 1974 voorspeld door de Britse kosmoloog Stephen Hawking. Hawking stelde dat zwarte gaten niet het eeuwige leven hebben: ze 'verdampen' onder uitzending van deeltjesstraling. Deze 'Hawkingstraling' zou ertoe leiden dat kleine zwarte gaten die kort na de oerknal zijn ontstaan nu hun laatste adem uitblazen. Die 'adem' zou dan bestaan uit een korte stoot energierijke straling. Volgens de Californische onderzoekers is het heel goed denkbaar dat het bij de uitbarstingen van gammastraling van minder dan een tiende seconde die de afgelopen decennia met verscheidene satellieten zijn waargenomen, om zulke verdampende zwarte gaten gaat. Een belangrijke aanwijzing in die richting is dat de zeer korte gammaflitsen niet gelijkmatig over de hemel zijn verspreid. Dat wijst erop dat de explosies zich op relatief kleine afstand voltrekken, waarschijnlijk zelfs binnen ons eigen Melkwegstelsel. Daarin onderscheiden zij zich van hun langer durende soortgenoten, die aan ontploffende zware sterren in verre sterrenstelsels worden toegeschreven.
Meer informatie:
Study of Very Short Gamma-ray Bursts Provides Evidence for Primordial Black Holes
Gamma Ray Bursts 2010 Conference
27 oktober 2010
Sterrenkundigen hebben grote hoeveelheden buckminsterfullereen ontdekt - niet alleen in ons eigen Melkwegstelsel, maar ook in de Kleine Magelhaense Wolk, een klein, naburige sterrenstelsel. Deze uit zestig koolstofatomen bestaande, bolvormige moleculen zijn beter bekend als buckyballen. Het bestaan van deze 'koolstofballetjes' werd nog maar 25 jaar geleden aangetoond in een laboratorium op aarde. En pas enkele maanden geleden slaagde de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer er voor het eerst in om buckyballen in de ruimte op te sporen. Op dat moment was nog onduidelijk hoe toevallig die ontdekking was. Inmiddels is duidelijk geworden dat de ruimte wemelt van de buckyballen. Ze blijken niet alleen voor te komen in de omgeving van stervende sterren, die wolken stof uitstoten, maar ook in de vrijwel lege ruimte tussen de sterren. Opmerkelijk genoeg zijn de buckyballen ook te vinden in omgevingen waar veel waterstof is - dit terwijl uit laboratoriumonderzoek juist was gebleken dat waterstofatomen de vorming van de bolvormige moleculen hinderden. De implicaties van deze ontdekking kunnen vérstrekkend zijn. Buckyballen kunnen fungeren als kleine, beschermende 'kooitjes' voor andere moleculen en atomen. Het vermoeden bestaat dat zij een belangrijke rol hebben gespeeld bij het op aarde afleveren van allerlei stoffen die van belang waren voor het ontstaan van het leven.
Meer informatie:
Space Buckyballs Thrive, Finds NASA Spitzer Telescope
Spitzer Goes Buck Wild and Finds Buckyballs Floating Between the Stars
Buckyballs Discovered In Another Galaxy
27 oktober 2010
Een team astronomen, onder wie de Nederlander Jason Hessels (ASTRON/UvA), heeft met de Green Bank Telescope in West Virginia de zwaarste neutronenster tot nu toe gevonden. Deze ontdekking zet verschillende theorieën binnen de natuur- en sterrenkunde op hun kop. Het resultaat wordt op 28 oktober in Nature gepubliceerd. Neutronenster PSR J1614-2230, die samen met een witte dwergster een bijzonder dubbelstersysteem vormt, is bijna twee keer zo zwaar als onze zon. 'Dit is verrassend', zegt hoofdauteur Paul Demorest van het Amerikaanse National Radio Astronomy Observatory (NRAO), 'want veel theoretische modellen voor de inwendige samenstelling van zulke sterren hadden zo'n grote massa niet voorspeld.' Een neutronenster is de ineengestorte kern van een zware ster, die overblijft als de ster aan het eind van zijn leven als supernova explodeert. Al zijn massa is samengeperst in een bol met een diameter van slechts ongeveer twintig kilometer, waardoor de protonen en elektronen zijn samengesmolten tot neutronen. Een theelepel neutronenster-materie weegt meer dan 500 miljoen ton. Om de massa van neutronenster PSR J1614-2230 te kunnen meten, hebben de astronomen gebruik gemaakt de regelmatige flitsen radiostraling die deze uitzendt. Elke keer als deze radiopulsen vanaf de aarde gezien vlak langs de begeleidende dwergster gaan, worden ze een beetje vertraagd. Dit relativistische effect kan worden gebruikt om de massa van zowel de pulserende neutronenster als zijn begeleider te meten. Vooraf hadden de astronomen de massa van de neutronenster geschat op 1,4 zonsmassa. Ze waren dus verbaasd dat hij in werkelijkheid 1,97 keer zo zwaar is als de zon. Zelfs de theoretische modellen die stellen dat neutronensterren ook exotische deeltjes zoals hyperonen of kaonen bevatten, kunnen dit meetresultaat niet verklaren.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Astronomers Discover Most Massive Neutron Star Yet Known
26 oktober 2010
Een internationaal gezelschap van wetenschappers die gebruik maken van gegevens van de NASA-satelliet Kepler, is meer te weten gekomen over de grootte, leeftijd en evolutie van allerlei soorten sterren. De nieuwe inzichten komen voort uit waarnemingen van oscillaties of 'bevingen' bij duizenden sterren. Het onderzoek van zulke sterbevingen is vergelijkbaar met het onderzoek van aardbevingen, waaruit seismologen informatie afleiden over het inwendige van onze planeet. Van de best onderzochte ster, KIC 11026764, is nu bekend dat hij tweemaal zo groot is als onze zon en ruim een miljard jaar ouder. De ster is momenteel bezig om op te zwellen tot een rode reus, net zoals de zon dat over enkele miljarden jaren zal doen. Ook onderzocht is de veranderlijke ster RR Lyrae. Van deze ster is al meer dan honderd jaar bekend dat hij met een periode van ongeveer 13,5 uur in helderheid toe- en afneemt. Ontdekt is nu dat er bovenop die oscillatie van 13,5 uur nog een tweede regelmatige variatie optreedt, die precies twee keer zo lang duurt. De onderzoekers vermoeden dat de beide cycli verband met elkaar houden.
Meer informatie:
NASA'S Kepler Spacecraft Takes Pulse Of Distant Stars
NASA Kepler Press Conference
NASA's Kepler Mission changing how astronomers study distant stars
26 oktober 2010
Astronomen van het Space Telescope Science Institute in Baltimore (VS), onder wie de Nederlander Roeland van der Marel, hebben tienduizend jaar in de toekomst gekeken. In de toekomst van de bolvormige sterrenhoop Omega Centauri althans. Omega Centauri bestaat uit bijna tien miljoen sterren die allemaal om het centrum van de sterrenhoop heen zwermen. Hoewel deze sterren met grote snelheden bewegen, is daar door hun grote afstand op het eerste gezicht weinig van te merken. Pas na jaren zijn kleine verplaatsingen waarneembaar, en dan nog alleen met een instrument als de Hubble-ruimtetelescoop. Door Hubble-opnamen uit de periode 2002-2006 met elkaar te vergelijken, hebben de astronomen de snelheden en bewegingsrichtingen van meer dan honderdduizend sterren van Omega Centauri in kaart gebracht. Met behulp van deze gegevens hebben zij een filmpje gemaakt dat laat zien hoe deze sterren de komende tienduizend jaar door elkaar krioelen. De analyse moet meer inzicht geven in de manier waarop sterrenhopen als deze zijn ontstaan. Ook kunnen eventueel aanwezige zwarte gaten met massa's van ruwweg tienduizend zonsmassa's worden opgespoord.
Meer informatie:
Hubble Data Used to Look 10,000 Years into the Future
Omega Centauri Model Zoom Sequence and Future Star Motions (video)
22 oktober 2010
Japanse en Amerikaanse astronomen hebben een object in ons Melkwegstelsel ontdekt dat een enorme uitbarsting van röntgenstraling vertoonde. Het object, dat in de richting van het sterrenbeeld Centaurus staat, is waarschijnlijk een bijzondere dubbelster. De röntgenbron heeft de aanduiding MAXI J1409-619 gekregen. Hij is genoemd naar de Monitor of All-Sky X-ray Image, een instrument dat deel uitmaakt van de Japanse module van het internationale ruimtestation ISS. MAXI is een soort bewakingscamera die de hemel afspeurt naar opvallende bronnen van röntgenstraling. Ook in september werd met dit instrument al een röntgenuitbarsting waargenomen. MAXI J1409-619 is een zogeheten röntgennova. Hij bestaat uit een zware ster en een neutronenster (of een zwart gat), die om elkaar heen draaien. Tussen de ster en zijn compacte begeleider vindt materie-overdracht plaats. Het vermoeden bestaat dat een plotselinge verheviging van de materiestroom aan de basis van röntgenuitbarstingen als deze staat.
Meer informatie:
Japanese and U.S. Space Telescopes Reveal Previously Unknown Brilliant X-Ray Explosion in Our Milky Way Galaxy
Monitor of All-sky X-ray Image (MAXI)
14 oktober 2010
Niet elke neutronenster die uitbarstingen van energierijke straling vertoont heeft een extreem sterk magnetisch veld. Dat concludeert een team van Europese sterrenkundigen uit onderzoek van de vermeende 'magnetar' SGR 0418 (Science Express, 14 oktober). Neutronensterren zijn de compacte restanten van zware sterren die als supernova zijn geëxplodeerd. Deze objecten hebben een magnetisch veld dat miljarden keren zo sterk is als dat van een ster als onze zon. In extreme gevallen is dat magnetische veld zelfs nog eens een factor duizend sterker. De neutronenster wordt in dat geval een magnetar genoemd - een afkorting die staat voor magnetic star. Magnetars staan bekend om hun korte uitbarstingen van röntgen- of gammastraling. Hoewel gedacht wordt dat de energie voor deze uitbarstingen afkomstig is van extreem sterke magnetische velden, toont het nieuwe onderzoek aan dat dit niet altijd het geval is. Uit waarnemingen met drie verschillende röntgensatellieten blijkt dat SGR 0418, die vorig jaar werd ontdekt na een aantal uitbarstingen van gammastraling, een magnetisch veld heeft dat veel te zwak is voor een magnetar. De vraag is nu waar de energie voor de uitbarstingen in dit geval dan wél vandaan komt en of andere 'gewone' neutronensterren ook röntgen- en gamma-uitbarstingen kunnen vertonen.
Meer informatie:
Mysterious pulsar with hidden powers discovered
8 oktober 2010
Een team Groningse astronomen heeft een zeer sterke en brede ijzer-emissielijn gevonden in het röntgenspectrum van XTE J1652-453, een recent ontdekt röntgendubbelstersysteem dat zeer waarschijnlijk een zwart gat bevat. De ontdekking heeft tot enige opschudding geleid binnen de sterrenkundige wereld. Dit is namelijk de eerste keer dat zo'n sterke lijn is waargenomen bij een röntgenbron in ons eigen Melkwegstelsel. Naast de sterkte van de emissielijn is ook zijn vorm een belangrijke bevinding, omdat deze karakteristiek blijkt te zijn voor een roterend zwart gat. Zwarte gaten zijn de overblijfselen van zeer zware sterren die aan het eind van hun leven onder hun eigen zwaartekracht in elkaar klappen. Een zwart gat zendt zelf geen waarneembare straling uit en wordt slechts gekenmerkt door zijn massa en zijn rotatiesnelheid. De enige manier om deze te bepalen is door het gedrag van de materie in de nabijheid van het zwarte gat te bestuderen. In het geval van een röntgendubbelsterrensysteem, waarin een gewone ster en een zwart gat om elkaar heen draaien, wordt het gedrag van het gas onderzocht dat van de begeleidende ster naar het zwarte gat toe spiraalt. Dit gas vormt daarbij een zogenoemde accretieschijf die om het zwarte gat heen draait en daarbij zo heet wordt dat het röntgenstraling uitzendt.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
4 oktober 2010
Een paar weken geleden constateerden enkele astronomische satellieten dat er uit de richting van het sterrenbeeld Stier meer gammastraling kwam dan gebruikelijk. Verdachte nummer één is dan al snel het restant van een ster die ruwweg duizend jaar geleden als supernova explodeerde. Afgelopen zondag heeft de Hubble-ruimtetelescoop opnamen van dit restant, de zogeheten Krabnevel, gemaakt. Uit de beelden blijkt dat deze nevel enkele subtiele veranderingen vertoont. De uitbarsting van gammastraling was waarschijnlijk afkomstig van de pulsar in het hart van de Krabnevel, het compacte restant van de kern van de voormalige ster. Wat er precies is gebeurd, is nog onduidelijk. Zeker is alleen dat de pulsar enkele dagen lang tweemaal zo veel gammastraling uitzond als normaal. Door de enorme uitstoot van energie zijn gasflarden in de omgeving van de pulsar duidelijker zichtbaar geworden dan voorheen. Zelfs duizend jaar na de supernova-explosie roert de ster zich dus nog steeds.
Meer informatie:
The Crab is still crabby
30 september 2010
Zweedse en Canadese astronomen hebben een ster opgespoord die als twee druppels water op de zon lijkt. De ster bevindt zich in de open sterrenhoop M67, op een afstand van 3000 lichtjaar. Dat M67 qua chemische samenstelling en leeftijd veel op de zon lijkt, was al langer bekend. Het onderzoek van de afzonderlijke sterren van deze sterrenhoop is echter een tijdrovend en moeizaam proces. Bij een voorselectie, die in 2008 plaatsvond, werden uiteindelijk tien kandidaten uitgekozen die op het eerste gezicht het meest op de zon leken. Een van die sterren, M67-1194, is in het eerste kwartaal van 2009 nauwkeurig onderzocht met de Europese Very Large Telescope in Chili. Uit de analyse van de metingen blijkt dat de chemische samenstelling van de ster verbluffend veel op die van de zon lijkt - meer nog dan die van zonachtige sterren die veel minder ver van ons verwijderd zijn. Volgens de onderzoekers zijn de overeenkomsten tussen M67-1194 en de zon zelfs dermate treffend, dat je haast zou denken dat de zon bij haar ontstaan, 4,5 miljard jaar geleden, tot M67 heeft behoord. Helemaal onmogelijk is dat niet: uit computersimulaties blijkt dat tachtig procent van de sterren van M67 in de loop van de tijd uit de sterrenhoop is ontsnapt. Maar gezien de nogal verschillende banen die M67 en de zon in het Melkwegstelsel volgen, lijkt het niet erg waarschijnlijk dat onze zon dit scenario heeft gevolgd. Wel lijkt het aannemelijk dat de zon is ontstaan in een omgeving die veel op die van sterrenhoop M67 lijkt.
Meer informatie:
M67-1194, an unusually Sun-like solar twin in M67 (pdf)
23 september 2010
Als het om de geboorte van sterren gaat, tasten astronomen letterlijk in het duister. De vorming van sterren voltrekt zich immers in ondoorzichtige wolken van gas en stof. Een internationaal team van sterrenkundigen heeft nu echter een tot voor kort onbekend fenomeen ontdekt dat zulke wolken gemeen lijken te hebben, en dat meer inzicht kan geven in het beginstadium van sterren. Dit zogeheten kernschijnsel wordt veroorzaakt door de verstrooiing van infrarode straling aan relatief grote stofdeeltjes (Science, 24 augustus). De ontdekking komt voort uit waarnemingen met de Amerikaanse infraroodtelescoop Spitzer die eerder dit jaar werden gepubliceerd. Uit die waarnemingen bleek dat het dichte hart van de moleculaire gaswolk L 183 in het sterrenbeeld Slang een onverwacht sterke bron van mid-infrarode straling is. Vervolgonderzoek van meer dan honderd andere moleculaire wolken heeft nu aangetoond dat deze ontdekking geen toevalstreffer is geweest. Ongeveer de helft van de onderzochte gaswolken vertoont dit kernschijnsel. De verstrooide infrarode straling geeft niet alleen informatie over de grootte en dichtheid van de stofdeeltjes, maar ook over de leeftijd van het kerngebied van de gaswolk en over de chemische processen die zich daar afspelen. Zelfs uit het ontbreken van het kernschijnsel in sommige gaswolken kunnen interessante conclusies worden getrokken. Zo is bekend dat in de buurt van enkele kernschijnsel-loze gaswolken in het zuidelijke sterrenbeeld Zeilen verscheidene supernova-explosies hebben plaatsgevonden. Volgens de onderzoekers is het denkbaar dat de schokgolven van deze explosies de grote stofdeeltjes in dit gebied verwoest hebben.
Meer informatie:
Coreshine provides insight into stellar births
16 september 2010
Hoe worden nieuwe sterren precies geboren? Met de Nederlandse 'moleculenjager' HIFI proberen sterrenkundigen nu al bijna anderhalf jaar die vraag te beantwoorden. De resultaten zijn veelbelovend: tot op heden zijn maar liefst 62 wetenschappelijke artikelen op basis van de waarnemingen van HIFI gepubliceerd. HIFI is een van de drie wetenschappelijke instrumenten aan boord van de Europese infraroodsatelliet Herschel. Enkele van de belangrijkste ontdekkingen die met HIFI zijn gedaan, hebben betrekking op het watermolecuul. Water speelt een rol in alle fasen van het dynamische proces van ster- en planeetvorming. In dichte interstellaire gaswolken zorgt water (in gasvorm) voor koeling, waardoor de wolken sneller kunnen samentrekken tot nieuwe sterren. Vastgesteld is dat de hoeveelheid water in zulke gaswolken sterk varieert - niet alleen van wolk tot wolk, maar ook binnen de wolken. Rond sommige jonge sterren blijkt veel water aanwezig, wat erop wijst dat deze sterren hun omgeving al flink hebben opgewarmd. Het gevolg hiervan is dat verdere stervorming in deze wolken moeilijk zal zijn, omdat warme wolken niet gemakkelijk samentrekken. Een tweede, onverwacht resultaat was de ontdekking van twee nieuwe vormen van water in de ruimte: elektrisch geladen water (OH+ en H2O+) en zwaar water (D2O). Het bestaan van elektrisch geladen water is een aanwijzing dat er UV-straling in het spel is. Deze straling is afkomstig van jonge zware sterren die hun omgeving 'kapot stralen' en aldus ongeschikt maken voor verdere stervorming. Behalve deze nieuwe vormen van water heeft HIFI in de ruimte nog andere nieuwe moleculen gevonden. Wellicht het belangrijkste hiervan is het molecuul waterstoffluoride, dat vooral in heel ijle wolken veel voorkomt.
Meer informatie:
HIFI leidt al tot meer dan 60 wetenschappelijke artikelen
1 september 2010
Astronomen hebben waterdamp waargenomen in de atmosfeer van de grote rode koolstofster CW Leonis. De ster, in het sterrenbeeld Leeuw, is een paar honderd keer zo groot als de zon, en is op infrarode golflengten de helderste aan de hemel. Tot nu toe werd de vorming van waterdamp in de atmosfeer van zo'n ster voor onmogelijk gehouden: zuurstofatomen zouden zich met de alomtegenwoordige koolstofatomen verbinden tot koolmonoxide-moleculen (CO), waardoor zich geen waterdamp (H2O) zou kunnen vormen. Onder invloed van energierijke ultraviolette straling blijkt de vorming van waterdamp nu toch mogelijk te zijn. De vondst is gedaan met de Europese ruimtetelescoop Herschel door een team astronomen onder leiding van Leen Decin (Universiteit van Amsterdam en Universiteit Leuven). De resultaten worden op 2 september gepubliceerd in Nature.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
26 augustus 2010
Sterrenkundigen hebben ontdekt dat de ster HD 49933 een activiteitscyclus vertoont zoals de zon, maar dan veel korter. De activiteitscyclus van de zon duurt ongeveer 11 jaar: tijdens elk maximum zijn er veel meer zonnevlekken en zonnevlammen zichtbaar dan tijdens het minimum. De cyclus van HD 49933, op 100 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Eenhoorn, duurt echter minder dan één jaar, waarschijnlijk doordat de ster aanzienlijk groter en heter is dan de zon. De ontdekking van de cyclus werd gedaan met behulp van de Franse satelliet CoRoT, die stertrillingen opmeet. Het is voor het eerst dat de activiteitscyclus van een ster is ontdekt op basis van deze asteroseismologie-techniek. Onderzoek aan de cycli van andere sterren biedt mogelijk ook een beter inzicht in de cyclus van onze eigen zon. De nieuwe resultaten zijn deze week gepubliceerd in Science.
National Center for Atmospheric Research
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
23 augustus 2010
Planeten die een baan beschrijven rond een nauwe dubbelster - twee sterren die op heel kleine onderlinge afstand om elkaar heen bewegen - lopen grote kans om met elkaar in botsing te komen. Dat blijkt uit metingen van de Amerikaanse Spitzer Space Telescope die op 19 augustus gepubliceerd zijn in Astrophysical Journal Letters.
Spitzer mat de infrarode warmtestraling van drie nauwe dubbelstersystemen. Deze zogeheten RS CVn-sterren (genoemd naar het prototype RS Canes Venaticorum, in het sterrenbeeld Jachthonden) bestaan uit twee sterren die op een afstand van hooguit een paar miljoen kilometer om elkaar heen zwieren. De drie nauwe dubbelstersystemen blijken omgeven te worden door grote hoeveelheden warm stof. Dat kan geen stof zijn uit de ontstaansperiode van de sterren: dat zou in de afgelopen paar miljard jaar al lang uit het stelsel zijn weggeblazen. Er moet dus sprake zijn van een continue productie van nieuw stof.
De onderzoekers suggereren dat het stof afkomstig is van onderlinge botsingen van planeetachtige objecten in een baan rond de dubbelsterren. Doordat de twee sterren in de loop van de tijd steeds dichter om elkaar heen gaan cirkelen, ontstaan zwaartekrachtsverstoringen in een eventueel planetenstelsel. Die kunnen leiden tot onderlinge botsingen, waarbij relatief kleine planetoïden of volwaardige planeten compleet verpulverd worden.
Meer informatie:
Pulverized Planet Dust May Lie Around Double Stars
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
18 augustus 2010
Nieuwe metingen aan een verre sterrenhoop zetten vraagtekens bij de gangbare ideeën over de evolutie van zware sterren. Sterren die meer dan tien keer zo zwaar zijn als de zon, exploderen aan het eind van hun leven als supernova. Wat er van de kern van de ster overblijft, hangt af van de beginmassa. Sterren tussen 10 en 25 keer de massa van de zon eindigen hun leven als kleine, supercompacte neutronenster; sterren die meer dan 25 keer zo zwaar zijn als de zon eindigen als zwart gat.
Tenminste, dat was de gangbare theorie. De nieuwe metingen zetten daar echter vraagtekens bij. Met de Europese Very Large Telescope in Chili is ontdekt dat een neutronenster in de sterrenhoop Westerlund 1 het overblijfsel is van een ster die ooit meer dan 40 keer zo zwaar is geweest als de zon. Om de een of andere reden is de kern van die reuzenster bij de supernova-explosie toch niet ineengestort tot een zwart gat.
Dat de voorloper van de 'magnetar' (een neutronenster met een extreem sterk magneetveld) zwaarder moet zijn geweest dan 40 zonsmassa's, blijkt uit massabepalingen van andere sterren in Westerlund 1. Alle sterren in de sterrenhoop zijn een paar miljoen jaar geleden tegelijkertijd ontstaan. De allerzwaarste sterren leven het kortst, en knallen het eerst uit elkaar als supernova. Omdat er in de sterrenhoop nog steeds sterren tussen 30 en 40 zonsmassa's worden aangetroffen, moet de voorloper van de magnetar wel zwaarder zijn geweest dan 40 zonsmassa's, anders was hij nog niet geëxplodeerd.
Hoe de ster heeft kunnen voorkomen dat hij ineenstortte tot een zwart gat is niet duidelijk. Mogelijk is hij tijdens zijn korte leven veel massa verloren door materie-overdracht aan een begeleider.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Persbericht ESO
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
17 augustus 2010
Sterrenkundigen van de Universiteit van Amsterdam en van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA hebben een snel rondtollende neutronenster ontdekt die pulsen van röntgenstraling uitzendt en een baan beschrijft rond een gewone ster, waardoor hij met de regelmaat van de klok aan het zicht wordt onttrokken. De ontdekking van de eclipserende röntgenpulsaar maakt het binnenkort hopelijk mogelijk om de middellijn en de massa van de neutronenster heel nauwkeurig te bepalen. Daardoor komen astronomen meer te weten over de inwendige opbouw van deze bizarre sterren.
Neutronensterren zijn de compacte overblijfselen van zware sterren die hun leven hebben beëindigd in een supernova-explosie. Ze zijn zwaarder dan de zon, maar niet groter dan een kilometer of twintig. De nieuw ontdekte ster (J1749 geheten) zuigt gas op van zijn begeleider. Dat gas wordt sterk verhit en zendt röntgenstraling uit. Doordat de neutronenster 518 keer per seconde (!) om zijn as draait, zien sterrenkundigen die röntgenstraling in de vorm van heel korte pulsen.
Tijdens een röntgenuitbarsting op 10 april werd de ster waargenomen door de Amerikaanse Rossi X-ray Timing Explorer. Uit de precisiemetingen blijkt dat de neutronenster en de begeleider eens in de 8,8 uur om elkaar heen bewegen. Daarbij wordt de neutronenster regelmatig door de begeleider bedekt - vanaf de aarde kijken we kennelijk vrijwel exact 'van opzij' tegen de baan van de dubbelster aan.
Door in de toekomst met een gewone telescoop ook nauwkeurige metingen te verrichten aan de beweging van de begeleider, is het mogelijk om de massa van de neutronenster te bepalen. Uit de waarnemingen van de onderlinge bedekkingen kan ook de middellijn worden afgeleid. Op die manier zal het mogelijk zijn om informatie te verkrijgen over de dichtheid en de inwendige structuur van de neutronenster.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Animatiefilmpje van de eclipserende röntgenpulsar.
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl;
12 augustus 2010
Astronomen hebben met behulp van de Amerikaanse satelliet Fermi gammastraling waargenomen van een zogeheten nova (Science, 13 augustus). Dat is verrassend, omdat tot nog toe werd aangenomen dat deze sterexplosies niet krachtig genoeg zijn om zulke energierijke straling te produceren. Een nova is een ster die plotseling en kortstondig helderder wordt. De uitbarsting ontstaat als een onopvallende witte dwergster zo veel materie van een begeleidende ster heeft aangezogen, dat er aan zijn oppervlak een thermonucleaire explosie optreedt. Vergeleken met supernova-explosies, waarbij de ontploffende ster compleet aan flarden wordt geblazen, zijn nova-explosies van bescheiden omvang. Toch was de nova V407 Cygni, die op 11 maart verscheen, een krachtige bron van gammastraling - de meest energierijke vorm van straling die we kennen. De astronomen denken dat het ontstaan ervan op een toevalligheid berust: de begeleidende ster van de witte dwerg van V407 is een rode reuzenster die momenteel veel gas de ruimte in blaast. Hierdoor zou het tot een ongewoon harde botsing zijn gekomen tussen de schokgolf van de nova-explosie en het gas in de omgeving.
Meer informatie:
Fermi Detects 'Shocking' Surprise from Supernova's Little Cousin
12 augustus 2010
Drie amateurwetenschappers uit de VS en Duitsland hebben met hun eigen thuiscomputer een nieuwe neutronenster ontdekt, die nog 'verstopt' zat in signalen uit het heelal (Science Express, 12 augustus). Zulke neutronensterren, of pulsars, ontstaan als zware sterren aan het einde van hun leven ontploffen. Net als 250.000 andere vrijwilligers uit 192 landen stellen deze drie amateurwetenschappers iedere dag hun thuis- of werkcomputer beschikbaar voor sterrenkundige zoektochten met het project Einstein@Home. Dit internationale project maakt het voor iedereen mogelijk nieuwe sterren te ontdekken. Jason Hessels en Joeri van Leeuwen van het Nederlandse instituut voor radioastronomie ASTRON voeren, met een internationaal team van astronomen, een zoektocht naar zulke neutronensterren uit met de Arecibo-radiotelescoop in de Verenigde Staten. Deze zoektocht wordt door de honderdduizenden thuiscomputers geanalyseerd. Met de Westerbork Synthese Radio Telescoop van ASTRON werd de nieuw ontdekte ster daarna precies gelokaliseerd. Dit is de eerste sterrenkundige ontdekking die gedaan is door 'computervrijwilligers'. De neutronenster, PSR J2007+2722 genaamd, tolt 41 keer per seconde om zijn as. De meeste snel draaiende neutronensterren worden vergezeld door een tweede ster, die de snelle draaiing van de neutronenster veroorzaakt. De net ontdekte pulsar is echter alleen. Dat maakt de ster extra interessant: waarschijnlijk is de andere ster weggelanceerd.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Einstein@Home
2 augustus 2010
Dertig jaar geleden ontdekten sterrenkundigen dat ons Melkwegstelsel en andere sterrenstelsels in het heelal een mysterieuze gloed van infraroodstraling uitzenden. Door laboratoriumonderzoek hebben NASA-wetenschappers nu ontdekt waar die gloed vandaan komt. De bron blijkt te bestaan uit roetachtige deeltjes in de ruimte - zogeheten polycyclische aromatische koolwaterstoffen of PAK's. Voor dit onderzoek zijn in het laboratorium de omstandigheden van de ruimte nagebootst. Daarbij is gekeken naar de soorten licht die PAK's in het luchtledige bij temperaturen van -270 tot +1000 graden Celsius uitzenden. Dat heeft geresulteerd in een database van bijna zevenhonderd spectra, waaruit blijkt dat de ruimte wemelt van de PAK's. Veelal betreft het exotische soorten die op aarde niet worden aangetroffen. De roetachtige deeltjes zijn waarschijnlijk afkomstig van koele, koolstofrijke sterren. De deeltjes, die ongeveer ontstaan zoals in de uitlaatgassen van een verbrandingsmotor, worden door de sterrenwind de ruimte in geblazen.
Meer informatie:
NASA Reveals Key to Unlock Mysterious Red Glow in Space
29 juli 2010
Amerikaanse astronomen hebben een bruine dwerg - een kleine, 'mislukte' ster - ontdekt die om een jonge, zonachtige ster draait. Het bijzondere aan de ontdekking is de kleine, maar toenemende afstand tussen de beide hemellichamen. De ster PZ Telescopii en zijn kleine begeleider zijn momenteel minder dan drie miljard kilometer van elkaar verwijderd - vergelijkbaar met de afstand tussen onze zon en de planeet Uranus. Op opnamen die zeven jaar geleden zijn gemaakt, is de begeleider echter niet te zien, wat er op wijst dat hij toen veel dichter bij de ster stond. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de bruine dwerg in een langgerekte baan om de ster beweegt. PZ Telescopii is een jonge versie van onze zon, met een geschatte leeftijd van slechts twaalf miljoen jaar. Zijn begeleider is ongeveer 36 keer zo zwaar als de planeet Jupiter, en heeft daarmee te weinig massa om net zo veel licht en warmte te produceren als een normale ster.
Meer informatie:
Brown Dwarf Found Orbiting A Young Sun-Like Star
27 juli 2010
Het nog in aanbouw zijnde 'neutrino-observatorium' IceCube, bestaande uit duizenden sensors diep in de ijskap van Antarctica, levert al wetenschappelijke resultaten op. En wel op een onderzoeksterrein waar het eigenlijk niet voor ontworpen is: de kosmische straling. IceCube is bedoeld voor de detectie van energierijke neutrino's - vrijwel ongrijpbare deeltjes, afkomstig van supernova-explosies en zwarte gaten aan de noordelijke (!) hemel die dwars door de aarde heen zijn gegaan. Maar ondertussen worden de detectors voortdurend gebombardeerd met andere deeltjes uit de ruimte, die zijn vrijgekomen bij botsingen tussen deeltjes van de kosmische straling en atomen in de aardatmosfeer. Voor neutrinowetenschappers is die kosmische straling niets anders dan storende 'ruis', maar andere wetenschappers zijn er juist erg in geïnteresseerd. Uit de IceCube-metingen blijkt dat de kosmische straling aan de zuidelijke hemel niet gelijkmatig uit alle richtingen komt. Deze 'anisotropie' lijkt een voortzetting te zijn van de eerdere waargenomen ongelijkmatige verdeling van de kosmische straling op het noordelijk halfrond. Wat de oorzaak van het onregelmatige patroon is, is nog onduidelijk. Het is mogelijk dat de straling afkomstig is van het overblijfsel van een relatief recente en nabije supernova-explosie.
Meer informatie:
IceCube spies unexplained pattern of cosmic rays
22 juli 2010
Sterrenkundigen hebben, met behulp van de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer, voor het eerst zogeheten buckyballs waargenomen (Science Express, 22 juli). Dat zijn moleculen, bestaande uit zestig koolstofatomen die een bolletje vormen. Buckyballs werden een kwart eeuw geleden voor het eerst waargenomen in een laboratorium. Sterrenkundigen hielden er al geruime tijd rekening mee dat zij deze grote moleculen ook in de ruimte zouden ontdekken. En dat is nu dus gebeurd. Naast echte buckyballs is ook een rugbybalvormige variant, bestaande uit zeventig koolstofatomen, waargenomen. Beide soorten maken deel uit van een klasse van moleculen die officieel buckminsterfullerenen heten. De koolstofbolletjes zijn ontdekt in de planetaire nevel Tc 1 - het restant van een ster die zijn buitenste gaslagen heeft weggeblazen.
Meer informatie:
NASA Telescope Finds Elusive Buckyballs in Space for First Time
22 juli 2010
Honderd miljoen jaar geleden baande een drievoudige ster zich een weg door het drukke centrum van ons Melkwegstelsel. Daarbij kwam het trio sterren zó dicht bij het zwarte gat dat zich daar schuilhoudt, dat één van hen werd opgeslokt. De beide andere sterren werden het Melkwegstelsel uit geslingerd en zijn uiteindelijk tot één zware ster gefuseerd. Het lijkt vergezocht, maar dat is het scenario dat sterrenkundigen voor ogen hebben om de eigenschappen van de supersnelle ster HE 0437-5439 te kunnen verklaren. Uit waarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop blijkt dat deze ster, die met een snelheid van 2,5 miljoen kilometer per uur door de ruimte scheurt, zich inderdaad van het melkwegcentrum verwijdert. Alles bij elkaar zijn de afgelopen vijf jaar een stuk of zestien van die supersnelle sterren ontdekt. En van allemaal werd al vermoed dat zij uit de kern van ons sterrenstelsel afkomstig zijn. Maar nu is dat voor één van die sterren ook met metingen bevestigd. Geschat wordt dat er op deze manier gemiddeld eens in de honderdduizend jaar een ster uit ons Melkwegstelsel wordt verbannen. De ster bevindt zich inmiddels al in de verre buitenwijken van het Melkwegstelsel, op ongeveer 200.000 lichtjaar van het centrum. Ondanks zijn grote snelheid moet HE 0437-5439 er honderd miljoen jaar over hebben gedaan om zo ver te komen.
Meer informatie:
Hyperfast Star Was Booted From Milky Way
Black hole at Milky Way core powers galaxy's fastest stars
14 juli 2010
Europese astronomen zijn er voor het eerst in geslaagd om de materieschijf rond een zware babyster in beeld te brengen. Daarmee is het directe bewijs geleverd dat zware sterren op dezelfde manier ontstaan als hun kleinere soortgenoten (Nature, 15 juli). De astronomen hebben een object onderzocht dat bekendstaat onder de cryptische naam IRAS 13481-6124 - een 20 zonsmassa's wegende, jonge ster op een afstand van ongeveer tienduizend lichtjaar. Uit eerdere waarnemingen was al gebleken dat de ster een jet vertoont - een straalstoom van materie. Zo'n jet wijst doorgaans op de aanwezigheid van een schijf van gas en stof, van waaruit materie naar een nog in 'aanbouw' zijnde ster toe stroomt. Om vast de stellen of dat ook bij deze ster het geval is, hebben de astronomen ESO's Very Large Telescope Interferometer (VLTI) ingezet - een instrument met een beeldscherpte die meer dan tien keer zo groot is als die van de huidige optische telescopen in de ruimte. Met de VLTI kon inderdaad worden vastgesteld dat IRAS 13481-6124 is omringd door een materieschijf. Bij lichte sterren zijn zulke schijven al veel vaker in beeld gebracht. Maar bij zo'n zware ster is nu voor het eerst gelukt. Daaruit blijkt dat de vorming voor alle sterren op dezelfde manier verloopt, ongeacht hun massa.
Meer informatie:
All Stars are Born the Same Way
Photo Proof: Super Stars Of The Universe Have Humble Beginnings
Dust Disk Found Around Massive Star;
7 juli 2010
Door waarnemingen met ESO's Very Large Telescope en NASA's röntgensatelliet Chandra met elkaar te combineren, hebben astronomen de krachtigste jets ontdekt die ooit bij een stellair zwart gat zijn waargenomen. Het object, dat ook wel een microquasar wordt genoemd, blaast een duizend lichtjaar grote bel van heet gas de ruimte in. En daarbij wordt tienmaal zo veel energie de ruimte in gepompt als bij de overige microquasars die we kennen (Nature, 8 juli). Bekend is dat zwarte gaten enorme hoeveelheden energie uitstoten als zij materie opslokken. Het vermoeden bestond dat deze energie grotendeels vrijkwam in de vorm van straling, en met name röntgenstraling. Uit dit nieuwe onderzoek blijkt echter dat sommige zwarte gaten net zo veel, en misschien zelfs veel meer, energie uitstoten in de vorm van twee bundels van snel bewegende deeltjes. Deze snelle jets komen in botsing met het omringende interstellaire gas, en verhitten het, waardoor het gaat uitdijen. De astronomen hebben de plekken waar de jets inbeuken op het interstellaire gas rond het zwarte gat kunnen waarnemen. Daarbij is vastgesteld dat de bel van heet gas uitdijt met een snelheid van bijna een miljoen kilometer per uur. Het bellenblazende zwarte gat bevindt zich op een afstand van 12 miljoen lichtjaar, in het buitengebied van het spiraalstelsel NGC 7793. Uit de waargenomen afmetingen en uitdijingssnelheid van de gasbel leiden de astronomen af dat de jet al minstens 200.000 jaar actief is.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
30 juni 2010
Veel van de oude sterren van het Melkwegstelsel zijn overblijfselen van kleinere sterrenstelsels die ongeveer vijf miljard jaar geleden door ons stelsel zijn opgeslokt. Dat blijkt uit computersimulaties door een internationaal team van sterrenkundigen, onder wie Amina Helmi van het Kapteyn Instituut in Groningen. De computersimulaties laten zien dat de oude sterren, die nu een reusachtige wolk om het Melkwegstelsel vormen, door de zwaartekrachtsinteracties uit de aan flarden getrokken dwergstelsels zijn ontsnapt. Sterrenkundigen denken dat het heelal ooit wemelde van de kleine sterrenstelsels, die door botsingen zijn uitgegroeid tot veel grotere exemplaren.
Meer informatie:
'Galactic archaeologists' find origin of Milky Way's ancient stars
29 juni 2010
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft ontdekt hoe zware sterren worden gevormd. Uit onderzoek met de UKIRT-infraroodtelescoop op Hawaï blijkt dat ze in de meeste gevallen op dezelfde manier ontstaan als lichte sterren. Bekend was al dat lichte sterren zoals onze zon ontstaan door de 'instorting' van een wolk gas en stof. Dat gas en stof spiraalt naar de evenaar van de jonge ster, waardoor zich een schijf van materie rond de ster vormt. Een deel van die materie komt uiteindelijk niet in de ster terecht, maar wordt in richtingen loodrecht op de schijf terug de ruimte in geblazen. De vraag was of sterren van tien zonsmassa's en meer op dezelfde manier ontstaan. Dat is niet zo vanzelfsprekend, omdat deze sterren al heel snel zo veel energie uitstralen, dat de vorming van een materieschijf wordt geremd. Omdat de meeste zware sterren bij hun ontstaan in reusachtige stofwolken zijn gehuld, is er niet veel zicht op hun ontstaansproces. In het infrarood kan echter door dat stof heen worden gekeken. En dan blijkt dat zeker driekwart van de zware sterren-in-wording net zo'n dubbele uitstroom van materie vertonen als lichte sterren. Dat betekent dat ook zware sterren ontstaan door materie te verzamelen in een schijf rond hun evenaar.
Meer informatie:
UKIRT Unveils the Mysteries of Massive Star Formation
24 juni 2010
Sterrenkundigen hebben veertien sterren ontdekt die tot de koelste in het heelal behoren. Het betreft zogeheten bruine dwergen: sterren die niet genoeg massa hebben om door middel van kernfusie energie te produceren. Ze geven zo weinig licht, dat ze met normale telescopen niet waarneembaar zijn. De veertien bruine dwergen zijn ontdekt met de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer. Ze hebben oppervlaktetemperaturen van 200 tot 350 graden Celsius, wat absurd koud is voor sterren. Ter vergelijking: de oppervlaktetemperatuur van de zon bedraagt ongeveer 5500 graden. Bruine dwergen teren voornamelijk op de warmte die ze bij hun ontstaan hebben gekregen. In de loop van hun bestaan worden ze steeds koeler. Naar verwachting zijn er nog veel meer van deze extreem koele sterren in ons Melkwegstelsel. Er wordt zelfs over gespeculeerd dat onze zon zo'n bruine dwerg als begeleider heeft. Mocht dat zo zijn, dan zal deze vrijwel zeker worden opgespoord met een andere infraroodsatelliet die momenteel de hemel afspeurt: de Wide-Field Infrared Survey Explorer (WISE).
Meer informatie:
The Coolest Stars Come Out of the Dark
24 juni 2010
Een internationaal team van radiosterrenkundigen heeft het gedrag van rondtollende neutronensterren bestudeerd, en een techniek bedacht om hun bruikbaarheid als natuurlijke klokken nog verder te vergroten (Science Express, 24 juni). Snel roterende neutronensterren of pulsars worden al sinds 1967 waargenomen, voornamelijk met radiotelescopen. Al kort na hun ontdekking bleek dat de stralingspulsen die zij produceren uitermate regelmatig zijn. Desondanks vertoont het rotatiegedrag van de neutronensterren kleine onregelmatigheden, die hun bruikbaarheid als natuurlijke klokken aanzienlijk beperken. De sterrenkundigen hebben tientallen jaren van waarnemingen met de 76-meter radioschotel in Jodrell Bank (Engeland) geanalyseerd, om de kleine afwijkingen in het 'tikken' van de pulsars beter te leren begrijpen. Bekend was al dat de rotatie van pulsars heel geleidelijk vertraagt. Naar nu gebleken is, gaat dat niet gelijkmatig, maar afwisselend in twee verschillende tempo's. En aan de vorm van de uitgezonden stralingspulsen is te zien welke vertraging op dat moment wordt gevolgd. Dit laatste maakt het mogelijk om een correctie op de waargenomen pulsen toe te passen. Daarmee wordt de nauwkeurigheid van de 'pulsarklokken' aanzienlijk vergroot.
Meer informatie:
Astronomers making good time
21 juni 2010
Spaanse en Amerikaanse wetenschappers hebben in de omgeving van een ster in het sterrenbeeld Perseus de stof anthraceen opgespoord. Deze organische stof bestaat uit zeer grote moleculen, en kan onder invloed van ultraviolette straling aminozuren vormen. De ontdekking is gedaan met de 4,2-meter William Herschel-telescoop op het Canarische eiland La Palma en de 9,2-meter Hobby-Eberly-telescoop in Texas. Eerder was anthraceen al aangetoond in meteorieten, maar het is nu voor het eerst dat dit molecuul in de omgeving van een ster is gevonden. Volgens de onderzoekers maakt hun ontdekking het waarschijnlijker dat er in de interstellaire ruimte ook aminozuren te vinden zijn. In de ruimte zijn zo'n beetje alle ingrediënten opgespoord die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het ontstaan van leven op aarde.
Meer informatie:
Super-complex organic molecules found in interstellar space
21 juni 2010
Sterrenkundigen van SRON en de Universiteit Utrecht hebben de 'vingerafdrukken' van zuurstof gevonden in de röntgenstraling van een neutronenster die een witte dwerg opeet. Het bijzondere is dat die vingerafdrukken vervormd zijn door de extreme zwaartekracht die er heerst. Het is voor het eerst dat dit effect aan de hand van zuurstof kan worden bestudeerd. De neutronenster die de onderzoekers observeerden maakt deel uit van de dubbelster 4U 0614+091. Hierin draaien een neutronenster en een zuurstofrijke witte dwerg ruwweg elke vijftig minuten om elkaar heen. De witte dwerg - feitelijk een uitgebrande ster - draait op zo'n kleine afstand rond de neutronenster dat het zuurstofrijke gas van de dwerg wordt weggezogen en in een schijf dicht om de neutronenster heen gaat wervelen. Door de extreme zwaartekracht en het hete gas in de schijf is de 'vingerafdruk' van zuurstof in de röntgenstraling die de neutronenster uitzendt vervormd. Helaas zijn de tot nog toe verzamelde gegevens niet nauwkeurig genoeg om de omvang van de neutronenster nauwkeurig te kunnen bepalen. Hiervoor zijn meer waarnemingen nodig.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
17 juni 2010
Duitse en Amerikaanse sterrenkundigen hebben een ster ontdekt waarvan de geboorte in volle gang is. De ster is nog volop bezig met het aantrekken van gas en stof uit zijn omgeving. De ster-in-wording maakt deel uit van een stervormingsgebied L1448 in het sterrenbeeld Perseus en is ongeveer 800 lichtjaar van ons verwijderd. In die reusachtige gaswolk ontstaan onder invloed van de zwaartekracht verdichtingen van gas en stof. Als er op een plek voldoende materie bijeengebracht is, ontstaat een dichte, hete kern: de proto-ster. De nu ontdekte ster bevindt zich nog vóór het proto-sterstadium. Hij zendt nog maar weinig licht uit en is alleen waarneembaar met submillimeter- en infraroodtelescopen. Hoe lang het nog duurt voordat hij een 'echte' ster wordt, is onzeker.
Meer informatie:
Astronomers Witness A Star Being Born
2 juni
2010
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft ontdekt dat een jonge sterrenhoop in het stervormingsgebied NGC 3603 nog niet tot rust is gekomen. Dat blijkt uit een 'trajectmeting' met een tussenpoos van tien jaar met de Hubble-ruimtetelescoop. In de gasnevel NGC 3603 bevindt zich een verzameling van tienduizend jonge sterren binnen een slechts drie lichtjaar groot gebied. Deze compacte sterrenhoop is zowel in 1997 als in 2007 met de ruimtetelescoop waargenomen. De analyse van de opnamen, die twee jaar in beslag nam, heeft de exacte snelheden van een paar honderd leden van de sterrenhoop opgeleverd. Het resultaat is verrassend: zelfs nu, een miljoen jaar na hun ontstaan, bewegen de sterren die tweemaal zo zwaar zijn als onze zon gemiddeld nog even snel als de sterren van zeven zonsmassa's. Verwacht was dat inmiddels een evenwicht zou zijn bereikt, waarbij de zware sterren al aanzienlijk lagere snelheden zouden hebben dan de lichte sterren. De ontdekking maakt het minder waarschijnlijk dat deze sterrenhoop zich uiteindelijk zal ontwikkelen tot een zogeheten bolvormige sterrenhoop - een stabiele, kogelronde verzameling sterren die miljarden jaren intact blijft.
Meer informatie:
Hubble catches stars on the move
Sterne kommen nicht zur Ruhe
26 mei 2010
Amerikaanse radiosterrenkundigen hebben een groot aantal tot nog toe onbekende stervormingsgebieden in ons Melkwegstelsel opgespoord. De stellaire kraamkamers zijn aan het licht gekomen bij een gerichte selectie van gegevens, afkomstig van de infraroodsatelliet Spitzer en de grote VLA-radiotelescoop in New Mexico. Ze zijn vervolgens nader onderzocht met de Green Bank-radiotelescoop in Virginia. De gevonden stervormingsgebieden zijn niet of nauwelijks waarneembaar met gewone telescopen: ze gaan schuil achter gas- en stofwolken in de melkweg. Om ze te kunnen vinden, moeten sterrenkundigen hun toevlucht nemen tot golflengten langer dan die van zichtbaar licht - radio- en infraroodstraling. De aldus opgespoorde stervormingsgebieden liggen in het kerngebied en de spiraalarmen van ons Melkwegstelsel. Sommige bevinden zich op grotere afstand van het melkwegcentrum dan onze zon. Dat maakt hun ontdekking des te interessanter, omdat dit informatie kan opleveren over de chemische evolutie van het Melkwegstelsel. Er zijn aanwijzingen dat objecten meer elementen zwaarder dan waterstof bevatten, naarmate hun afstand tot het melkwegcentrum groter is. Onderzoek van de nu ontdekte stervormingsgebieden kan daar uitsluitsel over geven.
Meer informatie:
Astronomers discover new star-forming regions in Milky Way
26 mei 2010
Australische en Amerikaanse sterrenkundigen hebben ontdekt waar de raadselachtige koude gaswolken vandaan komen die 'boven' het vlak van ons Melkwegstelsel zweven. Hun oorsprong moet worden gezocht bij de intense deeltjeswinden en explosies van jonge, hete sterren. Begin deze eeuw werd met behulp van de Green Bank-radiotelescoop in Virginia (VS) een groot aantal wolken van koud waterstofgas ontdekt, die zich op hoogten van 400 tot 15.000 lichtjaar boven de schijf van het Melkwegstelsel bevinden. De gaswolken zijn ruwweg 200 lichtjaar groot en bevatten ongeveer 700 keer zoveel materie als onze zon. Onderzoek van ongeveer 650 van deze gaswolken boven twee ver uiteen gelegen gebieden van ons Melkwegstelsel heeft opmerkelijke verschillen aan het licht gebracht. Boven het ene onderzochte gebied is het aantal gaswolken, en bovendien ook hun gemiddelde hoogte, veel groter dan boven het andere. Dat blijkt de sleutel tot hun verklaring. Het gebied waarboven de meeste gaswolken zweven, is namelijk een veel actiever stervormingsgebied dan het andere. Daaruit concluderen de sterrenkundigen dat het gas is weggeblazen uit de omgeving van jonge, hete sterren, die een krachtige stroom deeltjes uitstoten en hun korte bestaan vaak met een supernova-explosie afsluiten.
Meer informatie:
Astronomers Discover Clue to Origin of Milky Way Gas Clouds
24 mei 2010
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft hevige uitbarstingen waargenomen van een tweetal sterren dat in minder dan een half uur om elkaar heen wentelt. Deze uitbarstingen treden op met een opmerkelijke regelmaat: eens in de twee maanden. De twee sterren zijn heliumrijke witte dwergen - de compacte restanten van niet al te zware sterren. De dubbelster, die de aanduiding KL Draconis draagt, bevindt zich in het sterrenbeeld Draak. De onderlinge afstand tussen de beide sterren is dermate klein, dat de de zwaarste dwergster helium van de andere dwergster opslokt. Het aangezogen helium valt niet rechtstreeks op het oppervlak van de ster, maar hoopt zich op in een materieschijf rond de ster. Het is in deze schijf dat, zodra zich voldoende helium heeft verzameld, de tweemaandelijkse uitbarstingen optreden.
Meer informatie:
Helium pair have regular violent flare ups
20 mei 2010
Nieuwe waarnemingen met de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer laten zien dat compacte dubbelsterren uit één en dezelfde gaswolk ontstaan. Dat werd op theoretische gronden al vermoed, maar doorslaggevend bewijsmateriaal ontbrak nog. De meeste sterren in ons Melkwegstelsel vormen tweetallen. De afstanden tussen de beide componenten van zo'n dubbelster lopen enorm uiteen. Aangenomen werd dat sterren die een wijde dubbelster vormen uit afzonderlijke gaswolken zijn ontstaan. Compacte dubbelsterren zouden ontstaan als een gaswolk tijdens de samentrekking die tot stervorming leidt in stukken uiteenvalt. De Spizer-waarnemingen lijken dat te bevestigen. Op infraroodopnamen van een twintigtal sterren-in-wording is te zien dat het gasomhulsel waarin de jonge sterren nog gehuld zijn in de meeste gevallen een uitgerekte vorm heeft. Dat beeld komt overeen met de resultaten van computersimulaties van de vorming van compacte dubbelsterren.
Meer informatie:
Two Peas in an Irregular Pod
20 mei 2010
De voor zover bekend heetste planeet van ons Melkwegstelsel is wellicht ook de kortst levende. Het onfortuinlijke hemellichaam wordt namelijk opgeslokt door zijn moederster. Zo blijkt uit waarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop. De planeet, die bekendstaat als WASP-12b, draait op zo'n kleine afstand om zijn ster, dat hij is verhit tot meer dan 1500 graden. Bovendien is zijn vorm onder invloed van enorme getijkrachten uitgerekt tot die van een rugbybal. De kolos is driemaal zo groot en anderhalf keer zo zwaar als de planeet Jupiter. Uit waarnemingen met een instrument van de ruimtetelescoop blijkt dat de WASP-12b materie verliest, die uiteindelijk door de ster zal worden opgeslokt. Sterrenkundigen schatten dat de ster, die 600 lichtjaar van ons verwijderd is, haar planeet binnen ongeveer 10 miljoen jaar geheel verorberd zal hebben.
Meer informatie:
Hubble Finds Star Eating a Planet
18 mei 2010
Amerikaanse sterrenkundigen hebben een dubbelster ontdekt, die uit twee zogeheten witte dwergsterren bestaat. De kleine sterren draaien om elkaar heen, waarbij ze elkaar vanaf de aarde gezien beurtelings bedekken. Dat laatste heeft het mogelijk gemaakt om de grootte van de beide sterren te meten. Witte dwergen zijn de overblijfselen van sterren die aan het einde van hun bestaan hun buitenlagen hebben weggeblazen. Normale exemplaren bevatten ruwweg net zo veel massa als onze zon, maar zijn desalniettemin ongeveer net zo klein als onze aarde. De witte dwergen die de onderzochte dubbelster NLTT 11748 vormen, wentelen in minder dan zes uur om elkaar. De kleinste van de twee is een normale witte dwerg, die grotendeels uit koolstof en zuurstof bestaat. De ander is een bijzonder geval: deze is rijk aan helium, bevat veel minder massa en is ruim vier keer zo groot als de aarde. Het is voor het eerst dat de grootte van zo'n heliumrijke witte dwerg rechtstreeks is gemeten. Volgens de onderzoekers zullen de beide dwergsterren elkaar de komende miljarden jaren steeds dichter naderen. Uiteindelijk zal het tot een botsing komen, die een catastrofale explosie tot gevolg kan hebben.
Meer informatie:
Unique Eclipsing Binary Star System Discovered
12 mei 2010
Astronomen uit onder meer Spanje hebben een harde sterrenkundige noot gekraakt. Ze hebben aangetoond dat de sterrenhoop NGC 6791 niet zes miljard jaar oud is, zoals tot nog toe werd gedacht, maar acht miljard jaar (Nature, 13 mei). Tot nog toe lukte het maar niet om een eenduidige leeftijd voor NGC 6791 te vinden. Op basis van de eigenschappen van de oudste normale sterren in de sterrenhoop was een leeftijd van acht miljard jaar vastgesteld. Maar een andere dateringsmethode, gebaseerd op de snelheid waarmee witte dwergen (uitdovende sterren) afkoelen, bleef steken bij zes miljard jaar. Het nieuwe onderzoek toont nu aan dat witte dwergen minder snel afkoelen dan gedacht. Of beter gezegd: in het inwendige van deze sterren treden nog fysische processen op waarbij warmte vrijkomt. Als deze processen in rekening worden gebracht, blijkt dat ook de witte dwergsterren in NGC 6791 acht miljard jaar oud zijn.
Meer informatie:
Scientists from the UPC Barcelona Tech has precisely calculated the age of the stars
11 mei 2010
De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft een opmerkelijke ontdekking gedaan: een gat in de ruimte. Het gat biedt sterrenkundigen een verrassend kijkje in de eindfase van het stervormingsproces. Sterren ontstaan in dichte wolken van gas en stof. Hoewel sterren-in-wording aanvankelijk steeds meer gas naar zich toe trekken, ontwikkelen ze op een gegeven moment twee jets die als reusachtige 'bladblazers' hun omgeving schoonblazen. Herschel lijkt nu het resultaat van zo'n schoonmaakactie te hebben waargenomen. Anders dan gedacht blijkt de zwarte plek naast het stervormingsgebied NGC 1999 namelijk geen dichte wolk van gas en stof te zijn, waar geen licht doorheen komt. Nader onderzoek met Herschel en telescopen op aarde heeft aangetoond dat zich hier juist weinig gas en stof bevinden. Sterrenkundigen vermoeden nu dat de jets van jonge sterren in NGC 1999 het gas en stof ter plaatse helemaal hebben weggeblazen. De vermeende donkere gaswolk is dus juist een opening in het lichtgevende gas van NGC 1999 zelf.
Meer informatie:
Herschel finds a hole in space
10 mei 2010
In augustus van dit jaar zal een internationaal team van sterrenkundigen een bijzonder stervormingsgebied aan de zuidelijke hemel nader onderzoeken. In deze stellaire kraamkamer, die de aanduiding BY72 draagt, ontstaan momenteel sterren die tot wel vijftig keer zo zwaar kunnen worden als onze zon. De manier waarop zulke zware sterren geboren worden, is tot nog toe niet helemaal duidelijk. BY72 is een wolk van gas en stof op een afstand van 8000 lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Kiel. Het bijzondere aan deze gaswolk is dat de samentrekking die uiteindelijk tot de geboorte van nieuwe sterren leidt nog niet zo lang bezig is. Er zijn nog nietveel sterren uit het gas ontstaan. Andere opmerkelijke eigenschappen van BY72 zijn de snelheid waarmee hij samentrekt en de grote hoeveelheid materie die hij heeft verzameld. Hoewel de gaswolk slechts enkele lichtjaren groot is, bevat hij mogelijk 20.000 zonsmassa's aan gas en stof.
Meer informatie:
Astronomers plan second look at mega star birthing grounds
4 mei 2010
Onderzoek van oude sterren in ons Melkwegstelsel wijst erop dat ver uit elkaar gelegen delen van ons stelsel gelijktijdig en uit één en dezelfde gaswolk zijn ontstaan. Dat is in directe tegenspraak met de heersende theorie over het ontstaan van sterrenstelsels. Volgens deze theorie zouden stelsels als het onze klein zijn begonnen en geleidelijk zijn 'gegroeid' door het opslokken van andere kleine sterrenstelsels. Dit nieuwe, voorlopige onderzoeksresultaat is gebaseerd op waarnemingen van de bolvormige sterrenhoop 47 Tucanae met de Hubble-ruimtetelescoop. Deze sterrenhoop ligt ver van de kern van het Melkwegstelsel, maar blijkt daar niettemin sterke overeenkomsten mee te vertonen. Ze hebben een vergelijkbare chemische samenstelling en zijn beide 11 tot 12 miljard jaar oud. Eerdere ouderdomsschattingen van 47 Tucanae kwamen nog uit op 9 miljard jaar. Dit resultaat wijst erop dat de kern en de buitendelen van het Melkwegstelsel tegelijkertijd zijn ontstaan. Daaruit zou je kunnen concluderen dat ons stelsel in één keer is gevormd uit een kolossale gaswolk. Maar er zijn ook andere verklaringen denkbaar voor de waargenomen overeenkomsten. Zo zou een botsing met een ander sterrenstelsel materie uit de buitendelen van het Melkwegstelsel naar de kern kunnen hebben gedreven.
Meer informatie:
New Hubble pictures suggest Milky Way fell together
Webcast over onderzoek 47 Tucanae
23 april 2010
Op zaterdag 24 april 2010 is het precies twintig jaar geleden dat de Hubble Space Telescope gelanceerd werd. Ter gelegenheid van die verjaardag heeft het Space Telescope Science Institute in Baltimore een spectaculaire foto vrijgegeven van een deel van de Carina-nevel, een groot stervormingsgebied op 7500 lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Carina (Kiel). Nevelflarden en stofkolommen worden beschenen door jonge, pasgeboren sterren in de omgeving, waardoor ze langzaam 'verdampen'. Binnenin de dichtste stofwolken ontstaan nieuwe sterren.
De Amerikaans-Europese Hubble-telescoop heeft de afgelopen twintig jaar op elk deelgebied van de astronomie voor revolutionaire ontwikkelingen gezorgd. In mei 2009 werd de vijfde en laatste onderhoudsvlucht uitgevoerd, waarbij onder andere een nieuwe camera werd geplaatst. De foto van de Carina-nevel is met deze Wide Field Camera 3 gemaakt. Naar verwachting zal de ruimtetelescoop nog vijf à tien jaar in bedrijf zijn.
Meer informatie:
Starry-Eyed Hubble Celebrates 20 Years of Awe and Discovery
Hogeresolutieversie van de 'verjaardagsfoto'
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
22 april 2010
Met de in aanbouw zijnde LOFAR-telescoop in Noord-Drenthe (LOw-Frequency ARay) is de langgolvige radiostraling van zes pulsars waargenomen, die tegelijkertijd op veel kortere golflengten werden bestudeerd door grote radioschotels in Duitsland en Engeland. LOFAR is een revoluitonaire radiotelescoop die uiteindelijk uit tienduizenden kleine, eenvoudige antennes zal bestaan, verspreid over een groot deel van Noordwest-Europa.
Pulsars - compacte, snel roterende sterren die regelmatige pulsen van radiostraling uitzenden - worden gewoonlijk op golflengten van enkele centimeters of decimeters waargenomen. Met LOFAR zijn nu simultaanwaarnemingen verricht op golflengten tot 7 meter. Door de pulsars in zo'n breed golflengtegebied te bestuderen, hopen astronomen meer te weten te komen over hun opbouw en over het ontstaan van de pulsen.
LOFAR zal in de loop van komend jaar worden voltooid. De officiële inauguratie staat al iets eerder gepland, op 12 juni.
Meer informatie:
Additional Eyes for Pulsar Astronomers
LOFAR
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
21 april 2010
Met de Europese VISTA-telescoop in Noord-Chili is een indrukwekkende infraroodfoto gemaakt van de Kattepootnevel, een groot stervormingsgebied op 5500 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Schorpioen. De nevel, met een middellijn van ongeveer 50 lichtjaar, bestaat uit dichte gas- en stofwolken waarin nieuwe sterren ontstaan. Op foto's die in zichtbaar licht zijn gemaakt ziet hij eruit als de pootafdruk van een kat. Op de nieuwe foto die op infrarode golflengten gemaakt is met de 4,1-meter VISTA-telescoop (Visible and Infrared Survey Telescope for Astronomy) op de bergtop Paranal zijn de dichtste stofwolken nog steeds donker, maar in grote delen van de nevel zijn ook de pas gevormde sterren te zien: de infrarode warmtestraling van die sterren dringt door het stof heen. De VISTA-telescoop zal de komende jaren worden ingezet om de zuidelijke sterrenhemel op infrarode golflengten in kaart te brengen, als voorbereiding voor detailwaarnemingen van interessante objecten met de Europese Very Large Telescope.
Meer informatie:
VISTA Captures Celestial Cat’s Hidden Secrets
VISTA
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
15 april 2010
Metingen van het Amerikaanse Chandra X-ray Observatory - een röntgentelescoop in een baan om de aarde - wijzen uit dat een jonge neutronenster in het sterrenbeeld Cassiopeia in tien jaar tijd drie procent is afgekoeld. Het is voor het eerst dat astronomen de snelle afkoeling van een jonge neutronenster direct hebben waargenomen.
Neutronensterren zijn de uiterst compacte, snel roterende overblijfselen van zware sterren die aan het eind van hun leven een supernova-explosie ondergaan. Direct na het ontstaan hebben ze een temperatuur van miljarden graden, maar ze koelen aanvankelijk heel snel af, onder andere door het uitzenden van neutrino's - hoogenergetische elementaire deeltjes zonder elektrische lading en met een vrijwel verwaarloosbare massa.
Met de Chandra-ruimtetelescoop zijn tussen 2000 en 2009 regelmatig metingen verricht aan de neutronenster die eind zeventiende eeuw ontstond bij een supernova-explosie in het sterrenbeeld Cassiopeia. Die heeft momenteel een oppervlaktetemperatuur van ongeveer twee miljoen graden. De Chandra-metingen laten echter zien dat hij in het afgelopen decennium drie procent koeler is geworden.
De manier waarop neutronensterren afkoelen wordt mede bepaald door hun inwendige structuur. De nieuwe metingen, die vandaag gepresenteerd worden op de National Astronomy Meeting 2010 van de Royal Astronomical Society in Glasgow, zullen dan ook mogelijk meer informatie opleveren over het inwendige van neutronensterren.
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
12 april 2010
Met de Europese Herschel Space Telescope is een indrukwekkende infraroodfoto gemaakt van de Rozetnevel, waar momenteel zware sterren worden geboren. Sterren ontstaan in kosmische stofwolken. Door de absorberende werking van het stof is het geboorteproces niet te zien met een gewone telescoop. Een infraroodkunstmaan zoals Herschel kijkt echter door het stof heen. Eerder zijn al stervormingsgebieden in beeld gebracht waar relatief lichte sterren ontstaan, zoals onze eigen zon. Zware sterren zijn zeldzamer, en de dichtstbijzijnde zware protosterren bevinden zich op veel grotere afstanden. Met de gevoelige Herschel-satelliet kunnen die nu echter ook bestudeerd worden.
De Rozetnevel bevindt zich op ongeveer vijfduizend lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Eenhoorn. De bijbehorende moleculaire stofwolk bevat genoeg materiaal voor de vorming van tienduizend sterren zoals de zon. De heldere gebiedjes op de infraroodfoto van Herschel (die samengesteld is uit metingen op verschillende infraroodgolflengten) markeren de geboorteplaatsen van kosmische zwaargewichten: sterren die ongeveer tien keer zo zwaar zijn als de zon.
Meer informatie:
Baby stars in the Rosette cloud
Persbericht Jet Propulsion Laboratory
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
7 april 2010
Sterrenkundigen van de universiteit van drie Amerikaanse universiteiten zijn er voor het eerst in geslaagd om een glimp op te vangen van het mysterieuze, donkere object dat de ster Epsilon Aurigae met grote tussenpozen bedekt. Op beelden die met een speciaal infrarood-instrument zijn gemaakt is de schaduw van het object te zien, dat blijkbaar zo plat is als een pannenkoek (Nature, 8 april). Epsilon Aurigae is een van de helderste sterren van het sterrenbeeld Voerman. Al meer dan 175 jaar is bekend dat Epsilon vrij weinig licht uitzendt voor een ster van deze massa. Bovendien neemt de helderheid van de ster eens in de 27 jaar gedurende meer dan jaar sterk af. Dat wees erop dat er een donkere begeleider om Epsilon heen draait. Maar gezien de duur van de 'verduistering' kon dat geen normaal sterachtig object zijn. De waargenomen sterbedekkingen zouden verklaarbaar zijn als de begeleider van Epsilon een kleine ster met een omringende stofschijf was. Dat blijkt nu inderdaad het geval te zijn: de beelden tonen hoe een dunne, deels doorzichtige, wolk voor de ster langs trekt.
Meer informatie:
Astronomers take close-up pictures of mysterious dark object
Astronomers Capture a Rare Stellar Eclipse in Opening Scene of Year-long Show
1 april 2010
Met de Spitzer Space Telescope houden sterrenkundigen een groep van vele honderden jonge sterren in de Orionnevel nauwlettend in de gaten. De sterren zijn ongeveer één miljoen jaar oud, en bijna even 'rumoerig' als een kleuterklas. Ze vertonen relatief grote helderheidsvariaties. Die worden deels veroorzaakt door koelere en hetere gebieden aan het oppervlak van de snel roterende sterren, maar deels ook doordat de sterren omgeven worden door ronddraaiende wolken en schijven van stof en gas waaruit in de toekomst planeten kunnen ontstaan. De Spitzer-ruimtetelescoop registreert de infrarode warmtestraling van de sterren en van de stofschijven, en door het gebied vele tientallen malen te fotograferen in de loop van enkele maanden, krijgen astronomen een beter idee van de processen die sterren in hun kleuterfase doormaken. De afgebeelde infraroodfoto (waarbij verschillende infraroodgolflengten kunstmatig zijn weergegeven in verschillende kleuren) is een van de Spitzer-opnamen van het betreffende deel van de Orionnevel.
Meer informatie:
Colony of Young Stars Shines in New Spitzer Image
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
31 maart 2010
Vorm en uiterlijk van het stervormingsgebied Gum 19 worden in sterke mate bepaald door de aanwezigheid van één extreem heldere reuzenster. Dat blijkt uit een nieuwe infraroodfoto van de nevel, gemaakt met de SOFI-camera van de Europese New Technology Telescope op de La Silla-sterrenwacht in Noord-Chili. De nevel, op 22.000 lichtjaar afstand in de richting van het zuidelijke sterrenbeeld Vela (Zeilen) heeft op de infraroodfoto één heldere en één donkere zijde. Het heldere gebied ontstaat doordat interstellair stof opgewarmd wordt door de straling van de reuzenster, V391 Velorum geheten. Die ster (in het midden van de foto) heeft een oppervlaktetemperatuur van zo'n 30.000 graden Celsius. Het veranderlijke karakter van de ster leidt ook tot schokgolven in de nevel, waaruit nieuwe sterren ontstaan - min of meer op de grens van het heldere en donkere deel van de nevel. In de toekomst, wanneer V391 Velorum zal exploderen als supernova, zal de structuur van de Gum 19-nevel nog veel ingrijpender worden beïnvloed.
Meer informatie:
The Light and Dark Face of a Star-Forming Nebula
De Europese infraroodcamera SOFI
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
29 maart 2010
De Amerikaanse ruimtetelescopen Chandra en Spitzer hebben de resten van een geëxplodeerde ster in beeld gebracht. De supernova-explosie vond plaats in een sterrenhoop, dus temidden van een groot aantal andere sterren. De stofdeeltjes in het weggeblazen materiaal worden verwarmd door deze sterren, waardoor ze infraroodstraling uitzenden. Die warmtestraling is vastgelegd door de Spitzer Space Telescope (oranje op de foto). De kern van de geëxplodeerde ster is ineengestort tot een compacte, snel roterende pulsar, die energierijke deeltjes de ruimte in blaast. Die 'pulsarwind' draagt ook bij aan de opwarming van het supernova-stof. De röntgenstraling van de pulsar (de witte stip) en de pulsarwind (blauw) is opgemeten door het Chandra X-ray Observatory. Normaal gesproken wordt het stof in een supernovarestant pas 'zichtbaar' wanneer er krachtige schokgolven optreden. Zulke schokgolven vernietigen echter de kleinste stofdeeltjes. In het geval van G54.1+0.3 (het catalogusnummer van deze supernovarest) is het echter mogelijk om het stof in de oorspronkelijke samenstelling te bestuderen.
Meer informatie:
Ashes to Ashes, Dust to Dust
Persbericht Chandra X-ray Observatory
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
17 maart 2010
Nieuwe beelden van de Europese satelliet Planck laten zien dat ons Melkwegstelsel doortrokken is van lange filamenten van koud stof en gas. Hoe deze draderige structuur is ontstaan, is nog niet helemaal duidelijk. Vermoedelijk worden het stof en gas door hete, jonge sterren uit het melkwegvlak weggeblazen, maar mogelijk spelen ook magnetische velden een rol bij hun ontstaan. Het stof heeft temperaturen die uiteenlopen van twaalf tot enkele tientallen graden boven het absolute nulpunt (-273 graden Celsius). Een van de vraagstukken die Planck moet oplossen, is waarom het stof zowel op grote als op kleine schaal een soortgelijke weefselstructuur vertoont. Dat is overigens niet de hoofdtaak van deze satelliet, die bestaat uit het nauwkeurig in kaart brengen van de kosmische achtergrondstraling. Daarbij wordt de hele hemel afgescand en ontstaat tegelijkertijd ook een zeer gedetailleerde kaart van ons Melkwegstelsel.
Meer informatie:
Planck sees tapestry of cold dust
12 maart 2010
Nieuwe gegevens over de ruimtelijke snelheden van sterren in onze omgeving duiden erop dat de ster Gliese 710 vrijwel precies onze kant op komt. Volgens de Russische sterrenkundige Vadim Bobilev bestaat er een kans van 86 procent dat de ster over anderhalf miljoen jaar door de buitenwijken van ons zonnestelsel heen ploegt. In 1997 inventariseerde de Europese satelliet Hipparcos de nauwkeurige posities en snelheden van ongeveer 100.000 min of meer nabije sterren. Daaruit bleek dat 156 van die sterren op enig moment de zon tot op een afstand van minder dan drie lichtjaar kunnen naderen. En dat zou erop neer komen dat we ruwweg eens in de twee miljoen jaar een stellaire bezoeker mogen verwachten. In 2007 zijn de Hipparcos-gegevens echter enigszins bijgesteld en nadien zijn ook andere gegevens van stersnelheden beschikbaar gekomen. Daardoor moeten nog eens negen sterren aan de groep van potentiële passanten worden toegevoegd. Maar dat is niet de meest opmerkelijke aanvulling: gebleken is dat de oranje dwergster Gliese 710, die nu nog meer dan 60 lichtjaar van ons verwijderd is, nog dichterbij kan komen dan gedacht. Zoals het er nu naar uitziet, zal Gliese waarschijnlijk zo dichtbij komen, dat de wolk van vele miljarden komeetachtige objecten die ons zonnestelsel omhult in beroering wordt gebracht. Deze zogeheten Oortwolk strekt zich uit tot op een afstand van één à twee lichtjaar. Dat lijkt ver weg, maar een grote verstoring van de Oortwolk zou een zwerm kometen richting zon dirigeren. En daardoor zou de kans van een komeetinslag op aarde aanzienlijk kunnen toenemen.
Meer informatie:
Orange Dwarf Star Set to Smash into The Solar System
11 maart 2010
Astronomen van de Universiteit van Amsterdam hebben ontdekt dat de röntgenstraling die het zwarte gat in de dubbelster XTE J1550-564 uitzendt, soms wordt gedomineerd door de jet (de snelle straalvormige gasstroom die uit het zwarte gat komt) en niet door de accretieschijf. Dit opmerkelijke resultaat komt niet overeen met het heersende idee dat de röntgenstraling uit de schijf van materie komt waarmee het zwarte gat in dit dubbelstersysteem zich voedt. Bijzonder aan het onderzoek is dat de astronomen hun conclusie trekken op basis van waarnemingen, en niet van modellen. Ze bestudeerden XTE J1550-564 op röntgen-, optische en infraroodgolflengten en slaagden erin de emissie van de jet te scheiden van die van de accretieschijf. XTE J1550-564 is een dubbelstersysteem, waarvan het zwarte gat van tien zonsmassa's één component is. De andere is een gewone ster, waarvandaan voortdurend gas naar het zwarte gat toe stroomt. De twee draaien in een zeer nauwe baan om elkaar heen. Het materiaal dat de ster aan het zwarte gat verliest, verzamelt zich in een zeer snel roterende accretieschijf. Sinds de ontdekking van dit soort röntgendubbelsterren, is er onder astronomen veel discussie geweest over de oorsprong van de röntgenstraling. Gebleken is nu dat de 'harde' röntgenstraling wordt gedomineerd door de jet, variërend van 10 tot 100%, en niet door de accretieschijf.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
9 maart 2010
Astronomen van onder meer de Radboud Universiteit Nijmegen hebben ontdekt dat de twee sterren in de dubbelster HM Cancri in slechts 5,4 minuten om elkaar heen draaien. Daarmee is HM Cancri de dubbelster met veruit de kortst bekende baanperiode. Het is ook een van de allerkleinst mogelijke dubbelsterren, met een totale afmeting van niet meer dan 8 maal de diameter van de aarde. Het dubbelstersysteem HM Cancri bestaat uit twee witte dwergen, die zo dicht bij elkaar zitten dat er massa overstroomt van de ene naar de andere. Witte dwergen zijn de uitgebrande sintels van sterren zoals de zon en bestaan uit helium, of koolstof en zuurstof. HM Cancri werd in 1999 door ROSAT als zwakke röntgenbron ontdekt. In 2001 werd de 5,4 minuten-periode gevonden uit lichtvariaties in het röntgen en het optische licht. Of deze periode ook de baanperiode van de dubbelster was, is echter lang onduidelijk gebleven. Het zou zo kort zijn dat veel astronomen niet konden geloven dat dit klopte. Een internationaal team van astronomen, onder leiding van Gijs Roelofs van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics, heeft nu met behulp van de grootste telescoop ter wereld, de 10-m Keck telescoop op Hawaï, kunnen aantonen dat ook de baanperiode daadwerkelijk 5,4 minuten is. Dit is gedaan door de snelheidsvariaties in de spectraallijnen van HM Cancri te detecteren.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
4 maart 2010
De Europese ruimtetelescoop Herschel heeft in de Orionnevel de chemische vingerafdrukken gevonden van vele organische en anorganische moleculen. HIFI, het Nederlandse meetinstrument van Herschel, onthulde deze vingerafdrukken in de vorm van een zeer gedetailleerd spectrum van de Orionnevel, een van de dichtstbijzijnde kraamkamers van sterren en planeten in ons Melkwegstelsel. Het spectrum geeft een goede indruk van de schat aan nieuwe informatie die Herschel-HIFI gaat opleveren over hoe organische moleculen zich vormen in de ruimte. Het Orion-spectrum - een grafiek die weergeeft hoeveel licht er van iedere kleur is gemeten - maakt duidelijk dat HIFI uitstekend werkt sinds het ruimte-instrument weer operationeel is (vanaf januari 2010). Een opvallend kenmerk van het HIFI-spectrum van Orion is het rijke, dichte patroon van 'pieken'. Elke piek in het spectrum vertegenwoordigt licht met een hele specifieke kleur. Doordat ieder molecuul zijn eigen serie kleuren heeft, vertegenwoordigt iedere piek dan ook een specifiek molecuul. De Orionnevel staat bekend als een van de meest veelzijdige chemische fabrieken in de ruimte, en omdat we de chemische processen en de vorming van moleculen nog niet volledig begrijpen is de nevel een ideaal studieobject. Na eerste bestudering van het patroon van pieken hebben sterrenkundigen een aantal 'gewone' moleculen geïdentificeerd zoals water, koolmonoxide, formaldehyde, methanol, dimethylether, waterstofcyanide, zwaveldioxide, zwavelmonoxide en hun bijbehorende isotopen. Naar verwachting zullen ook nieuwe organische moleculen opduiken.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
4 maart 2010
Een team van astronomen, onder leiding van de Groningse sterrenkundige Maarten Breddels, heeft de afstanden van twintigduizend nabijgelegen sterren in de Melkweg bepaald voor RAVE, het Radial Velocity Experiment.Deze stercatalogus is beschikbaar voor sterrenkundigen over de hele wereld om ons sterrenstelsel te doorgronden. Uiteindelijk zal de catalogus groeien tot een miljoen sterren. Bijna twaalf jaar geleden produceerde de Europese satelliet Hipparcos een catalogus met de geprojecteerde snelheden van de sterren op de hemelbol. Later, toen de snelheden van deze sterren in de gezichtslijn werden gemeten, kregen astronomen een compleet beeld van de nabije sterren en hun bewegingen. Het is relatief makkelijk de posities van sterren op de hemelbol te meten, maar het bepalen van de afstand van een ster tot de aarde stelt eisen aan de observatietijd en modelleertechnieken. Alleen wanneer de afstand bekend is, is het mogelijk te bepalen hoe snel de sterren echt bewegen. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk te bepalen hoeveel massa de Melkweg bevat, of om sterstromen te ontdekken waarmee we de geschiedenis van ons sterrenstelsel beter leren begrijpen.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
3 maart 2010
Een pas ontdekte ster in een klein naburig sterrenstelsels heeft belangrijke aanwijzingen opgeleverd over de evolutie van ons Melkwegstelsel. De ster maakt deel uit van een dwergstelsel in het sterrenbeeld Sculptor (Beeldhouwer), op een afstand van 280.000 lichtjaar. Hij blijkt vrijwel dezelfde chemische samenstelling te hebben als de oudste sterren in het Melkwegstelsel (Nature, 4 maart). Dat versterkt het vermoeden dat ons stelsel is ontstaan door de geleidelijke samenklontering van dwergstelsels. Het buitenste omhulsel van ons Melkwegstelsel, de halo, bestaat uit sterren die - anders dan bijvoorbeeld onze zon - arm zijn aan elementen zwaarder dan helium. Omdat aangenomen werd dat deze sterren afkomstig zijn van recent opgeslokte dwergstelsels, werd verwacht dat in nog bestaande nabije dwergstelsels sterren met weinig zware elementen te vinden zouden zijn. Maar die sterren bleven spoorloos, waardoor enige twijfel ontstond over het samenklonteringsscenario. Die twijfel lijkt nu te zijn weggenomen: de vermeende verschillen in chemische samenstelling kunnen voor een belangrijk deel worden toegeschreven aan de gebruikte opsporingstechnieken. Hierdoor werden de sterren met de minste zware elementen juist over het hoofd gezien. De nu onderzochte ster in het Sculptor-stelsel bevat meer dan 4000 keer zo weinig elementen zwaarder dan helium dan onze zon. De verwachting is dat in de nabije toekomst, als grotere telescopen beschikbaar komen, meer van die 'metaalarme' sterren in nabije dwergstelsels kunnen worden opgespoord.
Meer informatie:
Ancient Star Supports Cannibal Theory Of Milky Way Growth
Old star is 'missing link' in galactic evolution
23 februari 2010
Ongeveer een kwart van de bolvormige sterrenhopen in ons Melkwegstelsel is afkomstig van andere sterrenstelsels. Dat stellen onderzoekers van de Swinburne University of Technology (Australië). Dat sommige van deze sterrenhopen, die ongeveer een miljoen oude sterren bevatten, elders vandaan komen, werd al langer vermoed. Maar het was moeilijk om aan te geven voor welke dat het geval is. De onderzoekers hebben dat nu opgelost door, met behulp van gegevens van de Hubble-ruimtetelescoop, een zeer nauwkeurige database van de chemische samenstelling van 93 bolvormige sterrenhopen aan te leggen. Daaruit blijkt dat een kwart van de sterrenhopen een samenstelling heeft die afwijkt van die van sterrenhopen die in ons Melkwegstelsel zelf zijn ontstaan. Volgens de onderzoekers betekent dit dat tientallen miljoenen sterren van ons Melkwegstelsel, dat overigens meer dan 100 miljard sterren telt, afkomstig is van naburige kleine sterrenstelsels. Sommige bolvormige sterrenhopen zouden zelfs de voormalige kernen van zulke dwergstelsels kunnen zijn.
Meer informatie:
Alien invaders pack the Milky Way
19 februari 2010
Een pas opgestart project van het Max Planck Instituut voor Radioastronomie heeft al binnen enkele weken een eerste pulsar opgeleverd. Het object, dat de aanduiding PSR J1745+10 heeft gekregen, bevindt zich op de positie waar eerder met de gammasatelliet Fermi een heldere bron van gammastraling is ontdekt. Hij blijkt zich als een kosmische 'vampier' te gedragen. Pulsars zijn de compacte restanten van zware sterren die met hoge snelheid om hun as tollen en aan beide magnetische polen een bundel van straling uitzenden. Doordat deze magnetische polen doorgaans niet aan de uiteinden van de rotatie-as liggen, zwiepen de beide bundels in de rondte als de lichtbundels van een vuurtoren. Bij sommige pulsars is één van de stralingsbundels bij elke draaiing eventjes op de aarde gericht, waardoor we de pulsar aan en uit zien knipperen. Tot nog toe zijn ongeveer 2000 van die knipperende objecten ontdekt, veelal met behulp van radiotelescopen. Sommige pulsars maken deel uit van een dubbelstersysteem en slokken materie van de begeleidende ster op. Dat leidt ertoe dat zij steeds sneller gaan rondtollen. De nu ontdekte pulsar maakt al bijna 400 omwentelingen per seconde en behoort daarmee tot de klasse van millisecondepulsars. De pulsar en zijn begeleidende ster draaien in minder dan achttien uur om hun gezamenlijke zwaartepunt. Het lijkt erop dat pulsar zijn begeleider al vrijwel geheel leeggezogen heeft. Op dit moment bevat de ster nog slechts een paar procent van een zonsmassa aan materie. Dat betekent dat de ster binnen afzienbare tijd geheel verdwenen zal zijn.
Meer informatie:
Schwarze Witwe im Weltall
18 februari 2010
Astronomen, onder wie de Nederlanders Wouter Vlemmings en Huib Jan van Langevelde, hebben met behulp van de MERLIN-radiotelescoop laten zien dat magneetvelden ook een belangrijke rol spelen bij de geboorte van zware sterren. Dat magneetvelden erg belangrijk zijn bij de vorming van lichtere sterren zoals onze zon, was al bekend. De nieuwe studie laat zien dat de manieren waarop zware en lichte sterren worden gevormd, veel meer op elkaar lijken dan eerder werd gedacht. Zware sterren met een massa van meer dan acht keer die van de zon, zijn van cruciaal belang voor de vorming van andere sterren, planeten en het leven in het heelal. Hoewel ze zeldzaam zijn, bestieren ze de samenstelling en de evolutie van de interstellaire materie in de Melkweg en zijn ze verantwoordelijk voor de productie van zware elementen zoals ijzer. Astronomen dachten altijd dat straling en turbulentie de dominante factoren zijn bij de vorming van zware sterren, en dat hun vormingsproces daardoor heel anders verloopt dan dat van lichtere sterren. Maar uit onderzoek van een zware proto-ster in het sterrenbeeld Cepheus blijkt wat anders. De ster, op 2300 lichtjaar afstand van de aarde, bevindt zich in een van de dichtstbijzijnde moleculaire wolken waar zware sterren worden gevormd. Bij eerdere waarnemingen van dit object werd de stofschijf ontdekt vanwaaruit gas op de proto-ster valt. In het nieuwe onderzoek hebben de astronomen ontdekt dat het magneetveld van de proto-ster verrassend regelmatig en sterk is. Dat impliceert dat het magneetveld bepaalt hoe materie wordt overgebracht van de schijf naar de groeiende protoster.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
16 februari 2010
Een Brits/Chinees team van sterrenkundigen heeft ontdekt dat de rode reuzenster Eta Cancri een kleine begeleider heeft. Deze begeleider is een zogeheten ultrakoele dwerg: een kleine ster die veel koeler is dan andere sterren. De oppervlaktetemperatuur van de rode dwerg bedraagt slechts 2000 graden, bijna 4000 graden minder dan de oppervlaktetemperatuur van onze zon. Ultrakoele dwergen zijn sterren met planeetachtige eigenschappen. Ze geven weinig licht en door hun betrekkelijk lage temperatuur kunnen er in de steratmosfeer zelfs een soort wolken ontstaan. Het oppervlak van rode reuzen zoals Eta Cancri is overigens ook tamelijk koel. Ze ontstaan doordat normale sterren van het kaliber zon aan het eind van hun bestaan tot enorme afmetingen opzwellen. Over ongeveer 5 miljard jaar zal ook onze zon deze ontwikkeling doormaken.
Meer informatie:
Red dwarf/red giant binary found in UK/China Collaboration
16 februari 2010
Op nieuwe opnamen van de Amerikaanse gammasatelliet Fermi is te zien waar supernovaresten - de overblijfselen van ontplofte zware sterren - hun energierijke deeltjesstraling produceren. Deze ontdekking brengt sterrenkundigen een stap dichter bij het begrijpen van de oorsprong van zogeheten kosmische straling. Kosmische straling bestaat voor het overgrote deel uit protonen die met bijna de snelheid van het licht door de ruimte razen. Op hun weg door het Melkwegstelsel worden deze deeltjes afgebogen door de alom aanwezige magnetische velden. Dat maakt het moeilijk om te achterhalen waar ze precies vandaan zijn gekomen. Maar waar de deeltjes in botsing komen met atomen van het interstellaire gas, ontstaat gammastraling. Bekend is dat supernovaresten belangrijke leveranciers van energierijke protonen zijn. Met de Fermi-satelliet zijn vier van die supernovaresten - één jonge en drie oudere - nader bekeken. Daarbij is gebleken dat oude supernovaresten extreem veel gammastraling van betrekkelijk lage energie produceren, en relatief weinig gammastraling van hoge energie. Bij jonge supernovaresten is die verdeling anders. Het lijkt erop dat jonge supernovaresten zowel sterkere magnetische velden als energierijkere kosmische straling hebben. En dat is in overeenstemming met de meest gangbare theorie voor het ontstaan van deze deeltjesstraling. Al in 1949 opperde de Italiaanse natuurkundige Enrico Fermi namelijk dat de deeltjes van de meest energierijke kosmische straling zijn versneld door magnetische velden in gaswolken.
Meer informatie:
NASA's Fermi Closes on Source of Cosmic Rays
10 februari 2010
Op dit moment werken tienduizenden pc's, verspreid over de hele wereld, aan het vaststellen van de exacte vorm van ons Melkwegstelsel. De gezamenlijke rekenkracht van dit MilkyWay@Home-project is reusachtig: onlangs werd de op één na snelste supercomputer op aarde in snelheid gepasseerd. Bij soortgelijke projecten wordt naar signalen van buitenaardse beschavingen gezocht (Seti@home) en de werking van eiwitten onderzocht (Folding@home). Tegenwoordig worden bij sterrenkundige waarnemingscampagnes zo veel gegevens verzameld, dat er nooit voldoende supercomputers beschikbaar zijn om alles door te rekenen. Bij MilkyWay@Home wordt gebruik gemaakt van de database van de Sloan Digital Sky Survey. Elk van de deelnemende pc's verwerkt een kleine portie gegevens. Daarbij wordt de driedimensionale verdeling van sterren en andere materie in het Melkwegstelsel in kaart gebracht. De projectwetenschappers zijn er vooral benieuwd naar hoe de sterren van de verschillende dwergstelsels die de afgelopen miljoenen jaren door het Melkwegstelsel zijn opgeslokt zich over het stelsel hebben verdeeld. Deze berekeningen leveren onder meer informatie op over de globale verdeling van de donkere materie in het Melkwegstelsel, waar nog weinig over bekend is.
Meer informatie:
PCs Around the World Unite To Map the Milky Way
MilkyWay@Home
9 februari 2010
Een Frans-Amerikaans team van sterrenkundigen heeft de ruimtelijke verdeling van het ons omringende interstellaire gas tot op een afstand van ongeveer duizend lichtjaar in kaart gebracht. Daarbij is gebruik gemaakt van het feit dat interstellair gas donkere (absorptie)lijnen veroorzaakt in het lichtspectrum van achtergrondsterren. In combinatie met eerder gepubliceerde resultaten heeft dat geresulteerd in een catalogus van absorptiemetingen van 1857 sterren binnen een omtrek van ruwweg 2600 lichtjaar. Op de overzichtskaart is duidelijk te zien dat onze zon zich in een relatief gasarme omgeving bevindt: de zogeheten Lokale Holte. Hoe deze leegte is ontstaan, is nog onduidelijk. Maar veel sterrenkundigen denken dat het lege gebied ontstaan is door een reeks nabije supernova-explosies die zich ongeveer 15 miljoen jaar geleden heeft voltrokken.
Meer informatie:
A New 3D Map Of The Interstellar Gas Within 300 Parsecs From The Sun
9 februari 2010
Met behulp van de nieuwe Europese surveytelescoop VISTA is een indrukwekkende overzichtsfoto gemaakt van de Orionnevel, een bekend stervormingsgebied in het gelijknamige sterrenbeeld. Vergeleken met de meeste andere telescopen van dit kaliber heeft VISTA een enorm groot beeldveld. Bovendien is VISTA behalve voor zichtbaar licht ook gevoelig voor nabij-infrarode straling. Dat laatste betekent dat er diep in stofrijke stervormingsgebieden kan worden gekeken, om te zien wat zich daar afspeelt. De Orionnevel bevindt zich op een afstand van 1350 lichtjaar en is al met een kleine telescoop te zien. Op zichtbare golflengten zijn de jonge sterren die zich in het hart van de nevel hebben gevormd echter moeilijk waarnembaar: alleen de vier helderste zijn te zien. De VISTA-opnamen tonen nog tal van andere sterren, waarvan vele nog onvoltooid zijn. Deze sterren-in-wording stoten gasstromen uit die snelheden van 700.000 km/uur kunnen bereiken. Met de VISTA-telescoop zal de komende jaren de gehele zuidelijke sterrenhemel nauwkeurig in beeld worden gebracht.
Meer informatie:
Orion in a New Light
3 februari 2010
Met de Europese Very Large Telescope is een opname gemaakt van het stervormingsgebied NGC 3603 en omgeving. NGC 3603 is een zogeheten starburst-gebied: een 'sterrenfabriek' die op volle toeren draait. Met een afstand van 22.000 lichtjaar is dit de meest nabije stellaire kraamkamer van deze omvang. De jonge, hete sterren die hier zijn ontstaan, produceren zo veel straling en sterrenwind dat zij het stof en gas uit hun omgeving hebben weggeblazen. Daardoor is een verzameling van duizenden sterren in alle soorten en maten tevoorschijn gekomen. De meeste daarvan hebben een massa die vergelijkbaar is met die van onze zon of minder dan dat. Deze staan dus nog maar aan het begin van een bestaan dat miljarden jaren gaat duren. Maar sommige van de jonge sterren zijn veel zwaarder en verbruiken hun brandstof dermate snel, dat hun einde al in zicht is. De recordhouder is een ster van bijna 120 zonsmassa's. Deze ster in NGC 3603 is daarmee - voor zover bekend - de zwaarste ster van ons Melkwegstelsel.
Meer informatie:
The Stars behind the Curtain
29 januari 2010
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft een bruine dwerg - een kleine, 'mislukte' ster die weinig energie produceert- ontdekt met een ongekend lage temperatuur. Het object, dat de aanduiding SDSS1416+13B heeft gekregen, draait in een wijde baan om een andere bruine dwerg waarvan het bestaan al langer bekend was. De twee bevinden zich op een afstand van 15 tot 50 lichtjaar, wat heel nabij is naar sterrenkundige maatstaven. De oppervlaktetemperatuur van SDSS1416+13B bedraagt naar schatting ruim 200 graden. Het spectrum oftewel de samenstelling van het licht van het sterretje is echter zo ongewoon, dat het moeilijk is om zijn temperatuur exact te bepalen. De onderzoekers vermoeden dat beide bruine dwergen minstens 8 miljard jaar oud zijn.
Meer informatie:
Astronomers discover cool stars in nearby space
28 januari 2010
Op donderdag 28 januari detecteerden twee amateursterrenkundigen uit Florida (VS) een helderheidsuitbarsting van de ster U Scorpii. Daarmee gaven zij het startschot voor een snelle waarneemcampagne met de Hubble-ruimtetelescoop en andere satellieten. Haast was geboden, want naar verwachting zal de uitbarsting van de ster al binnen een dag over zijn hoogtepunt heen zijn. De uitbarsting van U Scorpii komt niet als een donderslag bij heldere hemel. Deze ster behoort namelijk tot de kleine categorie van zogeheten recurrente novae: sterren die eens in de tien tot honderd jaar aanzienlijk in helderheid toenemen. Een jaar geleden sprak de Amerikaanse sterrenkundige Bradley Schaefer al de verwachting uit dat de uitbarsting van U Scorpii aanstaande was. Recurrente novae zijn dubbelstersystemen waarin een normale ster en een compacte witte dwergster op geringe afstand om elkaar heen draaien. Door de overdracht van materie van de normale ster verzamelt zich gas aan het oppervlak van de witte dwerg. En steeds als zich daar genoeg gas heeft opgehoopt, vindt een thermonucleaire explosie plaats.
Meer informatie:
Long Anticipated Eruption of U Scorpii Has Begun
U Scorpii Erupts As Predicted
27 januari 2010
Een van de grootste vraagstukken in de moderne sterrenkunde betreft het ontstaan van de allerzwaarste sterren. Nieuwe waarnemingen met de Gemini North-telescoop op Hawaï wijzen er nu op dat deze stellaire reuzen op dezelfde manier geboren worden als lichtgewichten zoals onze zon. In vergelijking met lichte sterren voltrekt de geboorte van een zware ster zich heel snel. Tegen de tijd dat de laatste flarden van de gaswolk waaruit hij is ontstaan zijn opgetrokken, is de ster eigenlijk al volwassen. Het ontbreekt daardoor aan kennis over zware babysterren. Met geavanceerde infraroodinstrumenten is het nu gelukt om door het omringende gas en stof van een ster-in-wording heen te kijken. En wat blijkt? Hoewel hij al zeker tien keer zo zwaar is als onze zon, ziet de jonge ster er net zo uit als lichtere sterren-in-wording. Hij is omringd door een schijf van materie van waaruit gas naar de ster toe stroomt. Ook ontsnapt er gas met snelheden tot 300 kilometer per seconde aan de polen van de ster - een verschijnsel dat ook bij veel kleinere sterren is waargenomen.
Meer informatie:
Are the Largest Stars Born Like our Sun?
20 januari 2010
Met behulp van de 2,2-meter telescoop van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht op de berg La Silla (Chili) is een spectaculaire opname gemaakt van een groot stervormingsgebied dat bekend staat als de Kattenpootnevel. Dit complex van gloeiende gas- en stofwolken ligt niet ver van het centrum van ons Melkwegstelsel. De Kattenpootnevel dankt zijn bijnaam aan het opvallende patroon van heldere en minder heldere gaswolken, die een reusachtige pootafdruk van een kat lijken te vormen. De officiële aanduiding van het nevelcomplex is NGC 6334. NGC 6334 bevindt zich op een afstand van 5500 lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Schorpioen. Het nevelcomplex, dat ongeveer 50 lichtjaar groot is, behoort tot de meest actieve stervormingsgebieden in ons Melkwegstelsel. Waarschijnlijk gaan tussen het gas en stof enkele tienduizenden sterren schuil, waarvan sommige bijna tienmaal zo zwaar zijn als onze zon.
Meer informatie:
On the Trail of a Cosmic Cat
13 januari 2010
Een van de sterren van het beroemde dubbelstersysteem Algol is de bron van een reusachtige magnetische lus. Dat blijkt uit onderzoek met een wereldwijd netwerk van gevoelige radiotelescopen (Nature, 14 januari). Algol bevindt zich op een afstand van 93 lichtjaar. Hij bestaat uit een ster van ongeveer drie zonsmassa's en een lichtere begeleider die op een afstand van minder dan 10 miljoen kilometer om elkaar wentelen. Vanaf de aarde gezien schuiven de om elkaar draaiende sterren bij elke omloop voor elkaar langs, wat in regelmatige helderheidsvariaties resulteert die gemakkelijk waarneembaar zijn met het blote oog. De pas ontdekte magnetische lus ontspringt aan de polen van de lichte begeleider en wijst steeds in de richting van de zware ster. Vermoed wordt dat de enorme omvang ervan te danken is aan de getijwerking van de begeleidende ster. Ook onze zon kent van deze magnetische (of coronale) lussen, maar die zijn beduidend kleiner. Volgens de onderzoekers kan het bestaan van de 'reuzenlus' de uitbarstingen op röntgen- en radiogolflengten helpen verklaren die eerder bij Algol zijn waargenomen. Volgens hen is de kans groot dat in andere dubbelstersystemen soortgelijke magnetische structuren bestaan.
Meer informatie:
Giant Magnetic Loop Sweeps Through Space Between Stellar Pair
UI astronomers capture first-of-kind image at distant star
10 januari 2010
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft een gedetailleerde opname gemaakt van de ster Betelgeuze. Op het oppervlak van deze rode superreus zijn twee enorme heldere vlekken te zien, waarvan de omvang vergelijkbaar is met de afstand zon-aarde (150 miljoen kilometer). Deze vlekken, die daardoor een groot deel van het steroppervlak bedekken, zijn het gevolg van opstijgend (relatief) heet gas uit het inwendige van Betelgeuze. Afgezien van de zon zijn alle sterren zelfs door de grootste telescopen slechts waarneembaar als nietige puntjes van licht. Alleen met behulp van bijzondere instrumenten, zogeheten interferometers, lukt het om details te zien op het oppervlak van de allergrootste sterren. Betelgeuze, die 600 keer zo groot is als onze zon en niet al te ver weg staat, is in dat opzicht een dankbaar waarneemobject. Op Betelgeuze zijn al eerder lichte en donkere plekken waargenomen, maar niet eerder zo gedetailleerd als nu. Ze zijn het gevolg van convectie: reusachtige gasbellen uit het inwendige van de ster stijgen naar de oppervlakte, geven hun warmte af en zakken weer omlaag. Hetzelfde verschijnsel treedt ook op in onze zon, zij het op veel kleinere schaal. De heldere plekken op het oppervlak van Betelgeuze zijn ongeveer 500 graden warmer dan de gemiddelde temperatuur van de ster (ruim 3000 graden).
Meer informatie:
Unprecedented details on the surface of the Betelgeuse star
8 januari 2010
Bij onderzoek met de Japans/Amerikaanse röntgensatelliet Suzaku is in twee supernovaresten 'fossiele straling' van de supernova-explosie ontdekt. Dankzij deze straling kan zelfs nu, duizenden jaren na dato, nog worden vastgesteld hoe heet de inmiddels sterk afgekoelde supernovaresten ooit zijn geweest. Volgens de onderzoekers wijst de waargenomen röntgenstraling erop dat de supernova-explosies plaatsvonden in een relatief gasrijke omgeving. Dit gas is mogelijk door de ster zelf uitgestoten vóór deze supernova werd. Een zware ster verliest tegen het eind van zijn bestaan namelijk veel materie, waardoor een omhullende cocon van gas en stof ontstaat. Als de ster uiteindelijk explodeert, gaan er hevige schokgolven door de cocon, waardoor deze wordt verhit tot temperaturen van meer dan 50 miljoen graden. En hierdoor raken de aanwezige atomen van bijvoorbeeld silicium en zwavel al hun elektronen kwijt. Na de explosie koelt een supernovarest sterk af, maar door de uitdijing van het gas is de dichtheid ervan zo laag geworden, dat de 'naakte' atoomkernen niet zo snel meer elektronen kunnen invangen. Hierdoor blijft het gas ook duizenden jaren na de supernova-explosie nog een bron van röntgenstraling.
Meer informatie:
Suzaku finds 'fossil' fireballs from supernovae
7 januari 2010
Uit een internationaal onderzoeksproject blijkt dat het magnetische veld in het centrum van ons Melkwegstelsel zeker tien keer zo sterk is als dat in de rest van het stelsel. Meer dan tien procent van alle magnetische energie in het Melkwegstelsel blijkt geconcentreerd in een volume dat minder dan een tiende procent is van het totaal (Nature, 7 januari). Dat resultaat is van belang omdat het sterrenkundigen een ondergrens geeft voor de absolute sterkte van het magnetische veld van het Melkwegstelsel. Naar de exacte waarde voor het magnetische veld in het galactisch centrum wordt al dertig jaar gezocht. De magnetische veldsterkte in de ruimte tussen de sterren speelt een belangrijke rol bij tal van sterrenkundige berekeningen. Als dat veld sterker is dan gedacht, ontstaat de vraag hoe dat kan: vroeg in de geschiedenis van het heelal waren de magnetische velden namelijk nogal zwak.
Meer informatie:
Scientists reveal Milky Way's magnetic attraction
6 januari 2010
De halo van donkere materie die ons Melkwegstelsel omhult, heeft de vorm van een reusachtige, samengedrukte strandbal. Dat concluderen Amerikaanse sterrenkundige uit onderzoek van de baanbeweging van een klein dwergstelsel om het Melkwegstelsel. Sterrenstelsels zoals het onze bestaan voor meer dan zeventig procent uit donkere materie. Maar deze materie is, zoals de naam al aangeeft, onzichtbaar. De enige manier waarop donkere manier zich kenbaar maakt, is door middel van de zwaartekrachtsinvloed die zij op andere, zichtbare materie uitoefent - bijvoorbeeld op de beweging van sterren. Nu draaien er om het Melkwegstelsel enkele kleinere sterrenstelsels, die door de getijwerking van ons stelsel aan flarden worden getrokken. Hierdoor laten ze langs hun omloopbaan een heel spoor van sterren achter. Waarnemingen van deze 'kosmische broodkruimels' kunnen worden gebruikt om erachter te komen welke krachten er op deze 'Klein Duimpje'-stelsels werken. Maar dat klinkt makkelijker dan het is. Pogingen om het spoor van het zogeheten Sagittarius-dwergstelsel in overeenstemming te brengen met modellen van de vorm van de donkere halo van het Melkwegstelsel, leverden tot nog toe geen eenduidig resultaat op. Daar lijkt nu echter een oplossing voor te zijn gevonden: de halo is blijkbaar veel minder symmetrisch dan gedacht. Hij lijkt op een strandbal die van opzij wordt samengedrukt. Dat levert overigens weer een nieuw probleem op, want de mate van afplatting, en de oriëntatie ervan, is veel sterker dan op theoretische gronden werd verwacht.
Meer informatie:
Astronomers Map The Shape Of Galactic Dark Matter
5 januari 2010
Door nauwe samenwerking van gamma- en radiosterrenkundigen is een groot aantal 'snelle' pulsarkandidaten opgespoord. En dat opent de weg naar het aantonen van een verschijnsel dat al bijna een eeuw geleden door Albert Einstein is voorspeld: gravitatiegolven. Pulsars zijn de snel om hun as tollende restanten van ontplofte sterren. Vanaf de aarde zijn deze objecten herkenbaar als bronnen van zeer constante pulsen van straling. Aan de hand van uiterst kleine veranderingen in de rotatie van deze pulsars hopen sterrenkundigen het bestaan van gravitatiegolven - kleine verstoringen van ruimte en tijd - te kunnen aantonen. Maar daarvoor hebben zij gegevens nodig van grote aantallen pulsars, verspreid over de hele hemel, die honderden keren per seconde om hun as tollen: zogeheten millisecondepulsars. Tot nog toe waren slechts ongeveer 150 van deze pulsars ontdekt, waarvan meer dan de helft ook nog eens op een kluitje zit in enkele bolvormige sterrenhopen. Dankzij de Amerikaanse gammasatelliet Fermi komt daar nu verandering in. Met Fermi zijn honderden nieuwe bronnen van gammastraling ontdekt waarvan vele tot de gezochte categorie pulsars behoren. Vervolgwaarnemingen met radiotelescopen hebben in drie maanden tijd zeventien nieuwe millisecondepulsars opgeleverd - ongeveer net zo veel als in de afgelopen vijftien jaar. De onderzoekers hopen dat het 'netwerk' van millisecondepulsars nu binnenkort fijnmazig genoeg is om de voorspelling van Einstein te kunnen bevestigen.
Meer informatie:
Astronomers Get New Tools For Gravitational-Wave Detection
Nature's Most Precise Clocks May Make
Astronomen ontdekken handenvol milliseconde pulsars
5 januari 2010
Al geruime tijd is bekend dat het superzware zwarte gat in het centrum van ons Melkwegstelsel geen grote eter is. De brandstof voor dit zwarte gat, dat Sagittarius A* (of Sgr A*) wordt genoemd, is afkomstig van de intense winden van de zware, jonge sterren in zijn omgeving. Deze sterren bevinden zich echter niet zo heel erg dichtbij, waardoor het zwarte gat niet veel materie te pakken krijgt. Aanvankelijk hadden sterrenkundigen berekend dat Sgr A* ongeveer 1 procent van de sterrenwinden opslokt, maar dat blijkt nog veel minder te zijn: slechts een honderdste procent. De vraag is nu waarom dat zo is. Een theoretisch model op basis van gegevens die met de röntgensatelliet Chandra zijn verzameld, biedt mogelijk uitkomst. Het lijkt erop dat de materie in de directe omgeving van de zogeheten horizon van het zwarte gat zo heet is, dat zij een naar buiten gerichte druk uitoefent. Hierdoor kan veel minder stermaterie het zwarte gat bereiken dan tot nog toe werd aangenomen.
Meer informatie:
Peering Into The Heart Of Darkness
5 januari 2010
Rond Oud en Nieuw heeft de regelmatig optredende 'verduistering' van de doorgaans heldere ster Epsilon Aurigae zijn hoogtepunt bereikt. Om deze ster draait een merkwaardig object van forse omvang dat, vanaf de aarde gezien, eens in de 27 jaar het licht van Epsilon aanzienlijk tempert. De huidige verduistering begon in augustus 2009 en zal waarschijnlijk nog tot begin 2011 duren. Onder normale omstandigheden is Epsilon Aurigae helder genoeg om met het blote oog zichtbaar te zijn. Maar tijdens de verduistering is hij alleen nog waarneembaar met een verrekijker of telescoop. Het vermoeden bestaat dat er een schijfvormig object om de ster draait - bijvoorbeeld een ster of zelfs een dubbelster met omringende stofschijf. Maar de exacte vorm daarvan staat nog niet vast. Een bijkomende complicatie is dat Epsilon zelf mogelijk uit meerdere sterren bestaat. Omdat de beschikbare waarneemtijd bij grote sterrenwachten schaars en kostbaar is, leunt het onderzoek van Epsilon Aurigae zwaar op waarnemingen van amateurastronomen. Ditmaal zal hun bijdrage omvangrijker zijn dan ooit tevoren, want dankzij de opkomst van de digitale fotografie beschikken ook amateurs tegenwoordig over moderne waarneeminstrumenten. De eerste resultaten van hun waarnemingen zijn dinsdag bekendgemaakt tijdens de 215de bijeenkomst van de American Astronomical Society.
Meer informatie:
2010: The Year Of The Baffling Eclipse (pdf)
Centuries-Old Star Mystery Coming To A Close
4 januari 2010
Met behulp van adaptieve optiek, die het beeldvertroebelende effect van de aardatmosfeer tegengaat, heeft een internationaal team van sterrenkundigen een detailrijke opname gemaakt van de naaste omgeving van de zware ster Eta Carinae. Deze ster was in april 1843 het toneel van een enorme uitbarsting die twintig jaar duurde. Bij die uitbarsting is naar schatting twintig zonsmassa's aan materie de ruimte in geblazen en het resultaat is nog steeds waarneembaar: een compacte wolk van lichtend gas die de Homunculusnevel wordt genoemd. Met behulp van de Gemini South-telescoop in Chili is het hart van die Homunculusnevel nader bekeken. Binnen de gasnevel blijkt nóg een lichtende gaswolk aanwezig te zijn, die Kleine Homunculus is gedoopt. Volgens de onderzoekers zou deze het overblijfsel kunnen zijn van een kleinere uitbarsting van Eta Carinae, die aan het eind van de 19de eeuw is waargenomen. Eta Carinae bevindt zich op een afstand van ongeveer 8000 lichtjaar en bestaat uit ten minste twee sterren, waarvan de grootste zeker honderd maal zo zwaar is als onze zon. De nog onbegrepen uitbarsting die de ster halverwege de 19de eeuw onderging kan worden beschouwd als een mislukte supernova-explosie. Dat neemt niet weg dat Eta Carinae naar verwachting binnen een miljoen jaar alsnog een echte supernova zal worden.
Meer informatie:
Revealing the Explosive Heart of Eta Carinae
4 januari 2010
Sterrenkundigen van Villanova University in Pennsylvania denken dat de relatief nabije dubbelster T Pyxidis binnenkort het toneel zal zijn van een allesverwoestende supernova-explosie. T Pyxidis bestaat uit een normale ster die materie overdraagt aan een nabije witte dwergster. Dat leidde zo eens in de twintig jaar tot thermonucleaire ontploffingen aan het oppervlak van de witte dwerg: zogeheten nova-explosies. Maar de laatste van deze explosies was in 1967. Sindsdien houdt T Pyxidis zich opvallend stil. Volgens de sterrenkundigen kan dat betekenen dat zich nu zo veel materie op de witte dwergster verzamelt, dat deze uiteindelijk een bepaalde kritische massa zal bereiken. Dat idee wordt versterkt door de ontdekking dat T Pyxidis aanzienlijk dichterbij staat dan tot nog toe werd aangenomen: zijn afstand bedraagt ongeveer 3000 lichtjaar. Dat betekent dat de schattingen van de hoeveelheid materie die de witte dwerg bij de laatste nova-explosies is kwijtgeraakt naar beneden moeten worden bijgesteld. Daardoor is het denkbaar dat hij de afgelopen eeuwen niet lichter is geworden, maar juist zwaarder. Die gewichtstoename kan niet eeuwig doorgaan. Uiteindelijk wordt de witte dwergster zo zwaar, dat hij onder zijn eigen gewicht ineenstort, waardoor een nieuwe, veel grotere explosie optreedt. Bij zo'n supernova-explosie komt tien miljoen keer zo veel energie vrij als bij een 'gewone' nova-explosie. En een groot deel van die energie komt vrij in de vorm van gammastraling. Voor alles wat leeft op onze planeet is het te hopen dat het niet zo ver zal komen. Want zelfs op 3000 lichtjaar afstand kan de uitbarsting van gammastraling verwoestende gevolgen hebben voor de ozonlaag in de aardatmosfeer.
Meer informatie:
The Long Overdue Recurrent Nova T Pyxidis: Soon To Be A Type Ia Supernova?
23 december 2009
Sterrenkundigen hebben ontdekt dat sterren in zogeheten bolvormige sterrenhopen op twee manieren kunnen 'verjongen'. De sterren ondergaan een kosmische 'facelift' door botsingen met soortgenoten of door 'stellair vampirisme' (Nature, 24 december). De sterren in bolhopen zijn doorgaans erg oud: 12 tot 13 miljard jaar. Maar een klein gedeelte van de sterren lijkt aanzienlijk jonger dan de rest. Deze sterren, die blue stragglers ('blauwe nakomers') worden genoemd, zijn duidelijk heter en helderder dan de overige sterren. Het lijken wel kinderen in een bejaardenhuis. Uit onderzoek blijkt dat de blauwe nakomers gewoon net zo oud zijn als de overige sterren in de sterrenhoop. En al tientallen jaren proberen sterrenkundigen erachter te komen hoe zij verjongd zijn. In eerste instantie werd de oorzaak gezocht bij het bestaan van dubbelstersystemen waarin twee sterren op geringe afstand om elkaar heen draaien. In zo'n dubbelster zou de ene ster waterstofgas van de andere ster kunnen 'opzuigen', waardoor hij weer wat meer brandstof te verstoken heeft en heter wordt. Uit het nieuwe onderzoek blijkt echter dat er nóg een manier is om een jeugdige ster te verkrijgen: een botsing tussen twee sterren die in de complete samenvoeging van de beide sterren resulteert. Uit onderzoek van de bolhoop M30 blijkt dat vampirisme en botsingen tot enigszins verschillende blauwe achterblijvers leiden. Bovendien blijken de blauwe nakomers zich met name in het hart van de sterrenhoop te hebben verzameld, wat erop wijst dat deze sterren gemiddeld relatief zwaar zijn. Volgens de onderzoekers heeft zich in M30 één à twee miljard jaar geleden een zogeheten kerncollaps voltrokken. Bij zo'n 'ineenstorting', die in ongeveer tien procent van de bolvormige sterrenhopen is opgetreden, verzamelen zich veel sterren in het hart van de sterrenhoop, waardoor het aantal onderlinge botsingen toeneemt. Tegelijkertijd raken veel normale, wijde dubbelstersystemen zodanig verstoord, dat er meer nauwe dubbelstersystemen ontstaan. Voor het eerst is nu waargenomen welke gevolgen zo'n kerncollaps voor de sterbevolking van een bolhoop heeft.
Meer informatie:
Vampires and collisions rejuvenate stars
Stellar Mosh Pit, Complete With Crashing Stars, Resolves A Mystery
Stars engage in vampirism to look young, hot
21 december 2009
Twee bruine dwergsterren die om de oude reuzenster BD +20 2457 draaien, bewijzen dat de vorming van zulke hemellichamen verbazingwekkend snel kan verlopen. Een bruine dwerg is een klein object dat zo'n beetje het midden houdt tussen een planeet en een gewone ster. Het is voor het eerst dat in de omgeving van een oude, grote ster twee van zulke objecten zijn ontdekt. Over de wijze waarop bruine dwergen ontstaan, bestaat nog steeds onduidelijkheid. Ze kunnen ontstaan zoals sterren dat doen - door het samentrekken van een gaswolk onder invloed van de zwaartekracht - of net als planeten, dus door het samenklonteren van restmaterie die achterblijft rond een normale ster die net gevormd is. Uit het feit dat er nu twee bruine dwergen zijn waargenomen die rond één en dezelfde ster draaien, leiden sterrenkundigen af dat zich in dit geval vrijwel zeker het tweede scenario heeft afgespeeld. Dat laatste is echter om twee redenen opmerkelijk. Op de eerste plaats zou de schijf restmaterie rond ster dan enorm omvangrijk moeten zijn geweest. Uit metingen blijkt namelijk dat de bruine dwergen respectievelijk zeker 21 en 13 keer zo zwaar zijn als Jupiter, de grootste planeet van ons zonnestelsel. De tweede bijzonderheid betreft de ster BD +20 2457 zelf. Deze is drie keer zo zwaar als de zon en moet oorspronkelijk heel heet zijn geweest. Dat betekent dat de vorming van objecten in zijn omgeving onmogelijk was vanaf het moment dat de ster op volle kracht begon te stralen. En aangezien dat bij een ster van deze omvang al binnen tien miljoen jaar het geval is, kunnen de beide bruine dwergen dus maar heel weinig tijd hebben gehad om hun huidige grote omvang te bereiken.
Meer informatie:
Brown dwarf pair mystifies astronomers
18 december 2009
Een team astronomen onder leiding van de Leidse professor Ewine van Dishoeck heeft met het PACS-instrument op de Herschel-telescoop verrassende eerste resultaten geboekt. Ze namen onder meer spectra (of: vingerafdrukken) van water van de wolk rond L 1157 die duidelijk laten zien waar de ster energie dumpt. Deze piepjonge ster is slechts een klein beetje helderder dan onze eigen zon in zijn kleuterjaren. De vorming van sterren zoals onze zon is een proces dat zich niet in alle rust voltrekt. Terwijl de voorloper-ster groeit, verhit hij zijn omgeving en spuwt 'jets' van gas uit, die door de omringende donkere wolken ploegen. Dat leidt totschokken waarbij veel watermoleculen worden gevormd die nu door Herschel in beeld zijn gebracht.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Engelstalig)
16 december 2009
De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft een kijkje genomen in het hart van een donkere nevel in het sterrenbeeld Arend. In dit stervormingsgebied zijn een stuk of 700 sterren-in-wording ontdekt. Het complex maakt deel uit van de 'Gould-gordel', een mysterieuze ring van sterren en gaswolken die ons zonnestelsel lijkt te omsingelen. De wolk van gas en stof in de Arend bevindt zich op een afstand van 1000 lichtjaar. Hij bevat zo veel stof dat tot nog toe geen enkele infraroodsatelliet heeft kunnen laten zien wat zich erbinnen afspeelt. Omdat Herschel gevoeliger is voor straling van langere golflengten dan zijn voorgangers, is dat nu voor het eerst wel gelukt. Het onderzoek van de Gould-gordel staat hoog op de takenlijst van Herschel. Ook veertien andere stervormingsgebieden die deel uitmaken van deze ring zullen nader bekeken worden. Hoe de ring precies ontstaan is, is nog onduidelijk. Zeker is wel dat veel van de helderste sterren aan onze hemel, zoals die in het sterrenbeeld Orion, daaruit zijn voortgekomen. Volgens sommige onderzoekers zou hij het resultaat kunnen zijn van de botsing tussen een grote klont donkere materie en een gaswolk in ons deel van het Melkwegstelsel.
Meer informatie:
Inside the dark heart of the Eagle
Orion's dark secret: Violence shaped the night sky
15 december 2009
Op ongeveer 550 lichtjaar van de aarde is een zonachtige ster bezig zijn laatste adem uit te blazen. De ster, Chi Cygni, is opgezwollen tot een rode reus die zo groot is, dat hij in ons zonnestelsel alle planeten tot en met Mars zou opslokken. Bovendien is hij gaan pulseren als een groot, kloppend hart. Nieuwe gedetailleerde opnamen van het oppervlak van de ster laten zijn pulsaties in ongekend detail zien. Chi Cygni bevindt zich in het stadium dat onze zon over ongeveer vijf miljard jaar zal bereiken. Hij heeft vrijwel alle brandstof in zijn kern verbruikt, en daardoor begint zijn nucleaire motor te sputteren. Als gevolg daarvan zetten zijn buitenlagen uit om vervolgens weer een stukje te krimpen. Het resultaat is een reusachtige, koele ster die met grote regelmaat van helderheid verandert. Elk van zijn pulsen duurt 408 dagen. Met behulp van een drietal betrekkelijk kleine infraroodtelescopen op Mount Hopkins (Arizona, VS), die samen één groot instrument vormen, is het gedrag van Chi Cygni de afgelopen jaren voor het eerst nauwkeurig waargenomen. Daarbij is gebleken dat hij niet alleen forse verschillen in omvang vertoont, maar ook dat hij daarbij duidelijk van uiterlijk verandert. Op zijn kleinst heeft de ster een middellijn van ongeveer 500 miljoen kilometer en verschijnen er heldere bellen van opstijgende plasma aan zijn oppervlak. Op zijn grootst meet hij bijna 800 miljoen kilometer en verdwijnen de heldere plekken weer.
Meer informatie:
Close-Up Photos Of Dying Star Show Our Sun's Fate
10 december 2009
Waarnemingen aan een zogeheten röntgendubbelster blijken de bestaande ideeën over het gedrag van zulke systemen te bevestigen. Röntgendubbelsterren bestaan uit een normale ster en een zwart gat, die om elkaar heen draaien. De hete materie die van de ster naar het zwarte gat toe spiraalt, en een schijf daaromheen vormt, is een sterke bron van röntgenstraling. Als er veel stermaterie wordt overgedragen, reikt deze schijf bijna tot aan het zwarte gat. Maar als de stroom afneemt, zou de materie die het dichtst bij het zwarte gat zit zo heet moeten worden, dat het binnenste deel van de schijf verdampt. Tot zover de theorie. Om te onderzoeken of dit scenario beetje klopt, heeft een internationaal team van sterrenkundigen met de röntgensatellieten Suzaku en RXTE gekeken naar de röntgendubbelster GX 339-4. Deze bestaat uit een zonachtige ster en een zwart gat van ongeveer tien zonsmassa's, die in minder dan twee dagen om elkaar heen wentelen. GX 339-4 heeft de afgelopen zeven jaar vier grote uitbarstingen vertoond, wat erop duidt dat er grote veranderingen optreden in de materieschijf rond het zwarte gat. Uit de waarnemingen blijkt inderdaad dat op momenten dat de schijf minder röntgenstraling produceert, de binnenrand zich bijna duizend kilometer van het zwarte gat verwijdert.
Meer informatie:
Suzaku Catches Retreat of a Black Hole's Disk
9 december 2009
Amerikaanse sterrenkundigen hebben vlak naast één van de helderste sterren van het sterrenbeeld Grote Beer een nieuw sterretje ontdekt. De heldere ster, Alcor, staat halverwege het 'handvat' van de bekende 'steelpan' van de Grote Beer. Om deze heldere, jonge ster blijkt een rode dwergster te draaien, inmiddels Alcor B gedoopt, die overigens bij lange na niet met het blote oog waarneembaar is. Het sterretje is ontdekt met de 5-meter Hale-telescoop van de Palomar-sterrenwacht in Californië, die kort geleden met nieuwe instrumenten is uitgerust. Eén van de nieuwe hulpmiddelen is een zogeheten coronagraaf, waarmee het felle licht van heldere sterren kan worden afgedekt, zodat naar zwakkere objecten in de directe omgeving ervan gezocht kan worden. Alcor A en B bevinden zich op een afstand van 80 lichtjaar en draaien in ruwweg 90 jaar om elkaar heen.
Meer informatie:
A faint star orbiting the Big Dipper's Alcor discovered
7 december 2009
Een omvangrijk onderzoek met de Europese Very Large Telescope heeft geen einde kunnen maken aan een raadsel rond sterren zoals onze zon. Integendeel: het mysterie is alleen maar groter geworden. Alle sterren van het kaliber zon zwellen aan het einde van hun bestaan op tot koele, rode reuzensterren. Zulke sterren vertonen duidelijke, regelmatige helderheidsveranderingen met een periode van enkele jaren. Aangenomen werd dat deze variaties geheel te danken zijn aan het feit dat de ster pulseert, dat wil zeggen: afwisselend opzwelt en samentrekt. In ongeveer één op de drie gevallen vertoont zo'n rode reus echter nog een extra periodieke variatie met een nog iets langere periode. Om erachter te komen hoe die extra helderheidsvariatie ontstaat, zijn de afgelopen tweeënhalf jaar 58 van die sterren nauwgezet gevolgd. De resultaten van dat onderzoek kunnen echter niet met het pulseren van de sterren in overeenstemming worden gebracht. Ook de mogelijkheid dat de sterren deel uitmaken van dubbelstersystemen wordt uitgesloten geacht. Maar wat de onverklaarbare variaties ook moge veroorzaken, vaststaat dat ze gepaard gaan met massaverlies: de rode reuzen stoten forse hoeveelheden materie uit.
Meer informatie:
Brightness Variations of Sun-like Stars: The Mystery Deepens
7 december 2009
Utrechtse en Japanse onderzoekers hebben een nevel rond een magnetar (een ultramagnetische pulsar) ontdekt. Pulsars zijn snel roterende neutronensterren, die door hun sterke magneetveld worden afgeremd en daarbij tot hoge energieën versnelde elektronen hun omgeving inblazen. Hierdoor ontstaat een nevel die kan worden waargenomen met radio-, optische en röntgentelescopen. Deze 'pulsarwindnevels' kunnen zeer helder zijn, zoals de bekende Krabnevel. De ontdekking wordt binnenkort gepubliceerd in het Amerikaanse vakblad The Astrophysical Journal Letters. Tot nog toe was het niet duidelijk waarom de magnetars geen nevel leken te hebben. De waargenomen magnetars roteren weliswaar langzamer dan de meeste pulsars (ze draaien gemiddeld één tot twee maal per tien seconden om hun as, tegen pulsars zo'n tien tot honderd maal per seconde), maar dit komt doordat ze in het verleden veel sterker zijn afgeremd dan normale pulsars, juist door hun sterke magneetveld. Er is zelfs een populaire theorie die stelt dat magnetars geboren zijn met extreem snelle rotaties van wel zo'n duizend maal per seconde. Dus ook al draaien de waargenomen magnetars nu langzaam, in het verleden zouden ze juist heel efficiënt een nevel hebben moeten kunnen maken. Nu er voor het eerst een nevel gevonden is, rond de magnetar 1E1547-5408, is het mogelijk de kwestie rond de beginrotaties van magnetars verder te onderzoeken. De nevel is zwak en tot dusver alleen goed waargenomen met behulp van NASA's röntgensatelliet Chandra. 'Deze magnetar is de snelst draaiende van alle bekende magnetars, en dit zou wel eens de reden kunnen zijn dat juist deze magnetar een nevel blijkt te hebben', zegt Jacco Vink, sterrenkundige verbonden aan de Universiteit Utrecht en eerste auteur van het artikel.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
4 december 2009
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft voor het eerst nauwkeurig de afstand van de aarde tot een zwart gat gemeten. Zonder terug te hoeven vallen op rekenmodellen kwamen de onderzoekers uit op een afstand van 7.800 lichtjaar, veel dichterbij dan tot nu toe werd aangenomen. De onderzoekers bereikten deze doorbraak door de radiostraling van het zwarte gat en zijn begeleider - een stervende ster - te meten. Door de veel kleinere foutmarge (< 6%), krijgen sterrenkundigen een beter beeld van onder meer het ontstaan van zwarte gaten. Verder is een exacte afstand van belang voor metingen van de 'spin' van een zwart gat.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
3 december 2009
Astronomen hebben met behulp van het MAD-instrument op de Europese Very Large Telescope in Chili de jonge sterrenhoop Trumpler 14 zeer gedetailleerd gefotografeerd. Voor de foto is gebruik gemaakt van een geavanceerde methode van adaptieve optiek, waarmee atmosferische verstoringen kunnen worden gecorrigeerd. Dankzij de hoge kwaliteit van de MAD-beelden hebben de astronomen een prachtig familieportret kunnen maken. Ze ontdekten dat Trumpler 14 niet alleen de jongste - met een nieuwe geschatte leeftijd van slechts 500.000 jaar -, maar ook de dichtstbevolkte sterrenhoop in de zogeheten Carinanevel is. De astronomen hebben 2000 sterren geteld in de nieuwe opname, in zwaarte variërend van minder dan eentiende tot vele tientallen malen de massa van onze eigen zon. En dat in een gebied dat slechts ongeveer 6 lichtjaar beslaat - minder dan twee keer de afstand van de zon tot zijn naaste stellaire buur. De meest prominente ster is de superreus HD 93129A, een van de helderste sterren in de Melkweg. Deze gigant is naar schatting 80 zonsmassa's zwaar en zo'n 2,5 miljoen keer helderder dan de zon. Hij maakt met een andere heldere zware ster deel uit van een dubbelster. Trumpler 14 bevat verscheidene wit-blauwe, hete, zware sterren, waarvan het ultraviolette licht en de sterrenwind het omringende stof en gas wegduwen en opwarmen. Dergelijke zware sterren verbranden in hoog tempo hun royale voorraden brandstof en bestaan daarom slechts kort. Deze reuzensterren zullen hun korte leven over een paar miljoen jaar beëindigen in een supernova-explosie.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Engelstalig)
Stellar Family Portrait Takes Imaging Technique to New Extremes
1 december 2009
Op de nieuwe website Chromoscope is een overzicht van de complete hemel te zien. De gebruiker kan in- en uitzoomen, en scrollen, maar dat is niet alles. Je kunt de sterrenhemel namelijk ook door een hele andere bril bekijken: op gamma-, röntgen, H-alfa-, infrarode, microgolf- en radiogolflengten. Zo krijg je een goede indruk van de grote verschillen die tussen de verschillende golflengtegebieden optreden. Er is ook een zoekfunctie waarmee meer informatie over interessante objecten kan worden verkregen. De hele website (exclusief zoekfunctie) kan ook naar de eigen pc worden gedownload, zodat hij ook zonder internettoegang kan worden gebruikt.
Meer informatie:
Chromoscope
Quick Tour of Chromoscope
1 december 2009
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een detailopname gemaakt van de zogeheten Irisnevel. Dat is een stofrijke gasnevel die het licht van een naburige ster weerkaatst. Hoewel nevels als deze er vanaf de aarde tamelijk massief uit zien, zijn ze dat bepaald niet. Zo'n stofnevel kan nog het best worden vergeleken met een uiterst ijle rookwolk, bestaande uit deeltjes die honderd keer zo klein zijn als de stofdeeltjes die we thuis aantreffen. Zowel voor als achter de stofnevel zijn sterren te zien. Door onderzoek van dit soort nevels hopen sterrenkundigen erachter te komen uit welke ingrediënten het materieel bestaat waaruit uiteindelijk nieuwe sterren geboren worden. De Irisnevel bevindt zich in het sterrenbeeld Cepheus, op een afstand van 1400 lichtjaar.
Meer informatie:
Blushing dusty nebula
26 november 2009
De Amerikaanse gammasatelliet Fermi heeft voor het eerst energierijke gammastraling waargenomen van het raadselachtige dubbelstersysteem Cygnus X-3 (ScienceXpress, 26 november). Deze dubbelster bestaat uit een zware, hete ster en een compact object die om elkaar heen draaien. Wat dat compacte object precies is, staat nog niet vast: het kan een zogeheten neutronenster zijn, maar waarschijnlijk is het een zwart gat. De 'normale' ster verliest voortdurend materie aan zijn begeleider. Een groot deel van die materie wordt door het vermoedelijke zwarte gat opgeslokt, maar een deel ervan wordt in de vorm van twee smalle bundels van energierijke deeltjes (jet) de ruimte in geblazen. Zulke dubbelstersystemen worden ook wel microquasars genoemd, naar hun veel grotere soortgenoten die schuilgaan in de kernen van verre sterrenstelsels. Cygnus X-3 is in 1966 ontdekt en stond al bekend als een sterke bron van röntgenstraling.
Meer informatie:
Fermi Telescope Peers Deep into Microquasar
25 november 2009
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft vastgesteld dat een compacte verzameling van sterren in de centrale verdikking van ons Melkwegstelsel waarschijnlijk het overblijfsel is van een klein sterrenstelsel dat door het onze is opgeslokt (Nature, 26 november). De bolvormige sterrenhoop, die de aanduiding Terzan 5 draagt, bestaat niet uit sterren van min of meer gelijke leeftijd, zoals andere sterrenhopen van dit type. In plaats daarvan zijn de sterren verspreid over twee perioden ontstaan: ongeveer 12 miljard jaar geleden en 6 miljard jaar geleden. Uit de waarnemingen, die gedaan zijn met de Europese Very Large Telescope in Chili, blijkt verder dat Terzan 5 meer sterren bevat dan tot nog toe werd gedacht. Er is voor zover bekend slechts één andere bolvormige sterrenhoop die dezelfde eigenschappen vertoont: Omega Centauri. En ook die wordt beschouwd als het overblijfsel van een opgeslokt sterrenstelsel.
Meer informatie:
Cosmic 'Dig' Reveals Vestiges of the Milky Way's Building Blocks
23 november 2009
Mede dankzij de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer zijn twee bijzondere bruine dwergsterren ontdekt: de jongste die tot nog toe zijn waargenomen. Bruine dwergen worden wel mislukte sterren genoemd, omdat ze te klein en te koel zijn voor een ster, maar ook te groot en te heet voor een planeet. Sterrenkundigen worstelen al geruime tijd met de vraag of deze objecten ontstaan zoals sterren dat doen of zoals planeten. In het eerste geval zijn ze het directe resultaat van het samentrekken van een (betrekkelijk kleine) gaswolk, in het tweede geval ontstaan ze uit de schijf van materie rond een ster van normale omvang. De bruine dwergen die nu zijn opgespoord, bevinden zich in een donkere wolk van gas en stof die bekendstaat onder de 'naam' Barnard 213. Uit infraroodwaarnemingen met de Spitzer-satelliet en telescopen op aarde blijkt dat de eigenschappen van de straling die de beide jonge bruine dwergen produceren nog het meest lijken op die van zeer jonge, lichte sterren.
Meer informatie:
Spitzer Telescope Observes Baby Brown Dwarf
22 november 2009
Een internationaal team van sterrenkundigen, onder leiding van de Utrechtse promovenda Selma de Mink, wijst dubbelsterren aan als hoofdverdachten voor de 'vervuiling' in bolvormige sterhopen. Rond onze Melkweg cirkelen ongeveer 150 bolvormige sterhopen, clusters van honderdduizenden sterren die door elkaars zwaartekracht bij elkaar blijven. Deze bolhopen bevatten de oudste sterren in de Melkweg. Een groot deel van de sterren in zulke clusters hebben een eigenaardige chemische samenstelling. Ze bevatten veel meer stikstof, natrium en aluminium dan normaal. Deze oude sterren zijn niet zwaar genoeg om zelf deze elementen te produceren. Daarom wordt verondersteld dat een eerdere generatie zwaardere sterren deze elementen heeft gevormd en de sterhoop ermee heeft vervuild. Tot nu toe werden twee soorten sterren verdacht de oorzaak te zijn: zogenoemde rode reuzen en snel roterende sterren. Voor geen van beide verdachten was echter hard bewijs. De rode reuzen lijken niet genoeg natrium te maken. Snel roterende sterren zijn zo zeldzaam dat het onwaarschijnlijk is dat ze de oorzaak zijn van vervuiling op zo grote schaal. Desalniettemin voerden voor- en tegenstanders van beide ideeën heftige discussies op conferenties en in de wetenschappelijke literatuur; alleen al in 2009 verschenen tientallen publicaties over dit onderwerp. In een artikel dat deze week in Astronomy & Astrophysics is verschenen beargumenteren bovengenoemde sterrenkundigen dat zware dubbelsterren de 'hoofdverdachten' zijn. Deze kunnen zeer efficiënt materiaal afscheiden met dezelfde eigenaardige chemische samenstelling. In het centrum van bolhopen is de dichtheid aan sterren zo hoog, dat zelfs botsingen tussen sterren niet ongebruikelijk zijn. Daarom is het aannemelijk dat vrijwel alle zware sterren tijdens hun leven een interactie aangaan met een andere ster, en een dubbelster vormen, waarbij een van de sterren zijn natriumrijke mantel verliest en de lichtere sterren in de omgeving vervuilt.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
20 november 2009
Japanse sterrenkundigen hebben met behulp van de Subaru-telescoop op Hawaï infraroodopnamen gemaakt van de materieschijf rond een de zware ster HD 200775 (Astrophysical Journal, 20 november). Het is voor het eerst dat een zware ster zo vroeg in zijn ontstaansproces zo gedetailleerd is waargenomen. Zware sterren, dat wil zeggen: sterren die meer dan acht keer zo zwaar zijn als de zon, zijn bij hun geboorte gehuld in dichte wolken van gas en stof. We krijgen deze sterren in feite pas te zien als ze dat omhulsel zelf hebben weggeblazen. Hierdoor was lang onduidelijk hoe zulke zware sterren nu precies ontstaan: uit een ronddraaiende schijf van materie, zoals hun lichtere soortgenoten, of door het samensmelten van verscheidene kleinere sterren? Het antwoord moet komen uit waarnemingen op golflengten waar je minder last hebt van het stof dat deze sterren aan het zicht onttrekt, zoals het infrarood. De nieuwe Subaru-opnamen lijken erop te wijzen dat in elk geval sommige zware sterren op de gebruikelijk manier ontstaan. HD 200775 blijkt een compacte dubbelster te zijn, die een ster van minstens 10 zonsmassa's bevat en in zijn geheel omgeven is door een circumstellaire schijf.
Meer informatie:
Infrared Image Of Circumstellar Disk Illuminates Massive Star Formation Process
17 november 2009
Een internationaal team van sterrenkundigen, onder wie Paul Groot en Gijs Nelemans van de Universiteit Nijmegen, heeft een 'vampier-ster' waargenomen die mogelijk op ontploffen staat (The Astrophysical Journal, 20 november). Het object, dat de aanduiding V445 Puppis draagt, is een dubbelster waarin een normale ster materie overdraagt aan een witte dwergster. Van witte dwergen is bekend dat ze, zodra een bepaalde kritische massa wordt overschreden, een supernova-explosie kunnen veroorzaken. V445 heeft in november 2000 al een forse uitbarsting laten zien, waarbij hij 250 keer zo helder werd als voorheen en grote hoeveelheden gas afstootte. Onduidelijk is nog in hoeverre daarbij zo veel massa is kwijtgeraakt, dat een supernova-explosie voorlopig is voorkomen. Zeker is wel dat de witte dwergster aan de zware kant is en nog steeds materie van zijn begeleider opslokt. De eventuele supernova-explosie zou overigens op veilige afstand van de aarde plaatsvinden, want de afstand van V445 wordt geschat op 25.000 lichtjaar.
Meer informatie:
Ticking Stellar Time Bomb Identified
Astronomen zien uitdijende kandidaat-voorloper van type Ia supernova
16 november 2009
Amerikaanse radiosterrenkundigen hebben twee jaar lang het wel en wee van een jonge, zware ster in het sterrenbeeld Orion gevolgd. Dit sterrenbeeld is bekend om zijn rijke stervormingsgebieden, maar anders dan bijvoorbeeld de befaamde Orionnevel, is de nu onderzochte ster - 'Source 1' - niet waarneembaar met een normale telescoop. Net als veel andere jonge, zware sterren is hij namelijk gehuld in dichte wolken van gas en stof. Dat is ook de reden waarom het onderzoek van de geboorte van zware sterren nog in zijn kinderschoenen staat. Met behulp van radiotelescopen kan dwars door dat stof heen worden gekeken. Door verscheidene radiotelescopen op grote onderlinge afstanden met elkaar te verbinden, zoals hier is gebeurd, kunnen bovendien beelden worden verkregen die scherper zijn dan de foto's die met de Hubble-ruimtetelescoop worden gemaakt. Op de beelden is te zien hoe gaswolken rond de jonge ster zwermen en ander gas van de ster weg stroomt.
Meer informatie:
Close-Up Movie Shows Hidden Details In The Birth Of Super-Suns;
11 november 2009
De Ster van Kapteyn, die net in de top 25 van meest nabije sterren staat, hoort hier eigenlijk niet. Dat schrijft Elizabeth Wylie-de Boer van de Mount Stromlo-sterrenwacht (Australië) in een komend nummer van de Astronomical Journal. Dat er met deze ster iets bijzonders aan de hand is, was al langer duidelijk. De befaamde Nederlandse sterrenkundige Jacobus Kapteyn, die de later naar hem genoemde ster in 1897 catalogiseerde, stelde vast dat de ster zich met grote snelheid verplaatst ten opzichte van naburige sterren. En dat niet alleen: hij beweegt nog tegen de stroom in ook. Er zijn meer van zulke 'retrograde' sterren, en uit het onderzoek van Wylie-de Boer blijkt dat veertien van deze sterren precies dezelfde chemische samenstelling vertonen als de grote bolvormige sterrenhoop Omega Centauri. Het sterke vermoeden bestaat dat Omega Centauri het restant is van een klein sterrenstelsel dat door ons Melkwegstelsel is opgeslokt. Een paar van de op hol geslagen sterren van dat dwergstelsel zijn blijkbaar in ons deel van het Melkwegstelsel beland, waarvan de Ster van Kapteyn er één is.
Meer informatie:
Backward star ain't from around here
10 november 2009
Ter gelegenheid van het Internationaal Jaar van de Sterrenkunde hebben de drie grote ruimtetelescopen van NASA (Spitzer, Chandra en Hubble) opnamen gemaakt van het turbulente hart van ons Melkwegstelsel. Op basis van deze opnamen in het infrarood, röntgen en zichtbaar licht is één gedetailleerde afbeelding samengesteld. De samengestelde foto toont de verschillende aspecten van de stervorming in het melkwegstelsel: gebieden waar sterren geboren worden, jonge hete sterren, oude koele sterren en stellaire zwarte gaten. En natuurlijk ook de hete omgeving van het bijna 4 miljoen zonsmassa's zware zwarte gat dat zich in het hart schuilhoudt. Meer dan 150 planetaria, musea en scholen in de VS hebben een ongeveer 1 bij 2 meter grote afdruk van de foto gekregen.
Meer informatie:
NASA's Great Observatories Celebrate International Year of Astronomy
5 november 2009
Het Europese sterrenkundevakblad Astronomy & Astrophysics publiceert binnenkort een artikel waaraan is meegewerkt door drie middelbare scholieren uit Duitsland. Joshua Zachmann, Alexander-Maria Ploch en Sang Paik werkten samen met hun natuurkundeleraar Jens Diese en de astronoom Klaus Beuermann aan het ontraadselen van een zogeheten cataclysimisch veranderlijke ster. In zo'n (dubbel-)ster stroomt gas over van de hoofdster naar de kleinere begeleider, een witte dwerg. De twee sterren draaien op kleine afstand en in extreem korte tijd om elkaar heen. Met behulp van een op afstand bedienbare telescoop in Texas zijn nauwkeurige helderheidsmetingen verrricht aan de cataclysmisch veranderlijke ster EK Ursae Majoris in het sterrenbeeld Grote Beer. Daaruit kon de omlooptijd van de dubbelster bepaald worden met een nauwkeurigheid van een tiende milliseconde.
Meer informatie:
High-School Students Publish Research on Cataclysmic Variable Stars
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
4 november 2009
De neutronenster in het centrum van de supernovarest Cassiopeia A heeft waarschijnlijk een dunne 'dampkring' van koolstof. Neutronensterren zijn de compacte, snel roterende overblijfselen van zware sterren die aan het eind van hun leven exploderen als supernova. In het centrum van Cassiopeia A - de uitdijende gasschil die het resultaat is van zo'n supernova-explosie - werd tien jaar geleden door het Amerikaanse Chandra X-ray Observatory inderdaad een zwakke bron van röntgenstraling gevonden. Het gaat zo goed als zeker om de neutronenster die bij de explosie werd gevormd.
Sterrenkundigen hadden echter verwacht dat de röntgenstraling van deze neutronenster snelle pulsaties zou vertonen, als gevolg van de snelle rotatie van het compacte hemellichaam, dat een middellijn van niet meer dan 25 kilometer heeft maar zwaarder is dan de zon. Volgens Wynn Ho van de Universiteit van Southampton en zijn collega's kan de afwezigheid van die röntgenpulsaties verklaard worden door aan te nemen dat de neutronenster een dunne 'dampkring' van koolstof heeft.
Die 'dampkring' zou dan een dikte van slechts tien centimeter hebben, een druk die tien keer zo hoog is als de druk in de kern van de aarde, en een dichtheid gelijk aan die van diamant. Het zwaartekrachtsveld aan het oppervlak van een neutronenster is honderd miljard keer zo groot als het zwaartekrachtsveld van de aarde.
Meer informatie:
Carbon Atmosphere Discovered on Neutron Star
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 november 2009
De Amsterdamse sterrenkundige Anna Watts (UvA) en haar Amerikaanse collega Andrew Steiner (Michigan State University) hebben ontdekt dat trillingen op magnetars als gevolg van sterbevingen, verband houden met bewegingen van de korst en niet met activiteit in de kern van de neutronenster. Ze stellen dat de atoomkernen in de korst van de magnetar minder protonen en meer neutronen bevatten dan eerder werd gedacht. De onderzoeksresultaten zijn op 30 oktober gepubliceerd in Physical Review Letters.
Magnetars zijn jonge neutronensterren met een ultra-sterk magnetisch veld, zo.n 10 miljard keer sterker dan dat van de aarde. Ze vormen de krachtigste magneten in de kosmos. Ze ontstaan nadat een zware ster in een supernova-explosie aan het einde van zijn leven is gekomen. De laagfrequente röntgenstraling komt vrij wanneer magnetars krachtige seismische erupties ondergaan, die sterbevingen worden genoemd, waarbij de hele ster trilt. Net zoals geologen de trillingen tijdens aardbevingen kunnen gebruiken om de interne structuur van de aarde te achterhalen, vertellen sterbevingen iets over de structuur van een ster. Een sterbeving ontstaat door het snelle verval van het sterke magnetische veld van een magnetar. Daardoor scheurt de dichte, harde korst en volgt een uitbarsting van gamma- of röntgenstraling. Volgens recente simulaties is de korst van een neutronenster 10 miljard keer zo sterk als staal.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
29 oktober 2009
Met telescopen van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) zijn nieuwe, spectaculaire foto's gemaakt van een open sterrenhoop in het sterrenbeeld Zuiderkruis. Het gaat om NGC 4755, ook wel de Kappa Crucis-cluster of de 'Juwelendoos' genoemd. De bijnaam verwijst naar het kleurrijke, fonkelende uiterlijk van de sterrenhoop, die vanaf het zuidelijk halfrond met het blote oog zichtbaar is. De sterrenhoop staat op een afstand van 6400 lichtjaar. De kosmische Juwelendoos is gefotografeerd met de 2,2-meter telescoop op de Europese sterrenwacht op La Silla, en met de Very Large Telescope op Paranal. Ook de Hubble Space Telescope heeft opnamen van de sterrenhoop gemaakt, onder andere op ultraviolette golflengten.
Meer informatie:
Opening up a Colourful Cosmic Jewel Box
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
2 oktober 2009
De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft begin september met twee van zijn instrumenten een detailrijke testopname gemaakt van een deel van de melkweg. Het betreft een gebiedje van twee bij twee graden in het sterrenbeeld Zuiderkruis. Dit hemelgebied is zeer geschikt voor het testen van infraroodinstrumenten, omdat het rijk is aan stervormingsgebieden die veel infraroodstraling uitzenden. Uit de Herschel-opnamen blijkt dat het hier aanwezige gas veel meer in beroering is dan aanvankelijk werd gedacht.
Meer informatie:
New Herschel images reveal previously unseen detail in the Milky Way
28 september 2009
De Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) heeft het derde en laatste van drie fotomozaïeken van het Melkwegstelsel online gezet. Dit 370 miljoen pixels tellende mozaïek, samengesteld uit opnamen die met de 2,2-meter MPG/ESO-telescoop op La Silla (Chili) zijn gemaakt, toont het indrukwekkende stervormingsgebied van de zogeheten Lagunenevel. Deze gasnevel beslaat aan de hemel een gebied dat in oppervlak achtmaal zo groot is als de volle maan. In werkelijkheid is de Lagunenevel ongeveer 100 lichtjaar groot; hij bevindt zich op een afstand van vier- à vijfduizend lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Sagittarius. ESO's melkwegtrologie gecreëerd in het kader van het GigaGalaxyZoom-project, dat onderdeel is van de activiteiten rond het Internationaal Jaar van de Sterrenkunde.
Meer informatie:
The Trilogy is Complete — GigaGalaxy Zoom Phase 3
GigaGalaxy Zoom
23 september 2009
Alles wijst erop dat de evolutie van subdwerg B-sterren te begrijpen is met behulp van asteroseismologie, de studie van pulserende sterren. Het promotieonderzoek van sterrenkundige Haili Hu, die op 6 oktober promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen (en tegelijkertijd ook aan de Katholieke Universiteit Leuven), maakt dat duidelijk. Eerste metingen, vanaf de aarde, bevestigen haar theorie.
Hu's onderzoek is van belang omdat tot op heden weinig bekend is over de ontstaansgeschiedenis van subdwerg B-sterren. Dit is een categorie sterren die door haar afwijkingen van de 'standaardster' meer inzicht kan bieden in de evolutie van sterren. En wie daar meer over weet, weet meer over de evolutie van het leven, de aarde, het heelal. Want de oerknal was het begin, maar pas in de afkoeling daarna zijn sterren ontstaan, die elementaire bouwstoffen voor alle leven opleverden.
Uit huidige en toekomstige ruimtemissies zullen preciezere asteroseismologische gegevens voortkomen, over onder meer de subdwerg B-sterren, omdat in de ruimte met minder storing gemeten kan worden. Haili Hu zit zelf in een team dat de metingen van de Keplermissie (gelanceerd in maart 2009) aan subdwerg B-sterren en andere compacte sterren bestudeert.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
22 september 2009
Lucas Bolyard, een middelbare scholier uit Clarksburg, West Virginia, heeft een mysterieuze neutronenster ontdekt. Het gaat om een zogeheten 'rotating radio transient' - een compacte, snel roterende ster die slechts heel incidenteel een krachtige puls van radiostraling uitzendt. De eerste rotating radio transients (RRATs) werden in 2006 ontdekt; er zijn er pas een stuk of dertig bekend. Waarom de pulsen niet bij elke rotatie van de neutronenster zichtbaar zijn, zoals bij 'gewone' radiopulsars, is niet bekend.
Bolyard ontdekte de puls van radiostraling in metingen die verricht zijn met de 100-meter Green Bank-radiotelescoop in West Virginia. Radioastronomen van het National Radio Astronomy Observatory hebben deze metingen beschikbaar gemaakt in een samenwerkingsproject met universiteiten en middelbare scholen in de omgeving, zodat scholieren en studenten ervaring kunnen opdoen met wetenschappelijke projecten en het analyseren van waarnemingsgegevens.
Meer informatie:
High-School Student Discovers Strange Astronomical Object
Green Bank Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
21 september 2009
De tweede van drie fotomozaïeken van het Melkwegstelsel is gepubliceerd door de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO). De opname is samengesteld uit 1200 afzonderlijke foto's, gemaakt door astrofotograaf Stéphane Guisard. Het mozaïek beslaat in totaal 340 miljoen pixels. De nieuwe foto toont de centrale delen van het Melkwegstelsel, met het zeer opvallende, kleurrijke stervormingsgebied Rho Ophiuchi. De Melkwegpanorama's zijn gecreëerd in het kader van het GigaGalaxyZoom-project. Volgende week publiceert ESO de derde en laatste Melkwegfoto.
Meer informatie:
Zooming to the centre of the Milky Way — GigaGalaxy Zoom phase 2
GigaGalaxyZoom
Website van Stéphane Guisard
Hogeresolutieversie (27 MB TIFF)
Filmpje dat inzoomt op M4
Filmpje dat inzoomt op M8
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
17 september 2009
Een internationaal team onder leiding van Leidse sterrenkundigen heeft ontdekt waardoor de twee sterren van dubbelster DI Hercules zo bizar om elkaar heen bewegen. De twee sterren, die in 10 dagen om elkaar heen draaien, liggen zeer verrassend allebei op hun kant met hun draaiingsas bijna 90 graden uit het lood, wat niet voor mogelijk werd gehouden. Het verklaart de rare baanbewegingen die al 30 jaar geleden voor deze dubbelster waren waargenomen, en die zelfs voor Einstein's relativiteitstheorie ooit een probleem vormden. De onderzoekers publiceren hun resultaat donderdag 17 september in Nature.
De dubbelster, DI Herculis, staat op een afstand van 2000 lichtjaar in het sterrenbeeld Hercules. Al in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn er afwijkende baanbewegingen voor deze sterren gevonden, die ogenschijnlijk in strijd zijn met de relativiteitstheorie van Einstein. De relativiteitstheorie voorspelt dat de oriëntatie van de ster- en planeetbanen in de loop van de tijd verandert, een effect dat voor het eerst in 1915 door Albert Einstein werd verklaard voor de baan van Mercurius. Dit betekende toen een grote doorbraak voor zijn relativiteitstheorie. Voor DI Herculis bleken de berekeningen voor dit effect niet te kloppen, waarna is geopperd dat Einstein's theorieën misschien niet gelden onder de extreme omstandigheden van deze dubbelster.
De Leidse onderzoekers hebben nu ontdekt waardoor deze discrepantie wordt veroorzaakt, en hebben daarmee het 30 jaar oude raadsel opgelost. "De oorzaak is dat beide sterren zeer ver uit het lood staan, en zelf met hun draaingsas bijna onder een haakse hoek ten opzichte van het baanvlak staan", zegt Simon Albrecht, de Leidse oud-promovendus die sinds kort met een prestigieuze NWO Rubicon fellowship aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) werkt. "Door de snelle rotatie van de sterren zijn deze afgeplat in een richting vrijwel loodrecht op het baanvlak. Deze bizarre configuratie zorgt ervoor dat het relativistische effect wordt tegengewerkt", aldus Albrecht.
"Alhoewel het oude raadsel hiermee de wereld is uitgeholpen, zitten we wel met een nieuw probleem", zegt mede-onderzoeker Ignas Snellen. "Hoe komt het dat deze sterren op deze vreemde manier rondtollen? We hebben een redelijk inzicht in het ontstaan van dubbelstersystemen, maar we verwachten dat de rotatie-assen van beide sterren en de baan-as dezelfde richting opstaan." Het antwoord ligt mogelijk in een nog niet waargenomen derde ster in hetzelfde systeem, die de banen van de twee andere sterren heeft verstoord. Nieuw onderzoek zal dit moeten uitwijzen.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Persbericht MIT
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
14 september 2009
In het kader van het GigaGalaxy Zoom project, onderdeel van het Internationaal Jaar van de Sterrenkunde 2009, heeft de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) een 360 graden-panorama van het Melkwegstelsel gepubliceerd. Het panorama is samengesteld uit talloze afzonderlijke opnamen, gemaakt in een periode van enkele maanden door de Franse astrofotograaf Serge Brunier. Omdat de zon en de aarde zich in de buitengebieden van het Melkwegstelsel bevinden, zien we het stelsel in zijaanzicht. De centrale verdikking (met veel oude sterren) en de donkere stofwolken in het vlak van het Melkwegstelsel zijn duidelijk zichtbaar, evenals de twee Magelhaense Wolken, de relatief kleine begeleiders van de Melkweg (rechtsonder).
Meer informatie:
ESO unveils an amazing, interactive, 360-degree panoramic view of the entire night sky
Hogeresolutieversie van het panorama
Video 'Voyage in the Milky Way'
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
9 september 2009
Krachtige magnetische velden spelen een belangrijker rol bij de geboorte van nieuwe sterren dan tot dusver algemeen werd aangenomen. Dat blijkt uit onderzoek van de Amerikaanse astronoom Hua-bai Li en zijn collega's. Zij maten de sterkte en de richting van het magnetisch veld in vijfentwintig compacte wolkjes in stervormingsgebieden op duizenden lichtjaren afstand van de aarde. Uit elk compact wolkje zal in de toekomst een ster ontstaan. Bij dat proces wordt de aantrekkende werking van de zwaartekracht tegengewerkt door magnetische velden en turbulentie. Li en zijn collega's ontdekten dat de magnetische velden van verschillende compacte wolkjes in hetzelfde stervormingsgebied vaak dezelfde oriëntatie vertonen. Dat wijst erop dat turbulentie in zo'n stervormingsgebied geen al te grote rol speelt. Kennelijk is de invloed van krachtige magnetische velden veel groter.
Meer informatie:
Magnetic Fields Play Larger Role in Star Formation than Previously Thought
Vakpublicatie over het onderzoek.
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 september 2009
Met de Europese röntgensatelliet XMM-Newton is een witte dwergster ontdekt die binnen enkele miljoenen jaren als supernova zal ontploffen (Science, 4 september). De witte dwerg, het compacte restant van een ster die aan het einde van zijn normale bestaan is gekomen, draait om een relatief nabije ster die de aanduiding HD 49798 draagt. Al in 1997 werd ontdekt dat 'iets' in de omgeving van deze ster röntgenstraling uitzendt. Maar nu pas is duidelijk geworden wat dat is: een witte dwerg dus. Uit metingen met XMM-Newton blijkt dat de dwergster 1,3 maal zo zwaar is als onze zon - ruimschoots zwaarder dan de gemiddelde witte dwerg. Die grote massa, en het feit dat de dwerg bijna vijf keer per minuut om zijn as tolt, wijst er op dat hij bezig is materie van de naburige normale ster op te slokken. Zodra de massa van de witte dwerg de kritieke waarde van 1,4 zonsmassa bereikt, zal hij onder zijn eigen gewicht instorten tot een neutronenster. Dat gaat gepaard met een enorme explosie die op aarde een spectaculaire hemelverschijning zal geven. Nog een miljard nachtjes slapen...
Meer informatie:
XMM-Newton Uncovers A Celestial Rosetta Stone
2 september 2009
Onderzoekers van de universiteit van Georgia (VS) hebben ontdekt dat sommige gaswolken tussen de sterren naftaleen bevatten. Dat is op aarde het belangrijkste bestanddeel van mottenballen. De gaswolken waar het om gaat zenden infraroodstraling op ongebruikelijke golflengten uit, en tot nu toe was onduidelijk door welke specifieke moleculen deze straling wordt geproduceerd. Uit laboratoriumonderzoek is nu gebleken dat een deel van de infraroodstraling afkomstig is van naftaleenmoleculen die van een extra waterstofkern (proton)voorzien zijn. Dat er naftaleen in interstellaire gaswolken zit, komt niet echt als een verrassing. Naftaleenmoleculen bestaan geheel uit waterstof- en koolstofatomen, en beide zijn rijkelijk aanwezig in de ruimte. Overigens kan het naftaleen niet het gehele infraroodspectrum van de gaswolken verklaren. Vermoedelijk komt de rest voor rekening van andere koolwaterstoffen waar zich extra waterstofkernen aan gebonden hebben.
Meer informatie:
University of Georgia researchers show component of mothballs is present in deep-space clouds;
31 augustus 2009
Rond ons Melkwegstelsel cirkelen ten minste enkele tientallen kleinere sterrenstelsels. Het lijkt vrijwel onvermijdelijk dat deze ooit met ons stelsel in botsing komen. Maar heeft dat ook nadelige gevolgen? Volgens sterrenkundigen van Ohio State University niet: ook na zulke botsingen behoudt ons Melkwegstelsel zijn schijfvorm. Wel zou de schijf, die uit honderden miljarden sterren bestaat, in dikte toenemen, mate name langs de buitenrand. Een en ander blijkt uit computersimulaties waarin zo realistisch mogelijk werd nagebootst wat er gebeurt als er een dwergstelsel ter grootte van bijvoorbeeld de Grote Magelhaense Wolk in botsing komt met een spiraalstelsel als het onze. Uit die simulaties blijkt dat zo'n botsing geen eenmalige gebeurtenis is. Het dwergstelsel passeert de schijf van het spiraalstelsel vele malen, en verliest daarbij steeds meer sterren en gas. Het wordt als het ware geabsorbeerd door het grote stelsel.
Meer informatie:
Milky Way Doomed To Be Destroyed By Galactic Bombardment? Probably Not, Study Says
26 augustus 2009
Met de 2,2-meter MPG/ESO-telescoop op de Chileense berg La Silla is een gedetailleerde overzichtsfoto gemaakt van de zogeheten Trifidnevel. De Trifidnevel is een bekende, kleurrijke stellaire kraamkamer in het sterrenbeeld Boogschutter. De hitte en sterrenwinden van de daarin aanwezige jonge sterren hebben het omringende gas en stof hevig in beroering gebracht. De gas- en stofwolken van de Trifidnevel zijn duidelijk verschillend van kleur. De blauwe delen zijn zogeheten reflectienevels, waarin stofdeeltjes het licht van naburige hete, blauwe sterren eenvoudig verstrooien. De rode delen van de nevel zijn emissienevels: deze worden zodanig verhit door de honderden jonge sterren ter plaatse, dat het gas zelf aan het gloeien wordt gebracht. En ten slotte zijn er nog de donkere banden die de Trifidnevel doorkruisen. Dat zijn wolken van gas en stof die bezig zijn met samentrekken, wat uiteindelijk tot de vorming van nieuwe sterren leidt.
Meer informatie:
Trifid Triple Treat;
20 augustus 2009
Met de Japanse Subaru-telescoop op de Mauna Kea (Hawaï) is de chemische samenstelling van de ster BD+44 493 vastgesteld. BD+44 493 is een zogeheten metaalarme ster. Dat betekent dat hij weinig elementen zwaarder dan helium bevat. Zulke sterren moeten volgens de huidige inzichten zijn ontstaan toen het heelal nog vrijwel uitsluitend waterstof en helium bevatte. Zwaardere elementen zijn pas gevormd door de eerste generaties sterren. Dat betekent dus dat BD+44 493, die deel uitmaakt van ons Melkwegstelsel, een zeer oude ster is. Sterrenkundigen zijn zeer geïnteresseerd in zulke sterren, omdat ze inzicht kunnen geven in de eigenschappen van de eerste sterren die ons heelal bevolkten. Er zijn meer van die metaalarme sterren ontdekt, maar BD+44 493 is wel een bijzonder geval: hij is aanzienlijk helderder dan andere sterren van dit type. En dat maakt het mogelijk om, door middel van spectraalonderzoek, heel nauwkeurig zijn samenstelling te onderzoeken. Gebleken is dat, hoewel BD+44 493 vijfduizend keer zo weinig zware elementen bevat als onze zon, hij relatief rijk is aan koolstof. Vermoed wordt dat deze ster is ontstaan uit een wolk van waterstof en helium die verrijkt is met materiaal van een supernova-explosie van een ster van de eerste generatie. Zo'n ster zou namelijk wel veel koolstof bevatten, maar weinig elementen zwaarder dan dat.
Meer informatie:
A Ninth-Magnitude Messenger From The Early Universe
19 augustus 2009
Met de Europese Very Large Telescope (VLT) in Chili zijn nieuwe, gedetailleerde opnamen gemaakt van het stervormingsgebied RCW 38. Dit gebied is enigszins vergelijkbaar met de beroemde Orionnevel: het omvat een sterrenhoop van jonge, hete sterren, omgeven door wolken van gas en stof. Uit de VLT-beelden is onder meer gebleken dat de grote, zware ster IRS2, die in het hart van het stervormingsgebied staat, in werkelijkheid uit twee afzonderlijke sterren bestaat. Het tweetal draait op een onderlinge afstand van slechts 75 miljard kilometer om elkaar. De intense uv-straling van de dubbelster IRS2 zorgt ervoor dat de sterren in zijn naaste omgeving veel minder materie kunnen verzamelen dan in een wat 'rustigere' omgeving het geval zou zijn geweest. Sommige zullen zich wellicht zelfs nooit tot volwaardige sterren kunnen ontwikkelen, en bij andere zal de planeetvorming worden bemoeilijkt.
Meer informatie:
A Look into the Hellish Cradles of Suns and Solar Systems
13 augustus 2009
De Amerikaanse Fermi Gamma-ray Space Telescope heeft energierijke gammastraling waargenomen die afkomstig is uit de bolvormige sterrenhoop 47 Tucanae. De ontdekking wordt deze week bekendgemaakt in Science. De gammastraling is zo goed als zeker afkomstig van tientallen millisecondepulsars in de bolhoop: kleine, compacte en supersnel roterende neutronensterren. Eerder ontdekte de Fermi-ruimtetelescoop van een aantal bekende (en dichterbij gelegen) millisecondepulsars ook al gammastraling. Daarnaast zijn tot nu toe zestien 'gamma-pulsars' gevonden: pulsars die niet zichtbaar zijn met optische telescopen of radiotelescopen, maar wel gammastraling uitzenden.
Hoe de gammastraling wordt opgewekt is nog niet precies bekend. Wel lijkt alles erop te wijzen dat vooral jonge pulsars een groot deel van hun energie op deze extreem korte golflengten uitzenden. Millisecondepulsars zijn weliswaar juist extreem oud, maar omdat hun rotatie sterk is versneld door materie-overdracht van een begeleidende ster gedragen ze zich in veel opzichten als jonge pulsars.
Fermi Gamma-ray Space Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
18 augustus 2009
Wetenschappers van het U.S. Naval Research Laboratory hebben de eerste resultaten gehaald uit de Long Wavelength Demontrator Array. Dat is een bescheiden voorloper van de Long Wavelength Array (LWA), die uiteindelijk uit 13.000 vaste radio-antennes zal bestaan en vergelijkbaar is met de LOFAR-array in het noorden van Nederland. Op dit moment bestaat de array uit maar twee prototype-antennes waarmee de radiostraling opgevangen van de naar schatting 300 jaar oude supernovarest Cassiopeia A (Cas A). Cas A is een van de helderste radiobronnen aan de hemel, maar de intensiteit van zijn radiostraling neemt wel geleidelijk af. Eerder waren met conventionele radioschotels al aanwijzingen gevonden dat de intensiteit van Cas A op lage radiofrequenties (= lange golflengten) langzamer en onregelmatiger afneemt dan op hogere frequenties. Met de LWA-testopstelling is dat nu bevestigd. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of de variaties in dit golflengtegebied een willekeurig karakter hebben of dat er een periodiciteit in de langgolvige radiostraling zit. De oorzaak wordt gezocht in de eigenschappen van het gebied rond Cas A, waar de schokgolven van de ontploffende ster op materie in de omgeving zijn gestuit.
Meer informatie:
Scientists make first discovery using revolutionary long wavelength demonstrator array
12 augustus 2009
De energierijke straling van een zware ster veroorzaakt schokgolven en verdichtingen in een grote wolk van koel waterstofgas, waardoor in het binnenste van die wolk honderden nieuwe, lichtere sterren ontstaan. Dit proces van 'getriggerde stervorming' is voor het eerst op grote schaal waargenomen in het stervormingsgebied Cepheus B, op ongeveer 2400 lichtjaar afstand van de aarde.
In de koude, donkere moleculaire wolk ontstaan op grote schaal nieuwe sterren, waarvan de leeftijden uiteenlopen van enkele miljoenen jaren tot een paar honderd miljoen jaar. Het stervormingsgebied is uitgebreid bestudeerd met twee ruimtetelescopen: het Chandra X-ray observatory en de Spitzer Space Telescope. Op basis van de rontgenwaarnemingen van Chandra konden sterrenkundigen de jonge sterren in het stervormingsgebied selecteren: pasgeboren sterren vertonen meer acitiviteit waarbij energierijke rontgenstraling geproduceerd wordt. De infraroodwaarnemingen van Spitzer lieten vervolgens zien welke van die sterren door stofschijven worden omgeven. Zulke protoplanetaire schijven komen uitsluitend bij de allerjongste sterren voor.
Uit de ruwe leeftijdsbepalingen die op deze manier zijn verkregen, blijkt duidelijk dat er zich een geboortegolf van nieuwe sterren door de wolk heeft voortgeplant. Die wordt grotendeels veroorzaakt door een zware ster die zich buiten de moleculaire wolk bevindt. De ontdekking van grootschalige 'getriggerde stervorming' is op 10 juli gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
Meer informatie:
Space Telescopes Find Trigger-Happy Star Formation
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
5 augustus 2009
Een merkwaardig neveltje in het sterrenbeeld Carina (de Kiel) wordt gemodelleerd door een dubbelster. Het neveltje is gecentreerd rond de reuzenster HD 87643, en bestaat uit materiaal dat door die ster de ruimte in is geblazen. Die sterrenwind is nog steeds actief, met als gevolg dat het neveltje bijzondere tentakelachtige uitlopers vertoont. Eerder onderzoek aan de nevel doet vermoeden dat er eens in de 15 à 50 jaar extra veel materiaal door de ster wordt uitgestoten. De oorzaak daarvan was tot nu toe onbekend. Europese onderzoekers hebben HD 87643 nu echter in detail bestudeerd met de Very Large Telescope (VLT) op de bergtop La Silla in Noord-Chili. Daarbij is niet alleen gebruik gemaakt van adaptieve optiek om atmosferische trillingen te compenseren, maar ook van interferometrie: het onderling koppelen van verschillende VLT-telescopen om een extreem hoge beeldscherpte te bereiken. Het blijkt dat de ster in werkelijkheid een dubbelster is. De twee draaien eens in de 20 à 50 jaar om elkaar heen op een gemiddelde onderlinge afstand die ongeveer gelijk is aan de afstand tussen de zon en de verre dwergplaneet Pluto. De begeleider wordt omgeven door een stofschil; het gehele dubbelstersysteem ligt zelf weer ingebed in een afgeplatte schijf van stof. Vermoedelijk is er eens per omloop sprake van een periodieke verstoring van dat materiaal. De resultaten van het onderzoek worden gepubliceerd in Astronomy and Astrophysics. De groothoekopname van HD 87643 en zijn omgeving is gemaakt met de Wide Field Imager op de 2,2-meter telescoop van de ESO-sterrenwacht op La Silla.
Meer informatie:
Double Engine for a Nebula
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
29 juli 2009
Twee teams van sterrenkundigen hebben, met behulp van de Europese Very Large Telescope (VLT), ontdekt dat de heldere ster Betelgeuze enorme hoeveelheden gas uitstoot. Op de tot nu toe scherpste opnamen van de ster is een gaspluim te zien die bijna zo groot is als ons zonnestelsel. De rode 'superreus' Betelgeuze is een van de grootste en helderste sterren die we kennen: hij is bijna duizend keer zo groot als de zon en straalt 100.000 keer zo veel licht uit. Deze cijfers wijzen erop dat de ster het einde van zijn bestaan nadert. Sterren als Betelgeuze 'leven' slechts enkele miljoenen jaren en exploderen dan als supernova. Maar voor het zo ver is, stoten de rode superreuzen al grote hoeveelheden materie uit: ongeveer één zonsmassa in slechts 10.000 jaar. De VLT-beelden laten zien dat deze uitstoot van materie niet gelijkmatig alle kanten op gaat. Uit nader onderzoek blijkt dat de oorzaak van deze ongelijkmatige uitstoot gezocht moet worden in de ster zelf. In de atmosfeer van Betelgeuze gaan reusachtige gasbellen hevig op en neer. Volgens de sterrenkundigen staan deze grootschalige gasverplaatsingen aan de basis vande waargenomen uitstoot van materie.
Meer informatie:
Sharpest views of Betelgeuse reveal how supergiant stars lose mass
20 juli 2009
De Helixnevel is met een afstand van 710 lichtjaar een van de meest nabije planetaire nevels. Met de Subaru-telescoop op Hawaï zijn delen van deze nevel ongekend gedetailleerd in beeld gebracht. Planetaire nevels ontstaan als een lichte ster, zoals onze zon, aan het eind van zijn leven zijn buitenlagen afstoot. Dat gebeurt niet explosief, zoals bij een supernova, maar heel geleidelijk: in de loop van tien- tot honderdduizenden jaren. In het uitgestoten materiaal van de Helixnevel zijn talrijke komeetvormige klonten te zien, waarvan de oorsprong tot nog toe onduidelijk is. Ze zijn stuk voor stuk miljarden kilometers groot en tezamen bevatten ze ongeveer één zonsmassa materie. Uit het onderzoek met de Subaru-telescoop blijkt dat de klonten moleculaire waterstof bevatten, wat opmerkelijk is, omdat waterstofmoleculen onder invloed van ultraviolette straling uit de ruimte gemakkelijk uiteenvallen. De aanwezigheid van de moleculen wijst erop dat ze worden afgeschermd door stof en ander gas. De komeetachtige vorm is het resultaat van de geleidelijke verdamping van het klontmateriaal onder invloed van de sterke sterrenwind en straling van de stervende ster in het hart van de nevel. Anders dan op eerdere opnamen in zichtbaar licht, zijn op de nieuwe nabij-infraroodbeelden van de Helixbeelden tienduizenden van deze klonten te zien. Ze bevinden zich ook nog op grotere afstanden van de ster dan tot nog toe bekend was. En daarbij vertonen ze hetzelfde kenmerk als de (veel kleinere) kometen in ons zonnestelsel: hoe verder van de ster, des te kleiner hun staart van verdampingsmateriaal.
Meer informatie:
A Fireworks Display in the Helix Nebula
Scientists discovers 'firework' display in Helix Nebula
16 juli 2009
De ESO heeft een nieuwe overzichtsopname gepresenteerd van het hemelgebied rond de Adelaarnevel. Dat is het stervormingsgebied rond de stofzuilen die prominent op de overbekende Hubble-opname te zien zijn. De Adelaarnevel bevindt zich op een afstand van 7000 lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Slang. In het gebied bevindt zich een sterrenhoop van jonge, hete sterren - NGC 6611 - die met hun intense straling het gas en stof uit hun omgeving verdrijven. Alleen in de stofzuilen is de gasdichtheid groot genoeg om deze 'stralingserosie' te weerstaan. Binnen enkele miljoenen jaren zullen ook hier nieuwe sterren ontstaan. De nieuwe ESO-foto, gemaakt met de 2,2-meter telescoop op La Silla (Chili), toont een veel groter gebied rond de stofzuilen dan eerdere opnamen van de Adelaarnevel.
Meer informatie:
An Eagle of Cosmic Proportions
8 juli 2009
Amerikaanse onderzoekers hebben een raadsel opgelost dat tot de speculatie heeft geleid dat een bepaald soort gammastraling in ons Melkwegstelsel, zoals waargenomen met de Europese satelliet INTEGRAL, afkomstig is van (overigens onwaarneembare) donkere materie. De onderzoekers hebben vastgesteld dat de bron van de gammastraling waarschijnlijk ligt bij de positronen (positief geladen elektronen) die vrijkomen bij supernova-explosies. Als een positron in de ruimte op een gewoon elektron stuit, annihileren de beide deeltjes elkaar. En daarbij komt gammastraling met een specifieke golflengte vrij. Maar anders dan tot nog toe werd aangenomen, blijken de meeste annihilaties niet in de directe omgeving van de exploderende sterren te gebeuren. Door hun enorme snelheden - dicht in de buurt van de lichtsnelheid - leggen de meeste positronen duizenden lichtjaren af voordat ze een elektron ontmoeten. De kans op zulke deeltjesbotsingen is het grootst in het kerngebied van het Melkwegstelsel, waar de materiedichtheid het grootst is. Vandaar dat dit type gammastraling juist uit die contreien komt.
Meer informatie:
Astrophysicists Solve Mystery In Milky Way Galaxy
7 juli 2009
De Omeganevel is een oogverblindende kraamkamer van sterren op een afstand van ongeveer 5500 lichtjaar. In deze ruwweg 15 lichtjaar metende wolk van gas en stof zijn de afgelopen paar miljoen jaar talrijke zware, hete sterren geboren. Door de intense straling en sterrenwind van deze sterren is een opmerkelijk streperige structuur in het gas ontstaan. Die structuur is nu in al haar glorie vastgelegd met het EMMI-instrument (een gecombineerde camera/spectrograaf) dat aan de 3,58-meter New Technology Telescope (NTT) in Chili is gekoppeld. De pasteltinten op de foto zijn het gevolg van de aanwezigheid van verschillende soorten gas (grotendeels waterstof, maar ook zuurstof, stikstof en zwavel) die door de intense uv-straling van de jonge, hete sterren aan het gloeien worden gebracht.
Meer informatie:
New portrait of Omega Nebula's glistening watercolours
2 juli 2009
Op infraroodfoto's van de Helixnevel, gemaakt met de Japanse Subaru-telescoop op Mauna Kea, Hawaii, zijn talloze relatief kleine condensaties van moleculair gas en stof gevonden die op het eerste gezicht doen denken aan aards vuurwerkspektakel. De Helixnevel, op 710 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Waterman, is de dichtstbijzijnde planetaire nevel - de langzaam uitdijende gasschil die de ruimte in is geblazen door een zonachtige ster die aan het eind van zijn leven is gekomen. Met de Hubble Space Telescope werden eerder al kleine condensaties ('knopen') in de nevel ontdekt, die een opmerkelijk komeet-achtig uiterlijk vertoonden. Op de nieuwe infraroodopnamen zijn er veel meer te zien. Ze blijken overal in de nevel voor te komen, en bovendien tot op veel grotere afstand van de centrale ster dan tot dusver werd aangenomen. De 'knopen' bevatten onder andere waterstofmoleculen (H2), die intact blijven doordat ze in de condensaties van gas en stof afgeschermd worden voor de energierijke ultraviolette straling van de centrale ster. Naar schatting komen er in de Helixnevel in totaal zo'n veertigduizend 'knopen' voor, met een gezamelijke massa gelijk aan dertigduizend aardmassa's. Hoe ze ontstaan is overigens nog steeds niet opgehelderd. Met echt explosief vuurwerk heeeft het in elk geval niets te maken: de vorming van een planetaire nevel neemt vele tienduizenden of honderdduizenden jaren in beslag.
Meer informatie:
A Fireworks Display in the Helix Nebula
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
2 juli 2009
Met de Amerikaanse Fermi-ruimtetelescoop is een nieuwe klasse van pulsars ontdekt. Pulsars zijn de snel roterende, compacte overblijfselen van geëxplodeerde sterren. Er zijn er ongeveer 1800 bekend; de meeste zijn ontdekt met behulp van radiotelescopen. De gammatelescoop aan boord van de Fermi-kunstmaan heeft nu echter gammapulsars ontdekt, die geen waarneembare radiostraling uitzenden. In korte tijd werden er zestien gevonden in het Melkwegstelsel. Ook van acht zeer snel roterende 'millisecondepulsars' is gepulste gammastraling gedetecteerd.
De ontdekking, die op 2 juli gepubliceerd is op Science Express, doet vermoeden dat er vele honderden tot nu toe onbekende gammapulsars in het Melkwegstelsel moeten zijn. Dertien van de zestien gammapulsars blijken inderdaad samen te vallen met ongeïdentificeerde bronnen van gammastraling die in de jaren negentig gevonden werden door het EGRET-instrument aan boord van NASA's Compton Gamma Ray Observatory. Mogelijk zijn de meeste ongeïdentificeerde EGRET-bronnen gammapulsars.
Hoewel de uitgezonden gammastraling extreem energierijk is, worden op aarde toch slechts af en toe gammafotonen opgevangen van deze snel roterende sterren. Alleen dankzij uitgebreide computeranalyse van de Fermi-metingen slaagden astronomen erin om het pulsgedrag van de gammastraling te achterhalen.
Meer informatie:
NASA's Fermi Telescope reveals a population of radio-quiet gamma-ray pulsars
Persbericht NASA
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
1 juli 2009
In de beroemde Orionnevel, een geboorteplaats van nieuwe sterren op 1300 lichtjaar afstand van de aarde, is een dubbel zonnestelsel-in-wording ontdekt. Het gaat om twee jonge, relatief lichte sterren die eens in de paar duizend jaar om elkaar heen draaien, op een onderlinge afstand van ongeveer zestig miljard kilometer. Rond een van de sterren was door de Hubble Space Telescope al een afgeplatte schijf van gas en stof ontdekt, waaruit in de toekomst een planetenstelsel kan ontstaan. Met de Submillimeter Array, een netwerk van schotelantennes op de 4200 meter hoge vulkaantop Mauna Kea op Hawaii, is nu ontdekt dat de begeleidende ster ook door zo'n protoplanetaire schijf wordt omgeven. Het is voor het eerst dat een dubbelster is gevonden waarvan beide componenten in de toekomst mogelijk door planeten worden vergezeld. De ontdekking is gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters.
Meer informatie:
A Pair of Solar Systems in the Making
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
1 juli 2009
Met de Europese APEX-telescoop op de 5000 meter hoge Chajnantor-vlakte in Noord-Chili is een extreem gedetailleerde kaart gemaakt van de verdeling van koud stof in het Melkwegstelsel. APEX (Atacama Pathfinder EXperiment) is een schotelantenne waarmee kosmische submillimeterstraling wordt waargenomen. Die straling is voor een belangrijk deel afkomstig van koude stofwolken waaruit in de toekomst nieuwe sterren ontstaan. Op de stofkaart van het Melkwegstelsel zijn duizenden verdichtingen zichtbaar - de geboorteplaatsen van nieuwe sterren. Met het internationale ALMA-observatorium (Atacama Large Millimeter Array), dat momenteel in aanbouw is op de Chajnantor-vlakte, zullen vergelijkbare waarnemingen in de toekomst nog veel nauwkeuriger worden uitgevoerd. De APEX-kaart (ATLASGAL geheten, APEX Telescope Large Area Survey of the GALaxy) beslaat 95 vierkante graden aan de hemel.
Meer informatie:
Astronomer's new guide to the galaxy: largest map of cold dust revealed
APEX
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
25 juni 2009
Onderzoekers van de universiteit van Zürich hebben een geavanceerde computersimulatie gemaakt die de geboorte van ons Melkwegstelsel nabootst. De sterrenkundigen hebben alle basisingrediënten (kleine protostelsels, gaswolken, donkere materie) in het model opgenomen, en het model vervolgens laten berekenen waar de interacties (zwaartekrachtsaantrekking, schokgolven) tussen deze ingrediënten uiteindelijk toe leiden. Het resultaat is een sterrenstelsel dat qua massa en vorm verbluffend veel op ons Melkwegstelsel lijkt. Toch is het model niet volmaakt: de centrale verdikking van het stelsel, waar enorme aantallen sterren verzameld zijn, bevat ongeveer drie keer zo veel materie als die van het echte Melkwegstelsel.
Meer informatie:
Baby Milky Way Modeled
25 juni 2009
Utrechtse astronomen hebben voor het eerst metingen verricht die direct laten zien dat supernovaresten uitstekende deeltjesversnellers zijn. In hun onderzoek, dat donderdag op Science Express is gepubliceerd, hebben ze gegevens van ESO's Very Large Telescope gecombineerd met die van NASA's röntgensatelliet Chandra. De astronomen keken naar een ster die explodeerde in het jaar 185, en is waargenomen door Chinese astronomen. Deze supernovarest, RCW 86, staat op 8200 lichtjaar afstand in de richting van het sterrenbeeld Circinus ('Passer'). Met behulp van de Europese Very Large Telescope in Chili deden Helder, Vink en collega's metingen aan de temperatuur van het gas direct achter de schokgolf die door de supernova-explosie wordt gevormd. Ze bepaalden ook de snelheid van de schokgolf door twee opnames van Chandra te vergelijken. Ze ontdekten dat de schokgolf beweegt met 10 tot 30 miljoen kilometer per uur. De temperatuur van het gas blijkt 30 miljoen graden Celsius te zijn. Dat is veel minder heet dan de minimaal 500 miljoen graden Celsius die op basis van de snelheid van de schokgolf zou worden verwacht. Deze ontbrekende energie is de energie die zorgt voor de versnelling van de kosmische deeltjes.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Milky Way's super-efficient particle accelerators caught in the act
23 juni 2009
Franse sterrenkundigen hebben voor het eerst een magnetisch veld waargenomen bij de ster Wega. Het spectrum van de ster blijkt namelijk de dubbele spectraallijnen te vertonen die kenmerkend zijn voor het zogeheten Zeemaneffect. Wega is een heldere, nabije ster die tweemaal zo zwaar is als de zon. Dat hij een magnetisch veld heeft, komt niet echt als een verrassing: overal waar stromingen van geladen deeltjes zijn, kunnen magnetische velden optreden. Maar onduidelijk was nog hoe sterk het magnetische veld van sterren zwaarder dan de zon zou zijn. Er is vaak geprobeerd om deze velden te meten, maar dat was tot nog toe niet gelukt. De sterkte van het magnetische veld van Vega blijkt vergelijkbaar te zijn met dat van de aarde en de zon. Het lijkt aannemelijk dat ook andere zware sterren zo'n magnetisch veld hebben, maar dat detectie daarvan door hun grote afstand wordt bemoeilijkt.
Meer informatie:
Magnetic field on bright star Vega
23 juni 2009
Met de 'deeltjestelescopen' van het Pierre Auger-observatorium in Argentinië zijn aanwijzingen gevonden dat de meest energierijke kosmische straling voor een belangrijk deel uit ijzerkernen bestaat in plaats van protonen. Kosmische straling ontstaat bij explosieve gebeurtenissen in het heelal, zoals supernova-explosies. Dat daarbij ijzerkernen de ruimte in worden geschoten, is op zich niet zo verrassend. Maar aangenomen werd dat zulke zware atoomkernen zó vaak bij botsingen betrokken zullen zijn, dat maar weinige intact de aarde bereiken. Met Auger is nu dus echter toch vastgesteld dat het aantal ijzerkernen bij zeer hoge energieën sterk oploopt. Onduidelijk is nog welke specifieke gebeurtenissen de bronnen van deze atoomkernen zijn. Bovendien zal nog moeten worden verklaard waarom een andere detector van kosmische straling, de Amerikaanse High Resolution Fly's Eye, bij deze hoge energieën alleen protonen heeft gedetecteerd.
Meer informatie:
Iron-Ic Twist Deepens Cosmic Ray Puzzle
16 juni 2009
Een internationaal team van astronomen, onder leiding van UvA-sterrenkundige Nanda Rea, heeft een nieuwe magnetar ontdekt. Van dit zeldzame type neutronenster zijn er slechts 15 bekend. De ontdekking wordt binnenkort gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Op 22 augustus 2008 kreeg NASA's Swift-satelliet een automatische melding van een gigantische uitbarsting van röntgenstraling. Slechts 12 uur later richtten Rea en collega's ESA's XMM-Newton röntgentelescoop op de bron en konden ze de meest gedetailleerde spectra ooit opnemen tijdens het verloop van een magnetar-uitbarsting. Tijdens de meer dan vier maanden durende uitbarsting werden ook honderden kleinere erupties geregistreerd. De door Rea en collega's ontdekte magnetar, SGR 0501+4516, staat op zo'n 15.000 lichtjaar van de aarde en was onbekend voordat de uitbarsting zijn bestaan verried. Zo'n uitbarsting vindt plaats als het instabiele magnetische veld de korst van de ster vervormt waardoor materie in een zeer gewelddadige vulkanische eruptie naar buiten wordt gespuwd. Dit materiaal interacteert vervolgens met het magnetische veld, met nog meer vrijkomende energie als gevolg. De gammatelescoop Integral ontdekte deze hoog-energetische straling vijf dagen na de initiële uitbarsting. Binnen tien dagen was deze straling weer verdwenen. Neutronensterren zijn de overblijfselen van zware sterren en bestaan voor het grootste deel uit neutronen. Een neutronenster heeft een diameter van 20 km, maar is zwaarder dan de zon. Een theelepel neutronenster-materiaal weegt ongeveer 100 miljoen ton. Andere karakteristieke eigenschappen van een neutronenster zijn een snelle rotatie en een sterk magnetisch veld. Magnetars vormen een aparte klasse van neutronensterren. Magnetars zijn jonge neutronensterren met een ultra-sterk magnetisch veld, zo'n 10 miljard keer sterker dan dat van de aarde. Ze vormen de krachtigste magneten in de kosmos. SGR 0501+4516 is een nieuwe zogeheten soft gamma-ray repeater (SGR). Rea en haar team hebben vervolgwaarneemtijd gekregen op de XMM-Newton en zullen volgend jaar SGR 0501+4516 in kalmere toestand opnieuw gaan bestuderen.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Persbericht ESA (Engelstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl;
10 juni 2009
Sterrenkundigen van de Isaac Newton Group of Telescopes (ING) op het Canarische eiland La Palma hebben voor het eerst een zogeheten elektronenmultiplicatordetector ingezet voor sterrenkundige waarnemingen. Deze ccd-detector is zeer geschikt om snel verlopende hemelobjecten te bestuderen zoals cataclysmische veranderlijken. Tot deze laatste categorie behoort onder meer het object SDSSJ143317.78+101123.3: een dubbelster bestaande uit een witte dwerg en een andere dwergster. De twee draaien in slechts 78 minuten om elkaar, dus is het bij het opnemen van een spectrum van de dubbelster zaak om zo kort mogelijke opnametijden te realiseren. Door de nieuwe cdd-detector, QUCAM2 geheten, te combineren met de nauwkeurige ISIS-spectrograaf van de William Herschel-telescoop, konden de bewegingen van de beide sterren zeer nauwkeurig gemeten worden. Daarbij blijkt dat de begeleider van de witte dwerg niet zo maar een dwergster is maar een bruine dwerg - een ster die te weinig massa heeft om door middel van kernfusie energie te produceren.
Meer informatie:
First Spectroscopic Observations Using an Electron-Multiplying CCD
10 juni 2009
Sterrenkundigen hebben, met behulp van de infraroodsatelliet Spitzer, eindelijk pasgeboren sterren ontdekt in het hart van ons Melkwegstelsel. Het melkwegcentrum wemelt van de sterren en gaswolken, en precies in het midden staat ook nog een superzwaar zwart gat. De omstandigheden zijn er - op z'n zachtst gezegd - niet erg gunstig voor de vorming van nieuwe sterren. Hevige sterrenwinden, krachtige schokgolven en andere factoren zitten het samentrekken van gaswolken tot sterren flink dwars. Toch blijkt uit de aanwezigheid van kortlevende, zware sterren in dit gebied al dat stervorming hier niet onmogelijk kan zijn. Maar door het rijkelijk aanwezige stof waren er nog nooit pasgeboren sterren waargenomen. Tot nog toe dan, want met Spitzer is het alsnog gelukt: na het uitpluizen van een catalogus met een miljoen objecten, kwamen honderd kandidaatsterren naar voren, waarvan er welgeteld drie alle kenmerken van zeer jonge sterren vertonen. De drie babysterren zijn minder dan een miljoen jaar oud.
Meer informatie:
Baby Stars Finally Found In Jumbled Galactic Center
9 juni 2009
Sterrenkundigen hebben, met behulp van de Submillimeter Array op Hawaï, een compacte kern ontdekt in een donkere wolk van gas en stof op 23.000 lichtjaar van de aarde. Vermoed wordt dat de kern, die nog ijskoud is en verder geen bijzondere activiteit vertoont, de voorloper is van één of meerdere zware sterren. Binnen een volume dat kleiner is dan de Oortwolk van kometen die ons zonnestelsel omhult, bevindt zich maar liefst 120 zonsmassa's aan materie. Uit recent theoretisch onderzoek en computersimulaties blijkt dat een compacte kern als deze binnen 50.000 jaar zware sterren kan vormen.
Meer informatie:
A Sleeping Giant: The Submillimeter Array Finds A Massive Core In A Cold Dark Cloud
9 juni 2009
Duitse en Spaanse sterrenkundigen denken dat de nu nog sterloze, donkere gaswolk Barnard 68 (B68) op het punt staat om in te storten en een nieuwe ster te vormen. B68 bevindt zich op een afstand van ongeveer 400 lichtjaar en is rijk aan stof. Vandaar dat de wolk het licht van achterliggende sterren tegenhoudt. Uit onderzoek van de dichtheidsverdeling van de gaswolk blijkt dat hierin ongeveer twee zonsmassa's aan materie aanwezig is. Even verderop bevindt zich een tweede, kleinere wolk die goed is voor nog eens 0,2 zonsmassa materie. De beide gaswolken lijken elkaar te naderen en dat zou er volgens de onderzoekers toe kunnen leiden dat de grote wolk al binnen afzienbare tijd - 200.000 jaar of daaromtrent - zou kunnen samentrekken en een nieuwe ster gaat vormen. Een en ander blijkt uit een computermodel waarmee de situatie rond B68 is nagebootst.
Meer informatie:
Birth of a star predicted
9 juni 2009
Betelgeuze, de heldere rode ster in het sterrenbeeld Orion, is de afgelopen vijftien jaar aanzienlijk kleiner geworden. Tot die conclusie komen onderzoekers van de universiteit van Californië in Berkeley. Zij houden de afmetingen van de ster, die overigens nog steeds zo groot is dat hij ons hele zonnestelsel tot aan de baan van Jupiter zou kunnen vullen, al geruime tijd in de gaten met de zogeheten Infrared Spatial Interferometer. Uit deze metingen blijkt dat Betelgeuze sinds 1993 met maar liefst 15 procent gekrompen is, en dat dit proces aan het versnellen is. Eigenaardig genoeg is zijn helderheid daarbij niet waarneembaar kleiner geworden. Onduidelijk is nog hoe lang deze krimp zal blijven doorgaan en waardoor hij wordt veroorzaakt. Eén mogelijkheid is dat de metingen worden beïnvloed door reusachtige opstijgende bellen gas uit het inwendige van de ster die ertoe zouden kunnen leiden dat zijn oppervlak soms plaatselijk opbolt. Maar omdat Betelgeuze er heel symmetrisch uitziet, moet de ware oorzaak misschien toch elders worden gezocht.
Meer informatie:
Red giant star Betelgeuse is mysteriously shrinking
9 juni 2009
Amerikaanse sterrenkundigen hebben vastgesteld dat sterren van een pas in 2003 ontdekt type - de zogeheten ultrakoele subdwergen - heel andere banen binnen het Melkwegstelsel volgen dan normale sterren. Ultrakoele subdwergen hebben opmerkelijk lage temperaturen en bevatten weinig elementen zwaarder dan waterstof en helium. De kleine sterren zijn in sommige gevallen maar net iets groter dan een bruine dwerg ('mislukte ster'). Ze produceren ook maar weinig licht, wat er ongetwijfeld toe heeft bijgedragen dat er nog maar enkele tientallen van ontdekt zijn. Toch viel het Adam Burgasser van het Massachusetts Institute of Technology op dat veel van die sterretjes een bijzonder hoge baansnelheid hebben. Uit nadere analyse blijkt nu dat de ultrakoele subdwergen niet alleen heel snel zijn, maar ook de meest vreemde banen hebben. Sommige volgen langgerekte trajecten die hen naar het hart van het Melkwegstelsel voeren, andere wagen zich juist heel ver naar buiten. Bovendien bevinden de ultrakoele subdwergen zich vaak duizenden lichtjaren boven of onder de schijf van het Melkwegstelsel, waar bijna alle andere sterren te vinden zijn. Berekeningen laten zien dat de ultrakoele subdwergen eigenlijk thuishoren in de zogeheten halo - het ijle omhulsel - van ons Melkwegstelsel, waar de oudste populatie van sterren te vinden is. Eén van de onderzochte sterren zou zelfs een bezoeker van een ander sterrenstelsel kunnen zijn. Deze ster, 2MASS 1227-0447 geheten, waagt zich tot op 200.000 lichtjaar van het melkwegcentrum.
Meer informatie:
Ultracool stars take 'wild rides' around, outside the Milky Way
8 juni 2009
Sterrenkundigen van de universiteit van Californië in Santa Cruz hebben een nieuwe techniek ontwikkeld om de leeftijden van milliseconde-pulsars (snel rondtollende neutronensterren) te bepalen. De standaardmethode voor de bepaling van pulsarleeftijden geeft onbetrouwbare resultaten, vooral bij de snelst rondtollende pulsars. Gewone pulsars draaien een paar keer per seconde om hun as en vertragen in de loop van hun bestaan. Maar milliseconde-pulsars roteren honderd keer zo snel: ze worden 'aangezwengeld' doordat ze materie van een begeleidende ster naar zich toe trekken. Doorgaans wordt de leeftijd van een pulsar geschat door naar twee parameters te kijken: de periode tussen opeenvolgende pulsen en de snelheid waarmee de pulsar vertraagt. De Californische sterrenkundigen hebben aangetoond dat deze methode niet geschikt is voor milliseconde-pulsars: de schatting kan er zo maar miljarden jaren naast zitten. Om tot betere resultaten te komen hebben zij extra parameters aan de methode toegevoegd.
Meer informatie:
New Technique Improves Estimates Of Pulsar Ages
4 juni 2009
Een zware, compacte sterrenhoop in de kern van ons Melkwegstelsel blijkt verrassend normaal te zijn waar het gaat om de relatieve hoeveelheden zware en lichte sterren. Europese astronomen hebben met de Very Large Telescope in Noord-Chili gedetailleerde waarnemingen verricht aan de Arches-sterrenhoop, op 25.000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Boogschutter. Arches is de zwaarste en meest compacte sterrenhoop in het Melkwegstelsel. De totale massa is dertigduizend zonsmassa's, en de sterdichtheid - met duizend sterren in een kubieke lichtjaar - is één miljoen keer zo groot als in de omgeving van de zon. De sterrenhoop bevindt zich in de directe omgeving van het superzware zwarte gat in de kern van het Melkwegstelsel, en astronomen hielden er rekening mee dat de geboorte van de sterrenhoop daardoor anders zou zijn verlopen dan normaal. Uit de gedetailleerde infraroodfoto's en -metingen (waarbij gebruik werd gemaakt van adaptieve optiek om te compenseren voor storende trillingen in de aardse dampkring) blijkt echter dat de Arches-sterrenhoop dezelfde relatieve hoeveelheden zware en lichte sterren vertoont als kleinere sterrenhopen elders in het Melkwegstelsel. De zwaarste ster in de sterrenhoop is ongeveer 120 keer zo zwaar als de zon. De resultaten van het onderzoek verschijnen in het Europese vakblad Astronomy & Astrophysics.
Meer informatie:
Stellar family in crowded, violent neighbourhood proves to be surprisingly normal
Vakpublicatie over het onderzoek
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
22 mei 2009
Astronomen hebben voor het eerst niet-radiale trillingen met een vrij lange levensduur waargenomen in rode reuzen. Ze deden dit met behulp van ultraprecieze metingen van de helderheidsvariaties in deze sterren. Het resultaat, dat deze week in Nature is gepubliceerd, opent de weg naar onderzoek aan de inwendige structuur van rode reuzen.
Een Europees team van astronomen, onder wie de Nederlandse sterrenkundige Saskia Hekker (Universiteit van Birmingham/KU Leuven/Koninklijke Sterrenwacht België), heeft de helderheid van rode reuzen gedurende vijf maanden onafgebroken gemeten met de CoRoT-satelliet. Op basis van deze metingen hebben zij kunnen aantonen dat de periodes van de helderheidsvariaties, veroorzaakt door stertrillingen, over lange tijd hetzelfde blijven. De aanwezigheid van niet-radiale trillingen kon worden afgeleid uit de specifieke verhoudingen tussen de verschillende waargenomen periodes.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
21 mei 2009
Met een internationaal team sterrenkundigen hebben Jason Hessels en Joeri van Leeuwen (ASTRON/UvA) een uniek dubbelstersysteem ontdekt dat het 'ontbrekende puzzelstuk' is in de geboorte van de snelst draaiende sterren in ons heelal: milliseconde pulsars. Ze publiceren dit vandaag in Science.
Pulsars zijn extreem compacte neutronensterren, die overblijven nadat zware sterren aan het eind van hun leven zijn ontploft in een supernova. Hun sterke magneetvelden vormen bundels radiostraling die als een vuurtoren rondzwiepen. Bij hun geboorte roteren pulsars enkele tientallen malen per seconde, daarna vertragen ze. 'Vreemd genoeg draaien sommige heel oude pulsars honderden keren per seconde rond. We vermoedden dat die snelle rotatie wordt veroorzaakt doordat een begeleidende ster een draaikolk van materie op de neutronenster dumpt. Pas wanneer er geen materie van de begeleidende ster meer bijkomt, breekt de radiostraling door en wordt de sterk versnelde radiopulsar zichtbaar', zo licht Van Leeuwen toe. Hij deed de waarnemingen waaruit de baan van de dubbelster werd bepaald. Dit vermoeden lijkt nu te zijn bevestigd met de waarneming van een dubbelstersysteem dat 4000 lichtjaar van ons is verwijderd.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
ASTRON
Persbericht NRAO (Engelstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
13 mei 2009
Sterrenkundigen uit Duitsland, Hongarije en Nederland hebben een verklaring gevonden voor de aanwezigheid van zogeheten silicaatkristallen in kometen. Die verklaring was nodig, omdat silicaatkristallen alleen in een hete omgeving kunnen ontstaan. En dat is nu precies het tegenovergestelde van een ijskoude komeet. Het vermoeden bestond dat de kristallen al aanwezig waren in de wolk gas en stof waaruit ons planetenstelsel is ontstaan. Maar waar kwam de noodzakelijke hitte dan vandaan? De oplossing van dit vraagstuk lijkt te liggen bij het wispelturige gedrag van de nog jonge zon (Nature, 14 mei). De sterrenkundigen kwamen de oplossing op het spoor dankzij waarnemingen van de jonge ster EX Lupi, die veel overeenkomsten vertoont met onze zon, maar dan vier miljard jaar geleden. Hij is omringd door een dichte schijf van gas en stof, die grotendeels erg koud is. Maar in het binnenste gedeelte van de schijf is dat soms anders, doordat de ster om de vier à vijf jaar een maandenlange uitbarsting vertoont, die wordt veroorzaakt doordat materie vanuit de stofschijf op de ster ploft. Waarschijnlijk heeft ook onze zon in het verre verleden zulke uitbarstingen vertoond. Uit waarnemingen van EX Lupi, kort nadat deze in 2008 was uitgebarsten, blijkt dat zich in de omgeving van de ster silicaatkristallen hadden gevormd. Bij eerdere waarnemingen tijdens een rustige periode waren die kristallen nog niet te zien: blijkbaar zijn ze bij de recente uitbarsting van de ster ontstaan. In de loop van de tijd wordt de stofschijf zo steeds rijker aan silicaatkristallen, die uiteindelijk terecht komen in de hemellichamen die zich daarin vormen.
Meer informatie:
Spitzer Catches Star Cooking Up Comet Crystals
Eine Backstube für Kometenkristalle
4 mei 2009
Vorig jaar werd met het ballonexperiment ATIC ontdekt dat de aarde wordt bestookt met grote aantallen uiterst energierijke elektronen. Dat kwam als een donderslag bij heldere hemel, met name omdat zulke deeltjes door botsingen met fotonen en interacties met magnetische velden in de ruimte heel snel hun energie kwijtraken. De ontdekte elektronen konden dus niet van erg ver komen. Nieuwe waarnemingen met de NASA-satelliet Fermi duiden erop dat de zogeheten kosmische achtergrondstraling inderdaad meer energierijke elektronen bevat dan andere experimenten en theoretische modellen aangeven. Maar de enorme piek bij extreem hoge energie van ATIC ontbreekt in de gegevens van Fermi, die juist over veel gevoeliger instrumenten beschikt. Dat neemt niet weg dat er toch een verklaring moet worden gevonden voor de (iets) grotere aantallen energierijke elektronen die de aarde vanuit de ruimte bereiken. De meest waarschijnlijke bron is een relatief nabije pulsar (rondtollende neutronenster), maar de deeltjes zouden ook afkomstig kunnen zijn van de mysterieuze donkere materie die het grootste deel van de massa in het heelal voor zijn rekening neemt. Getracht zal worden om met Fermi vast te stellen of de elektronen uit een bepaalde richting komen.
Meer informatie:
NASA's Fermi Explores High-Energy "Space Invaders"
29 april 2009
De mysterieuze röntgengloed uit het centrale vlak van ons Melkwegstelsel, die meer dan twintig jaar geleden al ontdekt werd door röntgensatellieten als HEAO-1 en Exosat, is afkomstig van vele miljoenen afzonderlijke sterren. In de meeste gevallen gaat het om witte dwergen in dubbelstersystemen, die heet gas van hun begeleider opzuigen, waarna er energierijke explosies op de witte dwerg optreden die röntgenstraling produceren. Met de Amerikaanse röntgentelescoop Chandra is een klein gebiedje aan de hemel (drie procent van het oppervlak van de Volle Maan) gedurende twaalf dagen bestudeerd, en op de resulterende röntgenfoto zijn 473 afzonderlijke bronnen van röntgenstraling gevonden. Eerder was ook geopperd dat de röntgen-achtergrondgloed afkomstig zou kunnen zijn van extreem heet gas. De Chandra-resultaten zijn op 30 april gepubliceerd in Nature.
Meer informatie:
Resolving a galactic mystery
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
29 april 2009
In de buitengebieden van ons Melkwegstelsel zwerven misschien honderden zwarte gaten rond die duizend tot honderdduizend keer zo zwaar zijn als onze eigen zon. Dat beweren twee astronomen van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics in een artikel in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Dat er talloze kleinere, 'stellaire' zwarte gaten in het Melkwegstelsel voorkomen, lijdt weinig twijfel: zulke zwarte gaten, die een paar keer tot hooguit enkele tientallen keren zo zwaar zijn als de zon, zijn de overblijfselen van gammaflitsen en supernova-explosies. De zwaardere zwarte gaten die Ryan O'Leary en Avi Loeb beschrijven, dateren echter uit de ontstaansperiode van het Melkwegstelsel, toen in de loop van enkele miljarden jaren honderden kleinere dwergstelsels met elkaar versmolten en op die manier het grote Melkwegstelsel vormden. Als de kleine dwergstelsels allemaal een centraal zwart gat hebben gehad, zullen die zwarte gaten ook met elkaar zijn versmolten. Daarbij zenden ze zwaartekrachtsstraling uit, en kunnen ze een resulterende snelheid in een bepaalde richting krijgen, waardoor ze uit het dwergstelsel worden 'geschoten'. Die 'fossiele' zwarte gaten zouden nu nog steeds in grote aantallen in de buitendelen van het Melkwegstelsel kunnen voorkomen. Mogelijk verraden ze hun aanwezigheid doordat ze omgeven worden door kleine, compacte sterrenhopen, die door de 'weggeschoten' zwarte gaten zijn meegesleurd. Overigens bevindt het dichtstbijzijnde zware zwarte gat zich vermoedelijk op een veilige afstand van duizenden lichtjaren van aarde en zon.
Meer informatie:
Rogue Black Holes May Roam the Milky Way
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
24 april 2009
Microscopische diamantjes in de ruimte worden geproduceerd door krachtige röntgenvlammen op jonge dwergsterren. Dat concludeert een internationaal team van sterrenkundigen op basis van waarnemingen met de Japanse 8,3-meter Subaru-telescoop op Mauna Kea, Hawaii.
Sinds 1983 zijn in de stof- en gasschijven rond een handjevol pasgeboren sterren micro-diamantjes gevonden. Ze verraden hun aanwezigheid door een specifieke 'vingerafdruk' achter te laten in de infraroodspectra van die sterren. Er was echter niet bekend hoe de microscopische edelsteentjes ontstaan, en waarom ze niet in de circumstellaire schijven van álle jonge sterren worden aangetroffen.
Een team van Japanse, Duitse en Deense sterrenkundigen denkt de oplossing nu gevonden te hebben. In een artikel in The Astrophysical Journal beschrijven ze wat er nodig is om microdiamantjes te produceren. Om te beginnen moet de ster in kwestie omgeven worden door een vrij zware afgeplatte schijf van gas en stof, waarin kleine koolstofstructuren voorkomen die uit verschillende laagjes koolstofatomen bestaan (zogeheten koolstof-uien).
De ster moet bovendien wat heter zwaarder zijn dan de zon, zodat de schijf voldoende wordt opgewarmd. Daarnaast moet hij deel uitmaken van een dubbelster, en moet de begeleider een kleine rode dwergster zijn, waarop regelmatig krachtige röntgenuitbarstingen voorkomen.
De energierijke straling en de elektrisch geladen deeltjes van zo'n röntgenvlam oefenen een enorme druk uit op de kleine koolstof-uien, waardoor er microscopische diamantkorreltjes ontstaan - een proces dat in aardse laboratoria is aangetoond. Er moet dus wel aan veel voorwaarden worden voldaan; reden waarom diamanten ook in het heelal heel zeldzaam zijn.
Meer informatie:
Creating Diamonds in Space
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
23 april 2009
De opmerkelijke stofpilaren die zichtbaar zijn aan de randen van hete stervormingsgebieden ontstaan niet onder invloed van de zwaartekracht, maar groeien in de loop van relatief korte tijd in de schaduw van relatief compacte wolken van gas en stof. Dat concluderen Ierse astronomen op basis van gedetailleerde computerberekeningen. De stofpilaren werden voor het eerst gedetailleerd in beeld gebracht door de Hubble Space Telescope in de Adelaarnevel. Het gaat om langgerekte structuren van gas en stof met een hogere dichtheid en een lagere temperatuur dan de omgeving. Ze bevinden zich aan de randen van stervormingsgebieden waarin al hete, jonge sterren zijn ontstaan die grote hoeveelheden licht en ultraviolette straling uitzenden. Compacte wolken van gas en stof in zo'n stervormingsgebied werpen daardoor schaduwen, en verder weg gelegen materieconcentraties die zich gedeeltelijk in die schaduw bevinden, blijken volgens de computersimulaties in de loop van ca. 150.000 jaar verder de schaduw in te bewegen. Onder bepaalde omstandigheden hoopt zich in die schaduw vervolgens zo veel gas en stof op dat er sprake is van een langgerekte 'pilaar'. De stofpilaren (ook wel de 'pillars of creation ' genoemd) hebben volgens de Ierse onderzoekers een levensduur van ca. 100.000 jaar; in de loop van de tijd verdwijnen ze weer als gevolg van de eroderende werking van de energierijke ultraviolette straling van de jonge sterren in de kern van het stervormingsgebied.
Meer informatie:
Pillars of creation formed in the shadows
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
22 april 2009
In het stervormingsgebied IC 348, op 1000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Perseus, zijn drie extreem lichte bruine dwergen ontdekt. Het stervormingsgebied heeft een leeftijd van slechts drie miljoen jaar. Met de Canada-France-Hawaii Telescope op Mauna Kea zijn in IC 348 drie solitaire bruine dwergen gevonden - sterren die niet zwaar genoeg zijn voor spontane kernfusiereacties van waterstof in hun binnenste - die minder dan tien keer zo zwaar zijn als de reuzenplaneet Jupiter. Althans, dat volgt uit de bepaling van hun oppervlaktetemperatuur: 600 à 700 graden Celsius. Omdat bruine dwergen warm geboren worden en daarna langzaam maar zeker afkoelen, moeten de drie dwergen in IC 348 wel een zeer geringe massa hebben, anders zouden ze (gezien hun jonge leeftijd) een stuk warmer moeten zijn. Onderzoek aan jonge bruine dwergen in stervormingsgebieden biedt inzicht in de manier waarop sterren worden geboren en geeft ook informatie over de relatieve aantallen van sterren (en bruine dwergen) met verschillende massa's.
Meer informatie:
Astronomers discover youngest and lowest mass dwarfs
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
22 april 2009
De Nederlandse astronoom Klaas Wiersema, verbonden aan de Universiteit van Leicester, heeft als eerste een 'vliegtuigspoornevel' in het Melkwegstelsel ontdekt. Het bestaan van zulke jet trail nebulas was al voorspeld, maar er was er nog nooit een gezien. De nevel bestaat uit twee zwakke, langgerekte strepen, die nog het meest doen denken aan de dubbele condenssporen die door straalvliegtuigen worden veroorzaakt in de aardse dampkring. De door Wiersema en zijn collega's vastgelegde nevel ontstaat doordat een röntgendubbelster met hoge snelheid (ca. 100 kilometer per seconde) door het Melkwegstelsel beweegt. Het kleine, compacte object in deze röntgendubbelster (een neutronenster of een zwart gat) blaast twee bundels ('jets') van elektrisch geladen deeltjes en energierijke straling de ruimte in. Waar die in botsing komen met het ijle interstellaire gas, ontstaan gloeiende plekken. En door de snelle ruimtelijke beweging van de röntgendubbelsterren worden die als het ware uitgerekt tot strepen.
Meer informatie:
X-ray astronomers find 'garden hose' jet trail nebula
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
22 april 2009
Met de Hubble Space Telescope is een opname gemaakt van de gaswolk die op 12 februari 2006 werd uitgestoten door de ster RS Ophiuchi in het sterrenbeeld Slangendrager. De wolk (die vanwege de grote afstand tot de ster maar een paar pixels groot is op de Hubble-opnamen) blijkt een opvallende pindavorm te hebben. RS Ophiuchi is een zogeheten recurrente nova: gas van een rode reuzenster wordt ogezogen door een begeleidende witte dwerg. Ongeveer eens in de twintig jaar is de hoeveelheid opgezogen sterrengas zo groot dat er spontaan een thermonucleaire explosie optreedt, waarbij ongeveer één aardmassa aan gas de ruimte in wordt geblazen, met een snelheid van een paar duizend kilometer per seconde. Hubble fotografeerde RS Ophiuchi 155 en 449 dagen na de explosie. De waargenomen pindavorm wordt veroorzaakt doordat de sterexplosie als het ware in de ijle dampkring van de rode reus plaatsvindt. Die bevat meer gas in het evenaarvlak van de ster dan in de poolgebieden, waardoor het weggeblazen materiaal van de explosie in twee richtingen makkelijker weggeblazen kan worden.
Meer informatie:
A peanut-shaped stellar explosion
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
21 april 2009
In het grote stervormingsgebied Sagittarius B2, dicht bij de kern van ons Melkwegstelsel, zijn twee nieuwe, complexe moleculen ontdekt: ethyl formate (C2H5OCHO) en n-propyl cyanide (C3H7CN). De twee nieuwe moleculen behoren tot de grootste en meest complexe die ooit in de interstellaire ruimte zijn gevonden. De ontdekking is gedaan door astronomen van het Max-Planck-Institut für Radioastronomie (MPIfR) in Bonn, de Cornell-universiteit in Ithaca, New York, en de Universiteit van Keulen. De kenmerkende spectraallijnen van de twee moleculen werden gedetecteerd met de 30-meter IRAM-radiotelescoop in Spanje. Eerder zijn al tal van andere complexe moleculen in de interstellaire ruimte ontdekt. Algemeen werd aangenomen dat zulke moleculen ontstaan doordat afzonderlijke atomen zich in de loop van de tijd aaneenrijgen. Modelberekeningen wijzen nu echter uit dat de nieuw ontdekte moleculen waarschijnlijk zijn gevormd doordat kleinere segmenten (in feite kleinere moleculen) zich met elkaar verbinden. Volgens de onderzoekers kunnen op die manier nog veel complexere moleculen ontstaan, waaronder misschien aminozuren - de organische bouwstenen van het leven. Naar het eenvoudigste aminozuur, glycine (NH2CH2COOH), is regelmatig gezocht, maar het bestaan ervan in de interstellaire ruimte is nog nooit overtuigend aangetoond.
Meer informatie:
Two highly complex organic molecules detected in space
Vakpublicatie over de ontdekking
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl;
20 april 2009
Op veertig lichtjaar afstand van de zon is een klein, zwak 'sterretje' ontdekt met een oppervlaktetemperatuur van slechts 300 graden Celsius. De zogeheten bruine dwerg beschrijft een baan rond de dwergster Wolf 940. Ter vergelijking: het oppervlak van onze zon heeft een temperatuur van 5700 graden Celsius; blauwe superreuzen kunnen oppervlaktetemperaturen hebben van enkele tienduizenden graden. De ster, die Wolf 940 B is genoemd, is te klein en te licht voor spontane kernfusiereacties van waterstof in zijn inwendige. Er vindt hooguit een beetje kernfusie plaats van deuterium ('zwaar waterstof'); voor de rest is de gemeten oppervlaktetemperatuur voornamelijk het overblijfsel van de warmte die vrijkwam bij de geboorte van de dwerg. Wolf 940 B is twintig à dertig keer zo zwaar als de reuzenplaneet Jupiter, maar heeft ongeveer dezelfde afmetingen. Elke achttienduizend jaar beschrijft hij een trage, wijde baan rond zijn 'moederster', op een afstand van ca. 66 miljard kilometer. De ster is ontdekt in het kader van het UKIDSS-project (UKIRT Infrared Deep Sky Survey); pas later bleek dat het om een begeleider van een reeds bekende rode dwerg ging. Omdat de leeftijd van de rode dwerg relatief nauwkeurig kon worden bepaald, lag daarmee de leeftijd van de bruine dwerg ook vast. Leeftijdsbepalingen van bruine dwergen zijn belangrijk voor het opstellen van nauwkeurige modellen van hun opbouw en voor het afleiden van hun oppervlaktetemperatuur uit de opgemeten infraroodstraling.
Meer informatie:
UKIRT Astronomers Discover Local Star's Cool Companion
Persbericht Royal Astronomical Society
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
20 april 2009
In het stervormingsgebied in Orion zijn meer dan honderd krachtige 'stralen' (jets) van waterstofmoleculen ontdekt die met hoge snelheden de ruimte in geblazen worden vanaf de poolgebieden van pasgeboren sterren. Het bestaan van zulke bipolaire stralen bij jonge protosterren was al bekend, maar nooit eerder zijn ze in zulke enorme aantallen gevonden. De ontdekking is het resultaat van een grote internationale waarnemingscampagne aan de Orion Moleculaire Wolk, in het gelijkname sterrenbeeld. Die kolossale donkere, stofrijke wolk is een van de grootste kraamkamers van nieuwe sterren in het Melkwegstelsel. De beroemde Orionnevel is een relatief klein gebied aan de buitenzijde van de donkere wolk, waar het geboorteproces van nieuwe sterren ook met een optische telescoop goed te volgen is. In het grootste deel van de wolk (die aan de hemel ongeveer zo groot is als het hele sterrenbeeld Orion) zijn astronomen echter aangewezen op infraroodtelescopen, die dwars door de dichte stofwolken heen kunnen kijken. Door waarnemingen te combineren van de United Kingdom Infra-Red Telescope op Mauna Kea (Hawaii), de Amerikaanse Spitzer Space Telescope (in een baan om de aarde) en het Franse IRAM-millimeterobservatorium op Plateau de Bure zijn Chris Davis (Joint Astronomy Center, Hawaii) en zijn collega's erin geslaagd de Orion Moleculaire Wolk gedetailleerd in kaart te brengen. Voor het eerst was het mogelijk om van de talloze moleculaire jets , die snelheden hebben van honderden kilometers per seconde, de oorsprong te traceren: jonge, pasgeboren protosterren. Het onderzoek aan de Orion-kraamkamer laat bovendien zien dat het hier om een zeer overbevolkt en chaotisch stervormingsgebied gaat, waarin zich veel meer activiteit voordoet dan tot dusver werd aangenomen.
Meer informatie:
Glorious Orion: UKIRT helps reveal chaotic and overcrowded stellar nursery
Vakpublicatie over het onderzoek
Persbericht Royal Astronomical Society
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl;
3 april 2009
De Amerikaanse röntgensatelliet Chandra heeft een opname gemaakt van de jonge pulsar B1509. Een pulsar is een snel ronddraaiende neutronenster, de ingestorte kern van een zware ster die als supernova is ontploft. B1509 tolt bijna zeven keer per seconde om zijn as en heeft een zeer sterk magnetisch veld. De combinatie van zijn snelle rotatie en sterke magneetveld maakt deze pulsar tot een van de krachtigste elektromagnetische generatoren van het Melkwegstelsel. Deze generator blaast een intense 'wind' van elektronen en andere geladen deeltjes uit en oefent daarmee een sterke invloed uit op zijn omgeving. Het omringende gas, dat ook een overblijfsel is van de ongeveer 1700 jaar geleden ontplofte ster, wordt door de energierijke deeltjes straling tot lichten gebracht.
Meer informatie:
A Young Pulsar Shows Its Hand
2 april 2009
Sterrenkundigen hebben met behulp van de Very Large Telescope Interferometer (VLTI) van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht in Chili de dubbelster Thèta 1 Ori C bekeken. Het resultaat is de scherpste opname die ooit van deze dubbelster is gemaakt. Theta 1 Ori C is de helderste ster van de Trapezium-sterrenhoop, een groepje zeer jonge sterren in het hart van de Orionnevel. Op de VLTI-opname zijn de beide sterren van deze dubbelster voor het eerst afzonderlijk te zien. Uit nader onderzoek is gebleken dat de twee sterren zeer verschillend zijn: de ene is 38 keer zo zwaar als onze zon, de andere weegt 'slechts' 9 zonsmassa's. De sterren draaien op zeer korte afstand om elkaar, met een omlooptijd van 11 jaar. Met een afstand van ongeveer 1300 lichtjaar is de Orionnevel het meest nabije stervormingsgebied waar zulke zware sterren ontstaan.
Meer informatie:
In the heart of the Orion Nebula;
31 maart 2009
In 2007 is een groep vrijwilligers, verenigd in de stichting 'C.A. Muller Radio Astronomie Station' (CAMRAS), begonnen aan de restauratie van de 25 meter Dwingeloo-radiotelescoop en de modernisering van de apparatuur. De groep wil de historisch belangrijke en in onbruik geraakte radiotelescoop voor de toekomst conserveren, en deze daadwerkelijk gebruiken en beschikbaar maken voor publiek en onderwijs. Een van de eerste successen van de CAMRAS-vrijwilligers is dat zij de Dwingeloo-radiotelescoop zo ver in bedrijf hebben gekregen dat deze ook weer het neutrale waterstofgas in onze melkweg kan 'zien'. In de enorme uitgestrektheid van ons Melkwegstelsel zijn veel wolken atomaire waterstof aanwezig. Dat waterstofgas zendt op een frequentie van 1420,4 MHz (een golflengte van 21,1 cm) een heel zwak radiosignaal uit. Als je aan de hand van deze radiostraling de verdeling van de waterstof in de melkweg in kaart brengt, blijkt dat het gas niet gelijkmatig is verdeeld: het vertoont een spiraalstructuur. Juist om die spiraalstructuur in kaart te brengen, werd deze radiotelescoop in Dwingeloo gebouwd en in 1956 in bedrijf gesteld.
Meer informatie:
CAMRAS website
31 maart 2009
Onderzoekers van het Nederlands ruimteonderzoeksinstituut SRON hebben voor het eerst 'vingerafdrukken' gezien van interstellair stof in röntgenlicht. Cor de Vries en Elisa Costantini gebruikten de door SRON ontwikkelde reflectietraliespectrometer (RGS) om de absorptie van röntgenstraling door interstellair stof te analyseren. De vingerafdruk van deze stofdeeltjes kan meer vertellen over de samenstelling en het ontstaan van de deeltjes. De resultaten verschijnen op 31 maart in een persbericht van Astronomy & Astrophysics.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
25 maart 2009
De Utrechtse sterrenkundepromovenda Selma de Mink heeft een verrassend simpele verklaring gevonden voor het zware zwarte gat in de nauwe dubbelster M33-X7, dat veel zwaarder is dan standaard-stermodellen kunnen verklaren. De Mink heeft gekeken naar de mengprocessen in dergelijke snel roterende, zeer nauwe dubbelsterren en concludeert dat die ervoor zorgen dat de dubbelsterren niet uitzetten, maar klein blijven, geen massa aan elkaar overdragen en op gewicht blijven. Haar bevindingen worden binnenkort gepubliceerd in Astronomy & Astrophysics.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Meer informatie over De Mink's onderzoek
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
13 maart 2009
De zon is 4,6 miljard jaar geleden ontstaan in een groep van een paar duizend sterren, zo blijkt uit onderzoek van Simon Portegies Zwart van de Universiteit van Amsterdam. Uit zijn analyse blijkt dat deze sterren zich bevonden in een sterrenhoop met een diameter van minder dan 20 lichtjaar en een massa van 500 tot 3000 zonsmassa's, helemaal aan de andere kant van het Melkwegstelsel, zo'n 44.000 lichtjaar van de plek waar wij nu leven. In de loop van tijd is de zon circa 27 keer rond de Melkweg geweest om uiteindelijk op zijn huidige locatie op ongeveer 28.000 lichtjaar van het centrum te belanden. De sterren die samen met de zon zijn gevormd, bleven gedurende die gehele reis vrij dicht in de buurt. Uit de analyse blijkt dat er nog steeds een stuk of veertig van hen binnen een afstand van een paar honderd lichtjaar van de zon staan, en nog steeds 'meereizen'. Deze sterren kunnen met toekomstige waarneemprogramma's worden geïdentificeerd, zoals de in 2011 te lanceren Gaia-satelliet, die 1 miljard sterren in kaart gaat brengen.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
12 maart 2009
Met de Spitzer Space Telescope is ontdekt dat er in de kern van ons Melkwegstelsel wel degelijk veel koolstofrijke sterren voorkomen. Zulke sterren waren eerder wel in andere sterrenstelsels gevonden. Spitzer bestudeerde de infrarode straling van veertig planetaire nevels, waarvan 26 in de centrale verdikking van het Melkwegstelsel. Planetaire nevels zijn de uitdijende gasschillen die door stervende sterren zoals de zon de ruimte in worden geblazen. Uit de infraroodspectra blijkt dat veel planetaire nevels kristallijne silicaten en polycyclische aromatische koolwaterstoffen bevatten. Dat wijst erop dat ze rijk zijn aan zowel koolstof als zuurstof - elementen die door kernfusiereacties in sterren ontstaan. De sterren in de kern van het Melkwegstelsel bevatten meer zware elementen dan de sterren in de buitengebieden. Modelberekeningen doen vermoeden dat dat hogere 'metaalgehalte' ervoor zorgt dat koolstof en zuurstof minder gemakkelijk uit het sterinwendige omhoog wordt gebracht, met als gevolg dat de spectroscopische vingerafdruk van koolstof alleen gezien wordt bij relatief zware sterren, die aan het eind van hun leven zogeheten thermische pulsaties kunnen ondergaan: snelle, heftige pulsaties waarbij een groot deel van de mantel van de ster de ruimte in wordt geblazen. De Spitzer-resultaten verschijnen binnenkort in Astronomy & Astrophysics.
Meer informatie:
Galactic Dust Bunnies Found to Contain Carbon After All
Spitzer Space Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 maart 2009
IJsmonsters van Antarctica bevatten aanwijzingen dat er in ons Melkwegstelsel ongeveer duizend jaar geleden ongemerkt een ster is ontploft. Dat blijkt uit een diepe boring in het ijs die door een internationaal team van wetenschappers is uitgevoerd. Op ongeveer vijftig meter diepte blijkt het ijs drie dunne lagen te bevatten die een verhoogde nitraatconcentratie vertonen. Nitraat ontstaat uit stikstofoxiden in de lucht, die op hun beurt kunnen ontstaan als de aardatmosfeer door de gammastraling van een supernova wordt getroffen. Uit nauwkeurige datering van de drie lagen blijkt dat twee ervan samenvallen met bekende supernova-explosies: die van 1006 en 1054. Maar ook in 1060 is een nitraatpiek te zien. Volgens de onderzoekers zou deze veroorzaakt kunnen zijn door een supernova die alleen zichtbaar was vanaf het zuidelijk halfrond, waarvan weinig waarnemingen uit die periode bekend zijn. Een andere mogelijkheid is dat de supernova schuilging achter dichte interstellaire stofwolken.
Meer informatie:
Ancient supernovae may be recorded in Antarctic ice
26 februari 2009
Pulsar J0108-1431 zendt onverwacht veel energierijke röntgenstraling uit. Dat blijkt uit metingen van het Amerikaanse Chandra X-ray Observatory. Pulsars zijn de ultracompacte, snel roterende overblijfselen van geëxplodeerde sterren. In de loop van de tijd draaien ze steeds langzamer om hun as. Pulsar J0108-1431 is naar schatting tweehonderd miljoen jaar oud. Daarmee is het de oudst bekende geïsoleerde radiopulsar (er zijn wel oudere pulsars bekend, maar die maken deel uit van een dubbelstersysteem en zijn weer tot hogere rotatiesnelheden 'opgezweiept' door materie-overdracht van de begeleider). De pulsar heeft een rotatieperiode van iets minder dan één seconde. Van zulke oude pulsars wordt niet verwacht dat ze nog veel energierijke röntgenstraling uitzenden. Toch bleek de röntgenhelderheid opvallend hoog. De röntgenstraling is waarschijnlijk deels afkomstig van elektrisch geladen deeltjes die met hoge snelheden rond magnetische veldlijnen spiralen, en deels van extreem hete gebieden op de pulsar, rond de magnetische polen. De Chandra-waarnemingen aan de oude pulsar helpen sterrenkundigen een beter beeld te krijgen van de levenscyclus van deze bizarre objecten.
Meer informatie:
PSR J0108-1431: Geriatric Pulsar Still Kicking
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
25 februari 2009
Stofdeeltjes in de uitdijende gasschil van een geëxplodeerde ster veroorzaken het sterkste polarisatie-effect dat ooit is gemeten. Dat melden astronomen van de Universiteit van Nottingham in een artikel in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Een zware ster spat aan het eind van zijn leven uit elkaar in een supernova-explosie. Uit het wegvliegende gas condenseren kleine stofdeeltjes, waaruit later nieuwe sterren en planeten gevormd kunnen worden. Mogelijk is het overgrote deel van het stof in de interstellaire ruimte in zulke supernova-resten ontstaan. De onderzoekers gebruikten de SCUBA-camera op de Brits-Nederlandse James Clerk Maxwell Telescope op Mauna Kwa, Hawaii, om onderzoek te doen aan de millimeterstraling van Cassiopeia A, het overblijfsel van een supernova die aan het eind van de zeventiende eeuw plaatsvond. Wanneer asymmetrische stofdeeltjes een voorkeursrichting vertonen onder invloed van een magnetisch veld, veroorzaken ze een sterke polarisatie van de waargenomen straling. Dat polarisatie-effect bleek in het geval van Cassiopeia A extreem sterk te zijn. Mogelijk bevat de supernovarest langgerekte, microscopische ijzernaaldjes. Het bestaan daarvan in de interstellaire ruimte zou grote gevolgen kunnen hebben voor de kosmologie: de kosmische achtergrondstraling - het afgekoelde overblijfsel van de oerknal - wordt ster beïnvloed door de aanwezigheid van zulke langgerekte deeltjes.
Meer informatie:
Dust factory in a dead star
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
25 februari 2009
De Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) heeft vandaag een spectaculaire foto vrijgegeven van de Helix-nevel. De opname is gemaakt met de Wide Field Imager, een groothoekcamera die bevestigd is op de 2,2-meter telescoop van de Europese sterrenwacht op Cerro La Silla in Noord-Chili. De Helix-nevel (NGC 7293) is een zogeheten planetaire nevel in het sterrenbeeld Waterman, op ca. 700 lichtjaar afstand van de aarde. De Helix-nevel werd voor het eerst in 1824 beschreven door de Duitse astronoom Karl Ludwig Harding. De uitdijende, schilvormige nevel is ontstaan doordat de centrale ster aan het eind van zijn leven opzwol en het grootste deel van zijn buitenlagen de ruimte in blies. De ring heeft een middellijn van ongeveer twee lichtjaar. De uitdijingssnelheid bedraagt ongeveer honderdduizend kilometer per uur, en de nevel moet ca. 12.000 jaar geleden zijn gevormd. Eerder is de Helix-nevel ook al in detail waargenomen door de Hubble Space Telescope.
Meer informatie:
Into the Eye of the Helix
Wide Field Imager
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
23 februari 2009
De vorming van de allerzwaarste sterren in het heelal wordt mede mogelijk gemaakt door turbulentie in samentrekkende interstellaire gas- en stofwolken. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen van twee stervormingsgebieden op 15.000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Slang, die zijn uitgevoerd met de Amerikaans-Chinese Submillimeter Array op Mauna Kea, Hawaii. In grote stervormingsgebieden, zoals de beroemde Orionnevel, komen sterren voor die tientallen keren zo zwaar en honderdduizend keer zo helder zijn als de zon. Omdat samentrekkende gaswolken na verloop van tijd fragmenteren, werd het ontstaan van zulke reuzensterren nooit goed begrepen. Er is wel geopperd dat die alleen gevormd kunnen worden door botsingen en versmeltingen van kleinere, lichtere sterren. De nieuwe resultaten, die binnenkort gepubliceerd worden in The Astrophysical Journal , doen echter vermoeden dat fragmentatie van een samentrekkende wolk verhinderd kan worden door turbulente bewegingen van het gas.
Meer informatie:
Turbulence May Promote the Birth of Massive Stars
Submillimeter Array
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
18 februari 2009
Een team van Franse sterrenkundigen heeft een van de scherpste hemelfoto's ooit gemaakt. Het onderwerp is de ster T Leporis in het sterrenbeeld Haas. En de 'camera' werd gevormd door de vier 'hulptelescopen' van de Very Large Telescope van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht in Chili. Normaal gesproken zijn zelfs de grootste telescopen op aarde te klein om foto's van sterren te maken waarop details te zien zijn. Ook als de ster, zoals in dit geval, honderd keer zo groot is als onze zon. Maar door het licht van een aantal telescopen te combineren met behulp van een techniek die interferometrie wordt genoemd, kan een veel grotere beeldscherpte worden bereikt. In het geval van deze opname werd een 'virtuele telescoop' met een middellijn van ongeveer 100 meter nagebootst. Op de foto van T Leporis is niet alleen de ster zelf te zien, maar ook de gasschil die deze heeft uitgestoten. De reuzenster behoort tot de klasse van de zogeheten Mira-sterren: sterren die bijna door hun brandstof heen zijn, daardoor instabiel zijn geworden en afwisselend uitdijen en inkrimpen.
Meer informatie:
Hundred metre virtual telescope captures unique detailed colour image;
12 februari 2009
In een groot stervormingsgebied nabij het centrum van het Melkwegstelsel zijn veel onbekende moleculen gevonden. Dat maakten Amerikaanse radioastronomen bekend op het symposium 'Cosmic Cradle of Life' dat gehouden wordt tijdens de jaarbijeenkomst van de American Association for the Advancement of Science in Chicago. De afgelopen veertig jaar zijn al ruim honderdvijftig moleculen ontdekt in de ruimte tussen de sterren. Daar zitten heel simpele moleculen bij zoals moleculair waterstof en koolmonoxide, maar ook zeer complexe organische moleculen zoals suikers en alcoholen. Tot nu toe werd gericht naar bepaalde moleculen gezocht, door met radiotelescopen metingen te verrichten op de frequenties waarop die specifieke moleculen spectraallijnen produceren. Met de 100-meter Green Bank Telescope is nu echter over een zeer groot frequentiegebied onderzoek verricht. Van de 720 gedetecteerde spectraallijnen zijn er 240 niet-geïdentificeerd. Laboratoriumproeven en theoretische berekeningen zullen in de nabije toekomst hopelijk uitwijzen om welke (organische) moleculen het gaat. De waarnemingen zijn direct publiek gemaakt, zodat astrochemici over de hele wereld ermee aan de slag kunnen.
Op hetzelfde symposium werden ook nieuwe waarnemingsresultaten gepresenteerd van de Sub Millimeter Array (SMA) op Mauna Kea, Hawaii. Daaruit blijkt dat jonge, zware sterren in een zogeheten protocluster in het sterrenbeeld Schorpioen, op 5500 lichtjaar afstand van de aarde, uiteenlopende leeftijden hebben, en gehuld zijn in gas- en stofwolken die grote hoeveelheden organische moleculen bevatten. Andere SMA-waarnemingen hebben nieuwe protoplanetaire schijven rond jonge sterren aan het licht gebracht waarin misschien al planeten zijn ontstaan. De grote verscheidenheid aan complexe organische moleculen in het heelal, en de ontdekking van exoplaneten en planetenstelsels-in-wording doet vermoeden dat er op tal van plaatsen in het heelal leven kan voorkomen.
Meer informatie:
Astronomers Unveiling Life's Cosmic Origins
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
12 februari 2009
Met de Wide Field Imager, een grote digitale camera op de 2,2-meter ESO/MPG-telescoop op de La Silla-sterrenwacht in Chili, is een indrukwekkende opname gemaakt van de Carina-nevel - een kolossaal stervormingsgebied op 7500 lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Kiel. De Carina-nevel heeft een middellijn van ruim honderd lichtjaar (vier keer zo groot als de dichterbijgelegen Orionnevel), en bevat tientallen sterren die vijftig tot honderd keer zo zwaar zijn als de zon. De centrale ster in de nevel, Eta Carinae geheten, is meer dan honderd keer zo zwaar als de zon en ongeveer vier miljoen keer zo helder. Hij staat op het punt om in een geweldige supernova-explosie uiteen te spatten. Eta Carinae heeft een begeleider in een langgerekte baan met een omlooptijd van iets meer dan vijfenhalf jaar. Die begeleider bereikte half januari de kleinste afstand tot de hoofdster, waarbij mogelijk een sterke wisselwerking tussen beide sterren optrad. Eta Carinae is dan ook uitgebreid in het oog gehouden door telescopen op aarde; de waarnemingen moeten echter nog geanalyseerd worden. De foto van de Carina-nevel is een compositie van zes afzonderlijke opnamen, gemaakt door verschillende filters.
Meer informatie:
Strong Winds over the Keel
Hogeresolutieversie van de foto (14 MB)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
11 februari 2009
De Amsterdamse sterrenkunde-promovenda Gemma Janssen heeft drie radiopulsars ontdekt met de Westerbork Synthese Radio Telescoop (WSRT) in Dwingeloo. Ze publiceert haar resultaat binnenkort in Astronomy & Astrophysics. In totaal zijn nu 1800 pulsars bekend. De recent ontdekte pulsars zijn de eerste drie die vanuit Nederland zijn gevonden.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
10 februari 2009
Dankzij waarnemingen van de Swift-satelliet en de Fermi Gamma-ray Space Telescope is een nieuwe 'soft gamma repeater' (SGR) ontdekt. Het gaat hier om een compacte neutronenster met een extreem sterk magnetisch veld (een zogeheten magnetar) die met enige regelmaat uitbarstingen op röntgen- en gammagolflengten vertoont. SGR J1550-5418, zoals het nieuwe exemplaar heet, is pas de zesde soft gamma repeater die bekend is. Het hemellichaam staat op ca. 30.000 lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Norma (Winkelhaak). Het was al langere tijd bekend als bron van röntgenstraling. Begin oktober 2008 werd er voor het eerst een reeks uitbarstingen waargenomen. Op 22 januari werd de bron opnieuw zeer actief. In een periode van nog geen twintig minuten traden ruim honderd uitbarstingen op, waarvan de helderste evenveel energie produceerde als de zon in twintig jaar. Uit de metingen blijkt dat de neutronenster een rotatiesnelheid heeft van 2,07 seconden. Hoewel er pulsars bekend zijn die veel sneller roteren, is SGR J1550-5418 daarmee wel de snelst roterende soft gamma repeater die momenteel bekend is. Rond het mysterieuze object zijn ook röntgenlichtecho's waargenomen: de röntgestraling van een uitbarsting wordt daarbij gereflecteerd door interstellaire materie tussen de bron en de aarde.
Meer informatie:
NASA's Swift, Fermi Probe Fireworks From a Flaring Gamma-Ray Star
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
5 februari 2009
Het heelal wemelt van het stof - kleine deeltjes die uit zware elementen zoals ijzer, silicium en koolstof bestaan. Maar waar komt het vandaan? Sterrenkundigen van de universiteiten van Chicago en Toledo hebben in elk geval één mogelijke bron ontdekt: het dubbelstersysteem in een interstellaire nevel die bekendstaat als de Rode Rechthoek. Eén van beide sterren is een zogeheten post-AGB-ster, een reuzenster die alle waterstof in zijn kern heeft verbruikt en inmiddels bezig is om helium te 'verbranden'. Bij het overschakelen op die andere brandstof, een proces dat tienduizenden jaren duurt, zwellen sterren als deze enorm op. Maar de reuzenster in de Rode Rechthoek is veel te heet om de materie in zijn atmosfeer tot stof te laten condenseren. Toch is er veel stof in zijn omgeving. Volgens de onderzoekers komt dit, doordat er materie overstroomt van de reuzenster naar zijn begeleider.Hierdoor heeft zich rond de tweede ster een schijf van materie gevormd. En dáár is de temperatuur wél laag genoeg om de vorming van stofdeeltjes mogelijk te maken. Weliswaar komt een groot deel van deze materie uiteindelijk op de ster terecht, maar een deel ervan wordt in de vorm van twee zogeheten 'jets' de ruimte in geblazen.
Meer informatie:
Astronomers spot cosmic dust fountain
29 januari 2009
Japanse en Indiase sterrenkundigen hebben met behulp van de 8,2-meter Subaru-telescoop op Mauna Kea, Hawaii, een groot aantal zeer lichte sterren en bruine dwergen gevonden in een groot actief stervormingsgebied. De vondst is opmerkelijk, omdat stertellingen in sommige andere stervormingsgebieden, zoals de Orionnevel en IC 348, erop leken te wijzen dat zulke lichte sterren relatief schaars zijn - ze komen weliswaar veel vaker voor dan zware sterren, maar de allerlichtste exemplaren bleken toch minder talrijk dan je uit een eenvoudige extrapolatie zou verwachten. Door in jonge stervormingsgebieden zo precies mogelijk te tellen hoe veel sterren er zijn met verschillende massa's, hopen sterrenkundigen een beter beeld te krijgen van stervormingsprocessen in het Melkwegstelsel. Omdat bruine dwergen (sterren die te klein en te licht zijn voor kernfusie van waterstof) op zichtbare golflengten zeer zwak zijn, maakten de astronomen gebruik van de infrarode CISCO-camera van de Subaru-telescoop - jonge bruine dwergen zijn verhoudingsgewijs helder op infrarode golflengten, doordat ze nog warmte uitstralen uit hun ontstaansperiode. Het blijkt dat er een significant groot aantal bruine dwergen voorkomt in het stervormingsgebied W3 Main, op ca. 6000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Cassiopeia. Kennelijk zijn de relatieve verhoudingen van aantallen sterren met verschillende massa's niet overal in het Melkwegstelsel gelijk. De resultaten woren binnenkort gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
Meer informatie:
Subaru Head Count of Low-mass Stars in W3 Main
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
27 januari 2009
Met de Europese kunstmaan Integral zijn de afgelopen dagen gedetailleerde waarnemingen verricht van een zogeheten magnetar tijdens een krachtige uitbarsting. De nieuwe metingen zullen er hopelijk toe bijdragen dat sterrenkundigen een beter inzicht krijgen in de ware aard van deze mysterieuze hemellichamen. Magnetars zijn kleine, compacte neutronensterren (zwaarder dan de zon maar niet veel groter dan een kilometer of dertig) met extreem sterke magneetvelden. Soms produceren ze periodieke pulsen van röntgenstraling, en af en toe meer of minder krachtige uitbarstingen van energierijke straling. De uitbarstingen zijn waarschijnlijk het gevolg van 'sterbevingen', veroorzaakt door een herrangschikking van de magnetische veldlijnen. De magnetar 1E 1547.0-5408 (een van de negen bekende anomale röntgenpulsars, een subklasse van magnetars) ondering op 22 januari een krachtige uitbarsting, die gedetecteerd werd door de Amerikaanse kunstmanen Swift en Fermi. Twee dagen later werd de gevoelige Europese gammasatelliet Integral op het hemellichaam gericht, in het kader van een zogeheten 'Target of Opportunity'-waarneming. De metingen, waaronder gevoelige röntgenspectra, zijn allemaal direct publiek gemaakt, zodat sterrenkundigen van over de hele wereld ermee aan de slag kunnen.
Meer informatie:
Magnetar observed during outburst thanks to rapid response of INTEGRAL
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
19 januari 2009
De Europese satelliet INTEGRAL heeft nauwkeurige waarnemingen gedaan aan twintig bedekkingsveranderlijke dubbelsterren. Dat zijn sterren die elkaar, vanaf de aarde gezien, beurtelings bedekken. De waarnemingen vonden niet plaats op de energierijke gammagolflengten waarvoor INTEGRAL gebouwd is, maar gewoon in het zichtbare deel van het spectrum. Ze zijn namelijk verricht met de Optical Monitoring Camera (OMC), een camera die voor ondersteunende waarnemingen op visuele golflengten wordt gebruikt. De OMC is zeer geschikt voor het waarnemen van veranderlijke sterren, omdat hij heel lang naar hetzelfde stuk hemel kan blijven kijken - zo nodig 2,5 dag achtereen. Hierdoor kan het op en neer gaan van de helderheid van een bedekkingsveranderlijke goed worden gevolgd. De twintig onderzochte sterren waren nog niet eerder zo nauwkeurig bekeken. Uit de nu verzamelde gegevens kan voor elke dubbelster onder meer worden afgeleid hoe snel de beide componenten om elkaar draaien, en hoe helder, groot en zwaar de afzonderlijk sterren zijn. Ook zijn bij vijf van de systemen aanwijzingen gevonden dat er wellicht nog een derde ster in het spel is.
Meer informatie:
First light curve analysis of 20 eclipsing binaries with INTEGRAL's OMC
15 januari 2009
Met de Hubble Space Telescope is een unieke opname gemaakt van een planetaire nevel in een open sterrenhoop. Planetaire nevels zijn langzaam uitdijende gasschillen, die de ruimte in worden geblazen wanneer een ster zoals de zon aan het eind van zijn leven komt. De nevel (NGC 2818) bevindt zich op ca. tienduizend lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Pyxis (Kompas). De opname is op 28 november 2008 gemaakt door de Wide Field and Planetary Camera 2 van de ruimtetelescoop, en werd vandaag vrijgegeven door het Space Telescope Science Institute.
Meer informatie:
Hubble Snaps Images of a Nebula Within a Cluster
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
14 januari 2009
Sterrenkundigen hebben ontdekt waar blue stragglers, sterren in bolvormige sterrenhopen die opmerkelijk heet en zwaar zijn, hun 'overgewicht' vandaan halen. Dat doen ze door gas op te slokken van de nabije ster waarmee ze een dubbelstersysteem vormen (Nature, 15 januari). De meeste sterren van een bolhoop zijn oud en rood. En omdat sterrenkundigen ervan uitgaan dat alle sterren van zo'n sterrenhoop gelijktijdig zijn ontstaan, moest er een verklaring worden gevonden voor het nogal jeugdige karakter van de blue stragglers. Tot nog toe waren twee theorieën in de race: ze konden het resultaat zijn van botsingen tussen sterren of gewoon door materie van een andere ster op te slokken. Door de blue stragglers van 56 bolhopen te inventariseren, lijkt de eerste theorie nu geschrapt te kunnen worden. De getelde aantallen zijn te groot om met sterbotsingen te kunnen verklaren. Bovendien is gebleken dat het aantal blue stragglers het grootst is in bolhopen die de meeste dubbelsterren bevatten.
Meer informatie:
'Stellar cannibalism' is key to formation of overweight stars
13 januari 2009
Met de Europese röntgensatelliet XMM-Newton is de rotatieperiode gemeten van een zogeheten 'magnetar' - een snel roterende neutronenster met een extreem sterk magneetveld. Magnetars zijn de overblijfselen van geëxplodeerde sterren. Hoe ze aan hun sterke magneetvelden komen is niet precies bekend. Mogelijk worden ze geboren met rotatiesnelheden van twee à drie milliseconden, en is de enorme magnetische veldsterkte daaraan te danken. Er zijn pas vijf magnetars bekend. Vier van de vijf zijn tijdens uitbarstingen waargenomen op röntgengolflengten, zodat de rotatieperiode opgemeten kon worden. Bij de magnetar SGR 1627-41, in 1998 ontdekt door NASA's Compton Gamma-Ray Observatory, was dat tot nu toe echter nog niet gelukt.
Afgelopen zomer onderging SGR 1627-41 opnieuw een uitbarsting, maar helaas kon de röntgenstraling van de magnetar toen niet waargenomen worden door XMM-Newton, vanwege de ongunstige positie ten opzichte van de zon. In september lukte dat echter wel, en hoewel de röntgenhelderheid toen al sterk was afgenomen, slaagden Europese sterrenkundigen er toch in om met de gevoelige EPIC-camera van de kunstmaan de rotatieperiode te bepalen. Het kleine, compacte neutronensterretje blijkt momenteel elke 2,6 seconden één keer om zijn as te draaien.
Sterrenkundigen hopen bij een volgende uitbarsting opnieuw de rotatiesnelheid te kunnen bepalen. Die neemt continu af door energieverlies via het sterke magneetveld. Door die afnamesnelheid te meten, kan een schatting worden gemaakt van de rotatiesnelheid waarmee de magnetar is geboren. De leeftijd van het rondtollende hemellichaam wordt geschat op hooguit een paar duizend jaar, omdat de nevelresten van de sterexplosie waaruit hij voortkwam nog steeds zichtbaar zijn.
Meer informatie:
XMM-Newton measures speedy spin of rare celestial object
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
7 januari 2009
Sommige sterren racen als kogels door de interstellaire ruimte en scheuren met grote snelheid door de gaswolken die ze onderweg tegenkomen. Dat blijkt uit beelden van de Hubble-ruimtetelescoop, die veertien van die jonge 'wegrensterren' onderzocht heeft. De sterren die door gebieden van dicht interstellair gas voort ploegen, veroorzaken zogeheten boeggolven. Dat verschijnsel is vergelijkbaar met de golven die een snelle boot in het water van een meer veroorzaakt. Waar de krachtige sterrenwind van de ster op het omringende gas stuit, ontstaat een heldere, wigvormige structuur. Omdat niet precies bekend is hoe ver de sterren van de aarde verwijderd zijn, kan alleen maar een schatting worden gemaakt van de werkelijke afmetingen van de structuren die op de foto's te zien zijn. Voor de 'punt' van de boeggolf komen deze schattingen uit op 150 miljard tot anderhalf biljard kilometer. De snelheden van de sterren liggen in de orde van 180.000 kilometer per uur. Waarschijnlijk zijn de sterren verstoten uit de sterrenhoop waarin ze ontstaan zijn. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als twee dubbelsterren of een dubbelster en een normale ster elkaar op kleine afstand passeren. Of als een ster deel uitmaakt van een dubbelstersysteem waarin zijn begeleider als supernova ontploft. In de jaren tachtig zijn wel meer van dit soort wegrensterren ontdekt, maar de exemplaren die Hubble nu heeft ontdekt, zijn waarschijnlijk lichter en/of iets langzamer.
Meer informatie:
Hubble Finds Stars That 'Go Ballistic'
6 januari 2009
De Amerikaanse gammasatelliet Fermi heeft twaalf nieuwe pulsars ontdekt. Daarnaast zijn van achttien andere pulsars voor het eerst gammapulsen waargenomen. Een pulsar is het restant van een ontplofte zware ster: een snel rondtollende neutronenster met een sterk magnetisch veld. De meeste van de 1800 pulsars die we tot nog toe kennen, zijn ontdekt op radiogolflengten. Maar in dat golflengtegebied wordt slechts een fractie van de totale energie van de pulsar uitgezonden. Wat dat betreft is het gammagebied, dat tien procent van de energie-uitstoot vertegenwoordigt, interessanter. Door processen die nog niet goed worden begrepen, krijgen geladen deeltjes door de combinatie van het magnetische veld en de snelle rotatie van de pulsar een snelheid die de lichtsnelheid benaderd. De hoop is dat de precieze oorzaak van deze dynamowerking in het gammagebied opgespoord kan worden. Zeker is al wel dat de gammastraling niet op dezelfde plek ontstaat als de radiostraling, dat wil zeggen: op het oppervlak van de neutronenster, in de buurt van de magnetische polen. De gammastraling ontstaat juist op een hoogte van enkele honderden kilometers. De straling wordt uitgezonden door snelle geladen deeltjes die langs bogen van niet-gesloten magnetische veldlijnen bewegen.
Meer informatie:
NASA's Fermi Telescope Unveils A Dozen New Pulsars
6 januari 2009
Ongeveer 330 jaar geleden ontplofte er een zware ster in het sterrenbeeld Cassiopeia. Het restant van deze ster is nog steeds waarneembaar en is onder meer een bron van röntgenstraling. Een nieuw filmpje van Cassiopeia A, gebaseerd op gegevens van de NASA-röntgensatelliet Chandra, toont veranderingen in de tijd, zoals die nog niet eerder bij een object van dit type zijn waargenomen. Van de supernovarest is nu bovendien ook een driedimensionaal model beschikbaar. Bijna tien jaar geleden maakte Chandra zijn eerste opname van Cassiopeia A. Sindsdien zijn met enige regelmaat nieuwe opnamen gemaakt. Daarmee is een filmpje gemaakt waarop te zien is hoe de door een ontploffende ster uitgestoten gasnevel opzwelt en verandert. Uit metingen blijkt dat Cassiopeia A minder snel uitdijt dan op basis van de huidige theoretische modellen wordt verwacht. Volgens de sterrenkundigen die het object onderzoeken, komt dit mysterieuze energieverlies ten goede aan de versnelling van de deeltjes die bekend staan onder de verzamelnaam 'kosmische straling'. Het driedimensionale model van Cassiopeia A laat zien dat de supernovarest in feite uit twee componenten bestaat: een bolvormige component, bestaande uit de buitenste lagen van de oorspronkelijke ster, en een afgeplatte component, die uit materie van dieper gelegen lagen bestaat. Uit de schijfvormige component schieten verscheidene pluimen of jets van snel bewegende materie naar buiten.
Meer informatie:
Cassiopeia A Comes Alive Across Time And Space;
5 januari 2009
Een internationaal onderzoeksteam heeft met behulp van een groot netwerk van radiotelescopen (VLBI) vastgesteld dat ons Melkwegstelsel ongeveer 160.000 kilometer per uur sneller roteert dan tot nog toe werd aangenomen. Dat betekent dat ons stelsel aanzienlijk zwaarder is dan gedacht, omdat het anders al lang uiteengevallen zou zijn. Om het gevaarte met de nieuw vastgestelde rotatiesnelheid in toom te houden, is maar liefst vijftig procent extra massa nodig. Daarmee zou het Melkwegstelsel even zwaar zijn als het naburige Andromedastelsel. Een en ander betekent ook dat het Melkwegstelsel een aanzienlijk grotere aantrekkingskracht op naburige stelsels heeft, wat de kans op botsingen met deze (veelal veel kleinere) stelsel vergroot.
Meer informatie:
Milky Way a swifter spinner, more massive, new measurements show
5 januari 2009
In het centrum van ons Melkwegstelsel zijn tal van jonge sterren te vinden. Maar niemand weet precies waar die sterren vandaan komen. In het galactisch centrum huist immers ook een zwart gat van 4 miljoen zonsmassa's, dat enorme getijkrachten veroorzaakt. Aangenomen werd dat deze getijkrachten de vorming van nieuwe sterren uit gaswolken zouden tegengaan. Maar tegelijkertijd leek de kans klein dat de jonge sterren van elders kwamen en dichter naar het galactische zwarte gat toe zijn gemigreerd. Duitse en Amerikaanse onderzoekers hebben nu echter met behulp van de VLA-radiotelescoop twee protosterren - 'sterren in aanbouw' - ontdekt op luttele lichtjaren van het galactisch centrum. Eerder was al één protoster in dit gebied aangetroffen. Het lijkt er dus sterk op dat er dicht in de buurt van het galactische zwarte gat wel degelijk sterren kunnen ontstaan. Waarschijnlijk betekent dit dat de dichtheid van het moleculaire gas in het centrum van ons Melkwegstelsel groter is dan tot nog toe werd gedacht. Een gaswolk van hoge dichtheid heeft voldoende zwaartekracht van zichzelf om de getijwerking van het nabije superzware zwarte gat te weerstaan. Die zwaartekracht houdt de wolk niet alleen bij elkaar, maar zorgt er ook voor dat het gas zich plaatselijk tot nieuwe sterren kan samenballen.
Meer informatie:
Stars forming just beyond black hole's grasp at galactic center
5 januari 2009
Bruine dwergen - objecten die minder zwaar zijn dan sterren, maar zwaarder dan planeten - zijn schaarser dan gedacht. Dat blijkt uit een onderzoek van 233 nabije meervoudige sterren met de Hubble-ruimtetelescoop. In slechts twee van deze stersystemen blijkt een bruine dwerg voor te komen. Zelfs de kleinste normale sterren, de rode dwergen, blijken nooit een bruine dwerg als begeleider te hebben. Dat is opmerkelijk, omdat er wél dubbele bruine dwergen bestaan. Er lijkt nu zelfs een drievoudige bruine dwerg te zijn opgespoord.
Meer informatie:
Brown Dwarfs Don't Hang Out With Stars
5 januari 2009
Tussen februari en juni 2008 heeft de Hubble-ruimtetelescoop meer dan tweeduizend opnamen gemaakt van het centrum van ons Melkwegstelsel. Daarbij is het galactisch centrum gedetailleerder dan ooit in beeld gebracht. Op het mozaïek van opnamen is een nieuwe populatie van zware sterren ontdekt en zijn nieuwe details waargenomen in de complexe structuren van heet, geïoniseerd gas dat in de binnenste 300 lichtjaar van ons sterrenstelsel wervelt. Uit de opnamen blijkt dat ook buiten de drie reeds bekende sterrenhopen nabij het galactisch centrum zware sterren voorkomen. Het zou kunnen gaan om sterren die afzonderlijk zijn gevormd of oorspronkelijk deel hebben uitgemaakt van de sterrenhopen en daar op enig moment uit ontsnapt zijn.
Meer informatie:
Hubble Views Galactic Core in Unprecedented New Detail
5 januari 2009
Een team van Duitse, Zwitserse en Amerikaanse astronomen heeft de eerste complete kaart van de spiraalarmen van ons Melkwegstelsel gemaakt. De kaart laat zien dat er in het binnenste gedeelte van het Melkwegstelsel twee prominente, symmetrische spiraalarmen zijn, die zich verder naar buiten toe in vier spiraalarmen splitsen. Daarnaast zijn er in het centrale deel ook twee minder duidelijke spiraalarmen, die op ongeveer 10.000 lichtjaar van het centrum eindigen. Het in kaart brengen van ons eigen sterrenstelsel is geen eenvoudige opgave, omdat we ons in het melkwegvlak bevinden en het binnenste deel schuilgaat achter wolken van gas en stof. Hierdoor bestond lange tijd ook de nodige onzekerheid over het precieze aantal spiraalarmen. De astronomen hebben nu gebruik gemaakt van gegevens van de NASA-satelliet COBE, die het Melkwegstelsel in het infrarood in kaart heeft gebracht. Op infrarode golflengten zijn gas- en stofwolken zo goed als transparant. De COBE-gegevens hebben de onderzoekers in staat gesteld om de verdeling van moleculair gas in het centrale deel van het Melkwegstelsel vast te stellen. Deze verdeling bevestigt het al langer bestaande vermoeden dat ons Melkwegstelsel een symmetrisch balkspiraalstelsel is, dat wil zeggen: een spiraalstelsel met een langwerpige kern.
Meer informatie:
Iowa State astrophysicist helps map the Milky Way's 4 spiral arms
1 januari 2009
Een nieuwe computertechniek, ontwikkeld door onderzoekers van de Harvard-universiteit, heeft sterrenkundigen tot de conclusie geleid dat de zwaartekracht bij de vorming van nieuwe sterren een grotere rol speelt dan gedacht (Nature, 1 januari 2009). De nieuwe computertechniek is gebaseerd op middelen die ontwikkeld zijn voor onder meer de interpretatie van medische opnamen. Met behulp van een speciaal ontwikkeld algoritme kan nu een driedimensionaal model van bijvoorbeeld een grote moleculaire wolk in de ruimte worden gemaakt. Hierdoor is het mogelijk zo'n wolk van alle kanten te bekijken. Ook wordt inzichtelijk gemaakt welke snelheden het gas in de verschillende delen van de wolk heeft. Bij onderzoek van het stervormingsgebied L1448 is nu gebleken dat, anders dan tot nog toe werd gedacht, ook in betrekkelijk ijle delen van zo'n moleculaire wolk de invloed van de zwaartekracht aanzienlijk is. In eerdere modellen werd ervan uitgegaan dat turbulenties in het gas de bepalende factor zouden zijn. Een en ander betekent dat die eerdere modellen, die te weinig rekening houden met de zwaartekracht, een te hoog tempo van stervorming in deze gaswolken voorspellen.
Meer informatie:
New Visualization Techniques Yield Star Formation Insights
16 december 2008
Op een nieuwe infraroodfoto van het stervormingsgebied W5, op 6500 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Cassiopeia, is goed te zien hoe de energierijke straling van jonge, zware sterren een halt kan toeroepen aan de vorming van planeten. De opname is gemaakt door de Amerikaanse Spitzer Space Telescope. De lichte, zonachtige sterren op de foto waren oorspronkelijk omgeven door ronddraaiende schijven van gas en stof. Uit zulke protoplanetaire schijven kunnen in de loop van miljoenen jaren planeten ontstaan. De buitendelen van de stofschijven worden echter weggeblazen door de energierijke straling en de krachtige sterrenwind van vier zware reuzensterren (rechts buiten beeld) die in hetzelfde stervormingsgebied zijn ontstaan en ongeveer twintig keer zo zwaar zijn als de zon. Het weggeblaze stof zendt infraroodstraling uit, en is daardoor goed zichtbaar op de Spitzer-foto. Mogelijk hebben zich op kleine afstand van de zonachtige sterren kleine, aarde-achtige planeten gevormd, maar in elk geval zullen de sterren het in de toekomst zonder grote reuzenplaneten moeten stellen.
Meer informatie:
Planets Living on the Edge
Spitzer Space Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
16 december 2008
Met een schitterende foto van de zogeheten kerstboomcluster luidt de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) de feestdagen in. De opname is gemaakt met de Wide Field Imager op de 2.2-meter Max Planck/ESO-telescoop op La Silla in Chili. De kerstboomcluster (NGC 2264) is een uitgestrekte open sterrenhoop op 2600 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Monoceros (Eenhoorn); de oorspronkelijke foto beslaat een gebied met een middellijn van ongeveer dertig lichtjaar. De cluster werd in 1784 ontdekt door William Herschel, en lijkt in een omkerende telescoop op een kerstboom. De ESO-opname heeft het noorden boven, zodat de kerstboom ondersteboven staat. Onderaan de foto is de Kegelnevel te zien, een donkere stofwolk die deel uitmaakt van een uitgestrekt stervormingsgebied.
Meer informatie:
A Sparkling Spray of Stars
Hogeresolutieversie
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
14 december 2008
Astronomen van de Koninklijke Sterrenwacht van België in Brussel hebben een verklaring gevonden voor merkwaardige spectroscopische metingen aan de hete, zware en blauwe ster HD 64760 in het zuidelijke sterrenbeeld Puppis (Achtersteven). Halverwege de jaren negentig werden met behulp van de International Ultraviolet Explorer periodieke patronen ontdekt in de krachtige sterrenwind van deze superreus. Vermoed werd dat er sprake zou zijn van een soort spiraalvormige golf rondom de ster. Modelberekeningen met een nieuwe, krachtige supercomputer lijken dat beeld nu te bevestigen en te preciseren. De waarnemingen kunnen het best verklaard worden door aan te nemen dat zich aan de evenaar van de ster twee hete plekken bevinden waaruit krachtige gasslierten worden weggeblazen, die vervolgens als de twee waterstralen van een klassieke tuinsproeier een twee-armige, roterende spiraal vormen. De hete plekken vertonen merkwaardig genoeg een andere rotatieperiode dan de ster zelf; vermoedelijk is er sprake van longitudinale verdichtingsgolven aan het oppervlak van HD 64760, en ontstaan de hete plekken op de plaatsen waar de golven elkaar versterken. De modelberekeningen zijn onlangs gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
12 december 2008
De witte dwerg KPD 0005+5106 is met een oppervlaktetemperatuur van rond de 200.000 graden een van de heetste sterren die we kennen. Dat hebben Duitse en Amerikaanse onderzoekers vastgesteld op basis van metingen die met de ultraviolet-satelliet FUSE zijn gedaan. Witte dwergen zijn de restanten van middelzware sterren (1-8 zonsmassa). Ze zijn ongeveer zo groot als de aarde, maar ruwweg zo zwaar als de zon. Kort na de overgang van normale ster naar witte dwerg zijn zulke sterren zeer heet. Er zijn dan ook tal van witte dwergen bekend met een oppervlaktetemperatuur van ongeveer 100.000 graden. Op theoretische gronden was wel bekend dat witte dwergen nóg heter konden zijn, maar ook dat de kans om zulke hete exemplaren op te sporen heel klein is. Witte dwergen koelen namelijk snel af: hun hete fase duurt dus kort. Dat er met KPD 0005+5106 iets bijzonders aan de hand is, bleek al kort na zijn ontdekking. Aanvankelijk werd zijn temperatuur echter nog op 'slechts' 120.000 graden geschat, maar de gegevens die de FUSE-satelliet tussen 1999 en 2007 heeft verzameld, wijzen er op dat de ster nog aanzienlijk heter is. Hoewel de extreem hoge temperatuur van KPD 0005+5106 verklaarbaar is, vertoont de ster nog wel een raadselachtige eigenschap. Hij heeft een atmosfeer die rijk is aan helium en calcium - een chemische samenstelling waarin de bestaande theorieën van de sterevolutie niet voorzien.
Meer informatie:
Der heißeste Weiße Zwerg seiner Art
10 december 2008
In 2005 ontdekten sterrenkundigen een bruine dwergster die tot de zwakste in zijn soort behoorde. Het object, met de onuitsprekelijke aanduiding 2MASS J09393548-2448279, is nu nader onderzocht met de infraroodsatelliet Spitzer. En wat blijkt? 2 MASS enzovoorts is nog een dubbelster ook! Bruine sterren worden vaak 'mislukte sterren' genoemd, omdat ze te licht zijn om energie te produceren door middel van kernfusiereacties. Hierdoor zijn ze relatief koel en zenden ze weinig straling uit. Dat heeft tot gevolg dat bruine dwergen zich maar moeilijk laten opsporen: de eerste kwam dan ook pas in 1995 boven water. Van 2MASS J0939... was al bekend dat zijn temperatuur niet veel meer dan 300 graden Celsius kon bedragen. Maar hoeveel straling hij uitzond, stond niet vast, omdat zijn afstand onbekend was. Na drie jaar meten met de Anglo-Australian Telescope kwam daar ten slotte duidelijkheid over: de afstand bedraagt 17 lichtjaar. Dat betekende dat deze bruine dwerg buitengewoon weinig straling produceert. Toch was dat kleine beetje nog een factor twee keer te veel voor een stellair object van deze temperatuur. En dat laat zich maar op één manier verklaren: de bruine dwerg moet een bruine tweeling zijn. De twee mislukte sterren zenden elk een miljoen keer zo weinig straling uit als de zon, en dat dan ook nog grotendeels in het infrarood. Als je alleen naar de uitgezonden hoeveelheid zichtbaar licht kijkt, zijn de twee zelfs meer dan een miljard keer zo zwak als onze zon.
Meer informatie:
Dimmest star-like objects discovered
Astronomers Find the Two Dimmest Stellar Bulbs
10 december 2008
De afgelopen zestien jaar hebben Duitse onderzoekers de baanbewegingen bestudeerd van 28 sterren die om het centrum van ons Melkwegstelsel draaien. In dat centrum schuilt een onzichtbaar object, Sagittarius A* geheten, dat ongeveer vier miljoen keer zo zwaar is als onze zon. Na dit onderzoek bestaat er weinig twijfel meer over dat het een superzwaar zwart gat betreft, want ruimte voor een ander, 'normaler' object is er eigenlijk niet. Het onderzoek naar de stellaire baanbewegingen is in 1992 begonnen met de 3,5-meter New Technology Telescope van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) in Chili. De laatste zes jaar zijn de waarnemingen gedaan één van de vier 8,2-meter telescopen die de Very Large Telescope van ESO vormen. Daarbij is vast komen te staan dan de 28 sterren op verschillende manieren om het galactisch centrum draaien. De binnenste 22 draaien, als een een zwerm bijen, in willekeurig georiënteerde banen om Sgr A*. Maar de buitenste zes volgen banen die in één hetzelfde vlak liggen, zoals de planeetbanen van ons zonnestelsel. De overgang tussen beide populaties ligt op ongeveer een lichtmaand (800 miljard kilometer) van Sgr A*. Eén van de sterren, die de aanduiding S2 draagt, draait zo snel om het galactisch centrum, dat hij sinds de eerste waarnemingen een complete omloop heeft voltooid. Onduidelijk is nog hoe deze sterren in hun huidige omloopbanen terecht zijn gekomen. Ze zijn veel te jong om van grotere afstand naar Sgr A* toe te zijn gemigreerd. Maar dat ze op hun huidige locatie zijn ontstaan, lijkt evenmin waarschijnlijk: daarvoor zijn de getijkrachten van het zwarte gat veel te groot. Toekomstige waarnemingen, waarbij de vier telescopen van de VLT als interferometer worden gebruikt, zullen hierover wellicht uitsluitsel kunnen geven.
Meer informatie:
Unprecedented 16-Year Long Study Tracks Stars Orbiting Milky Way Black Hole
Auf der Lauer am Schwarzen Loch
8 december 2008
Een nieuwe opname van de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer toont het turbulente stervormingsgebied M17, waarin gasstromen en sterrenwinden het stofrijke materiaal in de omgeving weg eroderen. In het centrum van M17 staat een groep van zeer zware sterren, die honderdduizend tot een miljoen keer zo fel stralen als onze zon. De straling en de deeltjes die zij uitzenden hebben een diepe holte in de omringende nevel van gas en stof veroorzaakt. Maar dat gaat niet zonder slag of stoot: de sterrenwinden van andere zware sterren houden het slijtageproces tegen. Daarbij ontstaan 'smiley'-vormige schokgolven bij die stellaire obstakels, die als reusachtige windvaantjes fungeren: ze laten zien uit welke richting de 'wind' in de nevel waait.
Meer informatie:
Rivers of Gas Flow Around Stars in New Space Image
4 december 2008
Met de Hubble Space Telescope is een indrukwekkende opname gemaakt van de bolvormige sterrenhoop M13 in het sterrenbeeld Hercules. De bolhoop, op ca. 25.000 lichtjaar afstand van de aarde, heeft een middellijn van ongeveer honderdvijftig lichtjaar en telt een slordige honderdduizend sterren. Op heldere herfstnachten is hij vanaf een donkere plek nét met het blote oog zichtbaar. Bolvormige sterrenhopen behoren tot de oudste objecten in het heelal. Hete reuzensterren in de sterrenhoop zijn lang geleden al geëxplodeerd als supernova; lichtere zonachtige sterren bevinden zich nu in het rode-reuzenstadium. Dat er in de bolhoop toch ook blauwe sterren voorkomen is het gevolg van onderlinge botsingen en versmeltingen, waardoor sterren aan een 'tweede jeugd' kunnen beginnen. De opname toont overigens alleen het binnenste deel van de bolhoop; hij beslaat ongeveer 36 lichtjaar.
Meer informatie:
A Celestial Snow Globe of Stars
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 december 2008
Bruine dwergen - 'mislukte sterren' waarin geen spontane kernfusie van waterstof optreedt - ontstaan op dezelfde manier als gewone sterren, door het samentrekken van een interstellaire gaswolk onder zijn eigen gewicht. Eerder hielden sterrenkundigen rekening met de mogelijkheid dat bruine dwergen op dezelfde manier ontstaan als planeten: door het 'samenklonteren' van vaste materialen (gruis en ijs) tot een massa die groot genoeg is om gas uit de omgeving aan te trekken. Met de Sub-Millimeter Array (SMA) op Mauna Kea, Hawaï, is nu echter een bipolaire 'jet' (straal) ontdekt bij de protoster ISO-Oph 102. Die protoster heeft een massa van slechts 60 Jupitermassa's, en is dan ook geklassificeerd als een bruine dwerg. Zulke straalstromen ontstaan doordat een samentrekkende gaswolk zijn rotatie-impulsmoment op de een of andere manier kwijt moet zien te raken. Ook al is de bipolaire straalstroom van ISO-Oph 102 honderd keer zo traag als die van een gewone ster en is de massa duizend keer zo gering, toch wijst de ontdekking erop dat de bruine dwerg is ontstaan door samentrekking van een oorspronkelijk enorm veel grotere gaswolk. De waarnemingen worden op 20 december gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters.
Meer informatie:
Brown Dwarfs Do Form Like Stars
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 december 2008
De 'Stella Nova' die op 11 november 1572 in het sterrenbeeld Cassiopeia werd ontdekt door de Deense astronoom Tycho Brahe, was een supernova-explosie van het type Ia. Dat blijkt uit recente waarnemingen die zijn verricht met de Japanse 8,3-meter Subaru-telescoop op Mauna Kea, Hawaï. De resultaten worden deze week gepubliceerd in Nature. Enkele jaren geleden slaagden astronomen er al in om lichtecho's van de supernova te detecteren: licht van de explosie dat gereflecteerd wordt door stofwolken in de omgeving, en via die omweg pas nu op aarde aankomt. Afgelopen najaar is het gelukt om die lichtecho's spectroscopisch te analyseren. Daarbij bleek dat de exploderende ster wel geïoniseerd silicium bevatte, maar geen waterstof. Dat is kenmerkend voor supernova's van het type Ia - exploderende witte dwergsterren in dubbelstersystemen. Uit de metingen blijkt ook dat de explosie niet volledig symmetrisch was. Die informatie is van groot belang voor een beter begrip van type Ia-supernova's, die onder andere gebruikt worden voor kosmologische afstandsbepalingen.
Meer informatie:
Super Explosion in 16th Century Caught by Subaru in 21st Century
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
2 december 2008
De Europese Zuidelijke Sterrenwacht (European Southern Observatory, ESO) heeft een nieuwe, spectaculaire foto vrijgegeven van de bolvormige sterrenhoop Omega Centauri. De sterrenhoop staat op 17.000 lichtjaar afstand, heeft een middellijn van ca. 150 lichtjaar, en telt een slordige tien miljoen sterren. Het is de zwaarste bolhoop in het Melkwegstelsel. Metingen aan de bewegingssnelheden van sterren in de kern van de sterrenhoop doen vermoeden dat zich in het centrum een middelzwaar zwart gat bevindt dat ongeveer 40.000 keer zo zwaar is als de zon. Volgens sommige astronomen is Omega Centauri het restant van een dwergsterrenstelsel dat door het Melkwegstelsel is opgeslokt. De bolhoop is met het blote oog zichtbaar, maar alleen vanuit de Tropen en vanaf het zuidelijk halfrond. De opname is gemaakt met de Wide Field Imager, een groothoekcamera op de 2,2-meter Max-Planck/ESO-telescoop op La Silla in Chili.
Meer informatie:
Omega Centauri — the glittering giant of the southern skies
Hogeresolutieversie van de foto (72 MB)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
28 november 2008
Een kosmische superexplosie op een extreem compacte, maar relatief koele ster stelt astronomen voor raadsels. De volgens de theorie aanwezige warmte in de ster zou nooit toereikend kunnen zijn om de waargenomen explosie te veroorzaken. Daar moet dus meer aan de hand zijn, denkt sterrenkundige bij SRON, Laurens Keek, die hier op 1 december op promoveert aan de Universiteit Utrecht. Op 5 mei 2005 registreerden de sensoren op de NASA-satelliet Rossi X-ray Timing Explorer (RXTE) een bijzonder grote explosie op de ster 4U 1606-522. Geen normale ster zou zo'n explosie overleven. RXTE keek dan ook niet naar een normale ster, maar naar een neutronenster, een ster met een massa van ongeveer anderhalf keer die van de zon en een straal ter grootte van de stad Utrecht. De flits van 5 mei 2005 was geen gewone röntgenflits, maar een veel zeldzamere superflits. Superflitsen zijn duizend keer zo sterk en duren duizend keer zo lang als gewone flitsen. Op honderd meter diepte in de ster ontstaat een laag koolstof als product van de kernreactie van de gewone röntgenflitsen. Komt die laag onder voldoende grote druk te staan en is de temperatuur hoog genoeg, dan brandt al het koolstof in een keer op in een gigantische kernexplosie. Juist met die temperatuur was iets vreemds aan de hand in het geval van de flits van 5 mei 2005. Normaal zien we dat de ster gedurende meer dan tien jaar voorafgaand aan een superflits opgewarmd wordt door het aanzuigen van hete materie van de begeleidende ster, aldus Laurens Keek. Maar bij de flits van 5 mei 2005 begon dat opwarmen pas 55 dagen voor de superflits. Blijkbaar gebeurt er nog iets in de ster dat hem opwarmt tot de explosieve temperatuur. Het liefst zou Keek zo'n superflits bekijken met een röntgentelescoop die het licht van de flits in detail kan analyseren, zoals de ruimtetelescoop XMM-Newton van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA. SRON bouwde een van de precisie-instrumenten op XMM-Newton, de RGS. Maar wanneer en waar zo'n superflits afgaat, weet je nooit zeker. Dat blijft dus een kwestie van geduld en geluk.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
25 november 2008
In een stervormingsgebied op 26.000 lichtjaar afstand van de aarde is met behulp van de Franse IRAM-millimetertelescoop op Plateau de Bure het organische molecuul glycolaldehyde aangetroffen. Glycolaldehide (HOCH2-CH="O)" is een eenvoudig suikermolecuul, dat gemakkelijk reageert met propenal en op die manier ribose vormt, een besstanddeel van RNA. Eerder was glycolaldehyde al gevonden in het centrum van het Melkwegstelsel, maar daar zijn de omstandigheden voor de vorming van leven ongunstig vanwege de energierijke processen die er plaatsvinden. De ontdekking van het suikermolecuul in een stervormingsgebied ver buiten het Melkwegcentrum wordt gezien als een ondersteuning voor het idee dat er op tal van plaatsen in het heelal leven heeft kunnen ontstaan.
Meer informatie:
Sweet molecule could lead us to alien life
IRAM
Vakpublicatie over de ontdekking
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
25 november 2008
Met de Hubble Space Telescope is een gedetailleerde opname gemaakt van twee extreem zware sterren op 7500 lichtjaar afstand van de aarde. De ster in het midden van de foto is WR25. Het is een dubbelster; de componenten hebben massa's van ongeveer 50 en 25 zonsmassa's en draaien elke 208 dagen om elkaar heen. Net linksboven WR25 is de ster Tr16-244 te zien, die vermoedelijk minder zwaar is maar toch tot een van de zwaarste sterren in het Melkwegstelsel behoort. De heldere ster links van WR25 is een veel lichtere voorgrondster. De twee kosmische zwaargewichten bevinden zich in de sterrenhoop Trümpler 16, die deel uitmaakt van de Carina-nevel, een kolossaal stervormingsgebied waarin zich ook de monsterster Eta Carinae bevindt.
Meer informatie:
Hubble captures outstanding views of mammoth stars
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
24 november 2008
Met het Milagro-observatorium in New Mexico is ontdekt dat kosmische straling niet gelijkmatig uit alle richtingen in het heelal op ons afkomt. Milagro (gerund door het Los Alamos National Laboratory) is een deeltjesdetector die bestaat uit een kolossaal waterreservoir. Als een hoogenergetisch geladen deeltje uit het heelal in botsing komt met een atoomkern in de aardse dampkring, wordt een 'waterval' van secundaire deeltjes geproduceerd, die door het observatorium waargenomen kunnen worden. De herkomst van de primaire kosmische-stralingsdeeltjes is niet met zekerheid bekend, vooral ook omdat hun banen afgebogen worden door magnetische velden in het Melkwegstelsel. Uit ruim 200 miljard detecties die de afgelopen zeven jaar door Milagro zijn gedaan, blijkt echter dat er twee gebieden aan de hemel zijn waar meer kosmische straling vandaan komt dan gemiddeld: in de sterrenbeelden Stier en Tweelingen. Of dat het gevolg is van de aanwezigheid van bronnen van kosmische straling in die twee gebieden, of van magnetische effecten in ons deel van het Melkwegstelsel is nog niet duidelijk. De Milagro-resultaten zijn gepubliceerd in Physical Review Letters. Vorige week maakte een ander team ook al resultaten bekend waaruit blijkt dat kosmische straling bepaalde voorkeursrichtingen vertoont.
Meer informatie:
Los Alamos Observatory Fingers Cosmic Ray 'Hot Spots'
Milagro
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl;
19 november 2008
Britse sterrenkundigen hebben vorig jaar de ontploffing waargenomen van een dubbelster in het centrum van een planetaire nevel. Ontploffingen in dubbelstersystemen zijn geen zeldzame gebeurtenissen. Zulke 'nova-explosies' ontstaan bij dubbelsterren waarin een normale ster materie overdraagt aan een witte dwergster. Zodra zich aan het oppervlak van de witte dwerg voldoende materie heeft verzameld, treedt er een spontane kernexplosie op. Maar met de nova die in augustus 2007 in het sterrenbeeld Vosje verscheen (V458 Vulpeculae) is iets bijzonders aan de hand. Op de eerste plaats natuurlijk de locatie: het was voor het eerst sinds 1901 dat een nova-explosie in een planetaire nevel werd waargenomen. Maar ook de toekomst van de dubbelster kan een bijzondere zijn. De beide leden van zo'n nauw dubbelstersysteem spiralen in de loop van de tijd naar elkaar toe, wat uiteindelijk tot een botsing leidt. Volgens de onderzoekers zou de gezamenlijke massa van de beide sterren van V458 Vulpeculae wel eens groot genoeg kunnen zijn, om die botsing te laten uitdraaien op een (veel hevigere) supernova-explosie. Dat maakt de ongeveer 40.000 lichtjaar verre dubbelster tot een interessant onderzoeksobject, dat informatie kan verschaffen over de rol van novae als potentiële supernovae.
Meer informatie:
Astronomers catch binary star explosion inside nebula
19 november 2008
Een internationaal team van wetenschappers heeft ontdekt dat de aarde wordt bestookt met energierijke elektronen van nog onbekende oorsprong. De bron van deze kosmische straling kan niet ver weg zijn en bestaat mogelijk uit donkere materie (Nature, 20 november). Kosmische straling is een enigszins verwarrende term, omdat deze 'straling' grotendeels uit subatomaire deeltjes (voornamelijk protonen en atoomkernen) bestaat. De deeltjes zijn van velerlei bronnen afkomstig, onder meer van supernova-explosies, en komen van alle kanten met grote snelheden op ons af. Om de meest energierijke vorm van kosmische straling te onderzoeken, is de afgelopen acht jaar een reeks van ballonvluchten boven Antarctica uitgevoerd. Daarbij werd een detector van kosmische straling tot in de stratosfeer gebracht: de Advanced Thin Ionization Calorimeter (ATIC). Verwacht werd dat ATIC het gebruikelijke mengsel van protonen en atoomkernen zou waarnemen, maar verrassend genoeg detecteerde hij ook een overschot aan energierijke elektronen. Omdat deze deeltjes door botsingen met fotonen en interacties met magnetische velden heel snel hun energie kwijtraken, kunnen ze niet van heel ver komen. Hun oorsprong moet binnen enkele honderden of hooguit duizenden lichtjaren van de aarde liggen. Jammer genoeg zijn de ATIC-metingen niet geschikt om vast te kunnen stellen uit welke richting de elektronen komen. Daarom is het gissen naar de precieze aard van de bron. Het zou een nabije pulsar kunnen zijn of zelfs een zwart gat. Maar er wordt ook rekening mee gehouden dat het een concentratie van donkere materie betreft. Als dat inderdaad zo is, zou deze 'donkere wolk' ook een bron van gammastraling moeten zijn en zou deze door waarnemingen met de recent gelanceerde gammasatelliet Fermi opgespoord kunnen worden.
Meer informatie:
Discovered: Cosmic Rays from a Mysterious, Nearby Object
19 november 2008
Het onderzoek met de Japanse infraroodsatelliet Akari, waar ook het Europese ruimteagentschap ESA en Stichting RuimteOnderzoek Nederland (SRON) aan deelnemen, werpt nog steeds vruchten af. De voorraad vloeibare helium van de satelliet, nodig om zijn instrumenten voldoende af te koelen om metingen in het ver-infrarood te kunnen doen, is al ruim een jaar geleden uitgeput, maar de metingen gaan op bescheiden schaal door. Akari is namelijk ook van een mechanisch koelsysteem voorzien, dat onderzoek in het nabij-infrarode deel van het spectrum mogelijk maakt. Tot de recente resultaten behoren waarnemingen van boeggolven bij een aantal sterren, waaronder de rode superreus Betelgeuze. Zo'n boeggolf ontstaat als een ster zich een weg baant door het gas van het interstellaire medium. Een andere opmerkelijke ontdekking is dat bolvormige sterrenhopen (om nog onduidelijke redenen) geen koel stof lijken te bevatten, terwijl de oude sterren waaruit zij bestaan als grote producenten van zulk stof worden beschouwd. Ook heeft Akari ontdekt dat de restanten van supernova-explosies in de Grote Magelhaense Wolk omgeven zijn door warm stof. Dat is verrassend, omdat verwacht werd dat bij de ontploffing van een zware ster alle stofdeeltjes in de omgeving compleet gedesintegreerd raken. Maar blijkbaar weten sommige stofdeeltjes de klap toch te doorstaan.
Meer informatie:
Akari infrared space telescope: latest science highlights
18 november 2008
Sterrenkundigen hebben met de Very Large Telescope (VLT) en de Atacama Pathfinder EXperiment-telescoop (APEX) de heftige oplevingen onderzocht van het centrum van ons Melkwegstelsel, alias Sagittarius A*. Daarbij hebben zij uitbarstingen gedetecteerd waaruit blijkt dat materie die op kleine afstand om het daar aanwezige zwarte gat wentelt, uit elkaar wordt getrokken. Het is voor het eerst dat astronomen tegelijkertijd in het nabij-infrarood (VLT) en het submillimetergebied (APEX) naar Sagittarius A* hebben gekeken. Sagittarius A* is ongeveer 26.000 lichtjaar van ons verwijderd. Het zwarte gat dat zich hier schuilhoudt heeft een massa van ongeveer vier miljoen zonsmassa's. Van de straling die uit dit gebied komt, wordt aangenomen dat deze afkomstig is van gas dat door naburige sterren is uitgestoten en zich rondom het zwarte gat heeft verzameld. Af en toe treden er explosieve verschijnselen in dat gas op. Uit de recente waarnemingen is nu gebleken dat deze uitbarstingen op submillimetergolflengten anderhalf uur later te zien zijn dan in het nabij-infrarood. Deze vertraging wordt toegeschreven aan de uitdijing, met 5 miljoen kilometer per uur, van het gas dat de uitbarstingen produceert. En omdat het gas zich niet of nauwelijks van het zwarte gat kan verwijderen, moet die uitdijing zich vrijwel geheel afspelen in de richting van de baanbeweging van het gas.
Meer informatie:
Astronomers detect matter torn apart by black hole
18 november 2008
Utrechtse onderzoekers hebben een nieuwe locatie van deeltjesversnelling ontdekt in supernovarest Cassiopeia A. Dat supernovaresten deeltjes tot hoge energieën versnellen, was al bekend; ruim tien jaar geleden werd het directe bewijs geleverd dat dit aan de buitenkant van zo'n restant gebeurt. Nu blijkt dat in Cassiopeia A de deeltjesversnelling ook aan de binnenkant plaatsvindt. De Utrechtse promovenda Eveline Helder en haar begeleider Jacco Vink hebben dit gepubliceerd in het Amerikaanse tijdschrift The Astrophysical Journal. In een artikel in dezelfde editie van dat tijdschrift toont een andere promovenda van Vink, Klara Schure, aan dat Cassiopeia A is geëxplodeerd als een rode superreus. Zij leidt dit op basis van computersimulaties af uit de mate van asymmetrie van de explosie, in de vorm van de jets. Sinds een aantal jaren is bekend dat Cassiopeia A, de helderste radiobron aan de hemel, twee jets in tegenovergestelde richting heeft. Schure's onderzoek laat zien dat de asymmetrie niet altijd lang zichtbaar blijft en dat een supernovarest, afhankelijk van zijn omgeving, alsnog een sferische vorm kan aannemen. Het feit dat de jets in Cassiopeia A nog te zien zijn geeft aan dat de ster, in tegenstelling tot wat lang is verondersteld, explodeerde als een rode superreus.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
14 november 2008
Met röntgen- en gammagegevens van de Europese satellieten XMM-Newton en Integral zijn voor het eerst de fysische processen onderzocht die ervoor zorgen dat magnetars, een bepaald type neutronensterren, röntgenstraling uitzenden. Neutronensterren zijn de uiterst compacte restanten van zware sterren. Ze bevatten meer massa dan onze zon, maar zijn desondanks niet groter dan een kilometer of twintig. Maar neutronensterren zijn niet alleen heel compact, ze draaien ook snel om hun as en hebben een krachtig magnetisch veld. En bij de magnetars is dat magnetische veld nog eens een factor duizend sterker dan bij 'gewone' neutronensterren. Tot dusverre zijn slechts een stuk of vijftien magnetars ontdekt. Vermoed wordt dat zij van andere neutronensterren verschillen, doordat hun inwendige magnetische veld sterk genoeg is om de (metalen) korst van zo'n ster te vervormen. Net als een stroomkring die door een reusachtige batterij gevoed wordt, produceert zo'n vervorming wolken van elektronen die rond de ster gaan stromen. Bij de interactie tussen deze stromen en de straling van het steroppervlak komt röntgenstraling vrij. Tot zover de theorie, die moeilijk toetsbaar was, omdat er in laboratoria op aarde niet zulke sterke magnetische velden kunnen worden gerealiseerd. Daarom hebben onderzoekers onder leiding van Nanda Rea van de Universiteit van Amsterdam met XMM-Newton en Integral gezocht naar dichte wolken van elektronen rond magnetars. En die hebben ze gevonden. Daarmee is voor het eerst een sterke aanwijzing gevonden dat het geschetste magnetarmodel klopt.
Meer informatie:
Astronomen vinden zwerm elektronen rond magnetars
XMM-Newton and Integral clues on magnetic powerhouses
11 november 2008
Op het vijf kilometer hoge Chajnantor-plateau in het noorden van Chili wordt momenteel druk gebouwd aan de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA). Deze zal uiteindelijk bestaan uit meer dan zestig ontvangstschotels met een middellijn van 12 meter, verspreid over een afstand van meer dan 16 kilometer. Om ervaring op te doen is één van zulke schotels al in bedrijf: het Atacama Pathfinder Experiment (APEX). Een recente APEX-opname laat het stervormingsgebied RCW120 zien, dat op een afstand van 4200 lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Schorpioen ligt. De hete, zware ster in het centrum van RCW120 zendt enorme hoeveelheden ultraviolette straling uit, waardoor het gas in zijn omgeving ioniseert en uitdijt. En waar dit gas op het gas en stof van de omringende ruimte stuit, ontstaan samenklonteringen waarin nieuwe sterren ontstaan. Die samenklonteringen zijn heel koud: hun temperaturen liggen bij 250 graden onder nul. De zwakke warmtestraling die zij uitzenden is hierdoor alleen waarneembaar op golflengten van minder dan een millimeter. Met een nieuw instrument van APEX zijn in RCW210 nu samenklonteringen waargenomen die vier keer zwakker zijn dan de zwakste die tot nog toe waarneembaar waren. Dat betekent dat APEX nu ook de vorming van minder zware sterren in beeld kan brengen.
Meer informatie:
APEX reveals glowing stellar nurseries
5 november 2008
De donkere materie waaruit het grootste deel van de massa van het heelal bestaat, kan het gemakkelijkst gedetecteerd worden in de allerbinnenste delen van de Melkweghalo, ruim binnen de baan die de zon rond het Melkwegcentrum beschrijft. Dat blijkt uit computersimulaties van astronomen van het Max Planck-instituut voor Astronomie in Garching. Met supercomputers berekenden ze hoe donkere materie in de loop van miljarden jaren samenklontert tot kleine en grote concentraties, en waar je die donkere materie vanaf de aarde het eenvoudigst zou moeten kunnen detecteren aan de hemel. Andere sterrenkundigen kwamen eerder tot de conclusie dat de dwergstelsels van de Melkweg daarvoor de aangewezen locaties zouden vormen, maar volgens Volker Springel en zijn collega's (waaronder Amina Helmi van de Rijksuniversiteit Groningen) rekenen deze week in Nature voor dat een speurtocht zich beter kan richten op een gebied aan de hemel op zo'n 10 tot 30 graden rond de kern van het Melkwegstelsel. Donkere materie kan in principe gedetecteerd worden doordat wederzijdse anninilatie van donkere-materiedeeltjes tot de productie van gammastraling leidt. Met NASA's Fermi Gamma-ray Space Telescope, die afgelopen voor jaar gelanceerd is, zou de mysterieuze donkere materie binnen een paar jaar gevonden moeten kunnen worden, aldus de onderzoekers.
Meer informatie:
Dunkler Materie auf der Spur
Fermi Gamma-ray Space Telescope
Persbericht NOVA (Nederlandstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
23 oktober 2008
Metingen door de eind 2006 gelanceerde Franse satelliet CoRot laten zien dat drie relatief nabije sterren - elk vergelijkbaar met onze zon, maar wel heter - ook grotere oscillaties (trillingen) vertonen en een veel fijnkorreligere oppervlaktestructuur hebben. Maar hoewel de oscillaties anderhalf keer zo hevig zijn als die van de zon, zijn ze ongeveer een kwart zwakker dan de meeste modellen voorspellen (Science, 24 oktober). Het is voor het eerst dat de trillingen van andere sterren dan de zon zo nauwkeurig zijn gemeten. Zelfs de oscillaties van onze zon zijn pas sinds een jaar of dertig bekend. Dat was het begin van een nieuwe tak van wetenschap: de helioseismologie. Onderzoek van de zonnetrillingen levert informatie op over het inwendige van de zon, net zoals seismologisch onderzoek op aarde informatie oplevert over het inwendige van onze planeet. Verwacht wordt dat het 'seismologisch onderzoek' van sterren, dat op zeer nauwkeurige helderheidsmetingen berust, tot een beter begrip van hun interne structuur zal leiden.
Meer informatie:
COROT ziet voor het eerst 'zonbevingen' op andere sterren
The good vibrations of nearby stars
21 oktober 2008
Op een nieuwe opname van het stervormingsgebied Gum 29, gemaakt met de 2,2-m Max-Planck/ESO-telescoop van de Europese Zuidelijke sterrenwacht in Chili, is een zeer zware dubbelster ontdekt. Gum 29 is een 200 lichtjaar grote wolk waterstofgas, waarin nieuwe sterren ontstaan. Middenin die enorme gaswolk staat de kleine sterrenhoop Westerlund 2, die naar schatting één à twee miljoen jaar oud is. Aan de rand van de sterrenhoop staat een dubbelster bestaande uit twee zeer zware sterren. Ze zijn 82, respectievelijk 83 keer zo zwaar als onze zon en draaien met een periode van slechts 3,7 dagen om elkaar. Uit gedetailleerde waarnemingen is bovendien gebleken dat het twee zogeheten Wolf-Rayet-sterren zijn: zware sterren die het einde van hun kortstondige bestaan naderen en veel materie verliezen. Uiteindelijk komen zulke sterren door een supernova-explosie aan hun einde.
Meer informatie:
A claret-coloured cloud with a massive heart
20 oktober 2008
Sterren worden geboren uit grote wolken van interstellair gas en stof. Kleine en willekeurige snelheidsverschillen van deeltjes in deze galactische kraamkamers leiden tot de vorming van een roterende schijf rond de jonge ster, de zogenaamde protoplanetaire schijf. Hierin ontstaan nieuwe planeten. De Leidse astronoom Christian Brinch, die deze week promoveert op onderzoek naar het gedrag van zeer jonge sterren, heeft onderzocht hoe de stroming van de deeltjes in de protoplanetaire schijf informatie verschaft over de ontwikkeling van het ster-embryo. Voor zijn onderzoek keek hij naar de jonge ster L1489 IRS in het sterrenbeeld Stier. Brinch vond dat de ster door een draaiend afgeplat gasomhulsel wordt omsloten en dat daarin maar een beperkte inwaartse stroming van gas en stofdeeltjes optreedt. Onderzoek van de nog jongere ster IRAS2A, in het sterrenbeeld Perseus, toonde aan dat het gas rond deze ster (nog) niet roteert en uitsluitend richting centrum stroomt. De nieuwe waarnemingen laten zien dat de geleidelijke vorming van een schijf en het toenemende belang van rotatie van de schijf een prima maatstaf is voor de mate waarin een ster-planeetsysteem zich heeft ontwikkeld.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
16 oktober 2008
Ongeveer tienduizend jaar geleden ontplofte er in de richting van het sterrenbeeld Cepheus een zware ster. Alleen de ingestorte kern van deze ster doorstond de catastrofe en vervolgde zijn bestaan als neutronenster. Met de Fermi Gamma-ray Space Telescope is nu vastgesteld dat dit 'stellaire lijk' drie keer per seconde rondtolt en onderwijl bundels straling uitzendt. Zo'n 'kosmische vuurtoren' wordt een pulsar genoemd en is op zichzelf geen bijzonderheid: er zijn er al bijna tweeduizend bekend. Maar dit is wel een geval apart: het is de eerste pulsar die alleen op gammagolflengten waarneembaar is (Science Express, 16 oktober). Tot nog toe waren alleen pulsars bekend die radiostraling, zichtbaar licht en/of röntgenstraling produceerden. De onderzoekers denken dat de gammapulsar de eerste is van een grote populatie van soortgelijke objecten.
Meer informatie:
First gamma-ray-only pulsar observation opens new window on stellar evolution
Junger Pulsar strahlt im Gammalicht
15 oktober 2008
Waarnemingen, gedaan met de Very Large Telescope (VLT) en de Rossi XTE-röntgensatelliet, geven nieuw inzicht in de manier waarop stellaire zwarte gaten materie opslokken. Het licht dat door materie in de directe omgeving van een zwart gat wordt uitgezonden, is niet constant: het flakkert. Deze snelle flakkeringen worden veelal op röntgengolflengten waargenomen, maar bij twee zwarte gaten zijn ze nu ook in zichtbaar licht gezien. Dat laatste gebeurde met de ULTRACAM, een speciale camera waarmee 20 beeldjes per seconde kunnen worden vastgelegd, die tijdelijk aan de VLT gekoppeld was. Tot verrassing van de onderzoekers blijken de helderheidsvariaties in zichtbaar licht eerder te komen dan die in het röntgen: kort voor een röntgenflits neemt het zichtbare licht af, waarna een korte flits volgt, die heel snel uitdooft. Tot nog toe werd gedacht dat de flitsen zichtbaar licht uit de omgeving van zwarte gaten een gevolg waren van de röntgenuitbarstingen. Maar in dat geval zouden de lichtflitsen achter de röntgenflitsen aan moeten lopen in plaats van andersom. Het lijkt er nu veel meer op ze een gezamenlijke oorzaak hebben. Deze wordt gezocht bij de krachtige magnetische velden in de hete materie rond het zwarte gat. Deze magnetische velden zouden energie uit de directe omgeving van het zwarte opnemen en deze later weer afgeven een röntgenstraling uitzendend plasma dan wel als geladen deeltjes met snelheden die de lichtsnelheid benaderen. Deze verdeling in componenten zou in het karakteristieke patroon van röntgen- en lichtflakkeringen resulteren.
Meer informatie:
VLT and Rossi XTE satellite probe violently variable black holes;
10 oktober 2008
Europese sterrenkundigen hebben met behulp van de Very Large Telescope in Chili enkele zeer jonge sterren onderzocht. De sterren zijn enkele malen zo zwaar als onze zon en nog druk bezig met het aantrekken van gas uit de omgeving. Dat gas valt niet rechtstreeks op de ster, maar verzamelt zich in eerste instantie in een zogeheten accretieschijf die de ster omringt. Wat zich precies in zo'n schijf afspeelt, laat zich niet gemakkelijk onderzoeken: de meest nabije stervormingsgebieden zijn ongeveer 500 lichtjaar van ons verwijderd, waardoor het zeer veel moeite kost om accretieschijven nauwkeurig te bekijken. De techniek waarmee de meeste details zichtbaar kunnen worden gemaakt, is de interferometrie. Daarmee wordt het door twee of meer telescopen opgevangen licht zodanig gecombineerd, dat de resulterende beeldscherpte vergelijkbaar is met die van een reuzentelescoop ter grootte van de onderlinge afstand van de gebruikte telescopen. De VLT, die uit vier afzonderlijke telescopen bestaat, kan op die manier een 40 tot 200 meter grote telescoop nabootsen. Met deze techniek is nu gekeken naar de gasstromen in de accretieschijven rond zes zeer jonge sterren. Bij twee ervan is vastgesteld dat er materie uit de schijf naar de ster toe valt, bij de andere vier is waargenomen dat materie uit de schijf terug de ruimte in stroomt. Waarschijnlijk vindt in alle gevallen een combinatie van beide verschijnselen plaats, maar dat moet nog nader onderzocht worden.
Meer informatie:
Astronomers get best view yet of infant stars at feeding time;
6 oktober 2008
De Leidse astronoom Tim van Kempen heeft ontdekt dat de ultraviolette straling die bij stervorming ontstaat, aanzienlijk grotere hoeveelheden gas en stof verwarmt dan tot nu toe werd aangenomen. Het 'kosmische zonnebad' voorkomt dat de wolk verder ineenstort en beïnvloedt de chemische evolutie rond lage-massa sterren zoals onze eigen zon. Van Kempen promoveert aanstaande donderdag aan de Universiteit Leiden op onderzoek naar de vorming van nieuwe sterren.
Nieuwe sterren ontstaan op een astronomisch korte tijdschaal van ongeveer één miljoen jaar. In deze periode omsluit een grote wolk van gas en stof de protoster (voorloper-ster). Door dit omhulsel loopt de straalstroom, een karakteristiek onderdeel van protostellaire objecten, dat een deel van het omringende materiaal opveegt. Een team Leidse en Duitse astronomen heeft voor de eerste keer het warme gas rond jonge sterren in kaart gebracht en ontdekt dat de straalstroom het effect versterkt van de UV-straling die bij de stervorming ontstaat. De metingen werden verricht met CHAMP+, een instrument op de APEX-submillimetertelescoop in Noord-Chili.
"We ontdekten warm gas op afstanden van de ster vele malen groter dan voor mogelijk werd gehouden", zegt Tim van Kempen. "Nog verrassender was dat het meeste gas niet of nauwelijks beweegt en dus geen deel uitmaakt van de straalstroom zelf of erdoor wordt meegesleept." Het team toonde ook aan dat in deze gebieden een grote hoeveelheid UV-straling wordt geproduceerd die door het schoongeveegde kanaal van de straalstroom kan ontsnappen. De onderzoekers concluderen dat het omliggende gas hierdoor veel meer wordt verwarmd dan eerder werd verondersteld. Volgens Van Kempens promotor Ewine van Dishoeck is dit een belangrijke conclusie. "Door het 'zonnebad' wordt het gas chemisch reactiever wat tot het ontstaan van complexere moleculen kan leiden", aldus Van Dishoeck.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
APEX
CHAMP+
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 oktober 2008
Met de Keck-telescoop op Hawaï is ontdekt dat een bruine dwerg op 75 lichtjaar afstand van de aarde geen gesloten wolkendek heeft, zoals zijn zwaardere begeleider. Bruine dwergen zijn mislukte sterren, die te weinig interne druk en hitte hebben om de spontane kernfusie van waterstof in helium op gang te brengen. Op 75 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Centaurus bevindt zich de dubbelster 2M1404, die uit twee bruine dwergen bestaat die een baan om elkaar heen beschrijven. 2M1404A is zwaarder dan 2M1404B, maar desondanks is de infrarode lichtkracht van 2M1404B zestig procent groter dan die van A. Volgens de onderzoekers, die hun resultaten op 1 oktober publiceren in The Astrophysical Journal , kan dat het best verklaar worden door aan te nemen dat het wolkendek van de lichte ster aan het oplossen is, vermoedelijk als gevolg van de zeer geleidelijke afkoeling van de bruine dwerg, die nu een oppervlaktetemperatuur heeft van ca. 900 graden. De zwaardere bruine dwerg heeft nog een hogere temperatuur. Onder die omstandigheden kunnen de wolken in de buitenlagen van de bruine dwerg (bestaande uit ijzerverbindingen en mineralen) de diepere lagen van het hemellichaam volledig aan het zicht onttrekken, waardoor de bruine dwerg ondanks zijn hogere temperatuur toch minder infrarode straling uitzendt.
Meer informatie:
Keck Images Reveal Cloudy Weather on Failed Star Twins
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
2 oktober 2008
Iets vaker dan eens per maand presenteert het Space Telescope Science Institute een bijzondere opname, gemaakt met de Hubble-telescoop, die vooral op mooiheid is uitgezocht. Dat gebeurt in het kader van het Hubble Heritage Project, dat nu precies tien jaar bestaat. Vaak gaat het om opnamen die voor specifieke onderzoeksdoeleinden zijn gemaakt, maar soms is het ook een opname speciaal voor het Heritage Project. De foto van deze maand toont de rand van een enorme holte in een grote gaswolk die deel uitmaakt van het stervormingsgebied NGC 3324. De donkere zuilen van koel gas en stof die afsteken tegen een achtergrond van helder oplichtend gas, leveren weer een indrukwekkend tafereel op.
Meer informatie:
A Celestial Landscape In Celebration Of 10 Years Of Stunning Hubble Heritage Image
1 oktober 2008
Wetenschappers hebben met behulp van de infrarood-satelliet Spitzer de 'lichtecho' onderzocht van een supernova-explosie die meer dan drie eeuwen geleden heeft plaatsgevonden. De lichtecho bestaat uit een aantal warmere plekken in het stof rond de ontplofte ster, die nu bekendstaat als Cassiopeia A. 'Warmer' betekent in dit geval overigens 'minder koud', want de temperatuur van het stof ligt tussen de 170 en 120 graden onder nul. Maar dat is altijd nog meer dan honderd graden warmer dan normaal. Volgens de onderzoekers kan de relatief hoge temperatuur van het stof alleen zijn veroorzaakt door de korte, maar zeer krachtige puls van ultraviolette en röntgenstraling die bij de supernova-explosie vrijkwam. De stofwolken bevinden zich vanaf de aarde gezien op een afstand van 160 lichtjaar achter Cassiopeia A. Het licht van de supernovapuls heeft er dus 160 jaar over gedaan om het stof te bereiken. De infraroodstraling van het opgewarmde stof moest op haar beurt weer 160 lichtjaar extra overbruggen om de aarde te bereiken. Vandaar dat we de lichtecho pas 320 jaar na de supernova-explosie te zien krijgen. Opmerkelijk genoeg is de supernova zelf destijds aan ieders aandacht ontsnapt.
Meer informatie:
Infrared Echoes Give NASA's Spitzer A Supernova Flashback
24 september 2008
Een internationaal team sterrenkundigen, onder wie de Amsterdamse astronome Sera Markoff en haar masterstudent Kostantinos Leventis, heeft met de SWIFT-satelliet een bron ontdekt die zich eerst als gammaflits in het verre heelal voordeed, maar later activiteit vertoonde op basis waarvan vermoed wordt dat het om een nieuw soort neutronenster gaat in onze eigen Melkweg. Hun bevindingen worden morgen gepubliceerd in Nature. Na de aanvankelijk gammastraling vertoonde SWIFT J195509+261406 drie dagen lang optisch vuurwerk, gevolgd door een periode van nabij-infraroodemissie van elf dagen. Het team gebruikte gegevens van acht telescopen, waaronder NASA's SWIFT-satelliet, ESA's XMM-Newton en ESO's Very Large Telescope in Chili. Op basis van de waarnemingen vermoeden de onderzoekers dat het om een magnetar gaat. Magnetars zijn jonge neutronensterren met een extreem hoog magnetisch veld, die zich tientallen jaren lang rustig kunnen houden. Waarschijnlijk vormen zij een grote populatie in de Melkweg, ook al is er pas een dozijn geïdentificeerd. Volgens sommige theorieën evolueren de hoog-energetische magnetars tot objecten die radiostraling uitzenden, zoals pulsars, maar tot nu toe is geen enkele bron gevonden die dit ondersteunt. SWIFT J195509+261406 is de eerste kandidaat hiervoor. De hypothese wordt ondersteund door een tweede Nature-artikel over dit onderwerp van Alex Stefanescu et al. (Max Planck Institute, Garching).
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Surprising Flashes from a possible Magnetar
The Hibernating Stellar Magnet
19 september 2008
Precisiewaarnemingen met de HARPS-spectrograaf op de 3,6-meter telescoop van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht in Chili hebben uitgewezen dat de rotatie van het Melkwegstelsel niet zo gecompliceerd is als door sommige astronomen werd vermoed. In de afgelopen decennia is van een bepaald type pulserende sterren (zogeheten cepheïden) ontdekt dat ze naar de zon toe lijken te 'vallen' met een gemiddelde snelheid van ca. 2 kilometer per seconde. Juist van cepheïden kunnen sterrenkundigen nauwkeurig de afstand bepalen, dus de snelheidsmetingen aan deze sterren zouden een goed beeld moeten geven van de algemene rotatie van het Melkwegstelsel. Sommige astronomen waren van mening dat de afwijkende bewegingen van de cepheïden zouden wijzen op zeer gecompliceerde, asymmetrische rotatie-eigenschappen. De nieuwe waarnemingen, die gepubliceerd worden in Astronomy & Astrophysics , wijzen echter uit dat de afwijkende snelheden gecorreleerd zijn aan de chemische samenstelling van de cepheïden. Dat doet vermoeden dat de metingen beïnvloed worden door het specifieke pulsatiegedrag van de periodiek opzwellende en weer inkrimpende sterren. In dat geval is de rotatie van het Melkwegstelsel toch eenvoudig en symmetrisch.
Meer informatie:
Pulsating stars enable a new precise determination of the rotation of our Galaxy
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
18 september 2008
Met NASA's infrarode Spitzer Space Telescope is ontdekt dat krachtige stralen van de jonge protoster HH211 watermoleculen verbrijzelen. De watermoleculen komen in bevroren vorm voor op microscopisch kleine stofdeeltjes in de omgeving van de protoster. De stralen (jets ) van HH211 zijn hooguit duizend jaar oud, en worden langs de draaiingsas van de ster de ruimte in geblazen, loodrecht op het vlak van de circumstellaire gas- en stofschijf waaruit in de toekomst planeten kunnen ontstaan. Wanneer ze in botsing komen met gas- en stofwolken, ontstaan krachtige schokgolven die energierijke ultraviolette straling. Met de gevoelige infraroodspectroscoop van Spitzer is nu de aanwezigheid vastgesteld van hete hydroxyl-moleculen (OH), die ontstaan wanneer watermoleculen uiteen geslagen worden door deze straling. De ontdekking, die mogelijk nieuw licht werpt op de rol van water in gebieden waar nieuwe planeten ontstaan, is gebubliceerd in Astrophysical Journal.
Meer informatie:
Water Hit With Young Star's Best Shot
Spitzer Space Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
15 september 2008
Volgens supercomputersimulaties van een team van Zwitserse en Engelse astronomen bevindt zich in het platte vlak van ons Melkwegstelsel een schijf van donkere materie. Donkere materie bestaat uit onbekende elementaire deeltjes. Het bestaan ervan blijkt uit de zwaartekrachtwerking. Eerdere computersimulaties lieten zien dat donkere materie zich in de beginperiode van het heelal vooral opgehoopt moet hebben in min of meer bolvormige halo's rond sterrenstelsels. Uit de nieuwe, gedetailleerdere berekeningen blijkt nu dat een flink deel van de donkere materie in een platte, ronddraaiende schijf terecht moet zijn gekomen, die samenvalt met de schijf van gas en sterren. Als het Melkwegstelsel inderdaad zo'n donkere-materieschijf bevat, moet het relatief eenvoudiger zijn om hier op aarde de mysterieuze donkere-materiedeeltjes te detecteren, bijvoorbeeld met de nieuwe XENON100-detector in het ondergrondse San Grasso-laboratorium in Italië, aldus de onderzoekers. De astronomen publiceren hun conclusies in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society .
Meer informatie:
A dark matter disk in our Galaxy
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
15 september 2008
Onze zon draait zijn baantjes rond de kern van het Melkwegstelsel op een afstand van zo'n twintigduizend lichtjaar. Maar volgens astronomen van de Universiteit van Washington in Seattle is de zon 4,6 miljard jaar geleden mogelijk in een heel ander deel van het Melkwegstelsel ontstaan, op grotere of kleinere afstand van het centrum. Computersimulaties van de evolutie van een spiraalstelsel zoals het Melkwegstelsel, uitgevoerd door Rok Roskar en zijn collega's, laten zien dat sterren over vrij grote afstanden kunnen 'migreren', voornamelijk als gevolg van zwaartekrachtswisselwerkingen met de spiraalarmen van het sterrenstelsel waarin ze zich bevinden. Zo'n migratieproces zou ook kunnen verklaren waarom de sterren in de omgeving van de zon een onverwacht grote verscheidenheid aan chemische samenstelling te zien geven, aldus de onderzoekers, die hun resultaten publiceren in Astrophysical Journal Letters . Bovendien rekent het nieuwe resultaat mogelijk af met het idee van een 'bewoonbare zone' in het Melkwegstelsel: wanneer de scheikundige elementen die nodig zijn voor de vorming van leven niet in een bepaalde zone geconcentreerd blijven, zoals tot nu toe altijd is aangenomen, zouden er ook op kleinere en grotere afstanden van het Melkwegcentrum planetenstelsels kunnen bestaan, mogelijk met leven.
Meer informatie:
Immigrant Sun: Our star could be far from where it started in Milky Way
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
10 september 2008
De energierijke helderheidsuitbarsting van de ster Eta Carinae in 1843 was een soort 'pseudo-supernova', waarbij wel een explosie plaatsvindt in het binnenste van een zware ster, maar waarbij die ster niet volledig uiteen spat. Dat concludeert een team van astronomen onder leiding van Nathan Smith van de Universiteit van Californië in Berkeley deze week in Nature. Eta Carinae is een zware ster op ca. 7500 lichtjaar afstand van de aarde die in 1843 enorm veel helderder werd, en daarbij veel sterrengas de ruimte in blies. Dat materiaal is nu zichtbaar als een relatief langzaam uitdijende schil. Op grotere afstanden van de ster is materiaal ontdekt dat bij een soortgelijke explosie moet zijn weggeblazen, ongeveer duizend jaar geleden. Tot nu toe werd altijd aangenomen dat er sprake was van een tijdelijk extreem krachtige sterrenwind, maar Smith en zijn collega's hebben nu gasslierten ontdekt die met een veel hogere snelheid zijn weggeblazen, en dat valt met de sterrenwindtheorie niet te verklaren. Vermoedelijk treden er periodiek explosies in het binnenste van Eta Carinae op, waarbij enorme hoeveelheden materiaal de ruimte in verdwijnen. Op die manier kan een zware ster aan het eind van zijn leven heel veel massa verliezen voordat hij uiteindelijk als echte supernova explodeert. Soortgelijke 'pseudo-supernova's' zijn de afgelopen jaren ook in andere sterrenstelsels ontdekt: sterren die wel opvallende helderheidsuitbarstingen vertonen, maar aanzienlijk zwakker blijven dan echte supernova's. Over het precieze explosiemechanisme tasten de astronomen overigens nog in het duister.
Meer informatie:
1843 stellar eruption new type of star explosion
Persbericht Gemini Observatory
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 september 2008
Radiosterrenkundigen hebben de tot nog meest detailrijke opname van het centrum van ons Melkwegstelsel gemaakt. In dat centrum bevindt zich een bijzonder compacte bron van (onder meer) radiostraling, Sagittarius A* (Sgr A*) geheten, waarvan het sterke vermoeden bestaat dat het een superzwaar zwart gat met een massa van 4 miljoen zonsmassa's is. Het is nu voor het eerst gelukt om, met een groot netwerk van radiotelescopen en op zeer korte golflengten, structuren rond het melkwegcentrum waar te nemen die niet veel groter kunnen zijn dan de de verwachte buitengrens van dit zwarte gat (Nature, 4 september). Spectaculaire beelden heeft dat nog niet opgeleverd: het is niet eens precies duidelijk wat er nu in kaart is gebracht - een hete plek in de schijf van naar binnen stromende materie die zich rond het zwarte gat heeft verzameld of een bundel van hete materie die juist van het zwarte gat wegstroomt. De onderzoekers hebben echter goede hoop dat zij daar in de niet al te verre toekomst uitsluitsel over kunnen geven. Wel bevestigen de nieuwe resultaten dat er echt een superzwaar zwart gat in het melkwegcentrum staat: uit de metingen blijkt dat de materiedichtheid ter plaatse te hoog is om op een andere manier verklaard te worden.
Meer informatie:
Closest Look Ever At The Edge Of A Black Hole
New virtual telescope zooms in on Milky Way's super-massive black hole
28 augustus 2008
Een team van Britse en Italiaanse wetenschappers heeft met behulp van de INTEGRAL-satelliet gepolariseerde gammastraling uit de Krabnevel waargenomen (Science, 29 augustus). De Krabnevel is het restant van een supernova-explosie die bijna duizend jaar geleden plaatsvond. In het hart van de nevel staat een zogeheten pulsar: een neutronenster die - als een kosmische vuurtoren - al rondtollend twee bundels van straling uitstoot. Maar de meeste energie van de pulsar gaat zitten in een 'wind' van energierijke deeltjes die alle kanten op gaat. Feitelijk werkt de pulsar dus als een natuurlijke deeltjesversneller, maar hoe dat in zijn werk gaat en waar de versnelling precies plaatsvindt, was nog onduidelijk. De ontdekking van de gepolariseerde gammastraling brengt de oplossing een stapje dichterbij: de straling blijkt uit de directe omgeving van de pulsar te komen.
Meer informatie:
Origin of high energy emission from the Crab Nebula identified
22 augustus 2008
Ter gelegenheid van de vijfde verjaardag van de infraroodsatelliet Spitzer heeft de NASA een schitterende opname gepresenteerd van het grote stervormingsgebied W5 in het sterrenbeeld Cassiopeia. Waarnemingen van deze kleurrijke kosmische gaswolk wijzen erop dat de intense sterrenwind en straling van hete, zware sterren de vorming van nieuwe sterren kan stimuleren. De zware sterren in W5 hebben grote holten in het hun omringende gas geblazen. Astronomen vermoeden al een tijdje dat bij dat proces verdichtingen ontstaan in het gas aan de randen van zulke holten. En uit dat verdichte gas ontstaat dan weer een volgende generatie van sterren. De leeftijdsverdeling van de sterren in W5 is in overeenstemming met dit scenario: de zware sterren in de grote holten zijn duidelijk ouder dan die aan de randen. Over miljoenen jaren zullen veel van de zware sterren in W5 als supernova's eindigen en bij die enorme explosies zullen sommige van de jonge sterren in hun omgeving ook weer vernietigd worden.
Meer informatie:
Generations of Stars Pose for Family Portrait
21 augustus 2008
Onderzoekers van de universiteit van Bonn hebben ontdekt dat bruine dwergen als een afzonderlijke categorie van hemellichamen moeten worden beschouwd. Tot nog toe worden deze objecten als te klein uitgevallen sterren beschouwd, maar volgens de Duitse sterrenkundigen zijn het eerder stellaire miskramen. Anders dan bij normale sterren vinden er in het inwendige van bruine dwergen geen grootschalige kernfusieprocessen plaats: druk en temperatuur in de kern van een bruine dwerg zijn gewoon te laag - een gevolg van zijn geringe massa. Dat is echter niet het enige verschil met normale sterren. Waar deze laatste paren kunnen vormen die op afstanden van duizenden astronomische eenheden om elkaar draaien, blijkt de maximale afstand tussen twee om elkaar draaiende bruine dwergen vrijwel nooit meer dan 15 astronomische eenheden te zijn. (Eén astronomische eenheid is 150 miljoen kilometer.) Bovendien blijken er bijna geen dubbelsterren te zijn die uit een normale ster en een bruine dwerg bestaan. De bestaande inzichten over de vorming van bruine dwergen kunnen deze verschillen niet goed verklaren: volgens deze zouden bruine dwergen dezelfde ontstaansgeschiedenis hebben als normale sterren. Maar als dat zo is, zouden zij zich ook op dezelfde manier moeten gedragen. Onduidelijk is nog hoe de geboorte van een bruine dwerg dan afwijkt van die van een gewone ster. Eén van de mogelijkheden is dat bruine dwergen ontstaan als er een pluk materie wordt losgemaakt uit een ster-in-wording waar een andere ster langs scheert. Aangezien bijna alle sterren in sterrenhopen ontstaan, zijn zulke ontmoetingen niet ondenkbaar.
Meer informatie:
Stellar still births
Stellare Totgeburten
21 augustus 2008
Britse onderzoekers hebben met behulp van computersimulaties onderzocht wat er gebeurt met een grote gaswolk die door het superzware zwarte gat in het centrum van een sterrenstelsel wordt aangezogen. Daaruit blijkt dat ook uit dit gas nog sterren kunnen ontstaan (Science, 22 augustus). Tot nog toe gingen sterrenkundigen ervan uit dat er in gaswolken die in de buurt van een superzwaar zwart gat komen geen stervorming kan plaatsvinden, omdat ze aan flarden worden getrokken door de immense aantrekkingskracht van het zwarte gat. Maar uit de computersimulaties blijkt dat niet al het gas naar het zwarte gat toe spiraalt: flarden ervan weten te ontsnappen en vormen een ellipsvormige schijf rond het zwarte gat waarin sterren kunnen ontstaan. De recente ontdekking van honderden jonge, zware sterren in langgerekte banen om het superzware zwarte gat in het centrum van ons Melkwegstelsel past goed in dit model.
Meer informatie:
The mystery of young stars near black holes solved
20 augustus 2008
De zwaarste sterren kunnen na een supernova-explosie eindigen als een zwart gat van enkele zonsmassa's. En in de centra van de meeste sterrenstelsels zijn op de een of andere manier enorme zwarte gaten van miljoenen zonsmassa's ontstaan. Maar zijn er dan geen tussenmaatjes van enkele duizenden zonsmassa's? Het lijkt er steeds meer op dat die schaars zijn. Sterrenkundigen zagen de kernen van zogeheten bolvormige sterrenhopen als de meest waarschijnlijke plek waar zulke middelzware zwarte gaten te vinden zouden zijn, al was er nog niet één met zekerheid ontdekt. En grondig onderzoek van de bolhoop RZ2109 heeft nu uitgewezen dat zich in het centrum van deze verzameling sterren geen middelzwaar zwart gat kan bevinden. Dat is een tegenvaller, want uit waarnemingen met de Europese satelliet XMM-Newton was gebleken dat zich in het centrum van RZ2109 een bron van röntgenstraling bevindt, die de kenmerken van een materie-verslindend zwart gat vertoont. Uit spectraalonderzoek met de Keck-telescoop op Hawaï is nu echter gebleken dat dit zwarte gat slechts ongeveer tien zonsmassa's zwaar is. Het is vrij onwaarschijnlijk dat zich naast dit kleine zwarte gat ook nog een middelzwaar zwart gat in RZ2109 ophoudt.
Meer informatie:
Most Black Holes Might Come in Only Small and Large
16 augustus 2008
De halo van sterren die ons Melkwegstelsel omhult, is een soort rivierdelta van grote en kleine stromen van sterren. Dat blijkt uit nieuwe gegevens van de Sloan Digital Sky Survey (SDSS). De grote sterstromen waren al langer bekend, maar nu pas is gebleken dat er veel meer van die lange linten van sterren zijn. Nadat de bewegingen van 'slechts' een kwart miljoen sterren waren geïnventariseerd, waren veertien groepen van sterren bekend die collectief met dezelfde snelheid in dezelfde richting bewegen. Omdat maar een klein stuk van de hemel is afgetast, zou dat betekenen dat er alles bij elkaar een kleine duizend van zulke sterstromen zijn. De sterstromen zijn hoogstwaarschijnlijk losgerukt uit kleine sterrenstelsels die het Melkwegstelsel op enigs moment zeer dicht hebben genaderd. Dat bij het SDSS-onderzoek in de buurt van ons Melkwegstelsel ook veertien zwakke dwergstelsels zijn ontdekt die opmerkelijk weinig sterren hebben, lijkt dat beeld te bevestigen.
Meer informatie:
A New Milky Way Map Reveals A Complicated Outer Galaxy
7 augustus 2008
Computersimulaties, uitgevoerd door onderzoekers van de universiteit van Californië in Santa Cruz, wijzen erop dat de donkere materie in en rond ons Melkwegstelsel mogelijk niet gelijkmatig is verdeeld. Uit de berekeningen komt een beeld naar voren waarbij de donkere materie dichte samenklonteringen vertoont (Nature, 7 augustus). Donkere materie is materie die wel zwaartekrachtsinvloed uitoefent, maar niet direct waarneembaar is. Waaruit die materie bestaat, is nog onduidelijk, maar volgens één theorie bestaat zij uit deeltjes die met de afkorting WIMP (Weakly Interacting Massive Particles) worden aangeduid. Als dat inderdaad zo is, zouden de bevindingen van de computersumulaties bevestigd kunnen worden door waarnemingen met de binnenkort te lancering gammasatelliet GLAST. Bij onderlinge botsingen tussen WIMP's zou namelijk karakteristieke gammastraling moeten vrijkomen.
Meer informatie:
Study shows clumps and streams of dark matter in inner regions of the Milky Way
24 juli 2008
Met de Very Large Telescope Interferometer is de uitdijende stofwolk rond een nova waargenomen. Een nova (van het Latijnse 'stella nova', nieuwe ster) is in werkelijkheid een thermonucleaire uitbarsting op het oppervlak van een hete, compacte witte dwergster. Zo'n explosie treedt op wanneer de witte dwerg zich in een nauw dubbelstersysteem bevindt en gas van zijn begeleider opzuigt. Nova Scorpii 2007a werd in februari 2007 ontdekt en was geruime tijd met het blote oog zichtbaar. Daarna doofde de 'nieuwe ster' uit, doordat hij zich in een uitdijende wolk van weggeblazen stof hulde. De uitdijing van die wolk is nu opgemeten met de Europese Very Large Telescope in Chili, waarbij verschillende telescopen onderling gekoppeld werden om een extreem hoge beeldscherpte te bereiken. Door de waargenomen uitdijingssnelheid aan de hemel te vergelijken met de gemeten radiale snelheid van het stof (ongeveer twee miljoen kilometer per seconde) kon de afstand tot Nova Scorpii 2007a bepaald worden: 5500 lichtjaar. De resultaten zijn gepubliceerd in Astronomy & Astrophysics .
Meer informatie:
Watching a ‘New Star’ Making the Universe Dusty
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
22 juli 2008
Nevels met meerdere ringen rond verschillende objecten aan de hemel kunnen worden gemaakt door een enkele ster. Dit is de conclusie van onderzoek door astronomen van het Sterrekundig Instituut Utrecht. Tot voor kort werd aangenomen dat een dubbelster verantwoordelijk moet zijn voor zulke complexe structuren. Een realistisch computermodel toont nu aan dat een enkele, roterende, zware ster ringen en kappen creëert door de interactie van de sterrenwinden die in de verschillende stadia van zijn leven zijn uitgestoten. De vorm en de samenstelling van de gasnevels bevatten informatie over de evolutie van de centrale ster. De resultaten van dit onderzoek worden binnenkort gepubliceerd in Astronomy & Astrophysics.
Sterren ondergaan verschillende fases van evolutie en gedurende hun leven stoten ze materiaal uit in de vorm van sterrenwinden. Aan het eind van hun leven zwellen ze op tot een rode reus. Hierbij blazen ze een massieve, langzame wind in de vorm van een grote bol. Sommige sterren worden vervolgens een blauwe reus en gaan daarbij snel om hun as draaien. In deze fase krijgt de sterrenwind de vorm van een zandloper, die sneller expandeert dan de wind van de rode reus. Op het punt waar deze zandloper met het materiaal van de bolvormige wind botst, wordt het gas verhit en begint te stralen. Dit gebeurt als eerste langs de rotatie-as van de ster en hierbij worden heldere poolkappen gecreëerd. Ook de nek van de zandloper wordt heet en daardoor zichtbaar.
Het beeld dat zo ontstaat, lijkt erg op de nevel Sher 25. Uit een gedetailleerde studie van het observationele materiaal over Sher 25 en de resultaten van het computermodel blijken inderdaad opmerkelijke overeenkomsten. De onderzoekers trekken daaruit de conclusie dat het mogelijk is dat Sher 25 gevormd werd door een enkele roterende ster en dat de aanname van een dubbelster dus niet noodzakelijk is om de structuur te verklaren.
Promovenda Sabina Chita, die het onderzoek leidt, legt uit dat ze meerdere realistische modellen in één computercode samengenomen heeft.
"We waren erg verrast door de grote overeenkomsten van de uitkomst van de code en de observaties. Het lijkt erop dat we een flinke stap in de juiste richting hebben gemaakt."
De beroemdste ringen aan de hemel zijn te vinden rond SN1987A, de meest recente nabije supernova. Ook al reproduceert hun model niet de volledige structuur zoals die is waargenomen rond SN1987A, toch suggereren de onderzoekers dat hun resultaten laten zien dat ook deze supernova zou kunnen zijn veroorzaakt door een enkele ster.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
18 juli 2008
Op 9 oktober 2007 ontdekte de Europese röntgensatelliet XMM-Newton een tot dan toe onbekende bron van röntgenstraling. Het enige bekende hemellichaam dat op die plek aan de hemel stond, was een onbeduidend sterretje met de catalogusnaam USNO-A2.0 0450-03360039. Vervolgonderzoek met telescopen op aarde bracht duidelijkheid: het sterretje was 600 keer zo helder geworden. Het bleek te gaan om een nova: een dubbelstersysteem bestaande uit een witte dwerg en een normale ster. Doordat de witte dwerg gas van zijn begeleider naar zich toe trekt, verzamelt zich materie aan zijn oppervlak, en zodra de hoeveelheid materie een kritieke massa bereikt, komt zij tot ontploffing. De vraag is nu hoe deze nova, die de nieuwe aanduiding V598 Puppis heeft gekregen, aan ieders aandacht kan zijn ontsnapt. Uit opnamen die in juni 2007 met een robottelescoop zijn gemaakt, blijkt namelijk dat de nova toen gemakkelijk waarneembaar was met het blote oog. Iedereen die in die tijd naar het zuidelijke sterrenbeeld Puppis heeft gekeken, zou de nova gezien moeten hebben...
Meer informatie:
XMM-Newton discovers the star that everyone missed
15 juli 2008
Een ster in de stofrijke omgeving van het centrum van ons Melkwegstelsel blijkt naar schatting 3,2 miljoen keer zo veel licht te produceren als onze zon. Dat volgt uit onderzoek met de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer. De ster, die de bijnaam Pioennevelster heeft, is na Eta Carinae (4,7 miljoen maal de lichtkracht van de zon) in elk geval de op één na helderste ster die tot nog toe in het Melkwegstelsel ontdekt is. Maar de foutenmarges bij de bepaling van de helderheden van deze 'supersterren' zijn groot. Het is dan ook denkbaar dat de twee qua lichtkracht niet veel voor elkaar onderdoen. Extreem heldere sterren als deze zijn heel groot en zwaar: de Pioennevelster is ongeveer honderdmaal zo groot als de zon en was bij zijn geboorte waarschijnlijk 150 tot 200 maal zo zwaar. De levensduur van zulke sterren is - naar astronomische maatstaven - gering: ze zijn instabiel, waardoor ze veel gas wegblazen, en raken binnen luttele miljoenen jaren door hun brandstof heen. En als klap op de vuurpijl eindigen ze hun bestaan als supernova.
Meer informatie:
Brightest Star in the Galaxy Has New Competition
15 juli 2008
In bolvormige sterrenhopen, de oudste structuren in het nabije heelal, geldt het recht van de sterkste. Tijdens het miljarden jaren durende leven van een bolvormige sterrenhoop worden de lichtste sterren door de zware weggeslingerd. Dit publiceert promovendus Diederik Kruijssen van de Universiteit Utrecht binnenkort in Astronomy & Astrophysics. Al tijden waren astronomen verbaasd over de helderheid van sommige bolvormige sterrenhopen. Deze zijn namelijk veel te helder in relatie tot de lage massa die ze bevatten. Nu wijst alles er op dat dit komt doordat ze hun lichte, en dus zwakke sterren hebben verloren, terwijl ze de zware, heldere sterren hebben behouden. Omdat de honderdduizenden sterren in een bolvormige sterrenhoop heel dicht op elkaar zitten, is het vanaf de aarde niet mogelijk alle sterren te tellen en te bepalen wat hun individuele helderheid is. Daarom heeft Kruijssen het probleem benaderd via computermodellen om na te gaan of het verlies van juist lichte sterren uit een sterrenhoop kan verklaren waarom bolvormige sterrenhopen zo helder zijn.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
10 juli 2008
Astronomen van het Space Telescope Science Institute denken dat veel witte dwergsterren in de open sterrenhoop NGC 6791 in werkelijkheid nauwe dubbelsterren zijn. Alleen op die manier is te verklaren dat de witte dwergen in de sterrenhoop twee verschillende leeftijden hebben. NGC 6791, in het sterrenbeeld Lier, bevat ongeveer tienduizend sterren. De sterren in zo'n open sterrenhoop moeten allemaal tegelijkertijd zijn geboren, en dus dezelfde leeftijd hebben. Merkwaardig genoeg lijken de 'gewone' sterren in de sterrenhoop verschillende leeftijden te hebben: 8 miljard jaar voor de 'gewone' sterren, 6 miljard jaar voor ruwweg de helft van de witte dwergen, en 4 miljard jaar voor de overige witte dwergen. Dat er een leeftijdsverschil lijkt te bestaan tussen de gewone sterren en de witte dwergen wordt mogelijk veroorzaakt doordat de evolutie van witte dwergen niet goed wordt begrepen, aldus de astronomen. Maar dat de witte dwergen zelf ook tot twee verschillende leeftijdspopulaties lijken te behoren, is minder vanzelfsprekend. Een mogelijke verklaring is dat de 'jonge' witte dwergen in werkelijkheid nauwe dubbelsterren zijn. De componenten van zo'n dubbelster zijn niet afzonderlijk te zien - zelfs de Hubble Space Telescope ziet ze als één ster, die wel extra helder is. Vanwege die grotere helderheid wordt vervolgens de leeftijd abusievelijk te jong ingeschat.
Meer informatie:
What's My Age? Mystery Star Cluster Has 3 Different Birthdays
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 juli 2008
Waarnemingen aan een unieke dubbelpulsar op 1700 lichtjaar afstand van de aarde vormen een nieuwe ondersteuning voor Einsteins algemene relativiteitstheorie. Dat schrijven Canadese en Amerikaanse radioastronomen deze week in Science . Met de 100-meter Green Bank Telescope zijn precisiewaarnemingen verricht aan de dubbelpulsar, die bestaat uit twee compacte neutronensterren die in minder dan tweeënhalf uur om elkaar heen draaien, op een onderlinge afstand van ongeveer 800.000 kilometer. Vanaf de aarde zien we de baan vrijwel exact van opzij, waardoor de pulsars om beurten 'verduisterd' worden door de wolk van geïoniseerd gas rond hun partner. Uit de radiowaarnemingen kan de ruimtelijke oriëntatie van het systeem nauwkeurig worden afgeleid. Op die manier is ontdekt dat de rotatieassen van de twee snel roterende sterren een trage tolbeweging vertonen. De grootte van die precessiebeweging is precies in overeenstemming met de voorspellingen van Einsteins algemene relativiteitstheorie.
Meer informatie:
Unique Stellar System Gives Einstein a Thumbs-Up
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
1 juli 2008
De Hubble Space Telescope heeft een dunne sliert van gloeiend gas gefotografeerd die deel uitmaakt van het overblijfsel van een geëxplodeerde ster. De supernova-uitbarsting vond plaats in het voorjaar van het jaar 1006, op ongeveer 7000 lichtjaar afstand van de aarde. De sterexplosie was zo helder dat hij lange tijd zelfs overdag zichtbaar was. Halverwege de jaren zestig werd met radiotelescopen een gasschil ontdekt op de plaats van de supernova, maar pas in de jaren zeventig werden er voor het eerst met een optische telescoop foto's van de supernovarest gemaakt. De dunne gassliert op de Hubblefoto markeert de locatie van een schokfront, waar waterstofgas tot gloeien wordt gebracht doordat het in botsing komt met de ijle interstellaire materie. De gassliert vormt slechts een klein onderdeel van de vrijwel volmaakt cirkelvormige supernovarest. Die meet ongeveer zestig lichtjaar in middellijn en dijt nog steeds uit met een snelheid van ongeveer tien miljoen kilometer per uur.
Meer informatie:
Hubble Sees Stars and a Stripe in Celestial Fireworks
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
23 juni 2008
De Europese satelliet XMM-Newton heeft voor het eerst de röntgensignalen van de beide pulsars van een dubbel pulsarsysteem gedetecteerd. De onderzoekers spreken van een 'wetenschappelijke goudmijn'. Een pulsar is het uiterst compacte restant van een ontplofte ster. Zulke restanten tollen heel snel om hun as en zenden daarbij kenmerkende pulsen van radio- en röntgenstraling uit. In het geval van de in 2003 ontdekte dubbelpulsar PSR J0737-3039, een stelsel van twee pulsars die op zeer kleine afstand en in slechts enkele uren om elkaar heen draaien, tolt de ene pulsar (A) veel sneller dan de andere (B). Uit waarnemingen met XMM-Newton is nu gebleken dat de röntgenstraling die we van de dubbelpulsar ontvangen niet geheel voor rekening kan komen van de veel energierijkere pulsar A. Er zit ook een bijdrage van pulsar B bij, en die is groter dan voor mogelijk werd gehouden. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat pulsar B wordt 'aangemoedigd' door pulsar A. Het lijkt erop dat de 'sterrewind' - een stroom van energierijke deeltjes - van pulsar A door het magnetische veld van de luie begeleider wordt opgepikt en diens oppervlak extra hitte geeft.
Meer informatie:
XMM-Newton watches lazy pulsar being jazzed up by companion
18 juni 2008
Amerikaanse sterrenkundigen hebben een dubbelster ontdekt waarvan de ene component mogelijk vijfhonderdduizend jaar eerder is geboren dan de andere. Tot nu toe werd altijd aangenomen dat de twee componenten van een dubbelster vrijwel tegelijkertijd ontstaan. De twee sterren zijn nog erg jong en bevinden zich in de Orionnevel, een groot stervormingsgebied op 1500 lichtjaar afstand van de aarde. Ze draaien om elkaar heen en bedekken elkaar daarbij om beurten. Uit de resulterende helderheidsschommelingen kan de omloopbaan worden afgeleid. Daaruit blijkt dat beide sterren even zwaar zijn: 41 procent van de massa van de zon. Omdat ze uit dezelfde gas- en stofwolk zijn gecondenseerd, moeten ze ook dezelfde scheikundige samenstelling hebben. Met een identieke massa en een identieke samenstelling zou je verwachten dat de twee sterren ook dezelfde lichtkracht, temperatuur en grootte hebben. Dat blijkt echter niet het geval. De ene ster is twee keer zo helder als de andere, heeft een oppervlaktetemperatuur die ongeveer 300 graden hoger is, en is bovendien tien procent groter. De eenvoudigste verklaring voor die verschillen is dat die ster vijfhonderdduizend jaar ouder is dan de andere. De opmerkelijke ontdekking wordt donderdag gepubliceerd in Nature .
Meer informatie:
http://www.vanderbilt.edu/news/releases/2008/06/18/newly-born-identical-twin-stars-show-surprising-differences.60514
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
10 juni 2008
Amateurastronomen van over de hele wereld hebben Britse radiosterrenkundigen geholpen bij een bijzondere waarneming: de verschijning van een zogeheten radiojet bij een dwergnova (Science, 6 juni). Het betreft de veranderlijke ster SS Cygni, die feitelijk uit twee om elkaar draaiende sterren bestaat. De ene ster is een witte dwerg, de andere een kleine, normale ster. Hun onderlinge afstand is dermate klein, dat de witte dwerg materie van de andere ster naar zich toe trekt. Hierdoor ontstaat rondom de dwerg een schijf van materie, die af en toe opvlamt. Bij andere objecten die door zo'n materieschijf omringd worden, treedt een bijzonder verschijnsel op: door een nog niet geheel begrepen oorzaak wordt een deel van de materie die vanuit de schijf naar het centrale object valt in bundels die loodrecht op de schijf staan weggeblazen. Zulke 'jets' zijn onder meer waargenomen bij jonge sterren die nog bezig zijn gas te verzamelen en bij dubbelstersystemen waarin een neutronenster of zwart gat de scepter zwaait. Bij een dwergnova was het verschijnsel nog nooit met zekerheid gezien... tot nu toe dan. Dankzij de waarnemingen van amateurastronomen kon de opleving van SS Cygni van 24 april 2007 in een zeer vroeg stadium met professionele instrumenten worden waargenomen. Binnen enkele uren werden radiotelescopen in de VS en Engeland op de ster gericht en werd voor het eerst een kortstondige jet bij deze dwergnova gezien.
Meer informatie:
Radio astronomers catch a glimpse of an astrophysical jet with timely help
10 juni 2008
Met de Europese röntgensatelliet XMM-Newton is vastgesteld dat het merkwaardig gevormde restant van een verre, ontplofte ster pas duizend jaar geleden is ontstaan. Bij zo'n supernova-explosie wordt doorgaans een vrijwel bolvormige schil van stermaterie uitgestoten, die in de loop van de jaren uitdijt. Supernovaresten zien er normaal gesproken dus (vrijwel) rond uit. Maar toen sterrenkundigen in de jaren tachtig voor het eerst naar het object G350.1-0.3 keken, zagen zij een onregelmatig gevormde gasmassa, die voor een ver sterrenstelsel werd aangezien en in de vergetelheid raakte. Enkele jaren geleden ontstond echter het vermoeden dat het object, ondanks zijn merkwaardige vorm, toch een supernovarest is. Met XMM-Newton is dit vermoeden nu bevestigd, en daarbij is komen vast te staan dat het een tamelijk recent exemplaar betreft: de sterontploffing vond ongeveer duizend jaar geleden plaats. De merkwaardige vorm van G350.1-0.3 is te danken aan een toevalligheid: de supernova-explosie voltrok zich in de buurt van een dichte gaswolk op ongeveer 15.000 lichtjaar van de aarde. Deze gaswolk heeft er voor gezorgd dat bij de explosie uitgestoten stermaterie niet vrijelijk alle kanten op kon, waardoor de inmiddels 8 lichtjaar grote supernovarest die vreemde vorm kreeg.
Meer informatie:
Detective astronomers unearth hidden celestial gem
3 juni 2008
Astronomen hebben de meeste gedetailleerde infraroodkaart van het Melkwegstelsel ooit gemaakt op basis van ruim achthonderdduizend infraroodfoto's van NASA's Spitzer Space Telescope. Op het gigantische mozaïek zijn ruim honderd miljoen sterren zichtbaar, alsmede stervorminsgebieden, ijle bellen en schillen, stofwolken, supernova-restanten en moleculaire wolken waarin onder andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen voorkomen. Op infrarode golflengten kijken sterrenkundigen dwars door absorberende stofwolken heen, zodat de structuur van het Melkwegstelsel opvallender is dan in zichtbaar licht. Spitzer keek tot afstanden van zo'n zestigduizend lichtjaar, ver voorbij het centrum van het Melkwegstelsel. Het infraroodmozaïek beslaat 120 graden (een derde van de Melkwegband). Het werd gepresenteerd op de 212e bijeenkomst van de American Astronomical Society in St. Louis, Missouri.
Meer informatie:
Spitzer Captures Stellar Coming of Age in Our Galaxy
Spitzer Space Telescope
Hogersolutieversie van het Melkwegmozaïek
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 juni 2008
Het Melkwegstelsel heeft geen vier grote spiraalarmen, zoals lange tijd is gedacht, maar slechts twee. Dat blijkt uit waarnemingen met NASA's Spitzer Space Telescope. Op basis van radiowaarnemingen, midden vorige eeuw onder andere in Nederland verricht, werden vier spiraalarmen in kaart gebracht: Norma, Scutum-Centaurus, Sagittarius en Perseus (genoemd naar de sterrenbeelden waarin ze zich gezien vanaf de aarde bevinden). Uit de Spitzer-metingen blijkt echter dat de Norma- en de Sagittarius-arm geen echte grote spiraalarmen zijn, maar relatief kleine concentraties van gaswolken en jonge sterren. Scutum-Centaurus en Perseus daarentegen zijn volwaardige spiraalarmen, met veel jonge sterren en rode reuzen. De metingen aan de sterdichtheden van de spiraalarmen werden verricht op een nieuw Melkwegmozaiek van honderdduizenden infraroodfoto's, waarop Spitzer in totaal meer dan honderd miljoen sterren vastlegde. De twee grote spiraalarmen van het Melkwegstelsel ontspringen aan de uiteinden van de centrale balk, een langgerekte structuur van voornamelijk oude sterren in het centrum van het stelsel. De aanwezigheid van die balk werd pas in de jaren negentig ontdekt.
Meer informatie:
Two of the Milky Way's Spiral Arms Go Missing
Spitzer Space Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 juni 2008
Astronomen hebben een mogelijke verklaring opgesteld voor de afwezigheid van een witte dwergster in de planetaire nevel SuWt 2, op 6500 lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Centaurus. Planetaire nevels zijn de uitgeblazen gasschillen van rode reuzensterren. Wanneer de kern van de ster inkrimpt tot een compacte, hete witte dwerg, worden de nevelresten door de ultraviolette straling van die dwerg tot gloeien gebracht. In het centrum van SuWt 2 bevindt zich echter geen witte dwerg, maar een merkwaardige dubbelster die niet heet genoeg is om de nevel aan te lichten. Katrina Exter en Howard Bond van het Space Telescope Science Institute in Baltimore denken nu dat er oorspronkelijk sprake geweest is van een drievoudige ster. In het rode reuzenstadium zou de buitenste van de drie de andere twee gedeeltelijk hebben opgeslokt, waardoor ze op kleinere onderlinge afstand terecht zijn gekomen. De mantel van de reuzenster zou vervolgens de ruimte in zijn geblazen.
Meer informatie:
White Dwarf Lost in Planetary Nebula
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
2 juni 2008
De pulsar in het centrum van de Krabnevel - een kleine, supercompacte neutronenster die 30 keer per seconde om zijn as draait - moet extreem symmetrisch zijn, en nergens meer dan een meter van de perfecte bolvorm afwijken. Dat concluderen natuurkundigen uit het feit dat er met het LIGO-observatorium geen zwaartekrachtsgolven van de pulsar zijn gedetecteerd. Het is de tweede keer dat LIGO-astronomen een non-detectie presenteren als een wetenschappelijk interessant resultaat. LIGO (Laser Interferometer Gravitational-wave Observatory) bestaat uit twee gigantische detectoren in de Verenigde Staten die zwaartekrachtsgolven uit het heelal moeten kunnen detecteren - minieme rimpelingen in de ruimtetijd, veroorzaakt door zware, compacte objecten die sterk worden versneld. De snel roterende pulsar in de Krabnevel, op 6500 lichtjaar afstand van de aarde, zou zulke zwaartekrachtsgolven uitzenden wanneer hij licht symmetrisch is. De draaisnelheid van de pulsar neemt af, maar uit de non-detectie van LIGO blijkt dat het energieverlies voor maximaal vier procent op het konto van zwaartekrachtsgolven kan worden geschreven.
Meer informatie:
LIGO Observations show that gravitational waves not putting the brakes on Crab Pulsar
LIGO
Persbericht California Institute of Technology
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
2 juni 2008
Sterrenkundigen zijn er voor het eerst in geslaagd om extreem koele bruine dwergen te wegen. Bruine dwergen zijn 'mislukte sterren' met een massa die slechts een paar procent van de massa van de zon bedraagt. Ze zijn te licht om kernfusiereacties in hun inwendige op gang te houden. Van de allerkoelste bruine dwergen (de zogeheten methaan-dwergen, genoemd naar het molecuul dat in hun dampkring is ontdekt) zijn wel oppervlaktetemperaturen en helderheden gemeten, maar tot nu toe was het nog niet gelukt om ook de massa te bepalen. Michael Liu van de Universiteit van Hawaï en zijn collega's zijn daar nu voor het eerst in geslaagd. Ze deden precisiemetingen aan de baanbewegingen van twee dubbelstersystemen, die allebei uit twee koele bruine dwergen bestaan. Uit de afstanden en omlooptijden zijn de massa's te berekenen. Omdat de dubblestersystemen op enkele tientallen lichtjaren afstand staan en omlooptijd hebben van tien à vijftien jaar, waren de metingen alleen mogelijk dankzij de superscherpe blik van de 10-meter Keck-telescoop op Hawaï (die uitgerust is met adaptieve optiek voor het compenseren van atmosferische trillingen) en de Hubble Space Telescope. Uit de metingen volgt dat de twee bruine dwergen in het dubbelstersysteem 2MASS 1534-2952AB allebei een massa hebben van slechts drie procent van de massa van de zon. De bruine dwergen in het dubbelstersysteem HD130948BC wegen zes respectievelijk elf procent van de zonsmassa. Overigens is er wel een probleem: wanneer je op basis van de nu bekende massa's de oppervlaktetemperatuur berekent, gebruik makend van de standaard modellen voor de evolutie van bruine dwergen, kom je voor het eerste systeem op een te lage temperatuur uit, en voor het tweede op een te hoge waarde. Liu en zijn collega's presenteerden hun resultaten vandaag op de 212e bijeenkomst van de American Astronomical Society in St. Louis, Missouri.
Meer informatie:
Astronomers Weigh the Coldest Brown Dwarfs with Astronomy's Sharpest Eyes
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
2 juni 2008
Amerikaanse astronomen hebben een vijftig jaar oud raadsel opgelost door een ontbrekende spiraalarm van het Melkwegstelsel te vinden. Kort na de opkomst van de radioastronomie werd in de kern van het Melkwegstelsel een kleine spiraalarm gevonden, op een afstand van slechts tienduizend lichtjaar (drieduizend parsec, ofwel 3 kpc) van het centrum. Het gas in deze 3 kpc-arm beweegt met een snelheid van ruim 50 kilometer per seconde in de richting van de zon. De arm bevat ongeveer tien miljoen zonsmassa's aan atomair en moleculair waterstof. Sterrenkundigen namen altijd aan dat zich aan de andere kant van het Melkwegcentrum een soortgelijke spiraalarm zou bevinden, maar die is nooit waargenomen. Sterrenkundigen van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics zijn daar nu voor het eerst wel in geslaagd. De arm die zich (gezien vanaf de aarde) achter het Melkwegcentrum bevindt, is een tweelingbroer van de reeds bekende 3 kpc-arm. Hij beweegt ook met een snelheid van enkele tientallen kilometers per seconde van het Melkwegcentrum af. Beide spiraalarmen ontspringen waarschijnlijk aan de uiteinden van de centrale 'balk' van het Melkwegstelsel - een langgerekte structuur die veel oude sterren bevat. De ontdekking van de 'verre 3 kpc-arm' werd vandaag gepresenteerd op de 212e bijeenkomst van de American Astronomical Society in St. Louis, Missouri.
Meer informatie:
Milky Way's inner beauty revealed
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
2 juni 2008
De baanbewegingen van sommige sterren in de buitendelen van het Melkwegstelsel worden afgeremd, waarschijnlijk door de zwaartekrachtswerking van de spiraalarmen van de Melkweg. Dat concluderen sterrenkundigen van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics op basis van meetresulaten van een wereldwijd netwerk van radiotelescopen. Mark Reid en zijn collega's gebruikten de Very Long Baseline Array om heel nauwkeurig de afstanden en bewegingen van stervormingsgebieden te meten. Door die gegevens te combineren met de radiale snelheid (langs de gezichtslijn) kon de werkelijke ruimtelijke beweging van de pasgeboren sterren in deze stervormingsgebieden worden bepaald. Het blijkt dat veel sterren veel langzamer rond de kern van het Melkwegstelsel bewegen dan werd verwacht, en bovendien in langgerekte ellipsbanen in plaats van nette cirkelbanen. De oorzaak moet vermoedelijk gezocht worden in de invloed van de spiraalarmen van de Melkweg, die meer massa bevatten dan de ruimte tussen de spiraalarmen. Door het afremeffect komen de sterren automatisch in ellipsbanen terecht. Reid presenteerde de resultaten vandaag op de 212e bijeenkomst van de American Astronomical Society in St. Louis, Missouri.
Meer informatie:
Milky Way mapping project finds surprisingly slow stars
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
29 mei 2008
De 'dikke schijf' van sterren in het centrale vlak van ons Melkwegstelsel is niet ontstaan als gevolg van kosmisch kannibalisme, zoals lange tijd werd aangenomen. Dat blijkt uit metingen aan de chemische samenstelling van ruim tweeënhalf miljoen sterren in het Melkwegstelsel, uitgevoerd op basis van waarnemingen die verricht zijn in het kader van de Sloan Digital Sky Survey. Op basis van de kleuren van sterren waren astronomen in staat om iets te zeggen over de hoeveelheid zware elementen ('metalen') in de sterren. Op die manier kan informatie verkregen worden over structuur en evolutie van het Melkwegstelsel: zware elementen (zwaarder dan waterstof en helium) ontstaan in het binnenste van sterren, en komen via sterrenwinden en supernova-explosies weer in de interstellaire ruimte terecht. In de nieuwe 'metaalkaart' van het Melkwegstelsel zijn wel de sporen van galactisch kannibalisme te zien, waarbij ons Melkwegstelsel een kleiner dwergstelsel opslokt: de sterren in zo'n dwergstelsel hebben gemiddeld een ander metaalgehalte, en blijven dus als zodanig herkenbaar. De dikke schijf - die zich verticaal verder uitstrekt dan de extreem dunne schijf waarin de zon zich bevindt - blijkt echter niet op deze manier te zijn ontstaan. De resultaten van het onderzoekj worden op 1 augustus gepubliceerd in The Astrophysical Journal .
Meer informatie:
Astronomers map the metals in millions of Milky Way stars
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
28 mei 2008
Rond de sterk magnetische neutronenster SGR 1900+14 is een merkwaardige, enigszins langgerekte stofring ontdekt. Dat melden sterrenkundigen deze week in Nature op basis van waarnemingen met NASA's infraroodsatelliet Spitzer. SGR 1900+14 is een zogheten magnetar - het overblijfsel van een supernova-explosie, waarbij een zware ster explodeert terwijl de kern ineenstort tot een zeer compacte neutronenster. Magnetars zijn neutronensterren die niet extreem snel roteren, maar wel bijzonder krachtige magneetvelden hebben. In 1998 vertoonde SGR 1900+14 een heldere uitbarsting van röntgenstraling, mogelijk als gevolg van een zogeheten sterbeving, en vermoedelijk is daarbij de ring ontstaan: de uitgestraalde energie zou de ijle interstellaire materie in de omgeving van de bizarre ster hebben verdampt en opgeveegd, waardoor er nu stofdeeltjes in een ringvormige structuur terecht zijn gekomen. Het stof wordt vermoedelijk verwarmd door andere sterren in de omgeving (de magnetar maakt deel uit van een relatief jonge sterrenhoop), waardoor het warmtestraling uitzendt. Onderzoek aan de stofring biedt informatie over de eigenschappen en evolutie van deze mysterieuze objecten.
Meer informatie:
Strange Ring Found Circling Dead Star
Spitzer Space Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
27 mei 2008
Het Melkwegstelsel is ongeveer twee keer zo licht als tot nu toe altijd werd aangenomen, zo blijkt uit nieuwe metingen aan de bewegingssnelheden van 2400 sterren in de uitgestrekte halo van het stelsel. De snelheidsmetingen zijn uitgevoerd op basis van waarnemingen van de Sloan Digital Sky Survey. Een internationaal team van sterrenkundigen, geleid door Xiangxiang Xue van het Max Planck Instituut voor Astronomie in Heidelberg, kon uit de snelheden van de sterren een waarde afleiden voor de totale massa van het Melkwegstelsel. Omdat het om sterren in de allerbuitenste delen van het stelsel gaat, kon de massa veel preciezer bepaald worden dan voorheen. Volgens Xue en zijn collega's bedraagt de totale (zichtbare en onzichtbare) massa van het Melkwegstelsel minder dan één biljoen zonsmassa's. Eerder werd aangenomen dat de massa van het Melkwegstelsel ongeveer anderhalf à twee biljoen zonsmassa's bedraagt. Kennelijk bevat het Melkwegstelsel minder donkere materie dan gedacht. De resultaten worden binnenkorte gepubliceerd in The Astrophysical Journal .
Meer informatie:
New measurements reveal slimmer Milky Way
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
20 mei 2008
Astronomen van het Nederlands ruimteonderzoeksinstituut SRON hebben mysterieuze pulsen ontdekt die uitgezonden worden door een extreem magnetische ster. De magnetische ster, een magnetar, zendt de pulsen uit als röntgenstraling met zeer hoge energie. De astronomen maakten gebruik van de ESA ruimtetelescopen INTEGRAL en XMM-Newton en de NASA-satelliet RXTE. SRON astronoom Peter den Hartog promoveert woensdag 21 mei op dit onderwerp aan de Universiteit van Amsterdam.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
19 mei 2008
Op 25 april jl. registreerde de NASA-satelliet Swift de heftigste uitbarsting die ooit bij een zonachtige ster is waargenomen. De uitbarsting was duizenden malen zo explosief als de zogeheten zonnevlammen die heel frequent op onze zon plaatsvinden. De ster in kwestie, die EV Lacertae heet, is een stellair onderdeurtje: een zogeheten rode dwerg. Hij produceert normaal gesproken honderd keer zo weinig licht als de zon en is ondanks zijn kleine afstand van 16 lichtjaar absoluut niet met het blote oog waarneembaar. Maar als deze doorgaans zwakke ster op het moment van de uitbarsting aan onze nachthemel had gestaan, zou hij enkele uren lang voor iedereen te zien zijn geweest. De uitbarsting van EV Lacertae was zo heftig dat eventuele planeten in zijn omgeving in één klap geroosterd zouden zijn. De hevige uitbarstingen die jonge dwergsterren als deze wel vaker vertonen, worden toegeschreven aan hun snelle rotatie, die magnetische velden doet ontstaan die veel krachtiger zijn dan de magnetische velden op onze zon. Overigens bestaat het vermoeden dat ook de zon in de eerste miljard jaar van haar bestaan zulke hevige zonnevlammen heeft geproduceerd.
Meer informatie:
The Mouse That Roared: Pipsqueak Star Unleashes Monster Flare
15 mei 2008
Sterrenkundigen hebben een snel rondtollende pulsar ontdekt die in een langgerekte baan om een zonachtige ster draait: een combinatie die nog nooit eerder is waargenomen. Een pulsar is het uiterst compacte restant van een zware ster die als supernova is ontploft. Alle pulsars draaien snel om hun as, maar sommige overdrijven het - zo ook deze. Pulsar J1903+0327 maakt 465 omwentelingen per seconde en behoort daarmee tot de categorie van de millisecondepulsars. Tot dusver gingen sterrenkundigen ervan uit dat de snelle aswenteling van millisecondepulsars te danken is aan materiaal van een stellaire begeleider dat op hun oppervlak valt. Maar daartoe moet de pulsar heel dicht om zijn begeleider heen draaien en dan ook nog in een baan die na verloop van tijd steeds cirkelvormiger wordt. Bovendien zou de begeleidende ster van een heel ander type moeten zijn als onze zon. Pulsar J1903+0327 is dus een millisecondepulsar die in een verkeerd soort baan om de verkeerde soort ster draait. De vraag is nu hoe deze vreemde dubbelster is ontstaan. Er lijken drie mogelijkheden te zijn. De eerste is dat de pulsar simpelweg bij zijn ontstaan als zo snel om zijn as draaide, maar dat wordt onwaarschijnlijk geacht. Mogelijkheid twee is dat de pulsar is ontstaan in een zogeheten bolvormige sterrenhoop en aanvankelijk een andere stellaire begeleider had. Door een nabije ontmoeting met een andere ster zou deze oorspronkelijke begeleider ontsnapt zijn. Leuk idee, maar er is geen bolvormige sterrenhoop in de buurt. Een derde optie is dat er nog een derde, moeilijk waarneembare ster in de dubbelster zit: een neutronenster of witte dwerg. In dat geval zou de pulsar om dié ster draaien en niet om de zonachtige ster die op foto's te zien is.
Meer informatie:
Weird Stellar Pair Puzzles Scientists
15 mei 2008
Groningse astronomen hebben met behulp van computersimulaties een verklaring gevonden voor het feit dat de kleine satelliet-sterrenstelsels die ons Melkwegstelsel omringen, bijna perfect in één vlak liggen. De gangbare theorie (het model van de koude donkere materie) zou in principe een verdeling van dit soort dwergstelsels in alle richtingen voorspellen. Deze theorie werd door sommige sterrenkundigen daarom als ontoereikend gezien om de waargenomen verdeling te kunnen verklaren. Maar Yang-Shyang Li en Amina Helmi hebben nu met grootschalige kosmologische simulaties aangetoond dat deze verdeling wel degelijk met de theorie van de koude donkere materie te verklaren is. Zij ontdekten dat de satellietstelsels veelal in groepen zijn 'ingevallen' en dat die oorspronkelijke clustering behouden blijft. Hun bevindingen zijn gepubliceerd in de Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
Meer informatie:
Bijzondere verdeling satellieten Melkweg verklaard
14 mei 2008
Uit onderzoek door een internationaal team van sterrenkundigen blijkt dat de laatste supernova-explosie in ons Melkwegstelsel niet 340 jaar geleden plaatsvond, maar hooguit 150 jaar geleden. Dat volgt uit nieuwe waarnemingen van supernovarest G1.9+0.3 met behulp van de Very Large Array-radiotelescoop in de VS. Een supernovarest bestaat uit gaswolken die door een ontplofte ster zijn uitgestoten: als je maar lang genoeg wacht, kun je hem groter zien worden. Door waarnemingen van G1.9+0.3 uit 1985 en 2008 met elkaar te vergelijken, is nu vastgesteld dat dit object in die 23 jaar ongeveer vijftien procent in omvang is toegenomen. Terugrekenend in de tijd betekent dit dat de ontploffing van de ster 140 tot 150 jaar geleden moet hebben plaatsgevonden. Daarmee is G1.9+0.3 verreweg de jongste supernovarest in ons Melkwegstelsel. Daarmee rijst de vraag waarom destijds geen opvallend heldere ster aan de hemel is gezien. Welnu, de ontplofte ster bevond zich niet ver van het melkwegstelsel en ging schuil achter grote hoeveelheden gas en stof.
Meer informatie:
Astronomers Find Youngest Supernova Remnant In Milky Way
Youngest Stellar Explosion in Our Galaxy Discovered
Chandra Uncovers Youngest Supernova in Our Galaxy
1 mei 2008
Sterrenkundigen van de universiteit van Texas in Austin hebben het bestaan voorspeld én bevestigd van een nieuw type veranderlijke ster. Het gaat om een zogeheten 'pulserende koolstofrijke witte dwerg'. Een witte dwerg is het restant van een ster zoals onze zon, die al zijn nucleaire brandstof heeft verbruikt. Zo'n dwergster is uiterst compact: in een volume ter grootte van de aarde zit ongeveer anderhalve zonsmassa materie. Tot voor kort waren slechts twee soorten witte dwergen bekend: de ene met een buitenste laag van waterstof, de andere met een buitenste laag van helium. Vorig jaar werd nog een derde soort ontdekt, die om onduidelijke redenen niet alleen zijn waterstofmantel is kwijtgeraakt, maar ook zijn heliummantel. Hierdoor is de onderliggende koolstofrijke laag bloot komen te liggen. Vermoed wordt dat dit de zwaarste witte dwergen zijn. Kort na de ontdekking van de koolstofrijke dwergsterren lieten berekeningen zien dat zulke sterren kunnen pulseren. Bij een systematische zoektocht naar zulke pulserende exemplaren is nu een onooglijk sterretje in de Grote Beer opgedoken dat inderdaad de voorspelde helderheidsvariaties vertoont. De onderzoekers hopen uit het pulsgedrag van de ster te kunnen afleiden hoe deze van binnen in elkaar steekt.
Meer informatie:
McDonald Observatory Astronomers Discover New Type Of Pulsating White Dwarf Star
30 april 2008
Een internationaal team van sterrenkundigen, met onder anderen de Amsterdamse astronomen Diego Altamirano, Michiel van der Klis en Rudy Wijnands, hebben een tijdmechanisme ontdekt waarmee krachtige explosies op neutronensterren exact te voorspellen zijn. Met behulp van observaties met NASA's röntgensatelliet RXTE vonden ze een 'klok' die steeds langzamer tikt, waarna een thermonucleaire explosie volgt waarin waterstof wordt gefuseerd tot helium. De resultaten zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Nederlandstalig)
28 april 2008
Uit onderzoek met de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra blijkt dat zogeheten bolvormige sterrenhopen veel minder ver ontwikkeld zijn dan doorgaans wordt aangenomen. Bolvormige sterrenhopen zijn compacte verzamelen van honderdduizenden tot miljoenen, veelal oude sterren die om sterrenstelsels zoals ons eigen Melkwegstelsel zwermen. Met geschatte leeftijden van 9 tot 13 miljard jaar behoren ze tot de oudste objecten in het heelal. Door onderlinge wisselwerkingen tussen sterren en dubbelsterren in het drukke centrum van een bolvormige sterrenhoop ontstaan nieuwe, compacte dubbelstersystemen waarin de ene ster materie overdraagt aan de andere. Bij deze overdracht wordt de materie zeer heet, waardoor zij röntgenstraling gaat uitzenden. Aangezien verwacht wordt dat zulke 'röntgendubbelsterren' vooral halverwege de ontwikkeling van een bolvormige sterrenhoop ontstaan, kunnen hun aantallen worden gebruikt om een schatting te maken van het evolutiestadium van de sterrenhoop. Uit het recente onderzoek is nu gebleken dat sommige bolvormige sterrenhopen die tot de oudste categorie werden gerekend, omdat hun sterren sterk rond het centrum geconcentreerd zijn, onverwacht veel röntgendubbelsterren bevatten en dus veel minder ver ontwikkeld zijn dan ze leken. Dat komt mooi uit, want recent theoretisch onderzoek duidde er al op dat die centrale sterconcentratie eerder in het bestaan van een bolvormige sterrenhoop ontstaat dan tot nog toe werd aangenomen.
Meer informatie:
Oldest known objects are surprisingly immature
15 april 2008
Sterrenkundigen hebben, met behulp van Amerikaanse, Japanse en Europese röntgensatellieten, vastgesteld dat het superzware zwarte gat in het centrum van ons Melkwegstelsel zich niet altijd zo rustig houdt als nu. Dit zwarte gat, dat de aanduiding Sagittarius A* heeft, bevat enkele miljoenen zonsmassa's aan materie. Maar anders dan soortgelijke zwarte gaten in andere sterrenstelsels is het maar een zwakke bron van straling. Die rust is echter maar schijn: niet zo heel lang geleden heeft er in het melkwegcentrum een grote uitbarsting plaatsgevonden, en het lijkt erop dat het zwarte gat alleen maar bezig is daarvan te herstellen. Uit röntgenwaarnemingen die tussen 1994 en 2005 zijn verzameld, blijkt namelijk dat een grote gaswolk die zich op 300 lichtjaar van het melkwegcentrum bevindt aanzienlijke helderheidsfluctuaties vertoont. De waarnemingen wijzen erop dat het zwarte gat en zijn omgeving nog maar drie eeuwen geleden een miljoen keer zo veel straling produceerden als nu. Volgens de onderzoekers is het denkbaar dat zich op dit moment weer nieuwe materie bij het zwarte gat ophoopt, en dat er op enig moment een nieuwe grote uitbarsting optreedt.
Meer informatie:
Milky Way’s Giant Black Hole Awoke from Slumber 300 Years Ago
15 april 2008
Europese sterrenkundigen hebben de oorsprong van een 'ontsnapte' ster weten te achterhalen. Het betreft Iota Horologii, een ster aan de zuidelijke hemel waarvan al sinds 1999 bekend is dat er minstens één forse gasplaneet omheen draait. Over de moederster zelf wist men tot nog toe niet zo veel. Maar door zeer nauwkeurig onderzoek van de golfbewegingen aan het steroppervlak â die een vergelijkbaar gedrag vertonen als aardbevingen op onze planeet â is daar nu verandering in gekomen. Uit de waarnemingen blijkt dat Iota Horologii een oppervlaktetemperatuur van 6150 graden heeft, een kwart zwaarder is dan onze zon en ongeveer 625 miljoen jaar oud is. Ook is gebleken dat de ster ongeveer anderhalf keer zo veel zware elementen bevat als de zon. Daarmee komen haar leeftijd en samenstelling overeen met die van de Hyaden, een veel noordelijker gelegen open sterrenhoop. Volgens de onderzoekers is daarmee definitief aangetoond dat Iota Horologii een ontsnapt lid van deze sterrenhoop is â eerder was al ontdekt dat de ster dezelfde bewegingsrichting heeft als de Hyaden. Inmiddels is de ster al 130 lichtjaar van haar geboorteplek verwijderd.
Meer informatie:
The Drifting Star
10 april 2008
Een team van astronomen onder leiding van de Nederlander Jacco van Loon (verbonden aan Keele University in Engeland) heeft met behulp van NASA's Spitzer Space Telescope een infraroodopname gemaakt van de grote bolvormige sterrenhoop Omega Centauri. Omega Centauri is met het blote oog zichtbaar vanaf het zuidelijk halfrond van de aarde. Het is de grootste van de ruim 150 bolhopen in het Melkwegstelsel. Sterrenkundigen denken dat het in werkelijkheid de kern van een dwergsterrenstelsel is dat in de zwaartekrachtsgreep van ons eigen Melkwegstelsel terecht is gekomen. Op de infraroodopname zijn vooral oude rode reuzensterren te zien, die omgeven worden door uitdijende schillen van gas en stof. Die 'stoffige' sterren zijn op de foto zichtbaar als rode en gele stippen. De blauwe en witte stippen zijn minder ver geëvolueerde sterren, zoals onze eigen zon (de foto is een combinatie van een infraroodopname van Spitzer en een opname in zichtbaar licht, gemaakt met de Blanco-telescoop op de Cerro Tololo-sterrenwacht in Chili). Opmerkelijk genoeg zijn er in Omega Centauri minder 'stoffige sterren' waargenomen dan werd verwacht. Mogelijk zegt dat iets over de evolutie van de sterrenverzameling. De resultaten worden deze maand gepubliceerd in The Astronomical Journal .
Meer informatie:
Spitzer Sees Shining Stellar Sphere
Spitzer Space Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
10 april 2008
Sterrenkundigen hebben op 40 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Walvis een bruine dwergster ontdekt met een oppervlaktetemperatuur van slechts 350 graden. Het is de koudste bruine dwerg die ooit is waargenomen. Bruine dwergen zijn 'mislukte sterren' die te licht zijn (lichter dan 70 maal de massa van de reuzenplaneet Jupiter) om kernfusiereacties in hun binnenste op gang te brengen. In plaats daarvan koelen ze in de loop van de tijd langzaam maar zeker af. De nieuw ontdekte bruine dwerg, officieel CFBDS J005910.83-011401.3 geheten, is 15 à 30 maal zo zwaar als Jupiter. Hij is zo koel dat er ammoniak (NH3) in de buitenlagen voorkomt - een gas dat tot nu toe nooit in bruine dwergen is ontdekt, maar wel in de atmosferen van reuzenplaneten. Volgens de onderzoekers vertegenwoordigt de koele dwerg een nieuwe klasse van substellaire objecten, die een belangrijke 'missing link' vormt tussen sterren en planeten. CFBDS0059, zoals het object kortweg wordt genoemd, is ontdekt met behulp van de Canada-France-Hawaii-telescoop en de Gemini North-telescoop op Hawaï, en de Europese New Technology Telescope in Chili. De ontdekking wordt binnenkort gepubliceerd in Astronomy & Astrophysics .
Meer informatie:
Astronomers discovered the coldest brown dwarf star ever observed
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
2 april 2008
Omega Centauri, een heldere sterrenwolk aan de zuidelijke hemel, is waarschijnlijk niet wat het lijkt. Nieuw onderzoek met de Hubble-ruimtetelescoop en de grote telescoop van de Gemini-sterrenwacht wijst erop dat er in het centrum van deze grote verzameling sterren een zwart gat schuilgaat. Deze ontdekking versterkt de indruk dat Omega Centauri, die tot voor kort tot de bolvormige sterrenhopen werd gerekend, een klein sterrenstelsel is dat zijn buitenste sterren is kwijtgeraakt. Bolvormige sterrenhopen bestaan uit maximaal een miljoen sterren en zwermen op ruime afstanden rond sterrenstelsels als het onze. Ze zijn vrijwel kogelrond en bestaan doorgaans uit slechts één generatie van oude sterren. Omega Centauri is anders: hij is afgeplat, kent meerdere stergeneraties en bevat tien keer zo veel materie als normale grote bolhopen - kenmerken die eerder bij een klein sterrenstelsel passen. Uit metingen van de snelheden van de sterren in het kerngebied van Omega Centauri is nu gebleken dat deze sterren veel sneller bewegen dan je op grond van de hoeveelheid zichtbare materie in de kern mag verwachten. De sterbewegingen duiden op de aanwezigheid van een 40.000 zonsmassa's wegend, onzichtbaar object - waarschijnlijk een zwart gat, al zijn andere verklaringen denkbaar. Als deze ontdekking wordt bevestigd, moet Omega Centauri vrijwel zeker als een klein satellietstelsel van ons Melkwegstelsel worden beschouwd.
Meer informatie:
Black hole found in enigmatic Omega Centauri
2 april 2008
Omega Centauri, een heldere sterrenwolk aan de zuidelijke hemel, is waarschijnlijk niet wat het lijkt. Nieuw onderzoek met de Hubble-ruimtetelescoop en de grote telescoop van de Gemini-sterrenwacht wijst erop dat er in het centrum van deze grote verzameling sterren een zwart gat schuilgaat. Deze ontdekking versterkt de indruk dat Omega Centauri, die tot voor kort tot de bolvormige sterrenhopen werd gerekend, een klein sterrenstelsel is dat zijn buitenste sterren is kwijtgeraakt. Bolvormige sterrenhopen bestaan uit maximaal een miljoen sterren en zwermen op ruime afstanden rond sterrenstelsels als het onze. Ze zijn vrijwel kogelrond en bestaan doorgaans uit slechts één generatie van oude sterren. Omega Centauri is anders: hij is afgeplat, kent meerdere stergeneraties en bevat tien keer zo veel materie als normale grote bolhopen - kenmerken die eerder bij een klein sterrenstelsel passen. Uit metingen van de snelheden van de sterren in het kerngebied van Omega Centauri is nu gebleken dat deze sterren veel sneller bewegen dan je op grond van de hoeveelheid zichtbare materie in de kern mag verwachten. De sterbewegingen duiden op de aanwezigheid van een 40.000 zonsmassa's wegend, onzichtbaar object - waarschijnlijk een zwart gat, al zijn andere verklaringen denkbaar. Als deze ontdekking wordt bevestigd, moet Omega Centauri vrijwel zeker als een klein satellietstelsel van ons Melkwegstelsel worden beschouwd.
Meer informatie:
Black hole found in enigmatic Omega Centauri
1 april 2008
Met behulp van een nieuwe techniek hebben NASA-onderzoekers een stellair zwart gat opgespoord dat tot de absolute lichtgewichten behoort. Het object heeft een massa van slechts ongeveer 3,8 zonsmassa en is naar schatting 24 kilometer groot. Veel lichter kunnen stellaire zwarte gaten niet zijn: de ondergrens ligt ergens tussen de 1,7 en 2,7 zonsmassa. Het lichte zwarte gat maakt deel uit van de dubbelster XTE J1650-500; zijn begeleider is een normale ster. Deze laatste draagt materie over aan het zwarte gat, waardoor zich hieromheen een schijf van hete materie verzameld die röntgenstraling uitzendt. De intensiteit van deze röntgenstraling is niet constant, maar vertoont quasi-regelmatige fluctuaties, waarvan de frequentie afhankelijk is van de massa van het zwarte gat: de materie rond lichte zwarte gaten vertoont snellere fluctuaties dan die rond zware zwarte gaten. De onderzoekers hebben dit theoretische inzicht toegepast op een tiental zwarte gaten waarvan de fluctuaties nauwkeurig gemeten zijn door de RXTE-satelliet. En daarvan is het zwarte gat in XTE J1650-500 het lichtste exemplaar.
Meer informatie:
Nasa Scientists Identify Smallest Known Black Hole
1 april 2008
Onderzoekers van Ohio State University hebben twee opmerkelijke dubbelstersystemen buiten ons eigen Melkwegstelsel ontdekt. Het gaat in beide gevallen om twee gele superreuzen - zeer heldere, zware sterren - die op zo'n kleine afstand om elkaar heen draaien, dat ze materie uitwisselen. De dubbelsterren werden ontdekt doordat ze, vanaf de aarde gezien, elkaar bij elke omloop bedekken, waardoor hun totale helderheid met grote regelmaat af- en toeneemt. De eerste werd aangetroffen in een klein sterrenstelsel dat in een baan om het grote spiraalstelsel M81 draait. De beide sterren van dit systeem zijn vrijwel identiek en 15 tot 20 keer zo zwaar als onze zon. Uit nader onderzoek van reeds bestaande gegevens bleek vervolgens dat zich in de veel nabijere Kleine Magelhaense Wolk ook zo'n bijzondere dubbelster bevindt, waarvan het bijzondere karakter niet onmiddellijk herkend was. Dat laatste is vrij opmerkelijk, omdat deze dubbelster al met een verrekijker waarneembaar is. Volgens de onderzoekers zijn deze gele, zware dubbelsterren mogelijke voorlopers van een zeldzaam soort supernova-explosies, waarvan er tot nog toe slechts twee zijn waargenomen.
Meer informatie:
2 new star systems are first of their kind ever found
1 april 2008
Op archieffoto's van de Spitzer Space Telescope zijn twee sterrenhopen ontdekt waarin elke paar duizend jaar een supernova-explosie plaatsvindt. Dat melden Amerikaanse sterrenkundigen vandaag op de National Astronomy Meeting van de Royal Astronomical Society in Belfast. Uit vervolgwaarnemingen met de Keck-telescoop op Hawaï blijkt dat het om sterrenhopen gaat op ongeveer 20.000 lichtjaar afstand van de aarde, aan het uiteinde van de balkvormige structuur die zich in het centrum van het Melkwegstelsel bevindt. De sterrenhopen staan slechts 800 lichtjaar uit elkaar, en hebben leeftijden van 12 en 17 miljoen jaar. Samen bevatten ze maar liefst 40 rode superreuzen (ongeveer een vijfde van het totale aantal bekende rode superreuzen in het Melkwegstelsel). Zulke superreuzen zijn de directe voorlopers van supernova-explosies. Volgens de onderzoekers kan er elk moment weer zo'n sterexplosie plaatsvinden. De twee 'supernovafabrieken' zijn vermoedelijk ontstaan door de wisselwerking tussen de balk en de schijf van het Melkwegstelsel.
Meer informatie:
Two supernova factories found in the Milky Way
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
26 maart 2008
In een groot stervormingsgebied in de kern van ons Melkwegstelsel is een complex organisch molecuul ontdekt dat sterk verwant is aan aminozuren, de bouwstenen van eiwitten. De aanwezigheid van amino-acetonitriel (NH2CH2CN) werd ontdekt met behulp van de 30-meter IRAM-radiotelescoop op Pico Veleta in Spanje, en bevestigd met andere millimeter- en submillimetertelescopen in Frankrijk en Australië. Het stervormingsgebied waarin het molecuul is aangetroffe, Sagittarius B2, is ongeveer 0,3 lichtjaar groot en bevat vele tientallen verschillende interstellaire moleculen. Sinds 1965 zijn er in de ruimte tussen de sterren al meer dan 140 moleculen gevonden, maar tot nu toe is de aanwezigheid van aminozuren in het Melkwegstelsel nog steeds niet met honderd procent zekerheid aangetoond. Het nu gevonden molecuul lijkt echter veel op glycine (NH2CH2COOH), het eenvoudigste aminozuur. Mogelijk is het een directe chemische voorloper van glycine. De ontdekking, gedaan door een team astronomen onder leiding van Arnaud Belloche van het Max Planck Institut für Radioastronomie in Bonn, wordt binnenkort gepubliceerd in Astronomy & Astrophysics .
Meer informatie:
Scientists detect amino acetonitrile near the centre of our Milky Way
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
7 maart 2008
Europese sterrenkundigen hebben heel nauwkeurig de massaverdeling in een donker filament van een moleculaire gaswolk gemeten. Dat gebeurde met een nieuwe techniek, waarbij naar verstrooid nabij-infrarood licht wordt gekeken. Moleculaire gaswolken zijn de kraamkamers van nieuwe sterren. Jammer genoeg zorgt het rijkelijk aanwezige stof ervoor dat het inwendige van zo'n wolk alleen indirect kan worden waargenomen, bijvoorbeeld door naar het licht van erachter gelegen sterren te kijken. In 2006 bedachten Finse sterrenkundigen dat je de inwendige structuur van een moleculaire gaswolk ook in kaart kunt brengen door naar het verstrooide licht van naburige sterren te kijken: hoe meer strooilicht, des te meer stof is er in het betreffende deel van de wolk aanwezig. Door de waarnemingen op nabij-infrarode in plaats van zichtbare golflengten te doen, kan veel dieper de wolk in worden gekeken. Nabij-infrarode straling kan namelijk veel dieper het gas en stof binnendringen dan zichtbaar licht. De eerste waarnemingen die op deze manier zijn gedaan, duiden erop dat de strooilichtmethode net zo betrouwbaar is als de methode waarbij gebruik wordt gemaakt van het licht van achtergrondsterren.
Meer informatie:
Seeing through the Dark
3 maart 2008
De aarde ligt precies in de vuurlijn van een toekomstige gammaflits. Dat beweert de Australische astronoom Peter Tuthill in de Astrophysical Journal . Tuthill ontdekte de bijzondere aard van de ster WR104 acht jaar geleden. Het gaat om een zware dubbelster die zich op 8000 lichtjaar afstand bevindt in het sterrenbeeld Boogschutter. Het dubbelstersysteem wordt omgeven door een prachtige gloeiende spiraal, die bestaat uit gas dat door de twee sterren de ruimte in wordt geblazen. Door de baanbeweging van de twee sterren ontstaat een soort tuinsproeier-effect. Het feit dat we de spiraal pal van boven zien, betekent dat we ook loodrecht op het baanvlak van de dubbelster kijken, aldus Tuthill, en dus vermoedelijk bovenop de rotatiepolen van de sterren. Wanneer zulke zware sterren aan het eind van hun leven exploderen, kunnen ze extreem energierijke gammaflitsen produceren, die altijd twee krachtige bundels langs de draaiingsas van de exploderende ster te zien geven. De aarde ligt dus precies in de vuurlijn van deze mogelijke toekomstige gammaflits. Op de kleine afstand van 8000 lichtjaar zou een dergelijke explosie fataal zijn voor al het leven op aarde. Overigens duurt het waarschijnlijk nog honderdduizenden of miljoenen jaren voordat WR104 explodeert.
Meer informatie:
Beautiful death-star could threaten Earth
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
27 februari 2008
De vorming van zware reuzensterren in het heelal wordt mogelijk gemaakt door de aanwezigheid van kleinere 'hulpsterren'. Dat blijkt uit computersimulaties en -berekeningen van theoretici van de Universiteit van Californië in Berkeley. In grote moleculaire wolken ontstaan sterren van allerlei afmetingen. De koude wolk stort ineen onder zijn eigen gewicht, en fragmenteert daarbij in kleinere wolkjes. De vorming van extreem zware sterren (tot 150 keer zo zwaar als de zon) is echter nooit goed begrepen: door de fragmentatie van de oorspronkelijke wolk zouden zulke grote sterren niet kunnen ontstaan. Uit de berekeningen van Chris McKee en zijn collega's blijkt nu dat het fragmentatieproces geremd wordt wanneer de wolk wordt verwarmd door de straling van kleinere, zonachtige sterren. Die 'hulpsterren' maken het dus mogelijk dat er ook extreem zware sterren in de wolk ontstaan.
Meer informatie:
Small 'helper' stars needed for massive star formation
Video-animatie van de vorming van zware sterren
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
26 februari 2008
Met NASA's Spitzer Space Telescope moet het mogelijk zijn om nano-diamantjes in de interstellaire ruimte op te sporen. Dat blijkt uit computersimulaties die zijn verricht door een team van astronomen van NASA's Ames Research Center. Nano-diamantjes (met afmetingen van een miljoenste millimeter) zijn eerder aangetroffen in meteorieten - kennelijk komt een deel van de interstellaire koolstof in het Melkwegstelsel voor in de vorm van diamant. Uit de computerberekeningen blijkt dat nanodiamantjes een 'spectrale vingerafdruk' achterlaten op infrarode golflengten, met name tussen 3,4 en 3,5 en tussen 6 en 10 micrometer. Spitzer is gevoelig in dit golflengtegebied, en zou de aanwezigheid van nano-diamantjes in grote moleculaire wolken dus moeten kunnen aantonen, zo schrijven de onderzoekers in een artikel dat verschijnt in The Astrophysical Journal .
Meer informatie:
Spitzer's Eyes Perfect for Spotting Diamonds in the Sky
Spitzer Space Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
21 februari 2008
Waarnemingen met de Rossi X-ray Timing Explorer, een Amerikaanse röntgensatelliet, duiden erop dat jonge neutronensterren nogal wispelturig gedrag kunnen vertonen (Sciencexpress, 21 februari). De minder dan duizend jaar oude pulsar PSR J1846 blijkt af en toe krachtige uitbarstingen te vertonen die kenmerkend zijn voor een ander type neutronenster: een magnetar. Een neutronenster ontstaat uit de kern van een zware ster die als supernova is geëxplodeerd. De meeste neutronensterren die we kennen produceren snelle, regelmatige stralingspulsen, die het gevolg zijn van de draaiing van het object. Gewone pulsars hebben al enorm sterke magnetische velden, maar sommige - de traag roterende magnetars - slaan alles: hun magnetische velden zijn zo sterk dat de korst van de neutronenster op barsten staat. Daardoor ontstaan sterbevingen die met krachtige röntgenuitbarstingen gepaard gaan. Tot nog toe was onduidelijk of pulsars en magnetars twee wezenlijk verschillende soorten objecten zijn of dat sommige pulsars zich op enig moment als magnetars gedragen. Het gedrag van PSR J1846 wijst er nu op dat zijn magnetische veld sterker is dan tot nog toe werd aangenomen en dat veel jonge pulsar wellicht nog bezig zijn om zich tot magnetar te ontwikkelen.
Meer informatie:
Powerful Explosions Suggest Neutron Star Missing Link
20 februari 2008
Met de Europese satelliet Integral is voor het eerst onomstotelijk vastgesteld dat de bijzondere ster Eta Carinae ook hoogenergetische röntgenstraling produceert. Deze zware ster, of beter gezegd: dubbelster, is voor zover bekend het enige met het blote oog zichtbare object dat tevens een bron van gammastraling is. De hoofdster is minstens honderd zonsmassa's zwaar, de begeleider is wat lichter. Dat zware dubbelsterren als deze bronnen van hoogenergetische röntgenstraling zijn werd al langer vermoed, maar tot nog toe was deze niet rechtstreeks waargenomen. De röntgenstraling is niet van de sterren zelf afkomstig, maar van de schokgolf die ontstaat op de plek waar de hevige sterrenwinden van het tweetal op elkaar botsen. Die sterrenwinden bestaan uit grote aantallen deeltjes, die door de sterren met enorme snelheden de ruimte in worden geblazen. Geschat wordt dat de beide sterren op die manier dagelijks ongeveer één aardmassa aan materie verliezen.
Meer informatie:
Integral pinpoints stellar winds colliding at our cosmic doorstep
12 februari 2008
Met de Canada-France-Hawaii Telescope op Mauna Kea, Hawaï, is ontdekt dat het magneetveld van de zonachtige ster Tau Bootis in het afgelopen jaar is omgeklapt. De magnetische ompoling van de ster wordt mogelijk beïnvloed door de zware exoplaneet die er op kleine afstand omheen beweegt. Tau Bootis is iets heter en twintig procent zwaarder dan de zon; hij staat op 51 lichtjaar afstand, aan de hemel dicht bij de heldere ster Arcturus. In de jaren negentig is ontdekt dat er op zeer kleine afstand (enkele miljoenen kilometers) een zware reuzenplaneet rond de ster beweegt. Die beïnvloedt met zijn getijdnewerking de rotatie van het steroppervlak, en heeft er misschien ook toe geleid dat de ster vaker magnetische ompolingen ondergaat dan de zon. Bij de zon keert de oriëntatie van het magneetveld elke elf jaar om; bij Tau Bootis gebeurt dit volgens de onderzoekers mogelijk vaker. De ontdekking wordt gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
Meer informatie:
The Spinning Magnet of a Sun-like Star
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
11 februari 2008
Met de infraroodcamera van NASA's Spitzer Space Telescope is een opname gemaakt van het stervormingsgebied Rho Ophiuchi, dat zich op zo'n 400 lichtjaar afstand van de aarde bevindt. Spitzer kijkt door de dichtste stofwolken heen, zodat pasgeboren protosterren in het centrum van de nevel zichtbaar zijn. In de wolk bevinden zich ongeveer 300 sterren met leeftijden van ca. 300.000 jaar. De allerjongste sterren op deze infraroodopname zijn rood; de blauwe objecten zijn al iets ouder. Overigens zijn de kleuren op de infraroodfoto kunstmatig, en coderen ze voor verschillen in chemische samenstelling van de wolk.
Meer informatie:
Young Stars in Their Baby Blanket of Dust
Spitzer Space Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
11 februari 2008
Sterrenkundigen hebben de afstand tot de veranderlijke ster RS Puppis bepaald door lichtecho's waar te nemen. RS Puppis (in het zuidelijk sterrenbeeld Achtersteven) is een zogeheten cepheïde: een oude reuzenster die met de regelmaat van de klok opzwelt en weer inkrimpt en daardoor op een heel specifieke manier van helderheid verandert. Cepheïden worden gebruikt voor afstandsbepalingen in het heelal, omdat hun lichtwisselingsperiode een directe maat is voor hun werkelijke lichtkracht. Als je in een ver sterrenstelsel een cepheïde ziet, kun je uit de periode afleiden op welke afstand de ster staat. De periode-lichtkrachtrelatie moet echter geijkt worden door van cepheïden in ons eigen Melkwegstelsel de afstand op een onafhankelijke manier te bepalen. RS Puppis is 10 keer zo zwaar en gemiddeld 200 keer zo groot en 15.000 keer zo helder als de zon; de helderheid varieert eens in de 41,4 dagen met een factor 5. De ster bevindt zich in een stofnevel die het sterlicht reflecteert, en die dus ook regelmatig iets zwakker en weer helderder wordt. Met de Europese New Technology Telescope op La Silla in Chili is nu van verschillende verdichtingen in die stofnevel het helderheidsverloop gemeten. Door de vertraging van die helderheidsvariaties te bepalen ten opzichte van de helderheidsschommelingen van de ster, kan de afstand van het betreffende deel van de nevel tot de ster worden berekend. En omdat ook bekend is onder welke hoek we die afstand aan de hemel zien, is het mogelijk om te berekenen hoe ver RS Puppis van de aarde is verwijderd. Het resultaat is 6500 lichtjaar, met een mogelijke onzekerheid van iets meer dan één procent.
Meer informatie:
Light echoes whisper the distance to a star
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
29 januari 2008
Als een witte dwerg te dicht in de buurt komt van een middelzwaar zwart gat, wordt hij door getijkrachten uiteengerukt en explodeert hij in een merkwaardige supernova-explosie. Dat blijkt uit gedetailleerde computersimulaties die zijn uitgevoerd door een team van astronomen onder leiding van Enrico Ramirez-Ruiz van de Universiteit van Californië in Santa Cruz. Middelzware zwarte gaten zijn enkele honderden of enkele duizenden keren zo zwaar als de zon. Ze komen waarschijnlijk voor in bolvormige sterrenhopen. Zulke sterrenhopen bevatten ook veel witte dwergsterren - de compacte overblijfselen van sterren zoals de zon. Sterrenkundigen weten al dat witte dwergen supernova-explosies kunnen ondergaan als ze materie opvangen van een begeleidende ster, en daardoor boven een bepaalde kritische massa uitkomen. Maar uit de nieuwe computerberekeningen blijkt dat er ook een heel ander soort supernova kan ontstaan, wanneer een witte dwerg door de getijkrachten van een middelzwaar zwart gat wordt uitgerekt en platgeslagen. De materie in de witte dwerg wordt dan zo sterk samengeperst dat er een thermonucleaire kettingreactie ontstaat, waarbij ruim de helft van het sterregas de ruimte in wordt geblazen, terwijl de rest door het zwarte gat wordt opgezogen.
Meer informatie:
Unusual supernovae may reveal intermediate-mass black holes in globular clusters
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
29 januari 2008
Sterrenkundigen zijn er voor het eerst in geslaagd om de structuur te onderzoek van de roterende materieschijf rond een babyster. Het gaat om de protoster MWC147, die op 2600 lichtjaar afstand staat in het sterrenbeeld Eenhoorn. De ster is minder dan vijfhonderdduizend jaar oud - vergelijkbaar met een mensenbaby van één dag. Hij groeit nog steeds, door materie aan te trekken uit de ronddraaiende schijf. Momenteel is de ster ongeveer zesenhalf keer zo zwaar als de zon. De structuur van de materieschijf is onderzocht met behulp van de Europese Very Large Telescope (VLT) in Chili. Drie van de vier VLT-telescopen zijn daarbij aan elkaar gekoppeld om een extreem hoge beeldscherpte te verkrijgen. Uit de waarnemingen, die gepubliceerd worden in The Astrophysical Journal , blijkt dat de nabij-infraroodstraling van de protoster vrijwel volledig wordt opgewekt in het allerbinnenste deel van de schijf, op afstanden van hooguit 300 miljoen kilometer van de ster. Dat doet vermoeden dat de stofschijf in het binnenste deel ook grote hoeveelheden gas bevat, met een temperatuur van enkele duizenden graden.
Meer informatie:
VLT decodes the innermost surroundings of a star in the maturing
Very Large Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
28 januari 2008
De hogesnelheidsster HE 0437-5439, die in 2005 werd ontdekt en die met een snelheid van 2,6 miljoen kilometer per uur door het heelal beweegt, is afkomstig uit de Grote Magelhaense Wolk. Dat blijkt uit gedetailleerde spectroscopische waarnemingen van de ster. Hij blijkt een chemische samenstelling te hebben die kenmerkend is voor de Magelhaense Wolk, een kleine begeleider van ons eigen Melkwegstelsel. Er zijn tien hogesnelheidssterren bekend, die vermoedelijk weggeslingerd zijn door de zwaartekrachtsinvloed van het superzware zwarte gat in de kern van ons Melkwegstelsel. Voor HE 0437-5439 gaat die verklaring echter niet op: de ster, die 9 keer zo zwaar is als de zon, is slechts 35 miljoen jaar oud, terwijl de reis vanuit het Melkwegcentrum naar de huidige positie ongeveer 100 miljoen jaar in beslag zou hebben genomen. De ontdekking dat hij uit de Grote Magelhaense Wolk komt, doet vermoeden dat zich in dat sterrenstelsel ook een zwaar zwart gat moet bevinden, met een massa van misschien 1000 zonsmassa's. De hogesnelheidsster zou oorspronkelijk deel uit hebben gemaakt van een dubbelstersysteem dat op korte afstand langs dit zwarte gat bewoog. Daarbij werd de dubbelster uiteengerukt, en werd één van de twee sterren de ruimte in geslingerd.
Meer informatie:
Hyperfast star proven to be alien
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
28 januari 2008
Met de Keck-telescopen op Hawaï is stof ontdekt in de beroemde nova RS Ophiuchi in het sterrenbeeld Slangendrager. Nova's zijn thermonucleaire explosies op het oppervlak van witte dwergen. De witte dwerg beschrijft een baan rond een rode reuzenster, die veel materie de ruimte in blaast. Een deel van die materie wordt opgeveegd door de witte dwerg en hoopt zich op aan het oppervlak. Als druk en temperatuur in die oppervlaktelaag te hoog worden, vindt spontane kernfusie plaats en vlamt de ster op als nova. RS Ophiuchi vertoonde eerder uitbarstingen in 1898, 1933, 1958, 1967 en 1985. Tijdens de explosie van begin 2006 werden toevallig testwaarnemingen gedaan met de nulling-interferometer van het Keck-observatorium. De 'nuller' combineert de opgevangen signalen van de twee Keck-telescopen op zo'n manier dat de heldere ster uitdooft en de omgeving gedetailleerd onderzocht kan worden. Uit de waarnemingen blijkt dat zich op vrij grote afstand van de witte dwerg stofdeeltjes bevinden. Die zijn vermoedelijk eerder ontstaan in spiraalvormige dichtheidsgolven in de sterrenwind van de rode reus. Die dichtheidsgolven worden veroorzaakt door de baanbeweging van de witte dwerg. Het is voor het eerst dat er in een nova-systeem stofdeeltjes zijn ontdekt die al dateren van vóór de uitbarsting. De resultaten worden in mei gepubliceerd in The Astrophysical Journal .
Meer informatie:
Nova phenomenon explained with nulling mode at Keck Observatory
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
11 januari 2008
Een reusachtige wolk van waterstofgas komt met grote snelheid op het Melkwegstelsel af. De botsing zal nog wel eventjes op zich laten wachten - 20 tot 40 miljoen jaar - maar als het eenmaal zo ver is, zal het wel een spektakel geven. Uit het gas kunnen namelijk grote aantallen nieuwe sterren ontstaan, waarvan de zwaarste al binnen een paar miljoen jaar als supernova zullen exploderen. De gaswolk, die de naam 'Wolk van Smith' draagt (naar de astronoom die hem in 1963 ontdekte), bevat genoeg waterstof voor een miljoen sterren. Hij is 11.000 lichtjaar lang en 2500 lichtjaar breed. De gaswolk bevindt zich nu nog op ongeveer 8000 lichtjaar van de schijf van ons Melkwegstelsel, maar uit recent onderzoek met de radiotelescoop van Greenbank blijkt dat daar per seconde 240 kilometer van af gaat. Uit de enigszins komeetachtige vorm leiden de onderzoekers af dat de wolk feitelijk al in aanraking is gekomen met het gas in de buitenste regionen van ons Melkwegstelsel. De Wolk van Smith is mogelijk een overblijfsel van de oerwolk waaruit ons eigen stelsel is ontstaan of gas dat van een naburig stelsel 'gejat' is.
Meer informatie:
Massive Gas Cloud Speeding Toward Collision With Milky Way
10 januari 2008
Volgens astrofysici van de NASA kan de sterke zwaartekracht even buiten de invloedssfeer van een zwart gat lichtecho's doen ontstaan. Dat is een direct gevolg van de door Einstein voorspelde sterke kromming van ruimte en tijd ter plaatse. Veel zwarte gaten zijn omringd door een schijf van ziedend heet gas dat daarbij bijna de lichtsnelheid bereikt. In deze plekken ontstaan soms uitbarstingen van röntgenstraling die ook met satellieten zijn waargenomen. Doordat de extreem sterke zwaartekracht van het zwarte gat de omringende ruimtetijd vervormt, bereiken veel van de betreffende röntgenfotonen ons langs allerlei verschillende routes en op verschillende momenten. Uit berekeningen blijkt nu dat er bij snel roterende zwarte gaten een quasi-regelmatig patroon in de aankomsttijden van de fotonen zou moeten zitten. Elke röntgenflits zou als het ware een serie echo's geven, waarvan de regelmaat door statistische analyse ontdekt kan worden worden. Als een zwart gat de voorspelde lichtecho's vertoont, kan daaruit niet alleen worden afgeleid dat het heel snel ronddraait: de informatie kan ook worden gebruikt om zijn massa te bepalen.
Meer informatie:
NASA scientists predict black hole light echo show
10 januari 2008
Sterrenkundigen op Hawaï hebben een extreem zeldzaam kwartet van sterren ontdekt, die om elkaar draaien binnen een gebied dat kleiner van omvang is dan de baan van Jupiter om de zon. Hierdoor zijn de vier sterren zelfs met de grootste telescopen op aarde niet als afzonderlijke objecten te zien. Pas als de ster spectroscopisch onderzocht wordt, blijkt dat het in werkelijkheid om twee om elkaar draaiende dubbelsterren moet gaan. In de ene dubbelster draaien de sterren op een maximale afstand van 9 miljoen kilometer in minder dan vijf dagen om elkaar, bij de andere zijn deze getallen 55 dagen en 39 miljoen kilometer. Hun onderlinge afstand en omlooptijd zijn respectievelijk 870 miljoen kilometer en negen jaar. De vraag is nu of de meervoudige ster in deze vorm ontstaan is of dat de afstanden tussen de sterren vroeger groter waren. Het lijkt in elk geval waarschijnlijk dat de vier sterren in één en dezelfde gasschijf geboren zijn.
Meer informatie:
A Rare Quartet of Stars May Unlock Secrets of Stellar Evolution
9 januari 2008
Als de meest recente computersimulatie van de samensmelting van twee zwarte gaten juist is, zouden er wel eens honderden zwarte gatenvan enkele duizenden zonsmassa's door ons Melkwegstelsel kunnen zwerven. Dat stellen onderzoekers van de Amerikaanse Vanderbilt-universiteit. Er gaan de laatste jaren steeds meer stemmen op dat er naast stellaire zwarte gaten (enkele honderden zonsmassa's) en superzware zwarte gaten (miljoenen zonsmassa's) ook een tussenvorm bestaat. Deze zouden ontstaan door de samensmelting van meerdere stellaire zwarte gaten - een gebeurtenis die met name in de drukke omgeving van een bolvormige sterrenhoop niet zo heel zeldzaam is. Uit de nieuwe computersimulatie blijkt dat als het twee zwarte gaten van verschillende afmetingen of verschillende rotatiesnelheden betreft, het resulterende zwarte gat een flinke snelheid meekrijgt. Genoeg snelheid om uit de bolvormige sterrenhoop te ontsnappen en een tocht door het Melkwegstelsel te beginnen. Zo'n zwart gat zal niet gemakkelijk waarneembaar zijn, tenzij het net bezig is een gaswolk of een ster op te slokken. Maar het kan zijn bestaan ook verraden door middel van het zogeheten gravitatielenseffect, dat ervoor zorgt dat achtergrondsterren waar het voorlangs trekt gedurende korte tijd helderder lijken te worden en een klein beetje lijken op te schuiven.
Meer informatie:
Galaxy may hold hundreds of rogue black holes
9 januari 2008
Iedereen die wel eens een science-fictionfilm heeft gezien, kent het begrip 'antimaterie'. Kort gezegd komt het erop neer dat er naast elk elementair deeltje een antideeltje van gelijke massa bestaat dat een tegengestelde elektrische lading heeft. Zo kent het elektron een positief geladen variant, die positron wordt genoemd. Als een elektron en een positron elkaar tegenkomen, vernietigen ze elkaar en komt er gammastraling met een specifieke energie vrij. Zulke straling wordt inderdaad waargenomen, bijvoorbeeld met behulp van de Europese gammasatelliet INTEGRAL. Maar waar komen die antideeltjes vandaan? Mogelijk dat de INTEGRAL-gegevens hier nu uitsluitsel over kunnen geven. Vastgesteld is namelijk dat de verdeling van positronen in het Melkwegstelsel niet gelijkmatig is: ten westen van het galactische centrum zijn twee keer zo veel positronen te zien als ten oosten ervan. En deze verdeling vertoont sterke overeenkomsten met die van de zogeheten röntgendubbelsterren - paren van normale sterren en zwarte gaten of neutronensterren. Volgens de onderzoekers die de ongelijke verdeling van de positronen ontdekt hebben, betekent dat waarschijnlijk dat de röntgendubbelsterren een belangrijke bron van deze antideeltjes zijn (Nature, 10 januari). Daarmee zijn alternatieve verklaringen als radioactieve vervalprocessen na supernova-explosies of in donkere materie minder waarschijnlijk geworden: in dat geval zou de specifieke gammastraling namelijk niet zo'n asymmetrische verdeling te zien mogen geven.
Meer informatie:
Integral discovers the galaxy’s antimatter cloud is lopsided
Anti-Elektronen in der Galaxis
2 januari 2008
Waarnemingen met de Japans/Amerikaanse röntgensatelliet Suzaku werpen een nieuw licht op de witte dwergen. Tot nog toe gingen sterrenkundigen ervan uit dat witte dwergen tamelijk saaie objecten zijn - niet veel meer dan langzaam afkoelende kernen van uitgedoofde sterren. Maar die gedachte lijkt aan herziening toe. Zeker één witte dwerg, AE Aquarii, zendt al ronddraaiend pulsen van energierijke röntgenstraling uit. In dat opzicht lijkt hij op een pulsar, de snel rondtollende neutronenster die overblijft na een supernova-explosie. Nu was al bekend dat AE Aquarii een vrij bijzondere witte dwerg is: hij heeft een normale ster als begeleider, draait 33 keer per seconde om zijn as en heeft een krachtig magnetisch veld. Juist vanwege deze bijzondere eigenschappen werd de Suzaku op dit object gericht. En daarbij bleek dat AE Aquarii gepulste röntgenstraling uitzendt, met een regelmaat die precies overeenkomt met zijn rotatietempo. De röntgenpulsen van de witte dwerg komen sterk overeen met die van de pulsar in de zogeheten Krabnevel. Beide objecten gedragen zich als een soort vuurtoren: sterke magnetische velden veroorzaken bundels van straling die hun rotatie volgen.
Meer informatie:
White Dwarf Pulses Like A Pulsar
26 december 2007
De groei van pasgeboren sterren wordt mogelijk gemaakt door slingerende 'jets' die in twee richtingen gas de ruimte in blazen. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen van de Amerikaanse Sub Millimeter Array (SMA) op Hawaï. Sterren ontstaan uit samentrekkende gas- en stofwolken. Zo'n wolk verandert bij het samentrekken echter al snel in een roterende schijf. Gas uit zo'n schijf kan alleen op de centrale ster-in-wording terecht komen wanneer het op de een of andere manier hoekimpulsmoment verliest. Astronomen gaan er al lange tijd vanuit dat dat gebeurt via twee 'jets' (stralen) van snel bewegende deeltjes, die langs de rotatieas van de schijf zijn gericht. Die theorie is nu voor het eerst door waarnemingen bevestigd. De protoster HH211, op 1000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Perseus, blijkt jets te hebben waarin materie met snelheden van zo'n 300.000 kilometer per uur de ruimte in wordt geblazen. Met de SMA is nu echter ontdekt dat het wegvliegende gas ook rotatiesnelheden rond de as van de jet heeft van ca. 5000 kilometer per uur. Op die manier wordt hoekimpulsmoment uit de schijf onttrokken, zodat er meer materie op de ster terecht kan komen. HH211 is ongeveer 20.000 jaar oud en heeft momenteel een massa van 6 procent van die van de zon. Uiteindelijk zal de ster waarschijnlijk ongeveer even zwaar zijn als de zon. De SMA-waarnemingen zijn deze maand gepubliceerd in The Astrophysical Journal .
Meer informatie:
Jets Are a Real Drag
Submillimeter Array
Vakpublicatie over de ontdekking
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
21 december 2007
Met de Europese rontgensatelliet XMM-Newton is de ware aard van een nieuw, mysterieus type hemellichaam achterhaald. De nieuwe categorie (RRATs, wat staat voor Repeating RAdio Transients) werd twee jaar geleden ontdekt met een grote radiotelescoop in Australie. het gaat om ongeidentificeerde hemellichamen die af en toe een extreem korte maar zeer krachtige puls radiostraling uitzenden. Van meet af aan werd verondersteld dat het hier om zogeheten neutronensterren ging: snel roterende, compacte restanten van geexplodeerde sterren. Veel neutronensterren zijn zichtbaar als pulsar, waarbij ze bij elke rotatie een radiopuls te zien geven. RRATs (ook wel 'stille pulsars' genoemd) zouden om nog onduidelijke redenen slechts af en toe zo'n puls produceren. XMM-Newton heeft nu de rontgenstraling van een van de ca. twintig bekende RRATs onderzocht. Die blijkt heel duidelijk periodiek toe- en af te nemen, met een periode van ruim vier seconden. Daarmee staat vast dat het inderdaad om neutronensterren gaat. Wat de precieze oorzaak is van het afwijkende radiogedrag is nog niet bekend. Het onderzoek, waaraan werd meegewerkt door Nanda Rea van de Universiteit van Amsterdam, is gepubliceerd in The Astrophysical Journal .
Meer informatie:
XMM-Newton: pulsed heartbeat of a weird new type of star
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
20 december 2007
Met de Amerikaanse Spitzer Space Telescope zijn enorme hoeveelheden stofdeeltjes ontdekt in de uitdijende gasschil van een geëxplodeerde ster. Daarmee is voor het eerst onomstotelijk vast komen te staan dat kosmische stof inderdaad geproduceerd wordt bij supernova-explosies. De infraroodwaarnemingen van Spitzer maakten het mogelijk om de verdeling van stof in de supernovarest Cassiopeia A nauwkeurig in kaart te brengen en de samenstelling ervan te bestuderen. Cas A bevindt zich op 11.000 lichtjaar afstand van de aarde. De totale hoeveelheid koel en warm stof bedraag ongeveer 0,3 zonsmassa's, ofwel tienduizend keer de massa van de aarde. Als sinds de prille jeugd van het heelal bij elke supernova-explosie zo veel stof geproduceerd is, kan de totale hoeveelheid stofdeeltjes in het heelal (waar onder andere planeten zoals de aarde uit zijn opgebouwd) grotendeels verklaard worden, zo schrijven de onderzoekers in een artikel dat in januari gepubliceerd wordt in The Astrophysical Journal .
Meer informatie:
10,000 Earths' Worth of Fresh Dust Found Near Star Explosion
Spitzer Space Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
20 december 2007
Mysterieuze bronnen in het heelal die enorme hoeveelheden hoogenergetische gammastraling uitzenden, blijken zogeheten pulsarwindnevels te zijn. Dat is ontdekt met de Japanse röntgenkunstmaan Suzaku. De ontdekking is inmiddels bevestigd door het Amerikaanse Chandra X-ray Observatory en de Europese röntgensatelliet XMM-Newton. De 'kosmische energiecentrales' werden enkele jaren geleden voor het eerst waargenomen door de H.E.S.S.-telescoop in Namibië. H.E.S.S. is het eerste observatorium dat gevoelig is voor de extreem energierijke gammastraling uit het heelal. De ware aard van de gammabronnen kon echter niet worden achterhaald. De röntgenwaarnemingen van Suzaku laten nu zien dat het röntgenspectrum van de H.E.S.S.-bronnen zeer veel overeenkomst vertoont met dat van pulsarwindnevels - gaswolken waarin krachtige schokgolven ontstaan als gevolg van de deeltjeswind van pulsars (compacte, snel roterende neutronensterren). De ontdekking doet vermoeden dat pulsarwindnevels in het Melkwegstelsel veel vaker voorkomen dan tot nu toe werd gedacht, en bovendien ook energierijker zijn.
Meer informatie:
Suzaku Explains Cosmic Powerhouses
Suzaku
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
19 december 2007
Op een snel roterende ster op 150 lichtjaar afstand is een energierijke uitbarsting ontdekt die sterrenkundigen voor een raadsel plaatst. De 'zonnevlam' van BO Microscopii komt namelijk niet uit een gebied met veel zonnevlekken. Op onze eigen zon zijn vlammen en vlekken wél altijd met elkaar geassocieerd. BO Mic is een jonge ster van slechts dertig miljoen jaar oud. Hij draait elke negen uur om zijn as, en heeft daarom de bijnaam 'Speedy Mic' gekregen. De locaties van vlekken en vlammen konden - mede dankzij deze snelle rotatie - bepaald worden met behulp van dopplertechnieken. Een team van drie Duitse en één Amerikaanse astronoom maakte daartoe gebruik van de UVES-spectrograaf op de Europese Very Large Telescope in Chili en van de Europese röntgenkunstmaan XMM-Newton. Onze eigen zon (die slechts tien procent zwaarder is dan BO Mic) roteerde lang geleden waarschijnlijk ook veel sneller om zijn as. Hoe het mogelijk is dat de krachtige uitbarsting - honderd keer zo energierijk als de gemiddelde zonnevlam - in een relatief 'rustig' gebied op de rondtollende ster optrad, is niet bekend. De nieuwe resultaten worden gepubliceerd in het Europese vakblad astronomy & Astrophysics .
Meer informatie:
Flare found on ultra-fast rotating star puzzles astronomers
Filmpje van 'Speedy Mic'
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
10 december 2007
Met behulp van een astronomische groothoekcamera op La Palma is het grootste digitale karteringsproject van de Melkweg voltooid. De Wide Field Camera op de 2,5 meter Isaac Newton Telescope is de afgelopen jaren gebruikt om de noordelijke Melkweg gedetailleerd vast te leggen op de (rode) golflengte van gloeiend waterstofgas. In de uiteindelijke 'atlas' - voor sterrenkundigen benaderbaar via een soort virtuele sterrenwacht op internet - zijn ruim tweehonderd miljoen sterren en andere objecten vastgelegd. Door de gekozen golflengte kan de IPHAS-survey (INT/WFC Photometric H-alpha Survey) vooral gebruikt worden voor onderzoek aan stervormingsgebieden, en aan zeldzame sterren die in de allereerste of juist in de allerlaatste fase van hun leven verkeren. In de toekomst moet ook de zuidelijke Melkweg op soortgelijke wijze in kaart worden gebracht.
Meer informatie:
Largest Digital Survey of the Milky Way Released
IPHAS survey
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
5 december 2007
Een kleine ster in het sterrenbeeld Boötes, TVLM513-46546 geheten, blijkt een opmerkelijk complex karakter te hebben. TVLM513 is een zogeheten M-dwerg: een zeer koele lichte ster van hooguit een tiende zonsmassa. Waarnemingen met vier grote (radio)telescopen op aarde en twee satellieten hebben een breed scala aan gegevens over dit stellaire onderdeurtje opgeleverd. Vroeger werden M-dwergen gezien als de nogal rustige, saaie broertjes van sterren als onze zon. Maar niets blijkt minder waar: ze kunnen een nogal temperamentvol gedrag vertonen, en TVLM513 is wat dat betreft geen uitzondering. Door magnetische kortsluitingen in de atmosfeer van de ster ontstaan grote 'zonnevlammen' die minutenlang kunnen aanhouden en gepaard gaan met uitbarstingen van radio- en röntgenstraling. Die opvlammingen zijn slechts één aspect van een verrassend ingewikkeld magnetisch veld, dat uit talrijke kleine lussen is opgebouwd. Een ander bijzonder kenmerk van de ster is de reusachtige hete vlek die ongeveer de helft van zijn oppervlak beslaat en in zeer regelmatige helderheidsvariaties resulteert. Onduidelijk is nog of dat hete gebied weken, jaren of eeuwen standhoudt, en ook naar het ontstaan ervan is het gissen. Mogelijk vinden er onder het oppervlak van TVLM513 bijzondere (convectieve) activiteiten plaats, maar het is ook denkbaar dat de ster een nog niet ontdekte (planetaire) begeleider heeft.
Meer informatie:
Odd Little Star has Magnetic Personality
4 december 2007
Onderzoek met de Hubble-ruimtetelescoop wijst er sterk op dat witte dwergen, de uitgedoofde restanten van sterren, een 'schop' krijgen bij hun ontstaan. Dat blijkt uit de ontdekking van snel bewegende witte dwergen verspreid over de oude bolvormige sterrenhoop NGC 6397. Witte dwergen zijn restanten van zware sterren, en normaal gesproken worden de zulke zwaargewichten in het centrale deel van een bolhoop verwacht. Sterrenkundigen gingen er dan ook van uit dat dáár de meeste witte dwergen zouden worden aangetroffen. Maar zelfs aan de rand van NGC 6397 zijn nog witte dwergen te zien. Volgens de onderzoekers laat zich dat alleen verklaren als de uitgedoofde sterren een flinke vaart van 3 tot 5 kilometer per seconde hebben gekregen. Geopperd wordt dat ze deze snelheid verkrijgen tijdens hun rode-reuzenstadium, als de sterren enorm opgezwollen zijn en veel massa verliezen. Als dit massaverlies niet naar alle kanten even sterk verloopt, wordt de ster als het ware gelanceerd in de richting waar de minste massa wegstroomt. Er zijn ook andere manieren waarop sterren meer snelheid kunnen krijgen, bijvoorbeeld door heel dicht langs andere sterren te scheren, maar die processen vergen veel tijd. Omdat aan de rand van NGC 6397 ook jonge (pas ontstane) witte dwergen te zien zijn, denken de onderzoekers dat de witte dwergen hun snelheid op andere wijze hebben verkregen: door eerdergenoemde 'raketwerking' dus.
Meer informatie:
How White Dwarfs Get Their 'Kicks'
30 november 2007
Met de Europese röntgensatelliet XMM is een hete gaswolk ontdekt in het grote stervormingsgebied waar ook de bekende Orionnevel deel van uitmaakt. Het gas is afkomstig van de talrijke jonge, zware sterren die zich in dit gebied hebben gevormd. Het betreft in feite de sterrenwind van deze sterren, die met hoge snelheid op het veel koelere gas in de omgeving inbeukt. Met name de ster Theta1 Orionis C, de zwaarste ster van het zogeheten Trapezium in de Orionnevel, levert een grote bijdrage. Hoewel de gaswolk tamelijk scherp begrensd lijkt te zijn, strekt het hete gas zich waarschijnlijk over het hele stervormingsgebied uit. Slechts het gebrek aan koeler, absorberend gas op de voorgrond zorgt ervoor dat we hier röntgenstraling te zien krijgen. Op normale en infrarood-opnamen van Orionnevel is op de plek van de hete gaswolk dan ook niets te zien.
Meer informatie:
An X-Ray Santa Claus in Orion
29 november 2007
Op een nieuwe opname van de infraroodsatelliet Spitzer is een jonge ster te zien die twee reusachtige straalstromen van materie de ruimte in blaast. Het bijzondere aan de ster, met de aanduiding L1157, is dat hij naar schatting slechts enkele duizenden jaren oud is. In zichtbaar licht is hij geheel onzichtbaar, omdat hij nog verborgen zit in een wolk van gas en stof. In het infrarood kijken we echter door deze stofnevel heen en kunnen we een blik werpen op een opmerkelijke levensfase van een ster die veel weg heeft van onze zon in haar begintijd. Sterren ontstaan door het samentrekken van een interstellaire gaswolk. Terwijl zo'n ster-in-wording meer en meer gas uit zijn omgeving verzamelt, gaat hij steeds sneller draaien en vormt zich een zogeheten protoplanetaire schijf om hem heen. Deze schijf belemmert de uitstroom van de materie die de jonge ster vroeg in zijn bestaan wegblaast, waardoor deze slechts in twee richtingen kan ontsnappen: langs de as van de schijf. Ondertussen valt er nog steeds materie uit de omringende gaswolk op de ster en zijn schijf. Dat is de fase waarin we L1157 zien: de omringende gaswolk, die nog tienduizenden malen groter is dan de (onzichtbaar kleine) protoplanetaire schijf rond de ster, is al duidelijk afgeplat. Sterrenkundigen schatten da het nog zeker een miljoen jaar duurt voordat L1157 een volwassen ster ter grootte van onze zon is.
Meer informatie:
Embryonic Star Captured With Jets Flaring
Astronomers find stellar cradle where planets form
28 november 2007
Met de röntgensatelliet Chandra is een snel bewegende neutronenster ontdekt. De ster, met de weinig poëtische aanduiding RX J0822-4300, blijkt met een snelheid van 5 miljoen kilometer per uur van het centrum van de supernovarest Puppis A weg te snellen. Die gasnevel is 3700 jaar geleden gevormd bij dezelfde stellaire explosie waarbij de neutronenster is ontstaan. Sterker nog: de neutronenster is het compacte overblijfsel van de kern van de ontplofte ster. In de 3700 jaar sinds de explosie is neutronenster al ongeveer 20 lichtjaar opgeschoten, en zijn huidige snelheid is groot genoeg om hem aan het Melkwegstelsel te laten ontsnappen. De verklaring voor de grote snelheid waarmee sommige neutronensterren worden 'weggeschopt' wordt gezocht in een asymmetrisch verlopende supernova-explosie. Als de buitenlagen van de oorspronkelijke ster aan de ene kant van de ster met grotere snelheid worden weggeblazen dan aan de andere, resulteert dat in een soort raketwerking die de sterkern met grote snelheid aan de explosiehaard kan doen ontsnappen. De computermodellen waarmee dit effect wordt nagebootst, hebben echter moeite om grote snelheden als die van RX J0822-4300 te verklaren.
Meer informatie:
Chandra Discovers Cosmic Cannonball
21 november 2007
Astronomen van de Universiteit van Arizona in Tucson hebben witte dwergsterren ontdekt met een dampkring die vrijwel volledig uit koolstof bestaat. Witte dwergen zijn de hete, compacte kernen van sterren die aan het eind van hun leven het grootste deel van hun mantel de ruimte in hebben geblazen. Normaalgesproken hebben ze een 'dampkring' (de buitenste gaslaag) van waterstof en helium, en een kern van koolstof en zuurstof - de producten van de kernfusiereacties die in een eerder stadium in het binnenste van de ster hebben plaatsgevonden. De nieuwe witte dwergen - tot nu toe zijn er acht ontdekt - hebben echter geen waterstof- en heliumdampkring. Bovendien zijn ze uitzonderlijk heet, met oppervlaktetemperaturen van 18.000 tot 23.000 graden. Vermoedelijk zijn de 'naakte' witte dwergen de restanten van sterren die oorspronkelijk ongeveer tien keer zo zwaar waren als de zon, maar net niet zwaar genoeg om uiteen te spatten in een supernova-explosie. Zulke zware sterren blazen hun waterstof- en heliummantel mogelijk explosief de ruimte in, waarna ze verder afkoelen tot witte dwergen. De resultaten worden op 22 november gepubliceerd in Nature.
Meer informatie:
Astronomers Discover Stars with Carbon Atmospheres
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
9 november 2007
Twee Peruaanse sterrenkundigen hebben een nieuwe 'zonnetweeling' opgespoord - een ster die als twee druppels water op onze zon lijkt. De ster, HIP 56948, bevindt zich op een afstand van 200 lichtjaar in het sterrenbeeld Draak en is waarschijnlijk ongeveer een miljard jaar ouder dan onze zon. Eerder was al van een drietal andere sterren vastgesteld dat ze veel op de zon lijken. Deze drie wijken echter in een bepaald opzicht af van de zon: ze bevatten veel meer lithium. Maar HIP 56948 heeft hetzelfde lithiumgehalte als de zon. Datzelfde geldt overigens ook voor de zonachtige ster HIP 73815, die ook door de beide Peruanen onderzocht is. Daarmee is een einde gekomen aan het door sommige astronomen geopperde vermoeden dat de samenstelling van de zon nogal uitzonderlijk is.
Meer informatie:
Astronomers Discover Sun's Twin At Mcdonald Observatory
8 november 2007
Een nieuwe opname, gemaakt met de infraroodsatelliet Spitzer, toont een bellenblazende 'baby-ster' op 1140 lichtjaar van de aarde: HH 46/47. Het 'bellenblazen' gebeurt door middel van twee krachtige straalstromen of 'jets', bestaande uit materie die met snelheden van 200 tot 300 kilometer per seconde door de ster wordt uitgestoten. Deze materie moet zich een weg banen door het gas en stof in de omgeving. Opnamen als deze moeten duidelijk maken welke mechanismen voor het ontstaan van de straalstromen van jonge sterren verantwoordelijk zijn.
Meer informatie:
Spitzer Spies a Stellar Bubble Blower
30 oktober 2007
Onderzoekers van de Leidse Sterrewacht zijn erin geslaagd bij een temperatuur van 260 graden onder nul ethanol te destilleren uit een cocktail van waterstofatomen en ruimte-ijs. De laboratorium experimenten laten zien hoe in de ruimte complexe moleculen kunnen ontstaan. De experimenten geven een nuchtere kijk op chemische processen die van belang zijn bij het ontstaan van het leven.
Meer informatie:
Origineel persbericht
29 oktober 2007
Uit waarnemingen blijkt dat alle sterren in groepen (zijn) ontstaan. Het begint allemaal met een grote gaswolk, waarin verdichtingen ontstaan die onder hun eigen gewicht samentrekken en tot sterren uitgroeien. Deze jonge sterren produceren een intense sterrenwind van geladen deeltjes, die het resterende gas uit de wolk wegblaast. Wat overblijft is een sterrenhoop die in de loop van de miljoenen jaren geleidelijk uit elkaar valt, door kleine verschillen in de bewegingen van de afzonderlijke sterren. Om dit proces beter te kunnen begrijpen, hebben onderzoekers van de universiteit van Bonn een computerprogramma ontwikkeld dat de invloed van het resterende interstellaire gas op de bewegingen van de sterren nabootst. Daaruit blijkt dat de meeste sterrenhopen al tijdens de gasopruimfase uit elkaar vallen of toch zeker veel sterren kwijtraken. De (zware) sterrenhopen die deze fase weten te overleven, nemen sterk in omvang toe. Dat betekent dat de sterrenhopen zoals we nu die waarnemen kort na hun ontstaan veel compacter zijn geweest. En dat geldt zowel voor de kleine, open sterrenhopen als de grote, bolvormige sterrenhopen.
Meer informatie:
Bonn Astronomers simulate the formation and disintegration of star clusters
23 oktober 2007
De supernovarest G292.0+1.8, op twintigduizend lichtjaar afstand van de aarde, is asymmetrisch. Dat blijkt uit een nieuwe rontgenopname die gemaakt is met NASA's Chandra X-ray Observatory. De rontgensatelliet is in totaal zes dagen lang op de verre supernovarest gericht geweest, en heeft onder andere de verdeling van chemische elementen in de uitdijende gasschil vastgelegd. Een supernovarest ontstaat wanneer een zware ster aan het eind van zijn leven explodeert. Daarbij blijft alleen een kleine, compacte neutronenster over. Uit de Chandra-waarnemingen blijkt dat de temperatuur in de supernovarest niet overal gelijk is. Bovendien bevindt de neutronenster zich niet langer exact in het centrum van de expanderende gasschil. Ook is er een heldere 'band' te zien in het evenaarvlak van de ontplofte ster. Al die waarnemingen doen vermoeden dat de explosie asymmetrisch was, waarbij de resulterende neutronenster een bepaalde reactiesnelheid meekreeg. De equatoriale band doet vermoeden dat de ster in zijn laatste levensfasen vooral in het evenaarvlak veel materie verloor in een krachtige sterrenwind.
Meer informatie:
Stellar Forensics with Striking Image from Chandra
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
11 oktober 2007
Sirius A, de helderste ster aan de nachtelijke hemel, vormt samen met het kleine zwakke sterretje Sirius B een dubbelster. De zwaartekracht zorgt ervoor dat ze in een baan rond elkaar draaien. Tot voor kort was het sterrenkundigen een raadsel waarom de baan van Sirius de vorm heeft van een langgerkte ellips. De getijdewerking die bij het aarde-maan-systeem zorgt voor eb en vloed zou gezorgd moeten hebben dat de baan van Sirius A en B cirkelvormig is. Axel Bonacic, sterrenkundige aan de Universiteit Utrecht, komt met een oplossing voor het raadsel van Sirius in zijn proefschrift, dat hij op 31 oktober verdedigt. Lang geleden was Sirius B een rode reuzenster, vele malen helderder dan Sirius A. Rode reuzen verliezen veel massa, in de vorm van een sterrenwind. Elke keer als Sirius A in de buurt kwam van Sirius B, verloor deze extra veel massa. Bonacic berekende dat dit ongelijkmatige massaverlies er voor kan zorgen dat de baan excentrischer wordt, als een steeds platter wordende ellips. Dit effect blijkt zo sterk te zijn, dat het tegen de getijdewerking in kan gaan. Nadat de rode reus zijn volledige mantel verloren had, bleef een witte dwerg over (het zwakke sterretje Sirius B dat we nu waarnemen). De baan bleef echter ellipsvormig. Het model van Bonacic is het eerste dat de baan van Sirius, en van vele andere tot nu toe onbegrepen excentrische dubbelsterren, kan verklaren.
Meer informatie:
Origineel persbericht
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
9 oktober 2007
Metingen van twee röntgensatellieten ondersteunen de theorie dat kosmische straling afkomstig is van supernovaresten - overblijfselen van geëxplodeerde sterren. Kosmische straling werd in 1912 ontdekt en bestaat uit zeer snel bewegende elektrisch geladen deeltjes die vanuit het heelal de aardse dampkring binnendringen. Hun herkomst is altijd een groot mysterie geweest, hoewel de meeste astronomen aannemen dat het grootste deel van de kosmische straling afkomstig is van supernovaresten, waar elektronen en ionen versneld kunnen worden door schokgolven in het uitdijende gas van zo'n explosie-overblijfsel. Waarnemingen van de Amerikaanse Chandra-satelliet en de Japanse Suzaku-kunstmaan aan een supernovarest op een paar duizend lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Schorpioen hebben nu aangetoond dat de magnetische velden in zulke nevels veel sterker zijn dan tot nu toe altijd werd gedacht. Dat betekent dat de omstandigheden in supernovaresten inderdaad extreem genoeg zijn voor het sterk versnellen van elektrisch geladen deeltjes.
Meer informatie:
Major step toward knowing origin of cosmic rays
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
8 oktober 2007
De beroemde Orionnevel, een van de grootste stervormingsgebieden in het Melkwegstelsel, staat aanzienlijk dichterbij dan tot nu toe is aangenomen. Dat blijkt uit precisiemetingen met de Amerikaanse Very Large Baseline Array (VLBA) - een uitgebreid netwerk van radiotelescopen. Sterrenkundigen van de Universiteit van Californië in Berkeley zijn er in geslaagd om met behulp van de VLBA de zogeheten parallax te meten van een van de sterren in de Orionnevel. De parallax is de minieme schijnbare 'reflexbeweging' van een ster, die het gevolg is van de jaarlijkse draaiing van de aarde om de zon. Hoe kleiner de parallax, des te groter is de afstand tot de ster. Uit de metingen blijkt dat de opgemeten ster (GMR A) op 1270 lichtjaar afstand staat. Tot nu toe werd voor de Orionnevel een afstand van 1565 lichtjaar aangehouden. Door van meer sterren in de nevel de parallax te meten, hopen de onderzoekers een driedimensionaal beeld te kunnen reconstrueren. Het resultaat, op 10 oktober gepubliceerd in The Astrophysical Journal, heeft grote gevolgen voor het beeld dat sterrenkundigen van de Orionnevel hebben: de sterren in de nevel staan dichterbij dan gedacht, en zijn dus ook lichtzwakker (en ouder) dan tot nu toe werd aangenomen. Bovendien moet geconcludeerd worden dat de nevel zo'n twintig procent kleiner is dan altijd werd verondersteld.
Meer informatie:
VLBA Changes Picture of Famous Star-Forming Region
Very Long Baseline Array
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
27 september 2007
Met de Europese Very Large Telescope in Chili zijn platte, ronddraaiende stofschijven ontdekt rond twee stervende sterren. Bij de ster V390 Velorum, op 2600 lichtjaar afstand van de aarde, is een stofschijf gevonden die vermoedelijk ontstaan is als gevolg van massaverlies van de ster. Die is 5000 maal zo helder als de zon, en staat op het punt zijn buitenlangen de ruimte in te blazen. Dat gebeurt kennelijk niet in elke richting even effectief. Ook rond de centrale ster in de Miernevel, op 5000 lichtjaar afstand, is een uitgestrekte, platte stofschijf ontdekt. Deze ster, die 10.000 keer zo lichtsterk is als de zon, heeft een deel van zijn buitenste gaslagen al weggeblazen: de Miernevel is een zogeheten 'planetaire nevel', die ontstaat in de laatste levensfase van een zonachtige ster. De asymmetrische vorm van veel planetaire nevels (waaronder de Miernevel) wordt vermoedelijk veroorzaakt door de aanwezigheid van dit soort stofschijven, hoewel de nieuw ontdekte schijf daarvoor te weinig massa lijkt te bevatten. Mogelijk is het dus een overblijfsel van een eerdere, zwaardere structuur. De twee ontdekkingen zijn gedaan met de Very Large Telescope Interferometer, waarbij twee of drie 8,2-meter telescopen met elkaar 'gekoppeld' worden om een extreem hoge beeldscherpte te bereiken.
Meer informatie:
ESO-persbericht over de Miernevel
ESO-persbericht over V390 Velorum
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
27 september 2007
De nauwkeurigheid van de gigantische stercatalogus die tien jaar geleden werd gepubliceerd op basis van meetgegevens van de Europese Hipparcos-satelliet is dankzij uitgebreide computeranalyses verdubbeld. Hipparcos werd gelanceerd in 1989. De kunstmaan legde vanuit zijn baan om de aarde extreem nauwkeurig de positie vast van maar liefst honderdduizend sterren. Floor van Leeuwen, een Nederlandse astronoom die nu verbonden is aan de Universiteit van Cambridge, heeft de afgelopen jaren gewerkt aan een verbetering van de catalogus, door de oorspronkelijke waarnemingsgegevens opnieuw te analyseren, waarbij met veel meer extreem kleine verstorende effecten rekening werd gehouden. De Hipparcos-catalogus is nog steeds de meest nauwkeurige stercatalogus in de geschiedenis.
Meer informatie:
The best map of our galaxy yet
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
20 september 2007
Met behulp van de Europese röntgensatelliet XMM-Newton is nieuw inzicht verkregen in de werking van zogeheten magnetars. Magnetars zijn kleine neutronensterren met een sterk magnetisch veld die af en toe buitengewoon krachtige uitbarstingen van röntgenstraling vertonen. In 2003 zagen sterrenkundigen hoe zo'n neutronenster daarbij een factor 100 helderder werd: XTE J1810-197. Tot nog toe was onduidelijk waar die uitbarstingen precies plaatsvonden: aan het oppervlak van de magnetar zelf of in de wolken van elektrisch geladen deeltjes die in het omringende magnetische veld verstrikt raken. Uit waarnemingen van zeven uitbarstingen van XTE J1810-197, die tussen 9 augustus 2003 en 12 maart 2006 plaatsvonden, kan nu worden afgeleid dat het eerste het geval moet zijn. De gegevens duiden erop dat de 'explosiehaarden' niet groter zijn dan een kilometer of drie en even onder het oppervlak van de magnetar liggen. Daarmee is echter nog niet duidelijk wát de explosies veroorzaakt. De oorzaak moet ongetwijfeld in het bizar sterke magnetische veld worden gezocht, maar hoe de vork in de steel zit, is onbekend.
Meer informatie:
Explosion reveals tiny magnetic island
14 september 2007
De Leidse astronome Saskia Hekker heeft in de afgelopen vier jaar het turbulente leven van rode reuzen onderzocht. Trillingen aan het oppervlak van deze zeer grote sterren vertellen veel over hun opbouw. Tot nu toe werd aangenomen dat de ster als geheel groter en kleiner wordt, maar deze galactische vorm van Bibberitus kent nog een variant: delen van de ster blijken uit te bollen, terwijl andere delen krimpen.
Meer informatie:
Sterbevingen laten rode reuzen rillen
12 september 2007
Met behulp van de satellieten Swift en RXTE hebben Amerikaanse sterrenkundigen een vreemd object ontdekt bij een pulsar (rondtollende neutronenster) op een afstand van 25.000 lichtjaar in het sterrenbeeld Boogschutter. Het object is slechts zeven tot dertig keer zo zwaar als de planeet Jupiter en draait op een afstand van minder dan 400 duizend kilometer in minder dan een uur om de pulsar heen. Waarschijnlijk gaat het hier om het restant van een ster waarschijnlijk een witte dwerg die in de loop van de tijd bijna al zijn materie aan de pulsar heeft overgedragen. Deze materieoverdracht heeft ervoor gezorgd dat de neutronenster steeds sneller om zijn as is gaan tollen: zijn rotatietijd bedraagt slechts 1/182 seconde. De aanwezigheid van het schamele sterrestant kan worden afgeleid uit kleine variaties in de pulsperiode van de pulsar. Oorspronkelijk zal het tweetal een normale dubbelster hebben gevormd, waarin de zwaarste ster enkele miljarden jaren geleden als supernova is ontploft en zijn kern als neutronenster heeft achtergelaten.
Meer informatie:
NASA Astronomers Find Bizarre Planet-Mass Object Orbiting Neutron Star
29 augustus 2007
Volgens sterrenkundigen van de universiteit van Rochester (VS) regent er momenteel jaarlijks het equivalent van vijf aardse oceanen neer op de materieschijf rond de zeer jonge ster IRAS 4B (Nature, 30 augustus). De onderzoekers vermoeden dat dit wel eens de normale manier kan zijn waarop een protoplanetaire schijf aan zijn water komt. Het water is afkomstig uit de oerwolk van de 'protoster', die zich in de tamelijk nabije gasnevel NGC 1333 bevindt. IRAS 4B behoort tot de dertig jongste protosterren die we kennen en is bovendien de enige waarbij in het (infrarood)spectrum een duidelijke signatuur van waterdamp te zien is. De karakteristieken van dit spectrum zijn het makkelijkst te verklaren met ijsachtig materiaal dat vanuit de omgeving met supersonische snelheden op een dichte materieschijf valt. Daarbij verdampen de ijsdeeltjes tot waterdamp. De neerslag zou overigens slechts voor een klein deel uit water bestaan: alles bij elkaar stort er jaarlijks ongeveer 23 aardmassa's aan materie op de schijf neer. Aangezien de temperaturen in de protoplanetaire schijf ver beneden nul liggen, zal de waterdamp weer snel bevriezen en als ijs in de bouwstenen van eventuele planeten terecht komen. Dat betekent automatisch dat het ijs zoals we dat in ons zonnestelsel bijvoorbeeld in kometen aantreffen niet zo 'maagdelijk' hoeft te zijn als doorgaans wordt aangenomen. Dat ijs zou wel eens op soortgelijke wijze op het zonnestelsel-in-wording kunnen zijn neergeregend en dus minstens keer zijn verdampt.
Meer informatie:
Water Vapor Seen 'Raining Down' on Young Star System
27 augustus 2007
Sterrenkundigen hebben met behulp van de röntgensatellieten XMM-Newton en Suzaku vastgesteld dat de vervorming van ruimte en tijd rond neutronensterren zich aan de regels van de algemene relativiteitstheorie houdt. Neutronensterren zijn de compacte resten van sterren die als supernova zijn ontploft. Hoewel ze slechts enkele tientallen kilometers groot zijn, hebben ze massa's die vergelijkbaar zijn met die van onze zon. Hierdoor is de zwaartekracht aan het oppervlak van een neutronenster enorm sterk. Met XMM-Newton is nu een neutronenster onderzocht die een gewone ster als begeleider heeft: Serpens X-1. Door massaoverdracht is de neutronenster omringd door een schijf van hete materie, die onder meer ijzer bevat. Door heel nauwkeurig naar het spectrum van de stralende ijzeratomen te kijken, kon worden vastgesteld dat de golflengte van het licht dat de atomen in de buurt van het oppervlak van de neutronenster uitzenden iets langer is dan normaal. Dat is een effect dat door de algemene relativiteitstheorie wordt voorspeld en gravitationele roodverschuiving wordt genoemd. Het was eerder al waargenomen bij (de nog zwaardere) zwarte gaten, maar nog niet bij neutronensterren. Waarnemingen die met Suzaku aan Serpens X-1 en twee andere neutronensterren zijn verricht, hebben soortgelijke resultaten opgeleverd. Uit de meetresultaten kan bovendien worden geconcludeerd dat de onderzochte neutronensterren maximaal 29 tot 33 kilometer groot zijn precies zoals ook uit andersoortige metingen is gebleken.
Meer informatie:
XMM-Newton and Suzaku help pioneer method for probing exotic matter
20 augustus 2007
In het sterrenbeeld Kleine Beer is een merkwaardig object ontdekt dat mogelijk de dichtstbijzijnde neutronenster is. Volgens Amerikaanse en Canadese onderzoekers, die hun resultaten binnenkort publiceren in Astrophysical Journal , staat de neutronenster waarschijnlijk op een afstand van enkele honderden lichtjaren. De ster is Calvera genoemd, naar de boef uit de film 'The Magnificent Seven'. Tot nu toe waren er zeven geïsoleerde neutronensterren bekend, die door sterrenkundigen 'The Magnificent Seven' werden genoemd. Calvera lijkt een toepasselijke naam voor nummer acht. Neutronensterren zijn de compacte overblijfselen van zware sterren die aan het eind van hun leven een supernova-uitbarsting ondergaan. De geïsoleerde neutronensterren zijn echter niet geassocieerd met bekende supernovaresten. Calvera zendt uitsluitend röntgenstraling uit, en is met grote optische telescopen niet zichtbaar. Hij werd al waargenomen door de Duitse rötgensatelliet ROSAT, en is nu in meer detail bestudeerd met de Amerikaanse kunstmaan Swift. De afstand is niet precies bekend, maar omdat hij zich gezien vanaf de aarde ver van het Melkwegvlak bevindt, waarin de meeste supernova-explosies voorkomen, kan hij volgens de onderzoekers niet op zeer grote afstand staan.
Meer informatie:
Possible closest neutron star to Earth found
Swift
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
16 augustus 2007
In de buitenste gaslagen van de witte dwergster GD362 zijn elementen gevonden die waarschijnlijk afkomstig zijn van een planetoïde die oorspronkelijk in een baan rond de ster bewoog. De ontdekking is gedaan met een gevoelige spectroscoop op de Keck I-telescoop op Mauna Kea, Hawaï. De witte dwerg staat op 150 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Hercules. Witte dwergen zijn de compacte overblijfselen van sterren zoals onze eigen zon die aan het eind van hun leven zijn gekomen. Ze hebben meestal een eenvoudige samenstelling. In het licht van GD362 zijn echter de spectroscopische 'vingerafdrukken' gevonden van zeventien scheikundige elementen die normaalgesproken niet voorkomen in witte dwergen. De samenstelling van deze 'verontreiniging' komt in grote lijnen overeen met de samenstelling van de aarde en de maan, aldus een team astronomen van de Universiteit van Californië in Los Angeles. Dat doet vermoeden dat een klein rotsachtig hemellichaam, vermoedelijk een planetoïde, door de witte dwerg is opgeslokt. Rond GD362 zijn stofrijke ringen ontdekt, die mogelijk het resultaat zijn van andere botsingen tussen planetaire hemellichamen. De ontdekking doet volgens de onderzoekers vermoeden dat aarde-achtige planeten bij andere sterren niet bijzonder zeldzaam zijn.
Meer informatie:
Polluted Dead Star Indicates Planets Like Earth May Have Formed Around Other Stars, UCLA Astronomers Report
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
15 augustus 2007
De bekende veranderlijke ster Mira in het sterrenbeeld Walvis blijkt een 'staart' van gas achter zich aan te slepen met een lengte van maar liefst dertien lichtjaar. Dat is ontdekt door NASA's GALEX-satelliet (Galaxy Evolution Explorer), die het heelal op ultraviolette golflengten onderzoekt. Mira beweegt met een relatief hoge snelheid van 130 kilometer per seconde door het Melkwegstelsel; de gasstaart die achter de ster aan sleept bestaat uit materiaal dat door de traag pulserende ster de ruimte in is geblazen. Vermoedelijk is de staart zo'n dertigduizend jaar oud. De ultraviolette gloed ontstaat waarschijnlijk doordat koele waterstofmoleculen fluoresceren onder invloed van snel bewegende elektronen. Op andere golflengten is de staart onzichtbaar - hoewel hij aan de hemel vier keer zo lang is als de schijnare middellijn van de volle maan, is hij nooit eerder opgemerkt. Variaties in de breedte en de helderheid van de staart bieden informatie over het massaverlies van Mira over de afgelopen dertigduizend jaar. De ontdekking wordt deze week beschreven in Nature.
Meer informatie:
Speeding-Bullet Star Leaves Enormous Streak Across Sky
GALEX
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
8 augustus 2007
Met de Spitzer Space Telescope is een klein groepje pasgeboren sterren vastgelegd in het sterrenbeeld Slang (Serpens). De sterren bevinden zich midden in een uitgestrekte kosmische stofwolk op ca. 850 lichtjaar afstand van de aarde, en zijn met een gewone telescoop niet te zien. Spitzer legt echter de infraroodstraling van hemellichamen vast, en die dringt met gemak door de verduisterende stofwolken heen. Het groepje sterren, dat Serpens South is genoemd, bevindt zich in hetzelfde deel van de hemel als een bekend stervormingsgebied in de Slang, maar aanvankelijk was niet duidelijk of het er echt deel van uitmaakte. Met de Submillimeter Array (SMA) op Mauna Kea, Hawaï, kon de beweging van Serpens South echter worden opgemeten. De nieuw ontdekte sterren blijken met dezelfde snelheid door de ruimte te bewegen als het reeds bekende stervormingsgebied, en maken er dus zo goed als zeker deel van uit. Dergelijke waarnemingen zijn van belang om een beter inzicht te krijgen in de ontstaansgeschiedenis van sterrenhopen. Ook in de Slang zal over enkele miljoenen jaren een grote, heldere sterrenhoop zichtbaar zijn, wanneer de resterende gas- en stofwolken de ruimte in zijn geblazen.
Meer informatie:
Two Telescopes Combine to Probe Young 'Family' of Stars
Spitzer Space Telescope
Submillimeter Array (SMA)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
3 augustus 2007
Franse en Braziliaanse sterrenkundigen hebben met behulp van de Europese Very Large Telescope een grote stofwolk waargenomen bij de ster RY Sagittarii (RY Sag). Deze ster behoort tot de zogeheten R Coronae Borealis-sterren: reusachtige sterren die op onverwachte momenten zulke grote 'rookwolken' uitblazen, dat ze een factor duizend in helderheid afnemen. Naarmate de wolk verder van de ster vandaan beweegt, wordt hij ijler en doorzichtiger, waardoor de helderheid van de ster weer tot normale waarden toeneemt. RY Sag bevindt zich op een afstand van 6000 lichtjaar, en zijn veranderlijke karakter werd in 1895 ontdekt door de Nederlandse sterrenkundige Kapteyn. Dat deze ster stofwolken wegblaast, werd al in 2004 aangetoond, maar de destijds waargenomen wolken bevonden zich al op grote afstand van de ster. Met de VLT-interferometer is nu een stofwolk waargenomen op slechts 4,5 miljard kilometer van de ster' een astronomisch kattensprongetje. Waarschijnlijk is de stofwolk ongeveer een half jaar geleden gecondenseerd uit materie die van RY Sag afkomstig is. De vraag is nu op welke afstand die stofvorming heeft plaatsgevonden. Dat hopen de onderzoekers na verder onderzoek te kunnen vaststellen.
Meer informatie:
Star Caught Smoking
25 juli 2007
In het melkwegcentrum bevindt zich een superzwaar zwart gat van ongeveer 3,6 miljoen zonsmassa's. Maar is dat zwarte gat alleen? De ontdekking van een sterrenhoop van jonge sterren op minder dan een lichtjaar van dit zwarte gat duidt er op dat zich hier ook nog een zwart gat van misschien wel 10.000 zonsmassa's bevindt. Zo dicht bij het centrale zwarte gat kunnen zich namelijk geen sterren vormen: de sterrenhoop moet dus van verderop komen en naar het centrum zijn gemigreerd. Deze verplaatsing laat zich verklaren met de aanwezigheid van een tweede zwart gat in het melkwegcentrum, maar hoe verifieer je zoiets? Volgens astrofysici van de universiteit van Californië te Santa Cruz is dat vrij eenvoudig: zoek naar een dubbelster die met grote snelheid het centrum uit vliegt. Uit berekeningen blijkt namelijk dat alleen een dubbel zwart gat in staat is om een dubbelster als geheel uit het centrum van ons Melkwegstelsel te stoten. Bij een enkelvoudig zwart gat zou steeds slechts één van beide sterren ontsnappen' de andere wordt opgeslokt. Tot op heden zijn tien sterren ontdekt die met hoge snelheid het galactische centrum verlaten. De vraag is nu of één van deze sterren wellicht een dubbelster is. Anders is het wachten op een nieuwe ontdekking.
Meer informatie:
Our local black hole may have a baby brother
23 juli 2007
Amerikaanse sterrenkundigen hebben met behulp van de grote radiotelescoop van Green Bank het grootste negatief geladen molecuul ontdekt dat tot op heden de ruimte is waargenomen: octatetraynyl. De organische verbinding, bestaande uit acht koolstofatomen en één waterstofatoom, is waargenomen in het gasomhulsel van de oude ster IRC +10 216 en een koude moleculaire gaswolk. In beide gevallen hadden de moleculen een extra elektron, wat hen een negatieve lading geeft. Het is het derde negatief geladen molecuul of anion dat het afgelopen jaar 'boven water' is gekomen. Onderzoekers gingen ervan uit dat moleculen zo'n overtollig elektron niet lang zouden kunnen vasthouden, maar dat is klaarblijkelijk toch het geval.
Meer informatie:
Interstellar Chemistry Gets More Complex With New Charged-Molecule Discovery
Arizona Radio Observatory Team Discovers Supergiant Star Spews Molecules Needed for Life
27 juni 2007
Een van de meest bijzondere eigenschappen van een zwart gat, is dat het enorme hoeveelheden energie en materie de ruimte in blaast. Dat gebeurt in de vorm van twee smalle bundels, die 'jets' of straalstromen worden genoemd. Onderzoek met de röntgensatelliet Chandra heeft nu het bewijs geleverd dat de jets van sommige neutronensterren, relatief gezien, net zo indrukwekkend zijn als die van zwarte gaten. Dat blijkt uit waarnemingen van Circinus X-1, een dubbelster op 20.000 lichtjaar van de aarde. In dit systeem draaien een neutronenster en een zware, normale ster om elkaar. Hun onderlinge afstand is dermate klein, dat er materie van de normale ster naar de neutronenster stroomt. Deze materie komt uiteindelijk op het oppervlak van de neutronenster terecht en wordt vervolgens op de een of andere manier gebundeld tot twee plasmajets. De hete materie in deze straalstromen bereikt bijna de snelheid van het licht. De jet van Circinus X-1 blijkt ongeveer drie lichtjaar lang te zijn, wat zeer groot is voor een object dat zelf slechts een kilometer of tien meet. Sommige superzware zwarte gaten stoten weliswaar jets van enkele miljoenen lichtjaren uit, maar zijn dan ook miljoenen keren zwaarder. Blijkbaar kan het mechanisme dat jets doet ontstaan bij neutronensterren net zo efficiënt zijn werk doen als bij zwarte gaten. Het heeft de specifieke eigenschappen van een zwart gat, zoals de sterke vervorming van de ruimtetijd, blijkbaar niet nodig.
Meer informatie:
Jets from neutron star rival those made by black holes
Circinus X-1: Neutron Stars Join The Black Hole Jet Set
25 juni 2007
De Europese gammasatelliet heeft voor het eerst onomstotelijk radioactief ijzer-60 in ons Melkwegstelsel aangetoond. Naar dit specifieke ijzerisotoop wordt al lang gezocht, maar over voorgaande detecties bestonden steeds twijfels. Integral heeft aan alle twijfel een einde gemaakt door sinds eind 2002 de zwakke gammastraling te verzamelen die karakteristiek is voor het radioactieve verval van ijzer-60 tot kobalt-60. IJzer-60 wordt diep in het inwendige van zware sterren gemaakt en komt alleen vrij als zo'n ster als supernova explodeert. Hoewel Integral nu wel heeft vastgesteld dat er ijzer-60 in ons Melkwegstelsel rondzwerft, is de gammastraling te zwak om de precieze verdeling ervan in kaart te brengen. Sterrenkundigen hopen daar met toekomstige gamma-instrumenten alsnog in te slagen, omdat daaruit kan worden afgeleid waar de meest 'recente' supernova-explosies in ons Melkwegstelsel hebben plaatsgevonden. IJzer-60 heeft namelijk een vervaltijd van slechts anderhalf miljoen jaar.
Meer informatie:
Radioactive iron, a window to the stars
19 juni 2007
Met het SINFONI-instrument op de Europese Very Large Telescope in Chili zijn astronomen erin geslaagd om de eigenschappen te bepalen van een extreem zwakke rode dwergster die op kleine afstand rond een heldere gewone ster draait. De rode dwerg is tien keer zo licht en honderd keer zo zwak als de hoofdster, en draait er op een afstand van slechts 450 miljoen kilometer omheen. De sterren bevinden zich op 48 lichtjaar afstand van de aarde. AB Doradus C, zoals de rode dwerg heet, blijkt een temperatuur van 3000 graden te hebben, nauwkeurig in overeenstemming met de theoretische voorspellingen voor een 75 miljoen jaar oude rode dwerg met een massa van 0,09 zonsmassa's. Het spectrum van de rode dwergster waaruit de temperatuur is afgeleid, is normaalgesproken zeer moeilijk meetbaar, omdat de ster volledig overstraald wordt door de nabijgelegen hoofdster. Via een nieuwe techniek, de zogeheten spectrale deconvolutie, zijn de Europese astronomen er nu toch in geslaagd om het spectrum van de dwerg te isoleren uit de waarnemingen. De techniek werd in 2002 voorgesteld voor toepassingen op ruimtetelescopen, maar was nog niet eerder in de praktijk gebruikt.
Meer informatie:
Back on Track - New Technique for Observing Faint Companions
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
7 juni 2007
Op twintigduizend lichtjaar afstand van de zon, in de sterrenhoop NGC 3603, is een ster ontdekt die 114 keer zo zwaar is als de zon. Het is de zwaarste ster die tot nu toe ooit is gevonden. De reuzenster maakt deel uit van een dubbelstersysteem; ook zijn begeleider is extreem zwaar, met een massa van 84 zonsmassa's. De twee sterren draaien eens in de tien jaar om elkaar heen. Hun massa's werden bepaald door een team van astronomen van de Universiteit van Montréal, met behulp van de Europese Very Large Telescope in Chili en de Hubble Space Telescope, op basis van dopplermetingen en onderlinge bedekkingen. Volgens astrofysische theorieën kan een ster maximaal ca. 150 zonsmassa's wegen. Wordt hij zwaarder, dan worden de buitenste lagen weggeblazen door de intense stralingsdruk. Tot op heden was echter nog nooit een ster zwaarder dan ca. 80 zonsmassa's gevonden. De nieuwe vinding werd gepresenteerd op de jaarbijeenkomst van de Canadian Astronomical Society.
Meer informatie:
A team of astronomers identifies the most massive star ever
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
6 juni 2007
Dubbele witte dwergen produceren meer zwaartekrachtsgolven dan tot nu toe werd aangenomen. Dat blijkt uit theoretisch onderzoek van Amerikaanse sterrenkundigen, die gepresenteerd zijn op een bijeenkomst van de Canadian Astronomical Society. In het Melkwegstelsel komen naar alle waarschijnlijkheid grote hoeveelheden dubbele witte dwergen voor - kleine, compacte sterren die ongeveer even zwaar zijn als de zon maar nauwelijks groter dan de aarde. Veel van die witte dwergen bewegen in kleine banen om elkaar heen, en vertonen daarbij onderlinge wisselwerking met bijbehorende materieoverdracht. Eerdere berekeningen leken uit te wijzen dat deze actieve dubbele witte dwergen relatief weining zwaartekrachtsgolven produceren, maar dat wordt door de nieuwe resultaten tegengegsproken. Zwaartekrachtsgolven zijn minieme verstoringen in de structuur van de ruimtetijd, veroorzaakt wanneer zware massa´s worden versneld. Ze zijn nog nooit waargenomen, maar de toekomstige Amerikaans-Europese Laser Interferometry Space Antenna (LISA) moet ze gaan detecteren. Het feit dat veel meer dubbele witte dwergen zwaartekrachtsgolven produceren, betekent dat de analysetechnieken van LISA waarschijnlijk sterk verfijnd moeten worden om ook zwakkere bronnen van zwaartekrachtsgolven te onderscheiden.
Meer informatie:
Active stellar remnants could present interesting challenge for LISA
LISA
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
6 juni 2007
Experimenten in het laboratorium voor astrofysica aan de Leidse Sterrewacht hebben aangetoond dat koolmonoxide(CO)-ijs veel gemakkelijker door ultraviolet licht wordt verdampt dan werd aangenomen. Tot nu toe werd de verdamping van CO door licht bij lage temperaturen als nauwelijks relevant beschouwd. De nieuwe resultaten veranderen het gangbare beeld van de chemische evolutie rond jonge sterren. Karin Öberg en collega's van de Leidse sterrenwacht publiceren hun resultaat binnenkort in de Astrophysical Journal Letters. In de ruimte zouden bij temperaturen van -260°C alle gasdeeltjes' met uitzondering van moleculair waterstof' moeten vastvriezen op het oppervlak van stofdeeltjes die zich tussen en om de sterren bevinden. Astronomische waarnemingen tonen echter aan dat nog aanzienlijke hoeveelheden CO in de gasfase voorkomen.
Meer informatie:
Origineel persbericht
31 mei 2007
De Europese röntgensatelliet XMM-Newton heeft tweehonderd sterren-in-wording in een groot stervormingsgebied in het sterrenbeeld Stier onderzocht. Stervorming is een ingewikkeld proces. Een jonge ster verzamelt een schijf van gas en stof om zich heen. Deze materie kan vervolgens drie kanten op gaan: zij kan via 'magnetische tunnels' naar de ster toe stromen, als schijfmaterie om de ster blijven draaien en planeten vormen, of juist door de ster en diens magnetische veld worden weggeblazen. De materie die naar de ster toe stroomt en op het oppervlak valt, doet de temperatuur ervan oplopen van 5000 naar 10.000 kelvin. Daardoor ontstaat er veel ultraviolette straling die ook door XMM-Newton is waargenomen. De onderzoekers dachten dat dezelfde schokgolven die de UV-straling veroorzaken ook röntgenstraling produceren. Maar jonge sterren die nog bezig zijn materie te verzamelen, blijken juist minder röntgenstraling uit te zenden. Het lijkt er nu op dat de naar de ster toe vallende materie de hete steratmosfeer doet afkoelen, waardoor deze minder röntgenstraling uitzendt. Bovendien absorberen de gasstromen in de omgeving van de ster het grootste deel van de resterende röntgenstraling van de steratmosfeer.
Meer informatie:
XMM-Newton reveals X-rays from gas streams around young stars
Taurus Molecular Cloud project page
31 mei 2007
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft, met behulp van de VLT-interferometer en het VLBA-netwerk van radiotelescopen, de omgeving van een pulserende rode reuzenster in kaart gebracht. Daarbij heeft men drie afzonderlijke lagen in de ijle atmosfeer van de ster kunnen onderscheiden: de moleculaire schil, de stofschil en de 'maserschil'. De onderzochte ster, S Orionis (of kortweg S Ori), behoort tot de klasse van de Mira-veranderlijken. Dat zijn sterren van ruwweg één zonsmassa die tegen het einde van hun bestaan opzwellen, pulseren en veel materie uitstoten. Daarbij worden ze enkele honderden keren zo groot als voorheen; de diameter van S Ori blijkt tussen 400 en 500 maal de zonsdiameter te variëren (1,9 tot 2,3 maal de afstand zon-aarde!). De onderzochte atmosferische lagen reiken nog aanzienlijk verder de ruimte in. De verschillende delen van zo'n ster laten zich niet met één en hetzelfde instrument bestuderen. De ster zelf is waarneembaar in zichtbaar licht, de omringende moleculaire en stoflaag in het infrarood en de maserstraling (afkomstig van moleculen siliciummonoxide) in het radiogebied.
Meer informatie:
Chronicle of a Death Foretold
31 mei 2007
Sterrenkundigen van de universiteit van Michigan hebben voor het eerst details waargenomen op het oppervlak van een verre soortgenoot van onze zon (Science, 1 juni). Het betreft de hete ster Altaïr van het sterrenbeeld Arend, die heel snel om zijn as draait: 60 keer zo snel als de zon. Met behulp van de optische interferometer CHARA is nu vastgesteld wat het gevolg van die snelle rotatie is: de beelden tonen een duidelijk afgeplatte ster. Ook is te zien dat de ster aan zijn evenaar donkerder is dan aan zijn polen. Dat laatste komt doordat het oppervlak aan de evenaar verder van de sterkern verwijderd is, en daardoor een lagere temperatuur heeft, dan de polen. CHARA bestaat momenteel uit vier telescopen, verspreid over ruim driehonderd meter. Door het licht dat deze instrumenten opvangen optisch te combineren (of beter gezegd: te laten 'interfereren'), kan het theoretische scheidend vermogen van een 300-meter telescoop worden bereikt. Dat wil zeggen dat de CHARA-beelden ruwweg honderd keer zo scherp zijn als de opnamen die met de Hubble-ruimtetelescoop worden gemaakt. Hierdoor is het mogelijk om details op het oppervlak van sterren te bestuderen. Altaïr is niet de eerste ster die met een interferometer onderzocht is' eerder zijn ook al de oppervlakken van enkele reuzensterren in beeld gebracht. Maar het is wel de eerste hoofdreeksster, een directe soortgenoot van de zon, die zo gedetailleerd is bekeken.
Meer informatie:
University of Michigan astronomers capture the first image of surface features on a sun-like star
Homepage John Monnier
30 mei 2007
Een object dat uit donkere materie bestaat is per definitie onzichtbaar, maar soms verraadt zo'n object zich doordat het vanaf de aarde gezien precies vóór een verder weg gelegen ster buiten ons Melkwegstelsel komt te staan. Dan is de verre ster ten gevolge van het zogeheten gravitatielenseffect gedurende enkele dagen helderder dan normaal. De afgelopen jaren zijn meer dan tien van zulke 'microlensverschijnselen' waargenomen, waarvan vermoed wordt dat ze door donkere objecten in de galactische halo zijn veroorzaakt, maar helemaal zeker is dat niet. Bij een microlensverschijnsel dat in 2005 te zien was (OGLE-2005-SMC-001) is dat anders. Het helderder worden van de betreffende ster is namelijk niet alleen vanaf de aarde waargenomen, maar ook met de infraroodsatelliet Spitzer, die zich op een afstand van ongeveer 40 miljoen kilometer bevindt. Vanuit de beide waarneemposten gezien werd de maximale helderheid van de ster niet op exact hetzelfde moment bereikt. Uit het gemeten tijdverschil is nu met een zekerheid van 95 procent vastgesteld dat het donkere object zich op een afstand van 16.000 lichtjaar bevindt en (dus) deel uitmaakt van het Melkwegstelsel. De meetgegevens duiden er zelfs op dat het niet één object betreft, maar twee; hun gezamenlijke massa zou 10 zonsmassa's bedragen. Dat maakt het waarschijnlijk dat het om een tweetal stellaire zwarte gaten gaat.
Meer informatie:
NASA Space Telescope Gives Scientists Depth Perception
23 mei 2007
Met de Europese Very Large Telescope zijn straalstromen ( 'jets ') ontdekt bij een bruine dwerg. Bruine dwergen zijn 'mislukte sterren' die niet zwaar genoeg zijn om kernfusiereactie in hun inwendige op gang te brengen. De bruine dwerg in kwestie, 2MASSW J1207334-393254 geheten, is slechts 24 keer zo zwaar als de planeet Jupiter. Enkele jaren geleden werd een Jupiter-achtige reuzenplaneet ontdekt in een baan rond deze bruine dwergster; het was de eerste planeet waarvan een echte foto is gemaakt. Dat zo'n klein, licht object ook twee straalstromen de ruimte in blaast is verrassend. Straalstromen ontstaan bij de vorming van sterren uit ronddraaiende gas- en stofschijven. Hun ontstaan is nog niet precies begrepen; magnetische velden spelen mogelijk een belangrijke rol. Eerder werden al straalstromen bij een andere bruine dwerg gevonden, maar die was aanzienlijk zwaarder dan 2MASSW J1207334-393254. Volgens de onderzoekers is het niet uitgesloten dat ook jonge exoplaneten dergelijke straalstromen vertonen.
Meer informatie:
A Brown Dwarf Joins the Jet-Set
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
17 mei 2007
Met een nieuw instrument op de James Clerk Maxwell Telescope (JCMT) op Hawaï is een 3D-filmpje gemaakt van de beroemde Orionnevel. De JCMT is een zogeheten submillimetertelescoop, die waarnemingen doet op het grensgebied van infrarood- en radiostraling. Op submillimetergolflengten kan onder andere straling worden geregistreerd van koolmonoxide, een gas dat voorkomt in koele gas- en stofwolken waaruit nieuwe sterren ontstaan. Met een gewone telescoop zijn die koele wolken meestal niet zichtbaar, omdat ze door stof worden verduisterd. Met het nieuwe HARP/ACIS-instrument op de JCMT is het mogelijk om van elke pixel in het beeldveld een spectrum op te nemen, zodat informatie beschikbaar komt over de bewegingen van het gas. Op die manier is een driedimensionaal beeld van de Orionnevel opgebouwd. Op het resulterende filmpje is te zien dat het materiaal in de nevel voornamelijk in twee richtingen de ruimte wordt ingeblazen vanuit het centrum, waar energierijke, zware sterren zijn gevormd.
Meer informatie:
Slicing the Universe with HARP/ACSIS - A New Look at Orion
Submillimeterfilmpje van de Orionnevel (5.6 MB, animated GIF)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
16 mei 2007
Amerikaanse röntgenastronomen hebben een nieuwe methode ontwikkeld om zwarte gaten te wegen. Zwarte gaten zijn gebieden in het heelal waar de zwaartekracht zo sterk is dat er zelfs geen licht uit kan ontsnappen. Ze worden vaak omgeven door een roterende schijf van materie die naar binnen spiraliseert, en daarbij röntgenstraling uitzendt. Die röntgenstraling vertoont vaak quasi-periodieke variaties, die ontstaan door verdichtingen in de schijf. Er is nu een verband ontdekt tussen de massa van het zwarte gat en de plaats in de schijf waar het meeste gas zich ophoopt. Uit waarnemingen met de Amerikaanse röntgensatelliet RXTE (Rossi X-ray Timing Explorer) is op die manier de massa bepaald van het zwarte gat Cygnus X-1, op 10.000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Zwaan. Dat blijkt 8,7 keer zo zwaar te zijn als de zon, in goede overeenstemming met eerdere bepalingen op basis van andere methoden. En met de Europese satelliet XMM-Newton is een middelzwaar zwart gat in het sterrenstelsel NGC 5408 gewogen. Dat blijkt ongeveer tweeduizend keer zo zwaar te zijn als de zon. NGC 5408 bevindt zich op 16 miljoen lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Centaur. Hoe middelzware zwarte gaten ontstaan is niet precies bekend.
Meer informatie:
New technique for 'weighing' black holes
Persbericht NASA Goddard Space Flight Center
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
14 mei 2007
Al tientallen jaren zijn sterrenkundigen zich ervan bewust dat het Melkwegstelsel en het Andromedastelsel op elkaar af bewegen en over ongeveer vijf miljard jaar zullen samensmelten. Ook is bekend dat de vele miljarden sterren van beide stelsels in fysiek opzicht weinig hinder van deze kosmische ontmoeting zullen ondervinden. Maar daarmee is de kous nog niet af. Computersimulaties van onderzoekers van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics laten zien dat onze zon en haar planeten in de buitendelen van het grote 'fusiestelsel' terecht zullen komen. Het meest opvallende gevolg van deze verbanning zal de aanblik van de nachthemel vanaf de aarde zijn. Al bij de eerste dichte nadering van het Andromedastelsel (over een luttele twee miljard jaar) zal de melkweg' de bekende zijaanblik van het Melkwegstelsel die tijdens donkere nachten aan onze hemel prijkt' geheel uiteenvallen. In plaats daarvan zullen onze verre nazaten het bolvormige centrale deel te zien krijgen van het elliptische sterrenstelsel waar zij dan deel van uitmaken.
Meer informatie:
When Galaxies Collide, our Solar System Will Go for a Ride
Vakartikel in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society
11 mei 2007
In stofwolken rond sterren en in de ruimte tussen de sterren lijken diamantachtige verbindingen voor te komen. Door sterrenkundigen opgenomen spectra op golflengten in het infrarood wijzen daar sterk op. Een internationale groep onderzoekers, onder wie wetenschappers van het FOM-Instituut voor Plasmafysica Rijnhuizen in Nieuwegein, heeft in het laboratorium opgenomen spectra van een aantal diamantachtige moleculen geanalyseerd en vergeleken met astronomische waarnemingen. De laboratoriummetingen leveren spectra op die zich goed laten vergelijken met de astronomische spectra. De spectra vertonen verschillende vormen en blijken afhankelijk van de grootte van de betreffende diamantachtige moleculen en van hun voorkomen als gas dan wel in ijs. Een extra aanwijzing dat het in de ruimte om diamantachtige deeltjes gaat levert de bevinding dat er diamantkerntjes in micrometeorieten zijn aangetroffen. De afmeting van deze kerntjes komt ruwweg overeen met de grootte die op basis van de moleculaire spectra kan worden afgeleid. De onderzoekers publiceren hun resultaten in The Astrophysical Journal van 1 juni 2007.
Meer informatie:
Origineel persbericht
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
10 mei 2007
Met de Europese Very Large Telescope is de oudst bekende ster in het heelal ontdekt. Het gaat om een onopvallend sterretje in het sterrenbeeld Weegschaal, met de catalogusaanduiding HE 1523-0901. Uit precisiemetingen aan de ster blijkt dat hij 13,2 miljard jaar oud is, en dus 500 miljoen jaar na de oerknal moet zijn geboren. De leeftijd van sterren kan worden afgeleid uit metingen aan de hoeveelheid radiactief uranium en thorium in de ster - een soort kosmische koolstof 14-methode. Dankzij het enorme lichtverzamelend vermogen van de Very Large Telescope kon een gedetailleerd ultravioletspectrum van de ster worden verkregen, en was het ook mogelijk om de hoeveelheid europium, osmium en iridium te bepalen. Uit al die verschillende metingen blijkt dat de ster 13,2 miljard jaar oud moet zijn. De metingen zijn uitgevoerd door een internationaal team van sterrenkundigen onder leiding van Anna Frebel van de Universiteit van Texas.
Meer informatie:
A Galactic Fossil - Star is Found to be 13.2 Billion Years Old
Persbericht University of Texas
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
2 mei 2007
Analyse van Hubble-waarnemingen van de grote bolvormige sterrenhoop NGC 2808 duidt erop dat er vroeg in het bestaan van de sterrenhoop drie generaties van sterren zijn gevormd. Dat is in strijd met de heersende gedachte dat de sterren in bolhopen allemaal van één en dezelfde generatie en dus ruwweg even oud zijn. Bolhopen als NGC 2808 zijn net zo oud als ons Melkwegstelsel' ruwweg 12 miljard jaar' en bestaan uit honderdduizenden sterren die door hun onderlinge zwaartekracht bijeen blijven. Weliswaar zijn de sterren van NGC 2808 inderdaad tijdens de eerste 200 miljoen levensjaren van de bolhoop gevormd, maar klaarblijkelijk is dat in drie golven gebeurd. De drie generaties laten zich naar kleur onderscheiden: elke volgende generatie is iets blauwer dan de vorige. Dat kleurverschil kan er op duiden dat de drie stergeneraties enigszins in samenstelling verschillen, maar zeker is dat niet. Volgens de onderzoekers is het denkbaar dat de schokgolven van de eerste generatie sterren in NGC 2808 aanleiding zijn geweest voor de vorming van een volgende generatie, en dat dit proces stopte toen na generatie 3 de voorraad gas in de bolhoop uitgeput was. Maar er is nog een andere verklaring mogelijk: wellicht is NGC 2808 niet zo zeer een grote bolhoop als wel een klein sterrenstelsel, dat veel van zijn materiaal is kwijtgeraakt toen het door ons Melkwegstelsel werd ingevangen. Ook bij Omega Centauri, een andere grote bolhoop die meerdere generaties sterren heeft, bestaat dit vermoeden.
Meer informatie:
Hubble sees multiple star generations in a globular cluster
24 april 2007
Sydney Barnes van de Lowell-sterrenwacht in Flagstaff, Arizona, heeft een nieuwe methode ontdekt om vrij nauwkeurig de leeftijd van een ster te bepalen. De methode, die binnenkort gepubliceerd wordt in The Astrophysical Journal , wordt 'gyrochronologie' genoemd. Hij is gebaseerd op het gegeven dat er een verband bestaat tussen de langzaam veranderende rotatiesnelheid, de kleur en de leeftijd van een ster. Wanneer twee van deze drie grootheden (rotatiesnelheid en kleur) bekend zijn, kan de derde (de leeftijd van de ster) berekend worden, aldus Barnes. De methode is gekalibreerd met behulp van de zon, waarvan de leeftijd op een onafhankelijke manier is vastgesteld op ca. vijf miljard jaar. Tot nu toe konden sterrenkundigen vooral van sterren in open en bolvormige sterrenhopen vrij goed de leeftijd schatten; met de gyrochronologie-methode lukt dat ook voor 'veldsterren', die geen deel uitmaken van een sterrenhoop. De methode heeft een nauwkeurigheid van ongeveer vijftien procent.
Meer informatie:
How Old Are Stars? Enter Gyrochronology ' a Powerful New Method to Determine Stellar Ages
Vakpublicatie over de methode.
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
24 april 2007
Vandaag is het zeventien jaar geleden dat de Hubble Space Telescope werd gelanceerd. Ter gelegenheid van die verjaardag heeft het Space Telescope Science Institute een spectaculaire Hubblefoto vrijgegeven van de Carinanevel, een kolossaal stervormingsgebied op 7500 lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Kiel. Drie miljoen jaar geleden kwam daar een bevolkingsexplosie van nieuwe sterren op gang, die nog steeds voortduurt. De uitgestrekte nevel, met een middellijn van 50 lichtjaar, bevat meer dan een dozijn sterren die 50 tot 100 keer zo zwaar zijn als de zon. Zulke zware sterren leven maar kort, en sommige sterren in de nevel verkeren dan ook al in de laatste levensstadia, zoals Eta Carinae, links in beeld, die elk moment kan exploderen als een heldere supernova. De Hubble-verjaardagsfoto is een mozaïek van 48 verschillende opnamen.
Meer informatie:
The Carina Nebula: Star Birth in the Extreme
Hogeresolutieversie (7,3 MB)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
18 april 2007
Onderzoek van de bruine dwergster TVLM 513 (en enkele van zijn soortgenoten) duidt erop dat zo'n 'mislukte ster' een krachtig magnetisch veld kan hebben en daardoor bundels radiostraling uitzendt. Blijkbaar kunnen bruine dwergen hetzelfde gedrag vertonen als pulsars (rondtollende neutronensterren), zij het in een veel trager tempo en op veel kleinere schaal. Het mechanisme dat de radiostraling van bruine dwergen veroorzaakt zou overigens veel overeenkomsten kunnen vertonen met dat van grote planeten zoals Jupiter. Bij Jupiter worden elektrisch geladen deeltjes, vooral afkomstig van de maan Io, versneld door het planetaire magneetveld en afgevoerd naar de magnetische polen. Dat resulteert in poollichten die een bron van radiostraling zijn. Bij de onderzochte bruine dwerg is echter geen duidelijke bron van geladen deeltjes aanwezig. Het zou kunnen dat er kleine planeten om hem heen draaien, maar volgens de onderzoekers zou ook de snelle rotatie van de dwergster (minder dan twee uur) tot de noodzakelijke versnelling van elektronen kunnen leiden.
Meer informatie:
Radio active brown dwarfs are a new class of pulsar
Brown Dwarfs: A New Class of Stellar Lighthouse
18 april 2007
Onderzoekers van de universiteit van Hertfordshire hebben een zeldzaam dubbelstersysteem ontdekt, bestaande uit een witte dwerg en een ultrakoele dwerg' het kleinste stertype dat er is. Nog ongebruikelijker is de afstand tussen de beide sterren. Doorgaans bewegen zulke 'dubbele dwergen' dicht om elkaar, maar bij dit tweetal bedraagt de afstand 600 miljard kilometer. De onderzoekers denken dat de beide sterren vrijwel gelijktijdig op veel kleinere onderlinge afstand zijn ontstaan. De ultrakoele dwerg zou zich spiraalsgewijs hebben verwijderd toen de witte in zijn vorige levensfase (als rode reus) veel materie uitstootte.
Meer informatie:
White dwarf and ultra-cool dwarf keep their distance
18 april 2007
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft de tot nu toe meest gedetailleerde opname van de Rosettenevel gemaakt. Deze gasnevel in het sterrenbeeld Eenhoorn is een reusachtige kraamkamer van sterren. In de nevel ligt een sterrenhoop van heldere, zware, jonge sterren (NGC 2244), die met hun krachtige sterrenwind en straling de hun omringende ruimte hebben 'schoongeblazen'. Het is ook de ultraviolette straling van deze sterren die het omringende gas tot gloeien brengt. Door de grote omvang van de Rosettenevel zijn grote telescopen niet in staat om het object in één keer te fotograferen. De bestaande detailrijke foto's lieten dan ook slechts kleine stukjes van de nevel zien. Maar in het kader van het IPHAS-programma, dat het noordelijke deel van het melkwegvlak gedetailleerd vastlegt, is nu een compleet overzicht verkregen. De indrukwekkende compositiefoto bestaat uit bijna tweehonderd afzonderlijke opnamen, die gemaakt zijn met de 2,5-meter Isaac Newton Telescope op het Canarische eiland La Palma. De IPHAS-survey is bijna compleet en zal een vervolg krijgen op het zuidelijk halfrond.
Meer informatie:
Astronomers make super-detailed image of giant stellar nursery
17 april 2007
Sterrenkundigen hebben een recordlichte witte dwergster ontdekt. De ster, die de officiële aanduiding SDSS J091709.55+463821.8 heeft gekregen, is niet groter dan de planeet Saturnus en bevat slechts één vijfde zonsmassa aan materie. Zo'n vedergewicht kan niet vanzelf ontstaan: waarschijnlijk is hij veel massa kwijtgeraakt aan zijn grotere begeleider, die zelf ook een witte dwergster lijkt te zijn. Waarschijnlijk is het tweetal begonnen als een normale dubbelster, waarvan de ene component ongeveer tweemaal zo zwaar was als onze zon en de andere iets lichter dan onze zon. De zwaarste van de twee evolueerde het snelst, zwol op tot rode reus en eindigde als een witte dwerg van ruim een zonsmassa. Toen tien miljard later ook de kleinere begeleider tot witte dwerg evolueerde, raakte deze in zijn rode-reuzenstadium veel materie aan de andere ster kwijt. In de loop van deze ontwikkeling zijn de twee sterren elkaar steeds dichter genaderd. Ze bewegen nu op een afstand van ongeveer een miljard kilometer in slechts 7,6 uur om elkaar. Volgens de onderzoekers zullen de witte dwergen over ongeveer tien miljard jaar samensmelten.
Meer informatie:
Cosmic weight loss: the lowest mass white dwarf
17 april 2007
Britse en Amerikaanse onderzoekers hebben met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop de eerste optische beelden verkregen van de enorme explosie die in februari 2006 plaatsvond in het dubbelstersysteem RS Ophiuchi (kortweg RS Oph). Deze dubbelster bestaat uit een witte dwerg, de uitdovende kern van een zonachtige ster die zijn buitenlagen heeft weggeblazen, en een (veel grotere) rode reus. De afstand tussen de beide sterren is dermate klein dat er voortdurend gas van de rode reus naar de witte dwerg stroomt. Daarbij verzamelt zich in de loop van enkele tientallen jaren zo veel materie op het oppervlak van de dwerg, dat er een explosie plaatsvindt. Het opmerkelijke aan RS Oph is dat de rode reus zoveel materie verliest in de vorm van sterrenwind, dat het hele dubbelstersysteem als het ware in een soort atmosfeer gehuld is. Op Hubble-beelden van de meest recente explosie is een snel uitdijende, enigszins pindavormige structuur te zien, die waarschijnlijk is ontstaan doordat het materiaal van de explosie niet in alle richtingen even makkelijk kan ontsnappen. De 'taille' van de pinda ligt in het vlak waarin de beide sterren om elkaar draaien, waar zich al voor de explosie waarschijnlijk meer materie bevond dan elders.
Meer informatie:
Hubble Space Telescope reveals the aftermath of 'Star Wars'
17 april 2007
Onderzoek aan vier zware sterren van het type rode superreus heeft uitgewezen dat deze sterren tegen het einde van hun bestaan letterlijk stoom af blazen. Rode superreuzen verliezen meer dan de helft van hun massa voordat ze als supernova eindigen. Uit recent onderzoek blijkt nu dat dit massaverlies geen gelijkmatig proces is. De waargenomen wolken waterdamp zijn vijftig keer minder ijl dan de rest van de sterrenwind die wordt weggeblazen. De waterdamp blijkt ook zeer stofrijk te zijn en meer snelheid te krijgen dan het omringende gas. Alles bij elkaar vertegenwoordigen ze het grootste deel van het massaverlies van de sterren.
Meer informatie:
Red supergiant cauldrons let off steam
17 april 2007
Britse sterrenkundigen hebben vastgesteld dat sterren bij hun tocht door interstellaire gaswolken grote draaikolken veroorzaken. De oorzaak ligt bij de hevige sterrenwind die de sterren aan het eind van hun bestaan uitstoten. Aan de 'voorkant' van de ster leidt dit tot schokgolven, aan de achterkant tot draaikolken die vergelijkbaar zijn met de draaikolken die ontstaan aan de achterkant van een varende boot. Dat sterren draaikolken achterlaten was al voorspeld op basis van computersimulaties, maar nu zijn ze ook waargenomen' bij de centrale ster van de planetaire nevel Sharpless 2-188.
Meer informatie:
Dying sun-like stars leave whirlpools in their wake
12 april 2007
Sterrenkundigen hebben een opmerkelijk nieuw hemelobject aan de toch al uitpuilende trofeeënkast toegevoegd: het 'Rode Vierkant'. Het betreft een symmetrische, bipolaire nevel rond de hete ster MWC 922 in het sterrenbeeld Slang. Deze nevel vertoont sterke overeenkomsten met de al langer bekende 'Rode Rechthoek'. De vierkante vorm berust op gezichtsbedrog: in werkelijkheid gaat het om twee grote kegelvormige structuren die aan de polen van de ster ontspringen. Zuiver toevallig kijken we precies tegen de zijkant van deze dubbele kegel aan. Als we de ster vanuit een andere hoek konden bekijken, zouden we een dubbele ringstructuur te zien krijgen.
Meer informatie:
Astronomers Obtain Highly Detailed Image of the "Red Square"
10 april 2007
Extreem compacte dubbelsterren, waarin de uitgebrande kernen van twee sterren in minder dan een half uur om elkaar heen draaien, zijn sterkere bronnen van zwaartekrachtsgolven dan eerder werd verondersteld. Dat blijkt uit onderzoek naar dit soort zeldzame, dubbele witte dwergen door sterrenkundige Gijs Roelofs, die hierop op 16 april promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Er zijn nu twintig dubbele, massa-overdragende witte dwergen bekend. Roelofs ontdekte nummer 11 en nummer 16. Omdat dergelijke objecten nogal zwak zijn, heeft Roelofs de witte dwergen bestudeerd met behulp van de grootste telescopen ter wereld, onder andere ESO's Very Large Telescope in Chili. Van vier dubbele witte dwergen is nu aangetoond dat ze 'helder' genoeg zijn om gezien te worden door LISA, een satelliet die zwaartekrachtsgolven direct kan meten. De Laser Interferometer Space Antenna (LISA) moet midden volgend decennium gelanceerd worden door de ruimtevaartorganisaties ESA en NASA.
Meer informatie:
Origineel persbericht
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
4 april 2007
Twee extreem zwakke, lichte sterretjes in het zuidelijke sterrenbeeld Phoenix onderhouden een kosmische LAT-relatie. Ze horen wel bij elkaar, maar staan op zo'n grote onderlinge afstand dat hun wederzijdse zwaartekracht waarschijnlijk te zwak is om ze voorgoed aan elkaar te binden. De extreem wijde dubbelster werd ontdekt met een relatief kleine telescoop op de Cerro Tololo-sterrenwacht in Chili; de aard van de twee sterren is vervolgens bestudeerd met de Gemini South-telescoop, eveneens in Chili. De twee dwergsterren staan op een onderlinge afstand van meer dan 750 miljard kilometer; hun omlooptijd bedraagt vermoedelijk een half miljoen jaar. Niet duidelijk is of het om twee rode dwergsterren gaat van ongeveer één miljard jaar oud, of om twee nabijgelegen bruine dwergen met een leeftijd van hooguit enkele tientallen miljoenen jaren. Als dat het geval is, zijn de sterren slechts enkele tientallen keren zo zwaar als de planeet Jupiter, en zal hun onderlinge zwaartekracht op den duur niet in staat zijn om ze bij elkaar te houden.
Meer informatie:
Featherweight Celestial Pair Has Uncertain Future Together
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
4 april 2007
De explosie van een magnetar in september 2006 is waarschijnlijk het gevolg van een sterbeving. Dat schrijven onderzoekers van het California Institute of Technology (Caltech) deze week in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Magnetars zijn extreem compacte en snel roterende neutronensterren met een onvoorstelbaar sterk magnetisch veld. De Westerlund 1-magnetar (officieel CXOU J164710.2-455216 geheten) werd in 2005 ontdekt door Michael Muno van Caltech en is uitgebreid bestudeerd door de Europese röntgensatelliet XMM-Newton en de Amerikaanse satelliet Swift. Hij staat op 15.000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Ara, dat alleen vanaf het zuidelijk halfrond zichtbaar is. Hij draait elke tien seconden één keer om zijn as, waarbij een bundel van straling over de aarde zwiept. In september 2006 werd de magnetar plotseling honderd keer zo helder, produceerde hij extra bundels van energierijke deeltjes en straling, en nam de rotatieperiode af met ongeveer een duizendste seconde. Volgens de onderzoekers is dit alles te verklaren door aan te nemen dat er spanningen in de korst van de neutronenster zijn opgetreden als gevolg van het 'ogpewonden' raken van magnetische veldlijnen. Dat leidde uiteindelijk tot een sterbeving, waarbij zeer veel energie vrijkwam.
Meer informatie:
X-ray satellites catch magnetar in gigantic stellar 'hiccup'
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
22 maart 2007
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft laten zien dat uit de chemische samenstelling van sterren in open sterrenhopen informatie kan worden afgeleid over het ontstaan van ons Melkwegstelsel. Uit onderzoek met de Very Large Telescope is gebleken dat elke sterrenhoop zeer homogeen van samenstelling is en een zeer specifieke chemische signatuur heeft. Door sterrenhopen van verschillende leeftijden te onderzoeken, kan als het ware de stamboom van het Melkwegstelsel worden gereconstrueerd.
Meer informatie:
Chemical Composition of Stars in Clusters Can Tell History of our Galaxy
22 maart 2007
Met behulp van een vorig jaar geïnstalleerd lasersysteem dat gebruikt wordt om voor atmosferische verstoringen te corrigeren, heeft de (noordelijke) Gemini-telescoop een zeer scherpe detailopname van de bekende Orionnevel kunnen maken. De opname toont supersonische 'kogels' van gas die zich een weg door dit stervormingsgebied banen. De kogels en hun lange boeggolven zijn al in 1983 voor het eerst waargenomen, maar pas sinds 1992 staat vast dat de snel bewegende gaswolken door een nog onbekend proces uit het centrum van de Orionnevel, waar tal van zware sterren zijn ontstaan, zijn weggeschoten. Dat moet minder dan duizend jaar geleden zijn gebeurd. De 'kogels' bewegen met snelheden tot 400 kilometer per seconde en hebben reusachtige afmetingen: de punt van de kogel is ongeveer tien keer zo omvangrijk als de baan van Neptunus om de zon en de boeggolven zijn ongeveer een vijfde lichtjaar lang. Door de komende jaren meer van deze detailrijke opnamen van het gebied te maken, hopen sterrenkundigen veranderingen in de gasstructuren te kunnen waarnemen.
Meer informatie:
The delicate trails of star birth
19 maart 2007
Vijf jaar geleden ontdekten sterrenkundigen tot hun verrassing dat een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Zwaan (Cygnus OB2) een krachtige bron van kosmische gammastraling is. De verrassing zat hem in het feit dat er in het gebied geen extreem sterke elektromagnetische velden waarneembaar zijn, terwijl deze noodzakelijk werden geacht voor de productie van deze meest energierijke vorm van straling. Een Amerikaans team van theoretisch natuurkundigen heeft nu een ander mechanisme voorgesteld dat de waarneming kan verklaren. Het nieuwe mechanisme berust op een combinatie van intense sterrenwinden en ultraviolette straling' twee bestanddelen die in een stervormingsgebied met hete, jonge sterren rijkelijk aanwezig zijn. Volgens de onderzoekers is het mogelijk dat de atoomkernen van ijzer en silicium die als onderdeel van de sterrenwind door hete sterren kunnen worden uitgezonden, dankzij hun sterke positieve lading zelfs door betrekkelijk zwakke magnetische velden tot extreem hoge snelheden kunnen worden versneld. Uit berekeningen blijkt dat als zulke snelle, zware atoomkernen in botsing komen met een foton van ultraviolette straling, ze vaak uit elkaar spatten onder uitzending van enkele energierijke gammafotonen. Het gammaspectrum dat daarbij zou ontstaan past goed bij het waargenomen gammaspectrum van Cygnus OB2.
Meer informatie:
A new mechanism for producing cosmic gamma rays from starlight is proposed
13 maart 2007
Duitse sterrenkundigen hebben met behulp van de Europese New Technology Telescope in Chili een tot dusver onbekende sterrenhoop in ons Melkwegstelsel ontdekt. De verzameling sterren, die ongeveer 100.000 leden telt, bevindt zich op een afstand van 30.000 lichtjaar, slechts ongeveer 10.000 lichtjaar van het melkwegcentrum. Het betreft naar alle waarschijnlijkheid een zogeheten bolvormige sterrenhoop. Ons Melkwegstelsel telt ongeveer 150 van zulke bolhopen, waarvan de meeste visueel of op normale fotografische opnamen zijn ontdekt. De melkwegschijf, met zijn talrijke wolken gas en stof, belemmert echter het zicht op een deel van de hemel. Het is juist daar dat de laatste jaren nog nieuwe objecten worden opgespoord, doorgaans in het infrarood, omdat infraroodstraling door de galactische 'mist' wordt doorgelaten. De nieuwe kandidaat-bolhoop, die de aanduiding FSR 1735 draagt, werd ontdekt bij een systematische speurtocht in het vlak van de melkweg.
Meer informatie: Star Family Seen Through Dusty Fog
13 maart 2007
Met de Japanse Subaru-telescoop op Hawaï is een schitterende nieuwe opname van de bekende Krabnevel gemaakt. Het gas in deze supernovarest, het overblijfsel van een ster die in het jaar 1054 ontploft is, dijt nog steeds uit met een snelheid van ongeveer 1500 kilometer per seconde. Hierdoor zijn subtiele verschillen te zien tussen opnamen die met tussenpozen van jaren zijn gemaakt. Door met enige regelmaat gedetailleerde opnamen van de Krabnevel te maken, kan dus inzicht worden verkregen in het uitdijingproces.
Meer informatie:
The Subaru Prime Focus Camera Captures Beautiful Details in the Crab Nebula
9 maart 2007
Met de Europese röntgenkunstmaan XMM-Newton zijn pulsaties ontdekt in de röntgenstraling van RXJ1856, een extreem klein neutronensterretje op 500 lichtjaar afstand. RXJ1856 maakt deel uit van een groep van zeven zeer hete neutronensterren (de Magnificent Seven genoemd), die allemaal röntgenstraling uitzenden. Neutronensterren zijn de compacte overblijfselen van geëxplodeerde reuzensterren; ze hebben afmetingen van ca. dertig kilometer, enorm hoge rotatiesnelheden, en een extreme dichtheid. RX1856 blijkt minder dan twintig kilometer in middellijn te zijn, en mede vanwege het ontbreken van pulsaties is wel geopperd dat deze ster mogelijk nog exotischer is dan een 'gewone' neutronenster: hij zou uit sterk opeengepakte, individuele quarks kunnen bestaan - de bestanddelen van kerndeeltjes. Het bestaan van zulke quarksterren wordt door sommige theorieën voorspeld, maar ze zijn nog nooit waargenomen. Nu is in waarnemingen van XMM-Newton echter toch een pulsatie ontdekt in de straling van RXJ1856. Daaruit kan afgeleid worden dat de ster eens in de 7 seconden om zijn as draait - vrij normaal voor een neutronenster. Hoewel de quarkstertheorie daarmee nog niet helemaal van tafel is, lijkt hij in het geval van dit mysterieuze hemellichaam niet langer nodig, aldus de Italiaanse astronomen Andrea Tiengo en Sandro Mereghetti.
Meer informatie:
XMM-Newton finds the leader of the Magnificent Seven in a spin
XMM-Newton
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
7 maart 2007
De dwergnova Z Camelopardalis heeft enkele duizenden jaren geleden een 'klassieke' nova-uitbarsting ondergaan. Dat blijkt uit waarnemingen met de Amerikaanse ultraviolet-satelliet GALEX. Z Cam, zoals de ster kortweg genoemd wordt, is een dubbelster die bestaat uit een hete, compacte witte dwerg en een gewone ster zoals de zon. Gas van de gewone ster komt op de witte dwerg terecht, waardoor de ster regelmatig helderheidsuitbarstingen vertoont. Zo'n sputterende ster wordt een dwergnova genoemd. Sterrenkundigen hebben altijd aangenomen dat dwergnova's af en toe ook veel grotere explosies te zien geven, maar die link met 'gewone' nova's is nooit aangetoond. GALEX heeft nu echter een concentrische gasschil rond Z Cam ontdekt, waaruit blijkt dat de ster een paar duizend jaar geleden een 'gewone' nova-explosie onderging. Omdat de ster op een afstand van 530 lichtjaar staat, moet die explosie vanaf de aarde gezien heel spectaculair zijn geweest - Z Cam was enkele dagen lang de helderste ster aan de hemel.
Meer informatie:
NASA Mission Finds Link Between Big and Small Stellar Blasts
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
27 februari 2007
Sterrenkundigen van de Universiteit van Arizona denken een verklaring te hebben gevonden voor de extreem energierijke gammastraling uit het centrum van ons Melkwegstelsel. In de directe omgeving van het superzware zwarte gat in de Melkwegkern worden atoomkernen tot gigantische snelheden opgejaagd, vermoedelijk door de werking van magnetische velden. Wanneer die atoomkernen (voornamelijk protonen, de kernen van waterstofatomen) in botsing komen met minder snel bewegende deeltjes, wordt zeer energierijke gammastraling geproduceerd. Volgens David Ballantyne en Fulvio Melia kunnen de protonen in het Melkwegcentrum energieën bereiken van honderd biljoen elektronvolt - ruim tien keer zoveel als wat straks mogelijk is met de Large Hadron Collider, de nieuwe deeltjesversneller van het Europese CERN-laboratorium. De energierijke gammastraling uit het Melkwegcentrum heeft astronomen tot nu toe altijd voor een raadsel gesteld. De theoretische inzichten van Ballantyne en Melia worden gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters.
Meer informatie:
Milky Way Black Hole May Be a Colossal 'Particle Accelerator'
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
22 februari 2007
De Europese röntgensatelliet XMM-Newton heeft aanwijzingen gevonden voor een magnetisch veld bij de jonge ster AB Aurigae. Daarmee lijkt een twintig jaar oud vraagstuk te zijn opgelost. AB Aurigae is een vrij zware ster in het Taurus-Auriga-stervormingsgebied die tot de categorie van de Herbig-sterren behoort. De ster valt op door zijn röntgenhelderheid. Er zijn wel meer jonge sterren die veel röntgenstraling uitzenden, maar die hebben alle een sterk magnetisch veld. En op basis van theoretische modellen werd verondersteld dat de inwendige bouw van Herbig-sterren niet geschikt is om magnetische velden te veroorzaken. Even werd nog gedacht dat AB Aurigae een hete begeleider had, maar dat lijkt uitgesloten: uit het onderzoek met XMM-Newton blijkt dat de röntgenstraling echt van AB zelf afkomstig is. De onderzoekers denken nu dat het magnetische veld dat deze straling helpt veroorzaken een overblijfsel is van de gaswolk waaruit de ster is ontstaan. Dit veld zou in AB Aurigae opgesloten zijn geraakt en er nu voor zorgen dat de sterrenwinden afkomstig van de beide halfronden van de ster op enige afstand ervan met elkaar in botsing komen.
Meer informatie:
XMM-Newton reveals a magnetic surprise
21 februari 2007
Het in maart 2004 geïnstalleerde instrument AMBER, dat deel uitmaakt van de Very Large Telescope, begint zijn eerste vruchten af te werpen. AMBER, wat staat voor Astronomical Multi-BEam Recombiner combineert het infrarode licht dat door drie van de vier VLT-telescopen wordt verzameld' een techniek die bekend staat als infrarood-interferometrie. Dat resulteert in een oplossend vermogen dat zestien keer zo groot is als dat van een afzonderlijke VLT-telescoop. Deze week zijn in het sterrenkundige vaktijdschrift Astronomy and Astrophysics acht artikelen over AMBER-resultaten verschenen. Twee van de artikelen behandelen Herbig Ae/Be-sterren, een klasse van jonge, zware sterren die veel sterrenwind produceren en omringd zijn door materieschijven waarin planeten kunnen ontstaan. Drie andere artikelen behandelen hete, actieve sterren, waaronder het beroemde geval Eta Carinae, de naar schatting 100 zonsmassa's zware superster die 160 jaar geleden een enorme uitbarsting onderging. De ster zelf laat zich nog steeds niet goed bestuderen, omdat hij een enorm dichte sterrenwind uitstoot. Maar uit de AMBER-waarnemingen is nu gebleken dat deze sterrenwind niet bolsymmetrisch is, maar duidelijk uitgerekt in de richting van de polen van de ster. Dat bevestigt de theoretische modellen die voorspellen dat snel roterende sterren als Eta Carinae meer massa verliezen aan hun polen dan aan hun evenaar. De overige artikelen op basis van AMBER-waarnemingen hebben betrekking op enkele bijzondere dubbelstersystemen.
Meer informatie:
The Sky Through Three Giant Eyes
First astrophysical results with the AMBER-VLT-Interferometer
20 februari 2007
De sinds 2003 in bedrijf zijnde Europese gammasatelliet Integral, die de meest energierijke straling uit de ruimte detecteert, heeft inmiddels zeventig procent van de hemel in kaart gebracht. Daarmee hebben sterrenkundigen de beschikking gekregen over de tot nu toe grootste catalogus van afzonderlijke hemelobjecten die gammastraling uitzenden. In ruim tienduizend waarneemuren zijn 421 gamma-objecten geregistreerd. De meeste daarvan zijn dubbelsterren in ons eigen Melkwegstelsel waartoe een neutronenster of zwart gat behoort, of de actieve kernen van verre sterrenstelsels. Maar een kwart van de ontdekkingen wacht nog op een definitieve verklaring.
Meer informatie:
Integral expands our view of the gamma-ray sky
16 februari 2007
Astronomen, onder wie de Nederlander Erik Kuulkers, hebben met behulp van de Europese gammasatelliet Integral een neutronenster waargenomen die 1122 keer per seconde om zijn as lijkt te tollen. Als dat bevestigd wordt, is het de snelste neutronenster die we kennen: hij roteert twee keer zo snel als de vorige recordhouder. Het object, XTE J1739-285, is al op 19 oktober 1999 tijdens een actieve fase ontdekt met de Amerikaanse röntgensatelliet RXTE. In de tweede helft van 2005 leefde de neutronenster opnieuw op en werd hij met Integral en opnieuw de RXTE bekeken. Neutronensterren zijn de ongeveer tien kilometer grote, ingestorte restanten van sterren. Van zichzelf vertonen ze niet veel activiteit, maar als ze deel uitmaken van een dubbelstersysteem, en materie van hun begeleider opslokken, is dat anders. De overgedragen stermaterie verzamelt zich tot een vijf a tien meter dikke laag en 'ontbrandt' op een gegeven moment in een nucleaire explosie. De uitbarsting kan enkele seconden tot minuten duren, en daarbij komt enorm veel röntgenstraling vrij. Uit nader onderzoek blijken de uitbarstingen niet constant te zijn, maar hevige oscillaties te vertonen. Aangenomen wordt dat deze oscillaties het gevolg zijn van de rotatie van de neutronenster. Als de snelle rotatie van XTE J1739-285 wordt bevestigd, en wellicht nog meer van deze snelle neutronensterren ontdekt worden, betekent dat, dat neutronensterren steviger in elkaar zitten dan sommige modellen voorspellen.
Meer informatie:
Integral points to the fastest spinning neutron star
15 februari 2007
Amerikaanse sterrenkundigen hebben na jarenlang onderzoek van de zonachtige ster 18 Scorpii vastgesteld dat deze hetzelfde helderheidgedrag vertoont als onze eigen ster. De activiteitscyclus van de ster, die gepaard gaat met de regelmatige toe- en afname van het aantal 'zonnevlekken', blijkt een periode van zeven jaar te hebben. Bij de zon is de duur van deze cyclus de laatste decennia ongeveer tien jaar. Onze zon en 18 Scorpii hebben echter meer gemeen dan een vlekkencyclus: ook de massa's, temperaturen, chemische samenstellingen en lichtkrachten van de beide sterren zijn vergelijkbaar. Net als bij de zon neemt de helderheid van 18 Scorpii een beetje (0,09 procent) toe als de vlekkenactiviteit het hoogst is. Door zonachtige sterren te onderzoeken hopen sterrenkundigen meer inzicht te krijgen in het langetermijngedrag van onze eigen zon, waarvan vrijwel vast staat dat haar nukken enige invloed hebben op het aardse klimaat.
Meer informatie:
Astronomers Measure Sun-Like Brightness Changes of the Solar Twin, 18 Scorpii
Website over 18 Scorpii
15 februari 2007
De Amerikaanse röntgensatelliet Chandra heeft de beroemde 'Pilaren van Schepping' onderzocht' de grote stofzuilen in het centrum van de Adelaarnevel, waar de Hubble-ruimtetelescoop een aantal jaren geleden indrukwekkende opnamen van heeft gemaakt. Op de röntgenbeelden is te zien hoe het gesteld is met de stervormingsactiviteit in het gebied. De omgeving van de zuilen wemelt van de heldere röntgenobjecten, waarvan de meeste jonge sterren zijn. In de stofzuilen zelf is het aantal röntgenobjecten echter beperkt, wat erop kan duiden dat de stervorming daar over zijn hoogtepunt heen is. Ook in de compacte, bolvormige gaswolken in de buurt van de zuilen zijn geen röntgenbronnen te zien. En dat terwijl deze zogeheten EGG's een tijd lang werden beschouwd als een soort 'sterren in de dop'. Uit eerder infraroodonderzoek was echter al gebleken dat in slechts één op de zeven EGG's daadwerkelijk stervorming plaatsvindt. En in slechts één geval lijkt dat tot een ster van het kaliber zon te leiden.
Meer informatie:
Peering into the Pillars of Creation
New Observations Show Sun-like Star In Earliest Stage Of Development
13 februari 2007
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een nieuwe opname gemaakt van de planetaire nevel NGC 2440. Het betreft het kleurrijke restant van een zonachtige ster, die aan het einde van zijn bestaan zijn buitenste gaslagen heeft afgestoten. Dit gas hangt nu als een wolk om de ster, die in een witte dwerg is veranderd. De ultraviolette straling van de ster, die met een temperatuur van meer dan 200.000 graden een van de helderste in zijn soort is, brengt het gas tot gloeien. Aan de vorm van de nevel is te zien, dat de gasuitstoot geen eenmalige gebeurtenis is geweest: waarschijnlijk zijn er meerdere episoden geweest, waarbij het gas ook nog in verschillende richtingen werd weggeblazen.
Meer informatie:
The colourful demise of a Sun-like star
12 februari 2007l
Met behulp van de infrarood-satelliet Spitzer is rond de centrale ster van de bekende Helixnevel een stofschijf opgespoord. Volgens de onderzoekers is het stof afkomstig van botsende kometen en andere hemellichamen. De Helixnevel staat op een afstand van 700 lichtjaar in het sterrenbeeld Waterman. Hij is ontstaan toen een ster ter grootte van onze zon aan het einde van zijn bestaan zijn buitenste gaslagen afstootte. De straling van de hete kern van de ster, die nog als witte dwerg in het centrum van de Helixnevel staat, verhit het uitgestoten materiaal, waardoor dit licht is gaan uitzenden. Hoewel de planetaire nevel en de witte dwerg al vaak onderzocht zijn, is nog niet eerder vastgesteld dat de laatste door stof omgeven is. De waargenomen stofschijf is ruwweg zo groot als de Kuipergordel van ons zonnestelsel, het gebied buiten de baan van Neptunus waar zich veel ijsachtige objecten bevinden. Het bestaan van de schijf kwam als een verrassing, omdat ervan werd uitgegaan dat een ster die zijn buitenlagen afstoot ook wel al het stof uit de omgeving zal wegblazen. Blijkbaar hebben zich op flinke afstand van de ster nog veel planetoïden, kometen en wellicht zelfs planeten weten te handhaven. De banen van deze objecten zouden door het opblazen van de ster zodanig zijn verstoord, dat er talrijke botsingen hebben plaatsgevonden. En dat zou de oorsprong van het waargenomen stof zijn. Het lijkt aannemelijk dat iets dergelijks ook met ons zonnestelsel gaat gebeuren, als de zon over vijf miljard jaar haar eigen buitenlagen wegblaast.
Meer informatie:
Comets Clash at Heart of Helix Nebula
5 februari 2007
Gamma-straling uit de wijde omgeving van pulsars, neutronensterren die verstopt zitten in koude gas- en stofwolken, en gammastraling uit een open sterrenhoop - dat zijn enkele van de resultaten die deze week gepresenteerd zijn op het eerste GLAST-symposium in Palo Alto, Californië. GLAST (Gamma-ray Large-Area Space Telescope) is een nieuwe satelliet voor onderzoek aan kosmische gammastraling, die komend najaar wordt gelanceerd. De gepresenteerde resultaten zijn onder andere verkregen door de Europese gamma-satelliet Integral en het H.E.S.S.-observatorium voor hoog-energetische gammastraling in Namibië. Integral ontdekte röntgen- en gammastraling van compacte neutronensterren die rond reuzensterren draaien, maar vrijwel onzichtbaar zijn doordat de reuzenster gehuld is in een wolk van gas en stof als gevolg van een krachtige sterrenwind. H.E.S.S. ontdekte hoogenergetische gammastraling uit de open sterrenhoop Westerlund 2 (waarschijnlijk afkomstig van schokgolven in krachtige sterrenwinden), en tientallen lichtjaren grote 'wolken' van gammastraling rond pulsars, waarbij de straling ontstaat door de interactie van snel bewegende elektronen en fotonen. De Amerikaanse GLAST-satelliet zal op al deze onderzoeksterreinen veel aanvullende waarnemingen kunnen verrichten.
H.E.S.S.
Persbericht (Engelstalig) over gammastraling van pulsars (PDF)
GLAST
First GLAST Symposium
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
18 januari 2007
In het voorjaar van 2006 was het centrum van ons Melkwegstelsel buitengewoon rustig. Dat concluderen onderzoekers van het Integral Galactic Bulge Monitoring Program. Met de Europese gammasatelliet Integral wordt het Melkwegcentrum zeer regelmatig waargenomen. Vaak zijn er tal van heldere bronnen van gammastraling zichtbaar: voornamelijk röntgendubbelsterren die veel voorkomen in het centrum van het Melkwegstelsel. De meeste van die bronnen zijn echter zeer variabel: soms zenden ze veel gammastraling uit, dan weer helemaal niet. Volgens projectleider Erik Kuulkers stonden de meeste gammabronnen in april 2006 toevallig allemaal op een zeer laag pitje. Dat maakt het mogelijk om in de waarnemingen op zoek te gaan naar veel zwakkere gammabronnen, en misschien naar de zwakke gammastraling uit de directe omgeving van het superzware zwarte gat dat zich schuilhoudt in de eigenlijke kern van het Melkwegstelsel.
Meer informatie:
Integral sees the Galactic centre playing hide and seek
Integral
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
10 januari 2007
Met de röntgensatelliet Chandra zijn de stille getuigen gevonden van een grote uitbarsting van het superzware zwarte gat in het centrum van ons Melkwegstelsel. De directe röntgenstraling van deze uitbarsting moet al vijftig jaar geleden de aarde hebben bereikt, maar is toen' bij gebrek aan röntgensatellieten' onopgemerkt gebleven. Maar doordat enkele gaswolken in de buurt van het melkwegcentrum de straling van de uitbarsting weerkaatsen, ontvangen we nu via een omweg alsnog wat röntgenstraling van de gebeurtenis. De uitbarsting is waarschijnlijk ontstaan doordat er een flinke hoeveelheid gas het zwarte gat in stroomde. Chandra heeft de afgelopen jaren wel meer uitbarstingen waargenomen, maar deze laatste moet duizend keer intenser zijn geweest en duizend keer zo lang hebben geduurd.
Meer informatie:
Chandra discovers light echo from the Milky Way's Black Hole
9 januari 2007
De drie stofzuilen op de overbekende Hubble-prent van de Adelaarnevel gaan hun ondergang tegemoet. Dat zeggen onderzoekers op basis van waarnemingen met de infraroodsatelliet Spitzer. Op de nieuwe Spitzer-beelden is naast de nu nog intacte stofzuilen een reusachtige wolk van heet stof te zien, die van een nabije supernova-explosie afkomstig is. Waarschijnlijk heeft de schokgolf van de explosie, die 1000 tot 2000 jaar geleden vanaf de aarde zichtbaar moet zijn geweest, de stofzuilen al bereikt, maar is het licht van deze gebeurtenis nog onderweg. Naar schatting zullen pas over ongeveer duizend jaar de gevolgen zichtbaar zijn.
Meer informatie:
Famous Space Pillars Feel the Heat of Star's Explosion
8 januari 2007
Waarnemingen met de grote radiotelescoop van Arecibo duiden erop dat er duidelijke verschillen bestaan tussen de hoofdpuls en de tussenpuls van de Krabpulsar' het restant van een ster die bijna duizend jaar geleden ontplofte. Het is voor het eerst dat een dergelijk verschil bij een pulsar is waargenomen. Doorgaans wordt aangenomen dat de beide pulsen afkomstig zijn van de beide magnetische polen van de pulsar, maar in dat geval zou de signatuur van de radiostraling eigenlijk identiek moeten zijn. Volgens de onderzoekers zou dit erop kunnen duiden dat de afwijkende radiostraling van een ander deel van de Krabpulsar afkomstig is, en dat het object als het ware een 'derde magnetische pool' heeft.
Meer informatie:
Researchers using Arecibo Telescope discover never-before-seen pulsar blasts in Crab Nebula
3 januari 2007
Met de Europese röntgenkunstmaan XMM-Newton is een zwart gat ontdekt in een bolvormige sterrenhoop. Het is voor het eerst dat in zo'n compacte groepering van honderdduizenden sterren een zwart gat is gevonden; veel sterrenkundigen gingen er vanuit dat een zwart gat in een bolhoop naar de kern zou zakken, en vervolgens weggeslingerd zou worden door zwaartekrachtsstoringen van andere sterren. XMM-Newton detecteerde de heldere en variabele röntgenstraling van heet gas in de omgeving van een zwart gat in een bolvormige sterrenhoop in het sterrenstelsel NGC 4472, op vijftig miljoen lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Maagd. Mogelijk gaat het om een zogeheten middelzwaar zwart gat, met een massa van enkele duizenden zonsmassa's. Zo'n middelzwaar zwart gat zou kunnen zijn ontstaan doordat een stellari zwart gat (dat hooguit tien keer zo zwaar is als de zon) veel materie uit zijn omgeving opslokt. Juist in een bolvormige sterrenhoop is daar alle gelegenheid toe. Wanneer het zwarte gat eenmaal honderd keer zo zwaar is als de zon, loopt het weinig risico meer om uit de bolhoop geslingerd te worden.
Meer informatie:
Black hole boldly goes where no black hole has gone before
XMM-Newton
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
15 december 2006
Radioastronomen hebben met behulp van de Very Large Array in de VS gedetailleerde opnamen gemaakt van een dubbelster-in-wording. Daarbij is gebleken dat beide theorieën die het ontstaan van dubbelsterren beschrijven in de praktijk voorkomen. Het onderzoek betrof het object L1551 IRS5 in het sterrenbeeld Stier, dat niet zichtbaar is door optische telescopen, omdat het nog in gas en stof gehuld is. In 1998 bleek uit onderzoek met de VLA dat hier minstens twee sterren om elkaar draaien, elk met een omringende stofschijf. Voor het ontstaan van zulke dubbelsterren bestaan twee theoretische modellen. De eerste stelt dat het systeem begint als één grote, roterende schijf, die later in stukken uiteenvalt. Volgens de andere theorie ontstaan er binnen dezelfde gaswolk meerdere protosterren tegelijk, die elkaar invangen en een dubbelster vormen. Uit het nieuwe VLA-onderzoek blijkt nu dat de twee schijven van de protosterren van L1551 IRS5 in hetzelfde vlak liggen als de grotere omringende schijf. Dat is een duidelijke ondersteuning van de fragmentatietheorie. Maar ironisch genoeg is óók ontdekt dat er nog een derde ster in het stelsel zit. En de stofschijf van deze staat schuin op die van de beide andere: dat zou een ingevangen object kunnen zijn, maar het is ook mogelijk dat de zwaartekrachtsinteractie met de beide andere sterren ertoe heeft geleid dat de stand van de schijf veranderd is.
Meer informatie:
How Do Multiple-Star Systems Form?
11 december 2006
Gedetailleerde waarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop hebben een ster, waarvan tot nog toe werd aangenomen dat hij tot de zwaarste in het Melkwegstelsel behoorde, flink afgeslankt. Gedacht werd dat de ster, Pismis 24-1 geheten, 200 tot 300 keer zo zwaar was als onze zon, maar zijn massa blijkt nu hooguit 100 zonsmassa's te bedragen. Uit Hubble-opnamen blijkt namelijk dat Pismis 24-1, die deel uitmaakt van een open sterrenhoop op 8000 lichtjaar van de aarde, geen enkelvoudige ster is, maar een dubbelster. Beide sterren zijn ongeveer 100 zonsmassa's zwaar. Ook een andere ster van de sterrenhoop (Pismis 24-17) blijkt ongeveer deze massa te hebben. Het is opmerkelijk dat een kleine sterrenhoop als deze drie sterren van de zwaarste categorie bevat. Maar het zou best eens kunnen dat deze supersterren bij nadere beschouwing nog meer massa 'kwijtraken': er zijn namelijk aanwijzingen dat Pismis 24-1 niet uit twee, maar uit drie sterren bestaat. Daarmee zouden ze overigens nog steeds tot de (voor zover bekend) zwaarste sterren van ons Melkwegstelsel behoren. Sterren van dit kaliber zijn binnen enkele miljoenen jaren door hun brandstof heen en beëindigen hun bestaan dan met een supernova-explosie.
Meer informatie:
Star on a Hubble diet
30 november 2006
Hoe ontploft een ster? Niet volmaakt symmetrisch, zo blijkt uit gevoelige waarnemingen met de Europese Very Large Telescope (VLT) in Chili. Sterrenkundigen deden onderzoek aan de polarisatie van zeventien supernova's van type Ia. Dat zijn witte dwergen die materie opzuigen van een begeleidende ster, en daardoor zo zwaar worden dat ze hun eigen gewicht niet meer kunnen dragen. Ze spatten dan uiteen in een krachtige supernova-uitbarsting, die altijd min of meer dezelfde lichtkracht heeft. De nieuwe polairsatiemetingen doen echter vermoeden dat de beginfase van zo'n supernova-explosie niet volmaakt symmetrisch is. In plaats daarvan komen er 'klonters' van sterrengas voor met een afwijkende chemische samenstelling. De latere fasen van de explosie zijn wél vrij symmetrisch, zo blijkt uit de VLT-metingen. De nieuwe resultaten hebben mogelijk kosmologische implicaties: type Ia-supernova's worden gebruikt om de uitdijingsgeschiedenis van het heelal te achterhalen, en afwijkingen van het standaardgedrag maken het moeilijk om betrouwbare conclusies te trekken.
Meer informatie:
Astronomers Study Shape of Stellar Candles
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
27 november 2006
Met de Europese gammasatelliet Integral is een zwart gat in actie ontdekt in het centrum van het Melkwegstelsel. De ontdekking werd gedaan op 17 september tijdens een langdurige waarnemingscampagne van het Melkwegcentrum. Integral zag een plotseling uitbarsting van energierijke gammastraling, die pas in de loop van enkele weken weer in kracht afnam. Het gaat hier zo goed als zeker om een stellair zwart gat dat een baan beschrijft rond een ster zoals onze zon. Gas van de ster wordt naar het zwarte gat toe gezogen, waar het zich ophoopt in een rondwervelende schijf. Eens in de zoveel tijd stort die schijf in, en komt een grote hoeveelheid gas in het zwarte gat terecht. Dat leidt tot een uitbarsting van energierijke gammastraling. Het explosieve object is kort na de ontdekking ook bestudeerd door andere ruimtetelescopen. De verwachting is dat Integral (gelanceerd in oktober 2002) gemiddeld eens in de paar jaar een dergelijke explosie zal kunnen waarnemen.
Meer informatie:
Integral catches a new erupting black hole
Integral
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
27 november 2006
Sterrenkundigen hebben voor het eerst een bron van hoogenergetische kosmische gammastraling ontdekt die periodiek van helderheid verandert. Het gaat om een object met de catalogusaanduiding LS 5039 - een dubbel-'ster' die bestaat uit een hete, heldere reuzenster en een compact object, waarschijnlijk een zwart gat. Het zwarte gat heeft een omloooptijd van ongeveer vier dagen en beweegt in een kleine, excentrische baan, waarbij de afstand tot de ster sterk varieert. Daardoor is ook de wisselwerking tussen de sterrenwind en het sterke zwaartekrachtsveld van het zwarte gat aan veranderingen onderhevig. Bij die wisselwerking wordt energierijke gammastraling geproduceerd, die op aarde is opgevangen en bestudeerd door de H.E.S.S.-telescoop (High-Energy Stereoscopic System) in Namibië. Onderzoek aan de 'gamma-klok' zal naar verwachting meer informatie opleveren over de directe omgeving van zwarte gaten.
Meer informatie:
Astronomers find first ever gamma ray clock
HESS-telescoop
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
20 november 2006
Sterrenkundigen van de Universiteit van Californië in Santa Cruz hebben de meest gedetailleerde computersimulatie ooit uitgevoerd van de ontstaansgeschiedenis van het Melkwegstelsel. Daarbij gingen ze uit van een beginsituatie waarin ca. 80 procent van alle massa in het heelal uit mysterieuze donkere materie bestaat. Die donkere materie klontert samen in relatief kleine wolken, die op hun beurt weer versmelten tot de kolossale halo van het Melkwegstelsel. De nieuwe simulatie, die enkele maanden in beslag nam op een NASA-supercomputer met enkele honderden processoren, laat een verbluffende hoeveelheid substructuur in de halo zien, met ongeveer tienduizend subhalo's. Die talrijke plaatselijke verdichtingen in de verdeling van de donkere materie vormen een probleem voor de theorie van stervorming, want kennelijk is slechts in een heel klein deel daarvan stervorming op gang gekomen: in de omgeving van het Melkwegstelsel zijn slechts circa vijftien dwergsterrenstelsels ontdekt. De nieuwe resultaten worden gepubliceerd in het vakblad The Astrophysical Journal.
Meer informatie:
Supercomputer study shows Milky Way's halo of dark matter in unprecedented detail
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
15 november 2006
Met de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra zijn nieuwe aanwijzingen gevonden omtrent het ontstaan van de kosmische straling. Voor het eerst zijn sterrenkundigen erin geslaagd om de versnelling van elektronen in een supernovarestant (Cassiopeia A) in kaart te brengen. Daaruit blijkt dat deze elektronen tot dichtbij het theoretische maximum versneld worden. De ontdekking ondersteunt de theorie dat supernovarestanten een belangrijke bron van kosmische straling zijn. De versnelling van de elektronen vindt plaats bij het schokfront van de supernovarest. De deeltjes komen daar terecht in een wirwar van magnetische veldlijnen die als de 'bumpers' van een flipperkast werken. Elke keer dat een elektron zo?n bumper tegenkomt, krijgt het een beetje extra snelheid. Het duurt vijftig tot tweehonderd jaar voordat het elektron zijn maximale snelheid heeft bereikt.
Meer informatie:
Chandra Discovers Relativistic Pinball Machine
14 november 2006
Astronomen hebben twintig rode dwergsterren geïdentificeerd die zich binnen 10 parsec (33 lichtjaar) van zon en aarde bevinden. Twee ervan staan nu zelfs in de top-25 van meest nabije sterren. De ontdekkingen zijn gedaan door een team dat het Research Consortium On Nearby Stars (RECONS) heet en dat gebruik maakt van enkele relatief kleine telescopen in de Chileense Andes. Het is uiteindelijk de bedoeling om alle sterren binnen de genoemde afstand op te sporen en nader te onderzoeken. Dat is minder makkelijk dan het lijkt, omdat veel (dwerg)sterren' ondanks hun betrekkelijke nabijheid' erg zwak zijn. Op de lijst staan nu 348 sterren, waarvan er 239 tot de categorie van de rode dwergen behoren. Als deze steekproef representatief is voor de rest van het Melkwegstelsel, zou zeventig procent van alle sterren daarin rode dwerg zijn. Naar verwachting zal de lijst met nabije sterren de komende jaren verder worden uitgebreid, niet alleen met rode dwergen, maar ook met (de nog zwakkere) bruine dwergen.
Meer informatie:
Twenty new stars in the neighborhood
7 november 2006
Opnamen van de ruimtetelescopen Spitzer en Hubble, gemaakt op infrarode, ultraviolette en zichtbare golflengten, zijn gecombineerd tot een indrukwekkende overzichtsfoto van de Orionnevel. Het statieportret geeft een schitterende impressie van de vele stervormingsactiviteiten die zich daar afspelen.
Meer informatie:
Spitzer and Hubble Create Colorful Masterpiece
6 november 2006
Amerikaanse sterrenkundigen hebben met behulp van de Swift-satelliet een uiterst krachtige uitbarsting van een nabije ster waargenomen. Als onze zon vergelijkbare uitbarstingen zou vertonen, zou dat verwoestende gevolgen hebben voor het leven op aarde. De 'sterrevlam', die enkele uren duurde, vond in december 2005 plaats op een zonachtige ster in het sterrenbeeld Pegasus. Uitbarstingen als deze, waarbij veel röntgenstraling vrijkomt, treden op in de corona van een ster en ontlenen hun energie aan magnetische velden. De magnetische veldlijnen in de corona kunnen zodanig verstrengeld raken, dat ze breken en grote aantallen geladen deeltjes wegschieten. De ster in Pegasi maakt deel uit van een dubbelstersysteem van twee sterren die snel om elkaar heen draaien. Het gevolg daarvan is dat beide sterren in slechts 7 dagen om hun as wentelen. Het is deze snelle rotatie die tot meer en heftiger uitbarstingen leidt. Het is niet waarschijnlijk dat er op onze kalmpjes ronddraaiende zon van deze verwoestende explosies plaatsvinden.
Meer informatie:
Monster Stellar Flare Seen by NASA Scientists Dwarfs All Others
1 november 2006
De Japanse satelliet Akari voltooit binnenkort een gedetailleerde 'all-sky survey' van de sterrenhemel op infrarode golflengten. De eerste infrarood-hemelkaart werd ruim twintig jaar geleden gemaakt door de Amerikaans-Nederlandse kunstmaan IRAS. Nederlandse onderzoekers zijn ook betrokken bij het Japanse Akari-project. Akari ('licht') werd op 22 februari 2006 gelanceerd, en begon in mei met het in kaart brengen van vrijwel de gehele hemel. De survey wordt in november afgerond. Een van de objecten die zijn waargenomen is de Grote Magelhaense Wolk, een satellietstelsel van ons eigen Melkwegstelsel. Uit de zeer gedetailleerde infraroodwaarnemingen van Akari blijkt dat vrijwel overal in de Grote Magelhaense Wolk actieve stervorming voorkomt. Deze 'starbursts' zijn vermoedelijk op gang gebracht door de getijdenwerking van het Melkwegstelsel.
Meer informatie:
The quest to unravel the mysteries of galaxy formation: Infrared images of the Large Magellanic Cloud
Akari
Persbericht ESA
31 oktober 2006
Sterrenkundigen van de Universiteit van Minnesota hebben met behulp van NASA's Spitzer Space Telescope verrassend veel stof ontdekt in de bolvormige sterrenhoop M15. Bolvormige sterrenhopen behoren tot de oudste structuren in het Melkwegstelsel. De sterren in zo'n bolhoop zijn voornamelijk lichtgewichtsterren zoals onze eigen zon. Omdat ze zo oud zijn, bevatten ze waarschijnlijk weinig zware elementen. Toch produceren dergelijke sterren in hun latere levensfasen kennelijk grote hoeveelheden interstellair stof. De warmtestraling van dat stof verraadt zich op de infraroodfoto's van de Spitzer Space Telescope. Dat er bij supernova-explosies van zware sterren veel kosmisch stof geproduceerd wordt was al bekend, maar nu blijkt dus dat een groot deel van het stof in het Melkwegstelsel afkomstig kan zijn van lichtere sterren, die veel talrijker zijn. De resultaten zijn gepubliceerd in het oktobernummer van The Astrophysical Journal.
Meer informatie:
New observations of star cluster by U of M researchers help settle the dust on sun's origin
Spitzer Space Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
26 oktober 2006
Onderzoek aan de supernovarest Cassiopeia A, uitgevoerd met de infraroodsatelliet Spitzer, duidt erop dat de ontploffing van de oorspronkelijke ster vrij 'netjes' is verlopen. De gasflarden, die de restanten van de buitenlagen van de ster vormen, vertonen nog dezelfde 'uiachtige' gelaagdheid als de ster zelf. Blijkbaar is het dus niet zo dat het inwendige van de ster bij de explosie helemaal door elkaar werd geroerd. Net als alle zware sterren was de ster van Cassiopeia A opgebouwd uit schillen van verschillende samenstelling; naar binnen toe bevatten deze schillen steeds zwaardere elementen. Bij de supernova-explosie hebben deze schillen klaarblijkelijk verschillende snelheden meegekregen.
Meer informatie:
NASA's Spitzer Peels Back Layers of Star's Explosion
26 oktober 2006
Met de Hubble-ruimtetelescoop is opnieuw een opname gemaakt van de ster V838 Monocerotis. Deze ster onderging in 2002 een grote uitbarsting en het licht daarvan plant zich sindsdien voort door de stofwolken in omgeving van de ster. Door deze 'lichtecho' verandert het aanzien van het stof rond V838 voortdurend en elk jaar maakt Hubble daar een nieuw plaatje van. Inmiddels is, op basis van de Hubble-waarnemingen, ook de afstand van de ster vastgesteld: deze bedraagt 20.000 lichtjaar. Over de oorzaak van de uitbarsting van 2002 bestaat nog veel onduidelijkheid, maar volgens sommige sterrenkundigen betreft het een botsing van twee sterren.
Meer informatie:
Latest views of the V838 Monocerotis light echo from Hubble
24 oktober 2006
Een zeven jaar durend onderzoek met de Hubble-ruimtetelescoop heeft het tot nu toe sterkste bewijs opgeleverd dat bolvormige sterrenhopen hun sterren naar massa sorteren. De zwaardere sterren 'zinken' naar het centrum van de bolhoop, terwijl lichtere 'boven komen drijven'. Het bestaan van dit proces werd al geruime tijd op theoretische gronden voorspeld, maar was nog niet eerder direct waargenomen. Een bolvormige sterrenhoop bevat doorgaans enkele honderdduizenden sterren, die met name in het centrale deel dicht op elkaar zitten. Dat heeft talrijke nabije ontmoetingen tussen sterren tot gevolg en aan zulke ontmoetingen zouden lichte sterren grotere snelheden moeten overhouden, waardoor ze in wijdere banen om het centrum van de sterrenhoop gaan bewegen. Met de ruimtetelescoop zijn nu de snelheden van maar liefst 15.000 sterren in het centrum van de bolhoop 47 Tucanae gemeten, waaronder 23 zogeheten 'blue stragglers'. Van deze hete, heldere sterren wordt aangenomen dat ze het resultaat zijn van botsingen tussen twee normale bolhoopsterren. De zwaardere blue stragglers bewegen langzamer dan hun lichtere soortgenoten, wat een duidelijke aanwijzing is dat de bolhoop bezig is met het verwachte sorteerproces. Overigens duiden de bewegingen van de sterren in 47 Tucanae erop dat deze bolhoop geen superzwaar zwart gat in zijn centrum heeft.
Meer informatie:
Hubble yields direct proof of stellar sorting in a globular cluster
2 oktober 2006
Sterrenkundigen hebben aanwijzingen gevonden voor stellair vampirisme in de bolvormige sterrenhoop 47 Tucanae. Met behulp van ESO's Very Large Telescope hebben zijn ontdekt dat sommige hete, heldere en schijnbaar jonge sterren in deze bolhop minder koolstof en zuurstof laten zien dan de meeste van hun soortgenoten. Dit duidt erop dat deze sterren hun materie van een andere ster hebben afgepakt. De sterren in kwestie staan bekend als 'blue stragglers'. Het bestaan van zulke blauwe (en dus hete) sterren in een bolhoop is vreemd, omdat de sterrenhopen vrijwel uitsluitend uit oude, vrij koele sterren bestaan. Om de aanwezigheid van de blauwe buitenbeentjes te verklaren, is de theorie bedacht dat zij ontstaan zijn bij botsingen tussen sterren' niet zo gek in de stellaire drukte van een bolvormige sterrenhoop' of dat zij materie van een nabije andere ster hebben opgeslokt, waardoor ze een soort verjongingskuur ondergaan hebben. Direct bewijs voor deze beide scenario's ontbrak tot nog toe. Met de VLT is nu gekeken naar de scheikundige samenstelling van 43 van deze sterren. Zes ervan blijken aan koolstof- en zuurstofarmoede te lijden. Volgens de onderzoekers duidt dat erop dat het materiaal aan het oppervlak van deze sterren afkomstig is uit het diepe inwendige van een andere ster. Computersimulaties laten zien dat deze afwijkende samenstelling verklaarbaar is als er stellair vampirisme heeft plaatsgevonden; sterren die na een botsing zijn ontstaan vertonen deze afwijking niet.
Meer informatie:
Stellar Vampires Unmasked
27 september 2006
Radiosterrenkundigen denken een verklaring te hebben voor het ontstaan van zware sterren: ze beginnen als een donutvormige gaswolk (Nature, 18 september). Het ontstaan van gewone sterren zoals onze zon wordt al geruime tijd goed begrepen: een gaswolk trekt onder invloed van zijn eigen zwaartekracht samen, gaat sneller draaien en verandert in een hete gasbol. Maar bij sterren zwaarder dan tien zonsmassa’s werkt dit scenario niet. Nog vóórdat de gasbol een massa van tien zonsmassa’s bereikt, wordt hij dermate heet dat zijn intense straling de inval van verdere materie uit zijn omgeving tegengaat. Waar komen de allerzwaarste sterren dan vandaan? Zijn het samensmeltingen van lichtere sterren? Of is er iets wat hun intense straling tempert? Onderzoek aan de ongeveer twintig zonsmassa’s zware, jonge ster G24 A1 duidt erop dat het laatste het geval is. Deze ster blijft materie ontvangen uit een om hemzelf draaiende donutvormige gaswolk, die vanzelf ontstaat doordat materie uit de wijde omgeving naar de ster toe valt. De meeste straling van de ster ontsnapt via de polen en blaast daarbij slechts een betrekkelijk kleine hoeveelheid materie weg. Het is voor het eerst dat al deze effecten tegelijkertijd bij een zware ster-in-wording zijn waargenomen.
Meer informatie:
Astronomers gain important insight on how massive stars form
21 september 2006
De ster Alpha Arae, in het zuidelijke sterrenbeeld Altaar, draait zo snel rond dat hij bijna uit elkaar vliegt door de sterke middelpuntvliedende krachten. De ster heeft een rotatieperiode van een halve dag, en aan de evenaar een draaisnelheid van 470 kilometer per seconde. Dat blijkt uit precisiemetingen met de Europese Very Large Telescope (VLT) in Chili. Alpha Arae staat op een afstand van ongeveer 300 lichtjaar. De ster is tien keer zo zwaar als de zon, drie keer zo heet, en zesduizend maal zo lichtsterk. Hij behoort tot de zeldzame klasse van Be-sterren, die omgeven worden door een ronddraaiende schijf van gas. Uit de VLT-metingen blijkt dat de binnendelen van die gasschijf veel sneller ronddraaien dan de buitendelen, en dat de beweging van het gas dus niet gedomineerd wordt door het magnetisch veld van de ronddraaiende ster. Mogelijk zijn de gasschijven rond Be-sterren het gevolg van hun zeer snelle rotatie. Overigens blaast de ster ook langs de rotatieas gas de ruimte in, met snelheden van zo'n 2000 kilometer per seconde.
Meer informatie:
To Be or Not to Be: Is It All About Spinning?
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
18 september 2006
Waarnemingen met ESA’s XMM-Newton en NASA’s Chandra röntgensatellieten hebben bewijs opgeleverd voor de identificatie van een van de oudste sterexplosies die mensen hebben geregistreerd. De nieuwe studie toont aan dat supernovarest RCW 86 veel jonger is dan aanvankelijk werd verondersteld. De vorming van deze supernovarest lijkt samen te vallen met een supernovaexplosie die is waargenomen door Chinese astronomen in het jaar 185 voor Christus. Volgens eerste auteur Jacco Vink van de Universiteit Utrecht was het al eens gesuggereerd dat RCW 86 de supernovarest is van de supernova uit 185 A.D., maar leveren de nieuwe data voor het eerst een sterk bewijs voor deze suggestie.
Meer informatie:
Origineel persbericht
Persbericht Chandra X-ray Observatory
Persbericht European Space Agency (NL)
Homepage van Jacco Vink
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
12 september 2006
Een gedetailleerd onderzoek met de VLT-telescoop van ESO duidt erop dat de twee duidelijk verschillende sterbevolkingen van ons Melkwegstelsel een compleet andere voorgeschiedenis achter de rug hebben. Het Melkwegstelsel is een spiraalstelsel: een grote, platte schijf van sterren en gas die een spiraalstructuur vertoont met een grote 'buil' van sterren in het midden. De schijf bestaat uit sterren van allerlei leeftijden, maar die in de buil stammen allemaal uit de begintijd van het Melkwegstelsel. Om te onderzoeken onder welke omstandigheden deze sterren zijn ontstaan, is met de FLAMES/UVES-spectrograaf van de VLT hun scheikundige samenstelling vastgesteld. Met name de onderlinge verhouding van de hoeveelheden zuurstof en ijzer in sterren zegt veel over hun ontstaansgeschiedenis: zuurstof ontstaat voornamelijk bij explosies van de allerzwaarste, kort levende sterren (supernovae van type II), terwijl ijzer voornamelijk wordt gevormd bij ontploffingen van sterren die zich geleidelijker ontwikkelen (supernovae van type Ia). Gebleken is nu dat sterren in de 'buil' relatief meer zuurstof bevatten dan de sterren in de schijf. Volgens de onderzoekers volgt daar niet alleen uit dat het centrale deel van ons stelsel heel snel is ontstaan (binnen een miljard jaar), maar ook onafhankelijk van de rest. De 'builsterren' zijn wellicht het overblijfsel van een stellaire geboortegolf ('starburst') die zich ruwweg 10 miljard jaar geleden heeft afgespeeld.
Meer informatie:
A 'Genetic Study' of the Galaxy
7 september 2006
Sterrenkundigen hebben met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop een begeleider van een ster gefotografeerd, die eigenschappen van zowel een bruine dwerg (een 'mislukte' ster) als van een planeet heeft. De massa van het object is ongeveer twaalfmaal die van de planeet Jupiter, waarmee het een planeet zou kunnen zijn. Maar zijn afmetingen zijn groot genoeg voor een bruine dwerg. De ster waar het object omheen draait is een (zeer jonge) rode dwergster met de aanduiding CHXR 73. Omdat de afstand tussen deze ster en zijn begeleider (CHXR 73 B) vrij groot is (30 miljard kilometer), lijkt het waarschijnlijk dat de begeleider qua ontstaansgeschiedenis eerder een ster dan een planeet is. Planeten ontstaan doordat ze tijdens hun omloop materie uit een stofschijf rond een ster opvegen; sterren ontstaan door samenballing van materie die rechtstreeks uit een oerwolk van gas afkomstig is. Als CHXR 73 B inderdaad volgens het laatste scenario is ontstaan, is het denkbaar dat hij omringd is door een eigen (kleine) stofschijf van restmaterie. Het is mogelijk dat zo'n stofschijf straks met de James Webb Space Telescope (2013) waarneembaar is.
Meer informatie:
Planet Or Failed Star?
29 augustus 2006
Op basis van Hubble-opnamen uit december 2004 is een nieuwe gedetailleerde overzichtsfoto van de supernovarest Cassiopeia A gemaakt' het jongste overblijfsel van een als supernova ontplofte ster in ons Melkwegstelsel dat we kennen. Cas A vertoont zich als een ring van gasflarden, maar is werkelijkheid een bolvormige schil, bestaande uit de buitenlagen van een ster die ruim drie eeuwen geleden aan zijn einde kwam. Ook in maart 2004 zijn met de ruimtetelescoop opnamen van Cas A gemaakt, en ondanks de grote afstand van het object (ongeveer tienduizend lichtjaar) is toch al te zien dat de nevel nog bezig is uit te dijen. Dat gebeurt met een snelheid van 13.000 kilometer per seconde.
Meer informatie:
Cassiopeia A - The colourful aftermath of a violent stellar death
21 augustus 2006
Met de grote Parkes-radiotelescoop in Australië zijn radiopulsen ontdekt die afkomstig zijn van een zogeheten magnetar. Magnetars zijn neutronensterren met een extreem sterk magnetisch veld. De enorme magnetische veldsterkte heeft de roterende neutronensterren afgeremd, waardoor magnetars 'slechts' eens in de paar seconden om hun as draaien. Pulsars daarentegen zijn zeer snel rondtollende neutronensterren, die bij elke omwenteling een korte radio- of röntgenpuls te zien geven. Met de nieuwe ontdekking is een belangrijke schakel gelegd tussen de twee soorten objecten, maar het is nog onduidelijk of de gangbare theorieën voor magnetars het optreden van zulke radiopulsen eenvoudig kunnen verklaren. Het object in kwestie, XTE J1810-197 geheten, bevindt zich op ca. tienduizend lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Boogschutter. De radiopulsen hebben heel andere eigenschappen dan die van 'gewone' pulsars - zo hebben ze op verschillende radiogolflengten dezelfde helderheid. De nieuwe ontdekking, die op 24 augustus gepubliceerd wordt in Nature , zal hopelijk nieuw licht werpen op de evolutie van neutronensterren - de compacte overblijfselen van supernova-explosies.
Meer informatie:
'Heartbeats' link magnetars, pulsars
Persbericht National Radio Astronomy Observatory
Animatie van een magnetar.
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
17 augustus 2006
Door de ontdekking van stofspiralen in twee van de geheimzinnige coconsterren in de zogeheten Vijflinghoop zijn sterrenkundigen er achtergekomen dat deze sterren meervoudig zijn (Science, 18 augustus). De Vijflinghoop is een sterrenhoop in de buurt van het melkwegcentrum die zijn naam te danken heeft aan een vijftal opvallend heldere, rode sterren. Deze sterren danken hun kleur aan het feit dat ze in grote wolken stof gehuld zijn, wat het onderzoek ervan nogal bemoeilijkt. Maar met de Keck-telescoop op Hawaï heeft men dan toch op deze sterren kunnen ‘inzoomen’. Hoewel het ook nu nog niet is gelukt om door al het stof heen te kijken, lijkt het er sterk op dat de sterren van het Wolf-Rayet-type zijn: zeer zware sterren die na een betrekkelijk kort bestaan als supernova zullen ontploffen. De stofspiralen zouden dan ontstaan doordat de sterrenwinden van twee (of meer) dicht om elkaar draaiende sterren op elkaar botsen.
Meer informatie:
Scientists find 'pinwheels' in Quintuplet cluster
17 augustus 2006
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een inventarisatie gemaakt van de allerzwakste sterren in de bolvormige sterrenhoop NGC 6397. Daarbij zijn de zwakste sterretjes ontdekt die ooit in een bolhoop zijn waargenomen (Science, 18 augustus). Bolvormige sterrenhopen, die doorgaans uit enkele honderdduizenden sterren bestaan, behoren tot de oudste objecten in het heelal. NGC 6397 is met zijn afstand van 8500 lichtjaar een van de meest nabije exemplaren. Dat is ook de belangrijkste reden waarom de lichtzwakke sterren, rode en witte dwergen, opgespoord konden worden. Rode dwergen zijn de kleinste en lichtste sterren die energie produceren door middel van kernfusiereacties in hun inwendige. Witte dwergen zijn de uitdovende restanten van (niet al te zware) oude sterren. Omdat deze laatste in een voorspelbaar tempo afkoelen, is hun huidige temperatuur een indicatie van hun leeftijd. Aan de hand van de temperaturen van de witte dwergen in NGC 6397 hebben de onderzoekers vastgesteld dat de bolhoop bijna 12 miljard jaar oud moet zijn. Ter vergelijking: het heelal is volgens de huidige inzichten 13,7 miljard jaar oud.
Meer informatie:
Hubble sees faintest stars in a globular cluster
14 augustus 2006
Onderzoek met de Far Ultraviolet Spectroscopic Explorer (FUSE), een Amerikaanse satelliet voor onderzoek op UV-golflengten, duidt erop dat er veel meer zware waterstof in het Melkwegstelsel is dan verwacht. Zware waterstof, ook wel deuterium genoemd, is een vorm van waterstof waarvan de atoomkernen naast een proton ook een neutron bevatten. Alle zware waterstof in het heelal moet enkele minuten na de oerknal zijn ontstaan en sindsdien zou de hoeveelheid ervan alleen maar zijn afgenomen, doordat sterren het deuterium als brandstof hebben verbruikt. (Voor zover bekend is er geen enkel mechanisme dat nieuwe grote voorraden zware waterstof produceert.) Het merkwaardige was echter dat er op sommige plaatsen in ons Melkwegstelsel veel minder zware waterstof leek te zijn dan elders. In 2003 bedacht de sterrenkundige Bruce Draine een model voor deze onregelmatige verdeling: het liet zien dat deuterium zich gemakkelijker aan interstellaire stofdeeltjes hecht dan gewone waterstof. Hierdoor zou het veranderen van een waarneembaar gas in een onwaarneembare vaste stof. Het FUSE-onderzoek lijkt deze theorie te bevestigen: in gasnevels waar al lange tijd rust heerst, en het deuterium de kans krijgt zich aan stofdeeltjes te hechten, is weinig deuterium waarneembaar, terwijl in gasnevels die recent door een supernova of de sterrenwind van hete sterren zijn verstoord juist veel deuterium gedetecteerd wordt. Dat laatste heeft echter een nieuw raadsel opgeleverd: de waargenomen deuteriumconcentratie is op sommige plaatsen niet veel lager dan de concentratie van kort na de oerknal. Dat kan betekenen dat sterren minder deuterium verbruiken dan gedacht of dat het Melkwegstelsel van buitenaf van nieuwe deuteriumvoorraden wordt voorzien.
Meer informatie:
NASA FUSE Satellite Solves the Case of the Missing Deuterium
The Deuterium Puzzle Solved?
14 augustus 2006
Sterrenkundigen hebben met behulp van de infrarood-satelliet Spitzer de stellaire bevolkingsopbouw van de bekende Orionnevel en omgeving onderzocht. Daarbij is met name gekeken naar jonge sterren die omringd zijn door een zogeheten protoplanetaire schijf: een planetenstelsel-in-wording. Gebleken is dat zestig procent van deze ‘schijfsterren’ deel uitmaakt van sterrenhopen van honderden sterren. Ongeveer vijftien procent bevindt zich in kleine groepjes, en een verrassend grote groep van 25 procent bestaat uit eenlingen. Vóór het Spitzer-onderzoek gingen sterrenkundigen ervan uit dat negentig procent van alle jonge sterren in grote sterrenhopen ontstaat. Ook is gebleken dat niet alle jonge sterren in het Orioncomplex door protoplanetaire schijven omringd zijn: om nog onduidelijke redenen is ongeveer een derde ‘schijfloos’.
Meer informatie:
NASA'S Spitzer Digs Up Troves of Possible Solar Systems in Orion
10 augustus 2006
Wat al op theoretische gronden verwacht werd, is nu ook aangetoond met waarnemingen: magnetische velden spelen een belangrijke rol bij stervorming. Dat blijkt uit de ontdekking van een ‘peervormig’ magnetisch veld in het omvangrijke stervormingsgebied NGC 1333 (Science, 11 augustus). In deze gasnevel is met een submillimeter-telescoop een tweetal protosterren waargenomen. Theoretici hadden voorspeld dat er bij zulke objecten – in feite niets anders dan instortende moleculaire gaswolken – een strijd plaatsvindt tussen de naar binnen gerichte zwaartekracht en de tegendruk van de heersende magnetische velden. Het resultaat zou een peervormig magnetisch veld zijn, precies zoals dat nu is waargenomen. De waarneemgegevens duiden erop dat, in dit geval althans, de magnetische druk van grotere invloed is op de stervorming dan de turbulenties die binnen de gaswolk plaatsvinden. Het is echter nu al duidelijk dat de zwaartekracht zal winnen: over ongeveer een miljoen jaar zullen de beide protosterren in zonachtige sterren zijn veranderd.
Meer informatie:
"Hourglass Figure" Points to Magnetic Field's Role in Star Formation
10 augustus 2006
Nederlandse sterrenkundigen hebben met de Very Large Telescope in Chili voor het eerst direct een kijkje genomen in het binnenste van witte dwergen. Gijs Nelemans van de Radboud Universiteit Nijmegen en Peter Jonker van het Nederlandse ruimteonderzoeksinstituut SRON hebben een aantal ultra-compacte röntgendubbelsterren bestudeerd. Dit zijn uiterst dicht bij elkaar staande dubbelsterren waarin een witte dwerg massa overdraagt aan een neutronenster via een accretieschijf. Deze accretieschijven blijken vrijwel volledig uit koolstof en zuurstof te bestaan, wat een nieuw licht werpt op de vorming van ultra-compacte dubbelsterren. De bevindingen van Nelemans, Jonker en collega's zijn gepubliceerd in twee artikelen in de 'Monthly Notices of the Royal Astronomical Society', waarvan het laatste zojuist is verschenen.
Meer informatie:
Homepage Gijs Nelemans
9 augustus 2006
Sterrenkundigen worstelen al jaren met de vraag waarom de hoeveelheid lithium in de atmosferen van oude sterren twee tot drie keer zo laag is als de hoeveel lithium die bij de oerknal moet zijn ontstaan. Uit onderzoek aan sterren van de bolvormige sterrenhoop NGC 6397 blijkt dat het antwoord op de vraag wellicht heel simpel is: de hoeveelheid lithium in de atmosfeer neemt in de loop van de evolutie van de ster af (Nature, 10 augustus). De achttien sterren die met de FLAMES-spectrograaf van de Europese Very Large Telescope onderzocht zijn, vertonen namelijk minder lithium naarmate ze in een verder gevorderd evolutiestadium zijn. Deze afname ontstaat deels doordat elementen zwaarder dan waterstof en helium – dus ook lithium – in de loop van de tijd langzaam dieper de ster in zakken en uit het zicht verdwijnen. Maar er speelt zich in sterren ook een nog niet goed begrepen vermengingsproces af dat dit effect versterkt. Daarmee is het ene vraagstuk in feite door het andere vervangen.
Meer informatie:
A possible Stellar Solution to the Cosmological Lithium Problem
8 augustus 2006
Met de Hubble-ruimtetelescoop is de moederster waargenomen van een planeet die dankzij het zogeheten microlenseffect ontdekt is. Het microlenseffect ontstaat als de zwaartekracht van een onopvallende voorgrondster het licht van een zich precies achter hem bevindende ster zodanig afbuigt, dat we (tijdelijk) een versterkt beeld van die ster te zien krijgen. Uit de eigenschappen van de lichtversterking blijkt in sommige gevallen dat de voorgrondster, die doorgaans erg lichtzwak is, door planeten wordt begeleid. Met Hubble is nu voor het eerst één van die ‘lenssterren’ (OGLE-2003-BLG-235L/MOA-2003-BLG-53L) rechtstreeks waargenomen – althans voor een deel. De voorgrondster en de achtergrondster stonden, twee jaar na de ontdekking van het microlenseffect, nog zo dicht bij elkaar, dat ze elkaar nog grotendeels overlappen. Hierdoor wordt het licht van de achtergrondster nog steeds een beetje door de lenswerking van de voorgrondster versterkt. Omdat het tweetal van kleur verschilt kon, door de sterren door verschillende kleurfilters te bekijken, worden vastgesteld dat de overlapping niet volmaakt is: de sterbeeldjes zijn ten opzichte van elkaar 0,7 milliboogseconden verschoven. Naar verwachting zal hun onderlinge afstand de komende jaren verder toenemen. De rechtstreekse waarneming van de voorgrondster – een rode dwerg – maakte het mogelijk om zijn afstand te bepalen (19.000 lichtjaar) en de massa van zijn planeet (2,6 Jupitermassa’s).
Meer informatie:
Hubble Identifies Stellar Companion to Distant Planet
7 augustus 2006
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft met behulp van de grote radiotelescoop van Green Bank het bestaan van acht nieuwe organische moleculen in de interstellaire ruimte aangetoond. Moleculen als deze, die onder meer voorkomen in de reusachtige, koude gaswolken waarin zich sterren en planeten vormen, spelen waarschijnlijk een belangrijke rol bij het ontstaan van leven. Met de acht nieuwkomers is het totale aantal molecuulsoorten dat in de ruimte is opgespoord op 141 gekomen. Opmerkelijk is de ontdekking van complexe moleculen als methylcyanodiacetyleen in de moleculaire wolk TMC-1 in het sterrenbeeld Stier. Deze wolk is nog sterloos en heeft een temperatuur van slechts tien graden boven het absolute nulpunt. Lange tijd ging men ervan uit dat zulke grote moleculen alleen in warmere (delen van) moleculaire gaswolken konden ontstaan. Moleculen op het oppervlak van stofdeeltjes in deze wolken blijken echter ook onder ijskoude omstandigheden een grotere omvang te kunnen bereiken door atomen ‘in te vangen’.
Meer informatie:
Researchers Using NRAO Telescope to Study Formation Of Chemical Precursors to Life
7 augustus 2006
Utrechtse en Amsterdamse astronomen hebben met behulp van computersimulaties een verklaring gevonden voor het feit dat in onze Melkweg vrijwel geen sterrenhopen voorkomen die ouder zijn dan een miljard jaar. Daarmee hebben zij een sterrenkundig probleem opgelost dat al in de jaren vijftig werd gesignaleerd door de Leidse prof. Oort, maar waarvoor nooit een afdoende verklaring werd gevonden. Er zijn allerlei effecten die ervoor zorgen dat sterrenhopen geen oneindig leven is beschoren. De afzonderlijke effecten geven geen voldoende verklaring voor het relatief korte leven van sterrenhopen dat is waargenomen in ons sterrenstelsel. Door alle effecten te combineren konden ze voorspellen hoeveel sterrenhopen we kunnen verwachten als functie van leeftijd. Deze voorspelling komt uiterst nauwkeurig overeen met de waargenomen leeftijdsverdeling van sterrenhopen in de zonsomgeving.
Meer informatie:
Preprint artikel Astronomy & Astrophysics (Engelstalig)
Preprint artikel MNRAS (Engelstalig)
Onderzoekspagina Mark Gieles (Engelstalig)
2 augustus 2006
Met de Europese Very Large Telescope is een merkwaardige dubbelster ontdekt die een bizarre levensloop achter de rug moet hebben. De dubbelster bestaat uit een kleine, hete witte dwergster, die ongeveer half zo zwaar is als de zon, en een veel lichtere, koele bruine dwerg die daar op zeer kleine afstand in minder dan twee uur tijd omheen draait. De afstand tussen de twee dwergsterren is maar iets groter dan de afstand tussen de aarde en de maan, en de baansnelheid van de bruine dwerg bedraagt maar liefst 800.000 kilometer per uur. Het bijzondere aan de dubbelster is dat de witte dwerg in een eerder evolutiestadium een rode reuzenster geweest moet zijn. De bruine dwerg, die oorspronkelijk op een grotere afstand gestaan moet hebben, werd door de opzwellende reuzenster verzwolgen, en in zijn baanbeweging afgeremd door wrijving met de buitenste ijle gaslagen van die ster. Toen de reuzenster zijn buitenste lagen de ruimte in blies, bleef de huidige dubbelster over. In de verre toekomst zal de afstand tussen de twee dwergsterren echter langzaam maar zeker blijven afnemen, en over pakweg anderhalf miljard jaar is het alsnog afgelopen met de bruine dwerg.
Meer informatie:
A Sub-Stellar Jonah - Brown Dwarf Survives Being Swallowed
Very Large Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
1 augustus 2006
Een bruine dwerg met de aanduiding DEN 0255-477 is het zwakste object buiten het zonnestelsel dat ooit door sterrenkundigen is waargenomen. Het mislukte sterretje straalt honderd miljoen keer zo weinig licht uit als de zon. Dat het toch door sterrenkundigen is ontdekt, is te danken aan de zeer geringe afstand: niet meer dan 16,2 lichtjaar. De schijnbare helderheid aan de hemel is magnitude 24,4 - ongeveer twintig miljoen keer zo zwak als de zwakste ster die nog met het blote oog zichtbaar is. Het dwergsterretje heeft een oppervlaktetemperatuur van ca. 1400 graden Celsius, en is slechts enkele tientallen malen zo zwaar als de planeet Jupiter. De lichtkracht, temperatuur en massa van de zogeheten L-dwerg, die zich in het sterrenbeeld Eridanus bevindt, konden pas afgeleid worden nadat de afstand was bepaald met behulp van de parallaxmethode. Daarbij werd gebruik gemaakt van de 1,5-meter telescoop op de Cerro Tololo-sterrenwacht in Chili.
Meer informatie:
Discovery of the Nearest L Dwarf: The Intrinsically Faintest Object at Visual Wavelengths Known Beyond Our Solar System
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
24 juli 2006
Pasgeboren sterren worden in hun rotatie afgeremd door schijven van stof en gas. Dat blijkt uit onderzoek met de Spitzer Space Telescope. Sterren ontstaan uit samentrekkende gas- en stofwolken. Door de samentrekking neemt de rotatiesnelheid van zo'n wolk sterk toe. Je zoum verwachten dat de ster uiteindelijk zo snel ronddraait dat hij door de middelpuntvliedende kracht niet meer verder ineenkrimpt tot een ster. Kennelijk worden de hoge rotatiesnelheden ergens door afgeremd. Met de infrarode Spitzer-telescoop is nu ontdekt dat snel roterende protosterren minder vaak omgeven worden door een platte stofschijf dan trager roterende sterren. Dat doet vermoeden dat de schijven verantwoordelijk zijn voor het afremmen, vermoedelijk door een magnetische wisselwerking.
Meer informatie:
Planet-Forming Disks Might Put the Brakes on Stars
Spitzer Space Telescope
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
19 juli 2006
Op 12 februari van dit jaar vertoonde de veranderlijke ster RS Ophiuchi weer eens een flinke uitbarsting waardoor de ster, die doorgaans niet zonder hulpmiddelen waarneembaar is, tijdelijk met het blote oog te zien was. RS Ophiuchi is een zogeheten recurrente nova: een dubbelstersysteem waarin een rode reuzenster materie overdraagt aan een witte dwerg, wat tot ontploffingen aan het oppervlak van laatstgenoemde leidt. Op radiobeelden die kort na de laatste explosie zijn gemaakt is de schokgolf van de explosie goed te zien (Nature, 20 juli). Bij nadere beschouwing blijkt echter dat de materie die de witte dwerg wegblies niet zomaar alle kanten op ging: voor een belangrijk deel werd zij gebundeld tot straalstromen of jets. Dat is verrassend, omdat computermodellen aangaven dat zulke explosies volkomen bolsymmetrisch verlopen. Eigenlijk doet de explosie op de witte dwerg van RS Ophiuchi sterk denken aan een miniatuur supernova-explosie. Het betreft slechts een voorproefje op wat komen gaat: uit waarnemingen met de röntgensatelliet Rossi X-ray Timing Explorer blijkt namelijk dat de witte dwerg bijna 1,4 zonsmassa zwaar is' vrijwel de maximale waarde die een witte dwerg kan bereiken. Zodra de kritieke waarde overschreden wordt, zal de dwergster inderdaad als supernova ontploffen.
Meer informatie:
Nuclear explosion on a dead star
Stellar explosion portends bigger blast to come
"Special case" stellar blast teaching astronomers new lessons about cosmic explosions
18 juli 2006
Onderzoek met de Infrared-Optical Telescope Array (IOTA), een onlangs uit bedrijf genomen interferometer van drie telescopen in Arizona, duidt erop dat een derde van alle rode reuzensterren niet over hun hele oppervlak evenveel licht geven. Dit vlekkerige karakter kan verschillende oorzaken hebben: grote ‘zonnevlekken’, schokgolven in het gasomhulsel dat de sterren omgeeft en zelfs om de ster cirkelende planeten. Rode reuzensterren zijn normale, kleine sterren zoals onze zon, die tegen het einde van hun bestaan (dat miljarden jaren duurt) opzwellen, gaan pulseren en een flink deel van hun buitenste lagen afstoten. Daarbij ontstaat een zogeheten planetaire nevel, die steeds verder uitdijt en na verloop van duizenden jaren geleidelijk vervaagt. Alle mogelijke oorzaken voor het vlekkerige karakter van de rode reuzen zijn van invloed op de vorm van de planetaire nevel die uiteindelijk ontstaat. Naar verwachting zal onze zon over ongeveer vier miljard jaar dezelfde weg gaan.
Meer informatie: Three-telescope interferometer shows patchy red giants are common fate of stars like Sun
6 juli 2006
Gegevens die met de Europese röntgensatelliet XMM-Newton zijn verzameld duiden erop dat een ster die tweeduizend jaar geleden als supernova is ontploft een merkwaardig object heeft achtergelaten. Op het eerste gezicht lijkt het restant van de supernova, RCW103, uit een bolvormige nevel van weggeblazen buitenlagen te bestaan, met een neutronenster in het centrum. Maar uit langdurige waarnemingen blijkt de röntgenhelderheid van het centrale object met een periode van bijna zeven uur te variëren. Dat is verbluffend traag, als je bedenkt dat een jonge neutronenster doorgaans vele malen per seconde om zijn as tolt. Daarbij komt nog dat de spectrale kenmerken van het object sinds 2001 duidelijk zijn veranderd. Volgens de onderzoekers is het denkbaar dat het centrale object geen gewone neutronenster is, maar een zogeheten magnetar: een neutronenster met een extreem sterk magnetisch veld. Zo’n veld zou in zijn eentje niet krachtig genoeg zijn om de rotatie van de ster in tweeduizend jaar zo sterk af te remmen dat de ster nog maar enkele keren per dag om zijn as draait. Het is echter denkbaar dat zich rond de ster ook een schijf van stellair puin heeft verzameld, die bijna letterlijk als ‘remschijf’ werkt. Een andere mogelijkheid is dat de neutronenster deel uitmaakt van een dubbelstersysteem. In beide gevallen zou het om een uniek object gaan.
Meer informatie: Supernova leaves behind mysterious object
21 juni 2006
De superzware zwarte gaten in de kernen van melkwegstelsels geven, paradoxaal genoeg, veel licht. Naar schatting een kwart van alle straling in het heelal is van deze objecten afkomstig. Nieuwe gegevens die met de röntgensatelliet Chandra zijn verzameld, wijzen erop dat deze grote lichtproductie te danken is aan magnetische velden (Nature, 22 juni). Chandra heeft een ‘klein’ zwart gat in ons eigen Melkwegstelsel onderzocht, dat de aanduiding GRO J1655-40 (kortweg J1655) draagt. Dit zwarte gat maakt deel uit van een dubbelstersysteem en slokt materie van zijn begeleidende ster op. Volgens de onderzoekers kan J1655 worden gebruikt als ‘schaalmodel’ van zijn grote soortgenoten. Het licht dat zwarte gaten uitzenden komt niet van het zwarte gat zelf, maar van de materie die erin valt. Dat invallen gebeurt niet rechtstreeks: materie die naar een zwart gat toe valt, verzamelt zich eerst in een zogeheten accretieschijf. Om uiteindelijk in het zwarte gat terecht te komen, moet de materie in de schijf iets afgeremd worden, maar hoe? Een van de bestaande theorieën was dat magnetische turbulenties in de schijf tot een sterrenwind leidt die de benodigde wrijving kan leveren. En het recente onderzoek bevestigt dat: het röntgenspectrum van J1655 komt overeen met de computermodellen die op basis de ‘magnetische theorie’ zijn gemaakt.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/photo/2006/j1655/press_062106.html
6 juni 2006
De reuzenster Tau Scorpii, op ruim vierhonderd lichtjaar afstand van de aarde, is een zeer krachtige bron van röntgenstraling. De ster is vijftien maal zo zwaar als de zon, en vertoont een buitengewoon krachtige sterrenwind. De röntgenstraling van Tau Scorpii is echter veel krachtiger dan die van vergelijkbare blauwe superreuzen. Sterrenkundigen hebben nu ontdekt dat de ster een complex netwerk van magnetische veldlijnen aan het oppervlak vertoont. Daardoor kunnen de elektrisch geladen deeltjes in de sterrenwind niet overal vrijelijk de ruimte in stromen. Op plaatsen waar de veldlijnen gesloten zijn, hoopt het gas zich op en wordt energierijke röntgenstraling geproduceerd. De waarnemingen zijn verricht met de Canada-France-Hawaii telescoop op Mauna Kea, en worden gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Tau Scorpii roteert ook trager dan andere blauwe superreuzen; de oorzaak van die trage rotatie is nog niet opgehelderd.
Meer informatie:
The magnetic nature of a mysterious cosmic X-ray emitter
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
6 juni 2006
Utrechtse astronomen hebben bewijzen gevonden dat magnetars worden gevormd uit magnetische sterren. Magnetars zijn jonge neutronensterren met extreem sterke magneetvelden, wel honderd maal sterker dan die van bijvoorbeeld pulsars. Het zijn daarmee de sterkste magneetvelden in het heelal. De gangbare theorie is dat magnetars worden gevormd als extreem snel draaiende neutronensterren, met wel 1000 rotaties per seconde. Dr. Jacco Vink (Universiteit Utrecht) en dr. Lucien Kuiper (SRON) bestudeerden echter de supernovaresten van drie magnetars en ontdekten dat die evenveel energie bevatten als de resten van normale supernova-explosies. Het onderzoek van Vink en Kuiper ondersteunt dan ook een alternatieve theorie, die stelt dat magnetars worden gevormd uit sterren die al een krachtig magneetveld hadden.
Website van Jacco Vink
Preprint van het artikel van Vink en Kuiper
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
1 juni 2006
NASA's Chandra X-ray Observatory heeft gedetailleerde waarnemingen verricht aan een mysterieuze neutronenster op 5000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Tweelingen. De nieuwe metingen hebben het raadsel van de 'scheef' bewegende ster echter niet opgelost. Neutronensterren zijn de compacte overblijfselen van geëxplodeerde sterren. Vaak bewegen ze als gevolg van die explosie met grote snelheid door de interstellaire materie, waarin ze dan een soort kielzog achterlaten. De neutronenster J061705.3+222127 bevindt zich inderdaad aan de rand van de supernova-schil die bij de sterexplosie de ruimte in geblazen is, maar zijn kielzog staat haaks op de verwachte bewegingsrichting. De Chandra-metingen lijken wel te bevestigen dat de neutronenster en de supernovarest tegelijkertijd zijn ontstaan. Voor de scheve beweging is echter geen bevredigende verklaring. Misschien had de exploderende ster zélf al een hoge snelheid door de ruimte. De Chandra-resultaten worden gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
Meer informatie:
The Case of the Neutron Star With a Wayward Wake
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
31 mei 2006
Een groep sterrenkundigen, onder leiding van de onlangs in Amsterdam gepromoveerde astronoom Simone Migliari, heeft een jet ontdekt rond een superzware dode ster. De ontdekking werd gedaan in een röntgendubbelstersysteem op een afstand van 10.000 lichtjaar in het sterrenbeeld Orion. Tot nu toe werd verondersteld dat jets die met bijna de snelheid van het licht materie de ruimte in schieten, alleen bij zwarte gaten voorkomen. De onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd in de editie van 20 mei 2006 van Astrophysical Journal Letters. Volgens Migliari (University of California, San Diego), betekent de ontdekking dat de aanwezigheid van een accretieschrijf en een intens zwaartekrachtsveld voldoende ingrediënten zijn om een compacte jet te vormen en aan te jagen en het dus niet noodzakelijk is dat het compacte object een zwart gat is. Omdat de jets rond een neutronenster soms wel tien maal zo zwak zijn als die rond een zwart gat, zijn die moeilijk te meten met een radiotelescoop. Om die reden is de Spitzer infraroodtelescoop gebruikt.
Persbericht University of California at San Diego
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
8 mei 2006
In het kader van de tweede Sloan Digital Sky Survey (SDSS-II) zijn twee nog onbekende begeleiders van ons Melkwegstelsel ontdekt. Het eerste stelsel bevindt zich in het sterrenbeeld Jachthonden, het tweede in het sterrenbeeld Boötes. De beide satellietstelsels zijn op de SDSS-kaarten zichtbaar als nauwelijks waarneembare verdichtingen van sterren. Het dwergstelsel in de Jachthonden is ongeveer 640.000 lichtjaar van ons verwijderd, en is daarmee één van de verste begeleiders van het Melkwegstelsel. Het nog kleinere stelsel in Boötes vertoont een verstoorde structuur, wat erop duidt dat het aan getijdenwerking onderhevig is. De laatste is bovendien de kleinste en zwakste galactische begeleider die tot op heden is opgespoord: het heeft de lichtkracht van slechts ongeveer 100.000 zonnen. Tot op heden zijn een stuk of tien van deze zwakke begeleiders van ons Melkwegstelsel opgespoord, maar theoretisch zouden er veel meer van moeten zijn.
Meer informatie:
New Milky Way Companions Found
Website Sloan Digital Sky Survey
8 mei 2006
Uit nauwkeurige bestudering van een sterrenkaart die op gegevens van de Sloan Digital Sky Survey is gebaseerd, blijkt dat er in de zee van sterren in de melkweg tal van sporen terug te vinden zijn van kleine satellietstelsels en bolvormige sterrenhopendie in de loop der tijden (deels) door ons Melkwegstelsel zijn opgeslokt. Van de kaart, die bijna een kwart van de hemel omvat, zijn alle nabije sterren 'weggepoetst', zodat eventuele patronen in de verste sterren van het Melkwegstelsel beter zichtbaar werden. De meest opvallende structuur op de kaart is de grote, reeds bekende boog van sterren die door het Sagittarius-dwergstelsel in ons stelsel is achtergelaten. Deze 'sterrenstroom' blijkt nu zelfs een afsplitsing te vertonen: blijkbaar zijn ook nog sterren van eerdere omlopen van dit dwergstelsel te zien. Daarnaast vertoont de kaart nog tal van kleinere sterrenstromen die van andere begeleiders van ons Melkwegstelsel afkomstig moeten zijn. De waarnemingen bevestigen het idee dat ons sterrenstelsel zijn huidige omvang heeft bereikt door vele kleinere stelsels op te slokken' een proces dat blijkbaar nog niet ten einde is.
Meer informatie:
A Field of Streams: Multiple Galaxy Mergers Continue in Milky Way
Website Sloan Digital Sky Survey
25 april 2006
Sterrenkundigen hebben voor het eerst bepaald met welke draaisnelheden de allerzwaarste sterren in het heelal worden geboren. Tien procent van deze sterren roteert bij de geboorte extreem snel, wat verregaande consequenties heeft voor hun levensloop en uiteindelijke lot. De resultaten van het onderzoek worden later dit voorjaar in een drietal artikelen in Astronomy & Astrophysics gepubliceerd. De Amsterdamse sterrenkundige Rohied Mokiem promoveert op dit onderzoek op 27 april. Mokiem en zijn collega's hebben waarnemingen gedaan van meer dan 800 zware sterren in ons Melkwegstelsel en zijn twee satellietstelsels, de Grote en Kleine Magelhaense Wolk. Ongeveer 10 procent van de zwaarste sterren blijkt zodanig snel te roteren dat het hun levensloop in extreme mate beïnvloedt. Mogelijk zijn het de voorlopers van gammaflitsen.
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
24 april 2006
Sterrenkundigen van NASA's Goddard Space Flight Center zijn er voor het eerst in geslaagd om de dikte te bepalen van de korst van een neutronenster. Neutronensterren zijn de supercompacte, snel roterende overblijfselen van geëxplodeerde sterren. De korst van zo'n neutronenster heeft een dichtheid van zo'n tien miljoen ton per kubieke centimeter. Op 27 december 2004 werd door verschillende satellieten een krachtige explosie waargenomen op SGR 1806-20, een neutronenster op 40.000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Boogschutter. Uit röntgenwaarnemingen bleek dat de neutronenster - die een middellijn van hooguit dertig kilometer heeft - nog lange tijd natrilde als gevolg van die explosie. Precisiemetingen aan deze sterbevingen leverden informatie op over de inwendige opbouw van de neutronenster. Op die manier kon de dikte van de korst bepaald worden op ca. anderhalve kilometer.
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
20 april 2006
In gegevens die acht tot tien jaar geleden met de Europese infraroodsatelliet ISO zijn verzameld, zijn koele wolken gas en stof waarin zware sterren ontstaan. De ontdekking is gedaan door Duitse sterrenkundigen die een slimme manier hebben bedacht om gebruik te maken van schijnbaar nutteloze ISO-gegevens. Het betreft gegevens die werden verzameld op de momenten dat de satelliet van het ene waarneemobject naar het andere werd gedraaid. Daarbij bleef de ISOPHOT-camera van de satelliet in werking, wat ongeveer tienduizend infraroodstroken van de sterrenhemel heeft opgeleverd. Het resultaat is een ‘kaart met gaten’ op 170 micrometer' een golflengte die geschikt is om koud stof met temperaturen vanaf 10 kelvin waar te nemen. Daarop zijn nu vijftig mogelijke geboorteplaatsen van zware sterren ontdekt. Uit vervolgwaarnemingen met telescopen op aarde is inmiddels gebleken dat één van de objecten, ISOSS J18364-0221, uit twee kernen bestaat, die respectievelijk 75 en 280 zonsmassa’s aan materie bevatten. De overige locaties worden nog onderzocht.
Meer informatie: http://www.esa.int/esaSC/SEM8MZNFGLE_index_0.html
19 april 2006
Een internationaal team ruimteonderzoekers van onder andere SRON heeft vastgesteld dat een door hen onderzochte pulsar niet alleen om zijn as draait, maar dat die as zelf ook rondtolt met een periode van zeven jaar. Waarschijnlijk komt dit doordat de ster niet rond is, maar een beetje eivormig. De hiervoor gebruikte metingen zijn gedaan met een door SRON gebouwd instrument aan boord van de ESA-röntgensatelliet XMM-Newton. De resultaten, die een belangrijke stap zijn in het onderzoek naar het binnenste van neutronensterren, verschijnen binnenkort in het tijdschrift Astronomy & Astrophysics.
Meer informatie: http://www.sron.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=1103&Itemid=579
10 april 2006
Een groep sterrenkundigen, onder leiding van de Amsterdamse astrofysicus Simon Portegies Zwart, heeft met simulaties aangetoond hoe jonge sterrenhopen die zich op en afstand van zo'n 100 lichtjaar van het centrum van de Melkweg bevinden, van hun geboorteplaats migreren naar een gebied op een paar lichtjaar afstand van het Melkwegcentrum. In het midden van de Melkweg bevindt zich een zwart gat dat drie miljoen keer zo zwaar is als de zon. De migratie wordt mogelijk gemaakt door de zwaartekrachtwisselwerking tussen de sterren in de sterrenhoop en het zwarte gat in een effect dat 'dynamische wrijving' wordt genoemd. De onderzoekers hebben hun berekeningen uitgevoerd met de GRAPE-6, een van de snelste computers ter wereld die speciaal is gebouwd voor het berekenen van gravitationele interacties tussen sterren. Deze machine voert 60 miljard calculaties per seconde uit. Het onderzoeksresultaat wordt op 10 april gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Astrophysical Journal.
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
4 april 2006
In het stervormingsgebied W3(OH) is een 'alcohol'-wolk van bijna 500 miljard kilometer groot ontdekt. De waarnemingen, verricht met de onlangs verbeterde Britse radio-interferometer MERLIN, zijn vandaag gepresenteerd op de jaarlijkse bijeenkomst van de Royal Astronomical Society. MERLIN heeft de maserstraling van methanol (methyl-alcohol) waargenomen in de directe omgeving van een zware ster-in-wording. Maserstraling is de microgolf-variant van laserstraling; de microgolfstraling wordt opgewekt en enorm versterkt door de methanolmoleculen. Tot nu toe waren alleen puntvormige methanol-masers ontdekt in het stervormingsgebied; met de verbeterde radiotelescoop zijn nu ook langgerekte structuren waargenomen. De hoop is dat de nieuwe resultaten meer informatie opleveren over de ontstaanswijze van zware sterren. Overigens is methanol (methyl-alcohol) geen 'gewone' alcohol: in wijn en bier zit het verwante molecuul ethanol.
Meer informatie:
Upgraded MERLIN spies cloud of alcohol spanning 288 billion miles
MERLIN
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
22 maart 2006
Met de Europese Very Large Telescope in Chili is een koele bruine dwergster gevonden in een baan rond de rode dwerg SCR 1845-6357. Deze ster staat op slechts 12,7 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Pauw, aan de zuidelijke hemel. De bruine dwerg - een 'mislukte' ster waarin nooit kernfusiereacties van waterstof op gang zijn gekomen - heeft een temperatuur van slechts 750 graden Celsius, en is daarmee een van de koelste die tot nu toe bekend zijn. Bovendien is het de op twee na dichtstbijzijnde bruine dwerg (rond de ster Epsilon Indi, op 11,8 lichtjaar afstand, draaien twee bruine dwergen). De ontdekking maakt het mogelijk nauwkeuriger metingen te doen aan de eigenschappen van dit soort extreem koele dwergen van spectraalklasse T.
Meer informatie:
Very Cool Brown Dwarf Discovered Around Star in the Solar Neighbourhood
SDI-camera waarmee de bruine dwerg is ontdekt
Persbericht University of Arizona
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
16 maart 2006
Kleine 'dode sterren' kunnen heel wat minder dood zijn dan ze in eerste instantie lijken. Dat heeft een astronomenteam van het Nederlandse instituut voor ruimteonderzoek SRON ontdekt. Met behulp van ESA's gammatelescoop INTEGRAL vonden zij röntgen- en gammastraling afkomstig van extreem magnetische ?dode sterren?. De (zeer zeldzame) objecten waar het om gaat, zijn AXP's, ofwel afwijkende röntgenpulsars. De vondst bevestigt de theorie dat AXP's een extreem sterk magnetisch veld hebben, een miljard keer sterker dan we in laboratoria op aarde kunnen opwekken. Op de een of andere manier weten deze objecten enorme magnetische energie van onder hun oppervlak te tappen en als röntgen- en gammastraling de ruimte in te schieten. Aangenomen wordt dat AXP's overblijfselen van recente supernova-explosies zijn.
Meer informatie:
Origineel persbericht
Persbericht ESA (Engelstalig)
15 maart 2006
Sterrenkundigen zijn er voor het eerst in geslaagd om de massa's van twee om elkaar draaiende bruine dwergen te bepalen. Bovendien kon van beide sterren ook de middellijn worden gemeten (Nature, 16 maart). De metingen waren mogelijk, doordat we vanaf de aarde tegen de zijkant van het baanvlak van de bruine dubbelster aan kijken. Hierdoor bedekken de beide sterren elkaar bij elke omloop. Bruine dwergen kunnen worden beschouwd als 'mislukte' sterren: ze zijn te klein en te licht om fusiereacties in hun kern op gang te houden. De onderzochte dubbelster, die zich in de bekende Orionnevel bevindt, bestaat uit bruine dwergen die 0,7 en 0,5 maal zo klein zijn als onze zon en 55, respectievelijk 35 maal zo zwaar zijn als de planeet Jupiter. Opmerkelijk genoeg blijkt de zwaarste van de twee ook de koelste te zijn, wat in strijd is met de bestaande theorieën over de temperaturen van bruine dwergen van dezelfde leeftijd. Dat betekent dat de beide sterren óf niet even oud zijn óf dat de huidige modellen onjuist zijn.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Engelstalig)
Persbericht University of Wisconsin (Engelstalig)
Informatie Vanderbilt University (Engelstalig)
15 maart 2006
Amerikaanse sterrenkundigen hebben een smalle band van sterren ontdekt die zich over een afstand van ten minste 45 graden langs de noordelijke hemel uitstrekt. De sterren bevinden zich op ongeveer 76.000 lichtjaar en vormen een reusachtige boog boven de schijf van ons Melkwegstelsel. De sterrenband, die als een soort tweede melkweg kan worden beschouwd, begint even ten zuiden van de 'steelpan' van de Grote Beer en gaat dan in vrijwel rechte lijn door een punt op twaalf graden ten oosten van de heldere ster Arcturus. De sterren zijn afkomstig uit de bolvormige sterrenhoop NGC 5466, die in een baan om het Melkwegstelsel beweegt. Door getijdenwerking raakt de sterrenhoop voortdurend sterren kwijt, die zich vervolgens langs de omloopbaan verspreiden. Ondanks de grote afmetingen van de sterrenband, is deze nooit opgevallen, omdat hij uitsluitend uit niet met het blote oog waarneembare sterren bestaat, die volledig opgaan in de vele andere sterren van de (echte) melkweg. Het bestaan ervan is pas opgemerkt, nadat de kleuren en helderheden van meer dan 9 miljoen sterren uit het databestand van de Sloan Digital Sky Survey in kaart waren gebracht.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Engelstalig)
15 maart 2006
Met behulp van de infraroodsatelliet Spitzer is in de buurt van het centrum van ons Melkwegstelsel een merkwaardige gasnevel ontdekt die de vorm van een DNA-molecuul heeft: een dubbele helix (Nature, 16 maart). De nevel bevindt zich op ongeveer 300 lichtjaar van het superzware zwarte gat dat in het melkwegcentrum schuilgaat. De vorm ervan is waarschijnlijk te danken aan een sterk magnetisch veld dat verankerd is aan de schijf van hete materie die het zwarte gat omringt. Deze zogeheten accretieschijf draait eenmaal in de 10.000 jaar in het rond, en daarbij worden zijn magnetische veldlijnen als elastiekjes opgewonden.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Engelstalig)
9 maart 2006
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft met Hubble-ruimtetelescoop een zeldzaam soort sterren onderzocht: de zogeheten extreme heliumsterren. Van deze superreuzen, die minder zwaar zijn dan de zon, maar vele malen groter en heter, zijn slechts enkele tientallen exemplaren bekend. De heliumsterren hebben een bijzondere samenstelling: ze bevatten bijna geen waterstof, maar wel veel helium en zwaardere elementen. Om het bestaan van deze bijzondere sterren te verklaren, werd enkele tientallen jaren geleden een theorie bedacht die stelt dat heliumsterren het resultaat zijn van de samensmelting van twee lichte witte dwergen die tot dan toe een dubbelster vormden. Witte dwergen zijn het eindproduct van sterren zoals onze zon en bevatten per definitie niet veel waterstof meer. Om deze theorie te toetsen is nu het spectrum van zeven van deze sterren onderzocht, zodat men de scheikundige samenstelling ervan kon vaststellen. De Hubble-gegevens blijken in goede overeenstemming te zijn met de samensmeltingsmodellen. Overigens leidt zo’n samensmelting lang niet altijd tot het ontstaan van een heliumster: als de resulterende ster zwaarder is dan 1,4 zonsmassa, ontploft deze als een supernova van type Ia.
Meer informatie:
http://mcdonaldobservatory.org/news/releases/2006/0309.html
9 maart 2006
Neutronensterren zijn niet allemaal even zwaar, maar lijden soms aan over- of ondergewicht. Tot die conclusie komt de Amsterdamse sterrenkundige Arjen van der Meer van het Sterrenkundig Instituut Anton Pannekoek uit zijn promotie-onderzoek naar het gewicht van neutronensterren in röntgendubbelstersystemen. Tot voor kort vermoedde men dat alle neutronensterren even zwaar zijn, ongeveer 1,35 keer zo zwaar als de zon. Van der Meer en collega's hebben een aantal neutronensterren in röntgendubbelsterren onderzocht en ontdekten dat één van de neutronensterren maar 1,1 keer zo zwaar is als de zon. Dit resultaat is van groot belang voor het begrip van het vormingsproces van neutronensterren. Andere neutronensterren blijken wel bijna twee keer zo zwaar als de zon te zijn. 'Waarschijnlijk is deze lichte neutronenster op een andere manier ontstaan dan zijn zwaardere broers', aldus Arjen van der Meer.
1 maart 2006
Radiowaarnemingen van het object W43A in het sterrenbeeld Arend hebben nieuwe informatie opgeleverd over het ontstaan van planetaire nevels (Nature, 2 maart). Dat de stervende ster in het centrum van de nevel moleculen wegspuit in de vorm van twee smalle jets was al een tijdje bekend. Maar tot nog toe was onduidelijk wat het materiaal nu eigenlijk in bedwang hield. De meest voor de hand liggende verklaring leek de aanwezigheid van een magnetisch veld te zijn. En dat lijkt inderdaad te kloppen: door de polarisatie te meten van de radiostraling die de (water)moleculen in de jets uitzenden, hebben sterrenkundigen nu de sterkte en richting van dit veld kunnen vaststellen. De ster in het centrum van W43A is waarschijnlijk nog maar net begonnen aan de overgangsfase die tot de vorming van een planetaire nevel leidt. Het was lange tijd raadselachtig waarom zulke nevels niet altijd ‘rond’ zijn, net als de ster die de materie van de nevel uitstoot. Toen enkele jaren geleden ontdekt werd dat objecten als W43A jets produceren, werd duidelijk dat deze van grote invloed zijn op de vorm die de nevel uiteindelijk krijgt. In het geval van W43A hebben de jets zelfs een kurkentrekkervorm, wat erop duidt dat hun bron langzaam ronddraait.
Meer informatie:
http://www.jb.man.ac.uk/news/starjets/
http://www.nrao.edu/pr/2006/magneticjet/
28 februari 2006
Met behulp van de Europese röntgensatelliet XMM-Newton is een uniek verschijnsel waargenomen: de botsing tussen een pulsar en de gasring rond een naburige ster. Een en ander speelt zich af in een bijzonder dubbelstersysteem, dat zich op een afstand van ongeveer 5000 lichtjaar in het sterrenbeeld Zuiderkruis bevindt. De dubbelster bestaat uit een pulsar (PSR B1259-63) en een zogeheten Be-ster (SS 2883). Deze laatste draait zo snel om zijn as, dat er aan de evenaar voortdurend gas wordt geslingerd, waardoor er een gasring is ontstaan. De pulsar draait in een elliptische baan om de ster en doorkruist daarbij twee keer per omloop het vlak van de gasring. Bij deze dubbele botsing, waarbij de pulsar zich letterlijk door de gasring heen boort, komt veel gamma- en röntgenstraling vrij. Gedurende de rest van de tijd zendt de dubbelster nauwelijks energierijke straling uit.
Meer informatie:
http://www.esa.int/esaSC/SEMK6HMVGJE_index_0.html
28 februari 2006
Sterrenkundigen hebben gasachtige omhulsels ontdekt rond een drietal cepheïden (pulserende sterren die regelmatige helderheidsveranderingen vertonen). Het is voor het eerst dat een omhulsel bij sterren van dit bijzondere type, waartoe ook de Poolster behoort, is waargenomen. De ontdekking, die in alledrie de gevallen met behulp van interferometrie tot stand kwam, duidt er echter op dat omhulsels een normale eigenschap van cepheïden zijn. Over het ontstaan ervan bestaat nog veel onduidelijkheid, maar waarschijnlijk bestaan ze uit materie die door de sterren zelf is uitgestoten, mogelijk als onderdeel van het pulsatieproces.
Meer informatie:
http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2006/pr-09-06.html
15 februari 2006
Een internationaal team van sterrenkundigen denkt met de Australische Parkes-radiotelescoop een nieuwe klasse van hemellichamen ontdekt te hebben: neutronensterren die bijna geen activiteit vertonen, maar af en toe een korte stoot radiostraling produceren. De objecten, die de aanduiding RRATs (Rotating Radio Transients) hebben gekregen, zijn waarschijnlijk verwant aan de pulsars, maar volgens de onderzoekers zijn er waarschijnlijk veel meer van. RRATs zijn waarschijnlijk ronddraaiende neutronensterren, maar anders dan pulsars hebben ze een zwak magnetisch veld.
Meer informatie:
http://www.atnf.csiro.au/news/press/rrats.html
Nature, 16 februari 2006
8 februari 2006
Sterrenkundigen van het internationale H.E.S.S.-project hebben hoogenergetische gammastraling uit de richting van reusachtige gaswolken in het centrum van ons Melkwegstelsel waargenomen. Deze straling duidt erop dat de betreffende gaswolken blootstaan aan een ‘straling’ van supersnel bewegende deeltjes. De deeltjes kunnen afkomstig zijn van supernova-explosies, maar ook uit de omgeving van het superzware zwarte gat in het melkwegcentrum. De dichtheid van de kosmische straling is in dit deel van het Melkwegstelsel in elk geval significant hoger dan in de omgeving van ons zonnestelsel.
Meer informatie:
http://www.mpg.de [Duitstalig]
Nature, 9 februari 2006
7 februari 2006
Op basis van waarnemingen met de Very Large Telescope stellen Italiaanse sterrenkundigen dat de bolvormige sterrenhoop M12 misschien wel een miljoen lichte sterren is kwijtgeraakt aan ons Melkwegstelsel. Deze conclusie volgt uit metingen van de helderheden en kleuren van meer dan 16.000 sterren in M12, die nog ongeveer 200.000 sterren bevat. Maar opmerkelijk genoeg bevat de bolhoop relatief weinig sterren van een halve zonsmassa. Omdat M12 in een elliptische baan beweegt die hem regelmatig in de buurt van het Melkwegstelsel brengt, is het denkbaar dat de bolhoop bij deze passages steeds een flink aantal lichte sterren kwijtraakt. En als dat zo doorgaat, is de bolhoop binnen vijf miljard jaar geheel opgeslokt.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2006/pr-04-06.html
30 januari 2006
Tot nog toe gingen sterrenkundigen ervan uit dat de meeste sterren van het Melkwegstelsel meervoudig zijn: ze zouden door de zwaartekracht gebonden zijn aan één of meer andere sterren. Nieuw onderzoek door sterrenkundigen van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics duidt er echter op dat de meeste sterren enkelvoudig zijn. De verwarring is ontstaan doordat sterren die minstens zo zwaar en helder zijn als onze zon inderdaad vaak deel uitmaken van meervoudige stersystemen. Maar voor lichte, zwakke sterren zoals rode dwergen blijkt dat niet op te gaan. En deze laatste zijn ruimschoots in de meerderheid: 85% van alle sterren in het Melkwegstelsel zijn rode dwergen, en daarvan heeft slechts een kwart een begeleider.
Meer informatie: http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0611.html
12 januari 2006
Amerikaanse en Australische radiosterrenkundigen hebben een pulsar ontdekt die met recordsnelheid om zijn as tolt. Pulsars zijn ronddraaiende neutronensterren: de compacte overblijfselen van sterren die als supernova zijn ontploft. De onlangs ontdekte pulsar, die zich in de bolvormige sterrenhoop Terzan 5 bevindt, maakt 716 omwentelingen per seconde. Dat betekent dat hij niet veel groter kan zijn dan een kilometer of dertig' anders zou hij deze geweldige rotatiesnelheid niet kunnen doorstaan. Normaal gesproken gaan pulsars in de loop van de tijd juist langzamer draaien. Sterrenkundigen denken echter dat kunnen worden ‘aangezwengeld’ door materie die door een nabije begeleidende ster wordt overgedragen.
Meer informatie:
http://www.mcgill.ca/newswire/?ItemID=18168
Science, 13 januari 2006
12 januari 2006
Sterrenkundigen hebben in het sterrenbeeld Orion een langwerpige moleculaire gaswolk ontdekt die mogelijk door een interstellair magnetisch veld in bedwang wordt gehouden. Moleculaire gaswolken zijn de kraamkamers van sterren. Aangenomen wordt dat naast de zwaartekracht ook magnetische velden een rol spelen bij het ontstaan van sterren in deze gaswolken. In 2000 werd voor het eerst geopperd dat rond langwerpige wolken wel eens een kurkentrekkervormig magnetisch veld waarneembaar zou kunnen zijn. Het meten van (de zwakke) magnetische velden in de ruimte is echter geen eenvoudige zaak: daartoe moet op radiogolflengten worden gekeken naar door het Zeeman-effect gesplitste spectraallijnen van waterstof. Bij deze metingen is nu vastgesteld dat het magnetische veld aan de bovenzijde van de langwerpige gaswolk steeds naar de aarde toe wijst, en dat aan de onderzijde juist van ons af. Dat is precies wat je verwacht bij een kurkentrekkervormig magnetisch veld, maar ook andere verklaringen zijn denkbaar.
Meer informatie: http://www.berkeley.edu/news/media/releases/2006/01/12_helical.shtml
11 januari 2006
Met de Hubble-ruimtetelescoop en de 2,2-meter telescoop van de ESO is een indrukwekkende overzichtsopname van de bekende Orionnevel gemaakt. In dit turbulente stervormingsgebied zijn alle fasen van de stervorming te zien, van dichte zuilen van gas en stof waarin zich sterrenembryo’s ontwikkelen tot jonge, hete sterren die met hun intense ultraviolette straling het omringende gas wegblazen. Alles bij elkaar zijn op het mozaïek, waar een half jaar aan gewerkt is, maar liefst drieduizend stellaire objecten te zien, waaronder voor het eerst ook een aantal dubbele bruine dwergen.
Meer informatie: http://hubblesite.org/newscenter/newsdesk/archive/releases/2006/01/full/
11 januari 2006
Sterrenkundigen hebben de eerste resultaten bekend gemaakt van een grote spectroscopische inventarisatie van sterren: de Radial Velocity Experiment (RAVE). Bij dit waarneemprogramma worden de snelheden, temperaturen, oppervlaktezwaartekracht en samenstelling van maximaal een miljoen sterren gemeten. Uit de eerste resultaten blijkt dat de meeste massa in het Melkwegstelsel uit donkere materie bestaat. Dat kan worden afgeleid uit de baansnelheden van de sterren: hoe groter deze snelheden, des te meer massa moet er zijn om de sterren aan het Melkwegstelsel te binden. De onderzoekers hebben de indruk dat, anders dan soms wel wordt gesteld, ons Melkwegstelsel zwaarder is dan het Andromedastelsel.
Meer informatie: http://www.jhu.edu/news/home06/jan06/wyse.html
10 januari 2006
Nog meer nieuws van het centrum van ons Melkwegstelsel: sterrenkundigen van de universiteit van Californië (Los Angeles) hebben de baanbewegingen waargenomen van enkele tientallen zware, jonge sterren die om het superzware zwarte gat draaien. De waarnemingen geven mogelijk uitsluitsel over het ontstaan van deze sterren: stervorming in de buurt van het zwarte gat lijkt immers geen eenvoudige zaak. De banen van de jonge sterren duiden er dan ook op dat ze in een sterrenhoop op veilige afstand van het zwarte gat zijn ontstaan. Baanverstoringen moeten ertoe hebben geleid dat ze in hun huidige penibele positie zijn terechtgekomen.
Meer informatie: http://www.newsroom.ucla.edu/page.asp?RelNum=6740
10 januari 2006
Een uitgebreid internationaal onderzoek van Sagittarius A*, het superzware zwarte gat in het centrum van ons Melkwegstelsel, heeft opgeleverd dat in de nabije omgeving van het zwarte gat flitsen op allerlei golflengten optreden. Omdat de oplevingen op de verschillende golflengten gelijktijdig plaatsvinden, moet de bron ervan één en dezelfde zijn. Waarschijnlijk betreft het energierijke deeltjes in de buurt van het zwarte gat, die voor een deel dermate snel bewegen, dat ze aan de zwaartekrachtsaantrekking van Sgr A* kunnen ontsnappen. Met de infraroodsatelliet Spitzer is een fraaie nieuwe opname van het galactische centrum gemaakt.
Meer informatie:
http://www.northwestern.edu/newscenter/stories/2006/01/flares.html
http://www.spitzer.caltech.edu/Media/releases/ssc2006-02/release.shtml
10 januari 2006
Duitse en Amerikaanse sterrenkundigen hebben bekend gemaakt dat hun speurtocht naar dwergstelsels in zogeheten hoge-snelheidswolken niets heeft opgeleverd. De speurtocht is uitgevoerd, omdat op grond van theoretische overwegingen elk groot melkwegstelsel enkele honderden kleine begeleiders zou moeten hebben. Maar bij het Melkwegstelsels zijn tot nu toe pas een stuk of vijftig van deze objecten waargenomen. Het verschil zou verklaarbaar zijn als de snel bewegende gaswolken die in de omgeving van ons Melkwegstelsel worden waargenomen in werkelijkheid dwergstelsels bleken te zijn. Maar dat is dus niet het geval.
Meer informatie: http://www.umc.pitt.edu
9 januari 2006
Het is sterrenkundigen voor het eerst gelukt om de begeleider van de Poolster te fotograferen. Dat de Poolster een drievoudige ster is, was al langer bekend. Twee van de drie componenten laten zich zelfs met een amateur-telescoop vrij gemakkelijk scheiden, maar de derde bevindt zich dermate dicht bij de hoofdster, dat zelfs de Hubble-ruimtetelescoop er moeite mee heeft. De schijnbare onderlinge afstand bedraagt minder dan 0,2 boogseconde en het helderheidsverschil is groot: de hoofdster is een superreus die meer dan tweeduizend keer zo helder is als de zon, terwijl de begeleider een dwergster is. Nu het sterretje gezien is, gaat men proberen zijn omlooptijd te bepalen, zodat ook de massa van de Poolster nauwkeuriger kan worden berekend.
Meer informatie: http://hubblesite.org/newscenter/newsdesk/archive/releases/2006/02/
4 januari 2006
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft met de Europese satelliet INTEGRAL gammastraling uit het centrale deel van ons Melkwegstelsel gemeten die afkomstig is van het radioactieve element aluminium-26. Uit de metingen blijkt dat het Melkwegstelsel momenteel ongeveer drie zonsmassa’s van deze zeldzame isotoop bevat. Omdat aluminium-26 vrijwel uitsluitend bij supernova-explosies ontstaat, kan hieruit een schatting worden gemaakt van het aantal supernova-explosies dat zich gemiddeld in het Melkwegstelsel voltrekt. Dat blijken er twee per eeuw te zijn – een aantal dat goed overeenkomt met de waargenomen aantallen supernova-explosies in andere melkwegstelsels.
Meer informatie:
http://www.esa.int/SPECIALS/Integral/SEMACK0VRHE_0.html
http://clemsonews.clemson.edu/WWW_releases/2006/January/starlight.html
Nature, 5 januari 2005
27 december 2005
Volgens radioastronomen is de Perseus-spiraalarm, de meest nabije spiraalarm van het Melkwegstelsel buiten de baan van de zon, veel minder ver van de aarde verwijderd dan uit eerdere onderzoeken leek te volgen. Dat blijkt uit onderzoek met een wereldwijd netwerk van radiotelescopen, de Very Long Baseline Array (VLBA). Het vaststellen van de structuur van het Melkwegstelsel is geen eenvoudige zaak. We zitten er immers middenin en zien letterlijk door de bomen het bos niet. Op basis van de bewegingen van sterren in de Perseus-arm was een afstand van 14.000 lichtjaar geschat, terwijl waarnemingen die uitgingen van de schijnbare helderheid van zware jonge sterren uitkwamen op 7200 lichtjaar. De nieuwe VLBA-waarnemingen, waarbij gebruik is gemaakt van de betrouwbare parallaxmethode, hebben een afstand van slechts 6400 lichtjaar als resultaat.
Meer informatie:
http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0541.html
Science, 6 januari 2006
22 december 2005
Met de infraroodsatelliet Spitzer zijn nieuwe opnamen gemaakt van een bekend stervormingsgebied in het sterrenbeeld Eenhoorn dat, vanwege zijn vorm, ook wel de Kerstboom-sluster wordt genoemd. Op de beelden zijn tussen tientallen pasgeboren sterren lange linten van gloeiend stof te zien. Volgens de onderzoekers zijn in deze ‘sterrenfabriek’ de laatste paar miljoen jaar honderden nieuwe sterren en planetenstelsels ontstaan.
Meer informatie:
http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0540.html
http://www.spitzer.caltech.edu/Media/mediaimages/sig/sig05-028.shtml
21 december 2005
Met behulp van de Europese VLT en de Anglo-Australian Telescoop in Australië zijn nauwkeurige waarnemingen gedaan van het op een neer golven van het oppervlak van de nabije zonachtige ster Alfa Centauri B. Deze trage golfbewegingen zijn een gevolg van het kolken van de hete gassen in het inwendige van de ster. Uit waarnemingen als deze kunnen gegevens over de dichtheid, temperatuur, scheikundige samenstelling en rotatie van het sterinwendige worden afgeleid.
Meer informatie:
http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2005/pr-33-05.html
20 december 2005
Sterrenkundigen van de universiteit van Californië te Los Angeles hebben met behulp van de Keck-telescoop een scherpe infraroodopname gemaakt van het centrum van ons Melkwegstelsel. De opname dankt haar scherpte het nieuwe adaptieve optische systeem van de Keck, waarbij met een laser een kunstmatige ster op de hemel wordt geprojecteerd, die wordt gebruikt om beeldverstoringen door de aardatmosfeer op te heffen. Op de opname is onder meer materie dicht in de buurt de ‘horizon’ van het superzware zwarte gat in het galactische centrum te zien.
Meer informatie: http://www.newsroom.ucla.edu/page.asp?RelNum=6693
16 december 2005
De meest nabije pulsar, Geminga, die met een snelheid van 120 kilometer per seconde door de ruimte raast, blijkt een komeetachtig spoor van energierijke elektronen achter te laten. Dat zeggen Italiaanse astronomen na onderzoek met de röntgensatelliet Chandra. In 2003 was met de Europese röntgensatelliet XMM-Newton bij dezelfde pulsar al een tweetal ‘röntgenstaarten’ ontdekt. Het elektronenspoor is naar alle waarschijnlijkheid afkomstig uit de magnetosfeer van de pulsar: ze worden losgeslagen bij de schokgolf die de voortsnellende Geminga in het interstellaire medium veroorzaakt.
Meer informatie: http://www.inaf.it/index1.html [Italiaans]
13 december 2005
Waarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop hebben een nieuwe meetwaarde opgeleverd voor de massa van de meest nabije witte dwerg: Sirius B. Deze meetwaarde is gebaseerd op een toepassing van de algemene relativiteitstheorie, die voorspelt dat het licht dat door een object met een sterk zwaartekrachtsveld wordt uitgezonden een beetje energie verliest. Het gevolg daarvan – een iets langere golflengte – wordt gravitationele roodverschuiving genoemd. Al in 1925 is de gravitationele roodverschuiving van Sirius B voor het eerst gemeten. Het nieuwe resultaat is dat de ster, die zelfs nog iets kleiner is dan de aarde, op twee procent na even zwaar is als de zon. Ook de oppervlaktetemperatuur van Sirius B is nauwkeurig gemeten en bepaald op 25.000 graden.
Meer informatie:
http://www.spacetelescope.org/news/html/heic0516.html
http://uanews.org/cgi-bin/WebObjects/UANews.woa/wa/MainStoryDetails?ArticleID=12072
5 december 2005
Aan de hand van opnamen die met de Hubble-ruimtetelescoop zijn gemaakt, hebben Amerikaanse sterrenkundigen een filmpje gemaakt van een zogeheten stellaire jet. Deze jets zijn waarneembaar bij jonge sterren die nog bezig zijn materie te verzamelen. Overtollige materie wordt daarbij met grote snelheid in twee smalle bundels terug de ruimte in geblazen. En waar deze snel bewegende materie op gas in de omgeving stuit ontstaan schokgolven. Dit proces is nu dus op ‘film’ vastgelegd.
Meer informatie: http://media.rice.edu/media/
1 december 2005
Met de Hubble-ruimtetelescoop is de tot nog toe meest gedetailleerde opname van de Krabnevel gemaakt. De Krabnevel is het restant van een supernova-explosie die plaatsvond in het jaar 1054. In het centrum ervan staat een rondtollende neutronenster' een pulsar. Om de nevel in zijn geheel te kunnen afbeelden, moesten er 24 afzonderlijke opnamen met de ruimtetelescoop worden gemaakt.
Meer informatie: http://www.spacetelescope.org/news/html/heic0515.html
1 december 2005
Sterrenkundigen van de universiteit van Texas hebben de volgens hen ‘best lopende klok van het Melkwegstelsel’ ontdekt. Het betreft de 400 miljoen jaar oude witte dwerg G117-B15A in het sterrenbeeld Kleine Leeuw. De pulsaties van de kleine ster zijn zo regelmatig, dat deze stellaire klok slechts één seconde per 8,9 miljoen jaar vertraagt. Daarmee ‘loopt’ de witte dwerg zelfs nauwkeuriger dan de zogeheten milliseconde-pulsars. Uit het vertragen van het pulseertempo van een witte dwerg kan worden afgeleid hoe snel de ster afkoelt.
Meer informatie: http://mcdonaldobservatory.org/news/releases/2005/1201.html
29 november 2005
Sterrenkundigen hebben bij een bruine dwerg (een ‘mislukte’ ster) die minder dan een honderdste zonsmassa zwaar is de eerste aanzet voor het ontstaan van een planetenstelsel gevonden. De jonge dwergster (Cha 110913-77344), die in feite niet zwaarder is dan een forse planeet, is omringd door een schijf van stof en gas. De vraag is nu: noem je zoiets nou een ster met planeten of een planeet met manen?
Meer informatie:
http://live.psu.edu/story/14845
http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0538.html
http://www.spitzer.caltech.edu/Media/happenings/20051129/
15 november 2005
Op opnamen van het stervormingsgebied NGC 1333, verkregen met de infraroodsatelliet Spitzer, zijn tientallen zonachtige sterren te zien. Het grote verschil met onze zon is echter, dat deze sterren minder dan een miljoen jaar oud zijn. Het betreft dus zeer jonge sterren, die met hun activiteit de omgeving flink in beroering brengen: het omringende gas vertoont schokgolven op de plaatsen waar straalstromen van materie van jonge sterren op het omringende gas stuiten. Bovendien blijkt dat ongeveer tachtig van de sterren omringd zijn door een stofschijf waarin planeten gevormd kunnen worden.
Meer informatie: http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0536.html
10 november 2005
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een indrukwekkende, gedetailleerde opname gemaakt van een stervormingsgebied in de Kleine Magelhaense Wolk, een van de satellietstelsels van ons Melkwegstelsel. In het hart van het gebied bevindt zich de jonge sterrenhoop NHC 346, waarvan de hevige straling en sterrenwinden het gas en stof in de omgeving wegblazen. Hierdoor is een reusachtige holte in de omringende gaswolk ontstaan. Uit nader onderzoek is gebleken dat er in NGC 346 veel babysterren te vinden zijn, die nog niet op het punt zijn aangekomen dat ze in hun inwendige waterstof tot helium fuseren.
Meer informatie: http://www.spacetelescope.org/news/html/heic0514.html
9 november 2005
Europese sterrenkundigen hebben in de halo van ons Melkwegstelsel een zware ster (HE 0437-5439) ontdekt die met een snelheid van 2,6 miljoen kilometer per uur door de ruimte raast. Omdat sterren doorgaans niet zo snel bewegen, gaat men ervan uit dat de ster door iets is weggeschopt. Volgens de onderzoekers zou dit ‘iets’ wel eens een zwaar zwart gat in het centrum van de Grote Magelhaense Wolk kunnen zijn. De ster bevindt zich namelijk in de richting van dit kleine buurstelsel van ons Melkwegstelsel.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2005/pr-27-05.html
9 november 2005
Met de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer is onderzoek gedaan aan het stervormingsgebied W5 in Cassiopeia, dat sterke overeenkomsten vertoont met de bekende zuilvormige stofwolken in de Adelaarnevel. Het gebied wordt gedomineerd door een zware, hete ster die met zijn intense straling het omringende stof en gas wegblaast. Op sommige plaatsen heeft dit echter juist tot verdichtingen geleid, waar plaatselijk tientallen of zelfs honderden embryonale sterren zijn ontstaan. De aldus gevormde ‘stofzuilen’ van W5 zijn tien keer zo groot als die in de Adelaarnevel.
Meer informatie:
http://www.spitzer.caltech.edu/Media/releases/ssc2005-23/release.shtml
http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0535.html
8 november 2005
Onderzoek door Europese astronomen heeft nieuwe inzichten opgeleverd omtrent het ontstaan van zware sterren. Al geruime tijd discussieert men over de vraag of zware sterren net als ‘gewone’ sterren ontstaan (door het verzamelen van materie uit een gaswolk) of door de samensmelting van meerdere lichte sterren. Waarnemingen van het 14.000 lichtjaar verre stervormingsgebied RCW 79 duiden erop dat het eerste proces in elk geval een belangrijke bijdrage levert. Stervormingsgebieden waarin eenmaal een eerste generatie van sterren is ontstaan, dijen uit doordat de temperatuur in het inwendige toeneemt. Door deze uitdijing verzamelt zich een dichte laag van gas en stof aan de buitenkant van het stervormingsgebied, die in stukken uiteenvalt. Uit waarnemingen van RCW 79 blijkt dat in deze dichte ophopingen van stof en gas gemakkelijk een tweede generatie van zware sterren ontstaat.
Meer informatie: http://www.eurekalert.org/pub_releases/2005-11/jaa-hdm110805.php
2 november 2005
Aan het bestaan van het superzware zwarte gat in het centrum van ons Melkwegstelsel wordt steeds minder getwijfeld. Nieuwe waarnemingen met de radiotelescopen van de Very Long Baseline Array (VLBA) duiden erop dat het object dat zich in de galactische kern schuilhoudt (Sagittarius A*) kleiner moet zijn dan 1 Astronomische Eenheid. Ondanks zijn massa van enkele miljoenen zonsmassa’s zou dit zwaargewicht dus tussen zon en aarde in passen. Voor zover bekend is een zwart gat het enige soort object dat zo veel massa in zo’n klein volume weet te persen.
Meer informatie:
http://www.nrao.edu/pr/2005/sagastar/
Nature, 3 november 2005
2 november 2005
Met de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra is een aanwijzing gevonden dat zwarte gaten misschien minder makkelijk ontstaan dan vaak wordt aangenomen. Een zware ster in een jonge sterrenhoop, met een massa van waarschijnlijk meer dan 40 zonsmassa’s, blijkt na zijn supernova-explosie geen zwart gat te hebben achtergelaten, maar een neutronenster. Dat betekent dat bij de explosie meer dan 95 procent van de oorspronkelijke stermaterie de ruimte in geblazen moet zijn. Onder welke exacte omstandigheden dan wél een zwart gat ontstaat, is vooralsnog onduidelijk.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/photo/2005/wd1/
1 november 2005
Waarnemingen met de Far Ultraviolet Spectroscopic Explorer, een NASA-satelliet, hebben uitgewezen dat de wispelturige, reusachtige ster Eta Carinae een dubbelster is. Eta Carinae is een onstabiele ster die tegen het einde van zijn bestaan loopt. Uit zijn vreemde gedrag hadden sterrenkundigen al afgeleid dat er waarschijnlijk een begeleider moest zijn, maar tot nog toe kon deze niet worden opgespoord. En ook nu nog is de tweede ster niet rechtstreeks waargenomen: zijn bestaan kan slechts worden afgeleid uit plotselinge veranderingen in de intensiteit van ver-ultraviolette en röntgenstraling van Eta Carinae. Het staat nu vrijwel vast dat deze ‘verduisteringen’ ontstaan doordat de hoofdster, die te koel is om energierijke straling te produceren, vóór zijn begeleider langs schuift.
Meer informatie: http://www.nasa.gov/vision/universe/starsgalaxies/companion_star.html
13 oktober 2005
De Amerikaanse röntgensatelliet Chandra heeft een jonge generatie sterren ontdekt in de directe omgeving van het superzware zwarte gat dat zich in het centrum van het Melkwegstelsel bevindt. Deze ontdekking zou erop kunnen duiden dat zulke zwarte gaten, die veel materie uit hun omgeving opslokken, ook de aanzet kunnen geven tot de vorming van nieuwe sterren. Tot nog toe werd aangenomen dat gaswolken op zulk kleine afstanden van een zwart gat (minder dan een lichtjaar!) door de getijdenwerking uiteengetrokken worden. Dat er toch jonge sterren rond het zwarte gat te zien zijn, kan op twee manieren worden verklaard: óf de sterren zijn op grotere afstand ontstaan en later het zwarte gat toe ‘gemigreerd’ óf de dichte gasschijf rond het zwarte gat bevat zo veel materie, dat zijn eigen zwaartekracht voldoende groot is om de getijkrachten van het zwarte gat tegen te gaan. Modelberekeningen en de Chandra-waarnemingen laten zien dat deze laatste verklaring de meest waarschijnlijke is.
Meer informatie:
http://www.nasa.gov/centers/marshall/news/news/releases/2005/05-166.html
http://www.ras.org.uk/index.php?option=com_content&task=view&id=843&Itemid=2
4 oktober 2005
Submillimeter-onderzoek heeft uitgewezen dat een mysterieuze donkere gaswolk in het sterrenbeeld Zwaan die enige tijd geleden ontdekt werd' L1014' de geboorteplaats van een kleine ster is. Uit de waarnemingen blijkt dat de ster-in-wording op dit moment slechts 25 Jupitermassa’s zwaar is en mogelijk tot de bruine dwergen (in feite ‘mislukte’ sterren) moet worden gerekend. Het is echter ook denkbaar dat het object nog bezig is materie uit zijn omgeving te verzamelen en uiteindelijk een normale kleine ster zal worden.
Meer informatie: http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0533.html
22 september 2005
Waarnemingen met de röntgensatelliet Chandra bevestigen het al langer bestaande vermoeden dat de schokgolven die door een supernova worden veroorzaakt een belangrijke bron van kosmische straling zijn. De aarde wordt voortdurend gebombardeerd met kosmische straling, die uit energierijke deeltjes zoals snel bewegende atoomkernen bestaat. Uit onderzoek van het restant van de supernova die in 1572 door Tycho Brahe werd waargenomen, is nu gebleken dat de energie van de schokgolf van de sterexplosie zeer waarschijnlijk voor een belangrijk deel is overgedragen aan atoomkernen. Deze laatste zijn daarbij tot bijna de lichtsnelheid versneld.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/photo/2005/tycho/
22 september 2005
Onderzoek met de vier Europese Cluster-satellieten en de beide Chinees-Europese Double Star-satellieten, die eigenlijk bedoeld zijn om het magnetische veld van de aarde te bestuderen, heeft unieke informatie opgeleverd over een enorme ‘sterbeving’ die op 27 december vorig jaar plaatsvond op de verre neutronenster SGR 1806-20. Deze sterbeving leidde tot een minutenlange explosie die zo hevig was, dat de detectors van ‘normale’ satellieten voor sterrenkundig onderzoek tijdens de eerste 100 milliseconden van de uitbarsting verblind raakten. Cluster en Double Star hebben de gebeurtenissen echter helemaal kunnen volgen en hebben nu aanwijzingen opgeleverd dat sterbevingen als deze het gevolg zijn van het openbarsten van de korst van de neutronenster.
Meer informatie: http://www.esa.int/esaSC/SEMERY7X9DE_index_0.html
21 september 2005
Met de United Kingdom InfraRed Telescope (UKIRT) op Mauna Kea, Hawaï, is voor het eerst een opname gemaakt van een zware proto-dubbelster. De sterrentweeling bevindt zich in een stervormingsgebied op ca. 5000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Zwaan. Het zichtbare licht van de pasgeboren sterren wordt geabsorbeerd door omringende stofwolken, maar een infraroodtelescoop kijkt daar dwars doorheen. Beide sterren zijn een paar keer zo zwaar als onze eigen zon. Het bijzondere aan de opname is dat een van de twee sterren omgeven lijkt te worden door een circumstellaire schijf. In zo'n schijf kunnen mogelijk planeten ontstaan. De schijf is veel groter en zwaarder dan de protoplanetaire schijf waaruit 4,5 miljard jaar geleden ons eigen zonnestelsel werd geboren.
Meer informatie:
http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0530.html
8 september 2005
Sterrenkundigen hebben een stofschijf ontdekt rond de stokoude witte dwerg GD 362. Deze ontdekking is verrassend, omdat men ervan uitging dat straling en zwaartekracht het stof rond zulke sterren allang opgeruimd zou moeten hebben. Uniek is de waarneming echter niet: bij de witte dwerg G29-38 is al eerder zo’n stofschijf waargenomen. Het vermoeden bestaat dat het stof rond deze witte dwergen een laatste overblijfsel is van een planetenstelsel.
Meer informatie:
http://www.gemini.edu
http://mcdonaldobservatory.org/news/releases/2005/0908.html
6 september 2005
Met de Europese satelliet Integral en de Amerikaanse Rossi X-ray Timing Explorer is een snel roterende pulsar waargenomen die bezig is een begeleidende ster op te slokken. Deze waarneming bevestigt het reeds langer bestaande vermoeden dat de snelle draaiing van neutronensterren als deze te danken is aan de versnelling die optreedt als stellaire materie op het oppervlak van de neutronenster neerstort. Van de begeleidende ster, die in slechts 2,5 uur om de pulsar draait, is overigens niet veel meer over: zijn massa is 25 keer zo klein als die van de zon.
Meer informatie:
http://www.esa.int/esaCP/SEMWSAA5QCE_index_0.html
http://www.sron.nl
31 augustus 2005
De zwaarste sterren in ons Melkwegstelsel wegen ruwweg honderd zonsmassa’s. Maar hoe ontstaan zulke kolossen eigenlijk? Sommige sterrenkundigen dachten dat deze sterren aan hun massa kwamen door kleinere protosterren uit hun omgeving op te slokken. Maar nieuw onderzoek duidt erop dat superzware sterren op dezelfde manier ontstaan als gewone sterren: uit gaswolken die onder hun eigen gewicht inzakken. Rond een jonge, zware ster in het sterrenbeeld Cepheus is namelijk een uitgebreide schijf van restmaterie ontdekt. Zo’n schijf ontstaat doordat de samentrekkende gaswolk waaruit de ster wordt gevormd steeds sneller gaat ronddraaien. (Datzelfde proces heeft zich ruim 4,5 miljard jaar geleden ook bij het ontstaan van de zon afgespeeld.) Bij het samensmelten van lichte protosterren kan zo’n schijf niet ontstaan.
Meer informatie:
http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0527.html
Nature, 1 september 2005
31 augustus 2005
De pulsar B1508+55 in het sterrenbeeld Zwaan blijkt een dermate grote snelheid te hebben, dat hij uiteindelijk ons Melkwegstelsel zal verlaten. Dat blijkt uit onderzoek met de Very Long Baseline Array (VLBA), een netwerk van radiotelescopen in de VS. De pulsar, die zijn snelheid verkregen heeft bij de supernova-explosie waarbij hij is ontstaan, is de snelste die tot nu toe bekend is. Hij beweegt met 1100 kilometer per seconde door de ruimte. Bestaande supernovamodellen waarbij pulsars worden ‘weggeschopt’ kunnen deze hoge snelheid niet verklaren.
Meer informatie: http://www.nrao.edu/pr/2005/fastpulsar/
16 augustus 2005
Sterrenkundigen hebben met behulp van de infraroodsatelliet Spitzer het binnenste gedeelte van ons Melkwegstelsel in kaart gebracht. Het onderzoek bevestigt het al bestaande vermoeden dat ons stelsel geen gewoon spiraalstelsel is, maar een balkspiraal: een spiraalstelsel met een langwerpige kern. Verrassend genoeg lijkt de balk een andere oriëntatie en grootte te hebben dan tot nog toe werd aangenomen. Hij zou ongeveer 27.000 lichtjaar lang zijn en onder een hoek van 45 graden staan. Door het rijkelijk aanwezige stof is het kerngebied op andere golflengten dan het infrarood moeilijk waarneembaar.
Meer informatie: http://www.news.wisc.edu/releases/11405.html
27 juli 2005
Uit een (röntgen)onderzoek van nabije, zonachtige sterren blijkt dat de zon waarschijnlijk driemaal zoveel neon bevat als tot nu toe werd aangenomen. Neon speelt een belangrijke rol bij de overdracht van de energie van de kern van een ster naar het steroppervlak. Het probleem is echter dat neon geen duidelijke spectraallijnen op zichtbare golflengten produceert. Hierdoor is lange tijd onduidelijk gebleven hoeveel neon de zon precies bevat, en dat leverde problemen op bij het begrijpen van de inwendige bouw van de zon. Alleen in het hete gas van de corona van de zon zijn neonlijnen waargenomen, maar de interpretatie van deze waarnemingen was lastig. Door het neongehalte van nabije zonachtige sterren te bepalen, heeft men nu ook een nieuwe waarde voor het neongehalte in de zon verkregen. Het is immers onwaarschijnlijk dat de zon in dit opzicht veel afwijkt van haar directe familieleden.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/photo/2005/neon/
13 juli 2005
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft met behulp van drie gamma/röntgensatellieten een ‘verborgen’ neutronenster weten op te sporen. De ster, IGR J16283-4838, werd op 7 april voor het eerst waargenomen met de Europese satelliet Integral. Omdat niet onmiddellijk duidelijk was om welk type object het ging, werd de hulp ingeschakeld van twee Amerikaanse satellieten: de Rossi X-Ray Timing Explorer en de Swift. Daarbij bleek dat het een dubbelster betrof waarin materie-uitwisseling plaatsvindt tussen een normale ster en een neutronenster (de overgebleven kern van een ster die als supernova is ontploft). Daarbij vult het stelsel zich met dermate veel gas, dat de neutronenster aan het zicht onttrokken wordt. Dat IGR J16283-4838 toch is opgespoord, is te danken aan het feit dat zich een grote uitbarsting aan zijn oppervlak heeft voorgedaan.
Meer informatie:
http://lheawww.gsfc.nasa.gov/users/beckmann/shy_star.html
http://arxiv.org/abs/astro-ph/0506170
12 juli 2005
Een grote explosie aan het oppervlak van de neutronenster SGR 1806-20, die eind vorig jaar werd waargenomen, zal mogelijk meer inzicht bieden in het inwendige van objecten als deze. Door zo’n ontploffing gaat een neutronenster als het ware galmen als een klok en de bevingen die dat geeft, resulteren in fluctuaties van de röntgenstraling die de snel rondtollende ster uitzendt. Deze fluctuaties zijn vergelijkbaar met de uitslag die een seismometer registreert bij een aardbeving. Uit waarnemingen met de Rossi X-Ray Timing Explorer, een satelliet die met name voor het waarnemen van röntgenfluctuaties bedoeld is, blijkt dat de trillingen van de neutronenster drie minuten na de explosie begonnen en tien minuten aanhielden. Het wachten is nu op theoretische modelberekeningen die het waargenomen gedrag kunnen verklaren. De onderzoekers hopen vast te kunnen stellen of een neutronenster een min of meer massieve bol van neutronen is of dat ze een kern van exotische deeltjes (quarks) hebben.
Meer informatie: http://ucsdnews.ucsd.edu/newsrel/science/mcgamma.asp
8 juli 2005
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft een nieuwe gammabron in ons Melkwegstelsel ontdekt. De ontdekking is gedaan met het H.E.S.S.-instrument in Namibië, dat speciaal voor het waarnemen van gammastraling is gebouwd. Het object, LS5039, is waarschijnlijk een supernovarestant: het betreft een neutronenster of zwart gat dat voortdurend materie van naburige ster opslokt. Een dergelijk dubbelstersysteem wordt ook wel een ‘microquasar’ genoemd, omdat het' net als de veel zwaardere echte quasars die in de kernen van extragalactische stelsels worden aangetroffen' overtollige materie wegblaast in de vorm van twee smalle bundels (jets). Er is nog maar een handjevol van deze objecten bekend.
Meer informatie: http://www.mpg.de [Duitstalig]
30 juni 2005
Amerikaanse onderzoekers hebben, hoog in de aardatmosfeer, stofdeeltjes opgevangen die naar alle waarschijnlijkheid afkomstig zijn van een supernova-explosie die lang geleden heeft plaatsgevonden. De deeltjes bevatten onder meer het mineraal olivijn, maar dan in een andere samenstelling dan het olivijn dat in ons zonnestelsel is gevormd. Hoe oud de deeltjes zijn, kon niet precies worden vastgesteld, maar het mineraal lijkt vrij ‘maagdelijk’, wat erop zou duiden dat het niet veel langer dan enkele miljoenen jaren in de interstellaire ruimte heeft verbleven. De deeltjes zijn na de supernova-explosie waarschijnlijk terechtgekomen in de oerwolk waaruit ons zonnestelsel is ontstaan, en aanvankelijk zijn terechtgekomen in een planetoïde of komeet.
Meer informatie: http://uanews.org
29 juni 2005
Een onderzoeker van de Universiteit van Chicago heeft een nieuwe, onafhankelijke methode bedacht om de leeftijd van het Melkwegstelsel te bepalen. Daarbij wordt gekeken naar het verval van twee langdurig radioactieve elementen: uranium-238 en thorium-232. Deze beide elementen werden al gebruikt om de leeftijden van oude sterren te bepalen, maar daarbij had men met veel onzekerheden te kampen. Nicolas Dauphas heeft deze onzekerheden nu deels weg weten te werken door de meetgegevens van een oude ster te combineren met de uranium/thorium-verhouding van meteorieten. De uitkomst van het onderzoek is vrij verrassend: 14,5 miljard jaar plus of min 2 miljard jaar. Recente bepalingen van de leeftijd van het heelal komen uit op 13,7 miljard jaar, maar eerdere schattingen van de leeftijd van het Melkwegstelsel' gebaseerd op de leeftijden van de oudste sterren' wezen in de richting van 12,2 miljard jaar. Het lijkt er dus op dat het Melkwegstelsel ouder is dan dat.
Meer informatie:
http://www-news.uchicago.edu/releases/05/050629.milkyway.shtml
Nature, 30 juni 2005
23 juni 2005
Waterstof is het meest voorkomende element in het heelal, en het Melkwegstelsel wemelt dan ook van de wolken waterstofgas. Maar waarom komt zo veel van dat gas in moleculaire vorm voor, dat wil zeggen: als twee waterstofatomen die aan elkaar gebonden zijn? Al een hele tijd bestond het vermoeden dat die moleculen zich aan de oppervlakken van interstellaire stofdeeltjes vormen, maar bij laboratoriumexperimenten werd nooit voldoende moleculaire waterstof gevormd om de hoeveelheden in het heelal te kunnen verklaren. Amerikaanse onderzoekers denken nu te weten hoe het zit: de interstellaire stofdeeltjes hebben geen glad oppervlak, maar zijn zeer bobbelig. Computersimulaties laten zien dat zich op zo’n ongelijkmatig oppervlak wél voldoende waterstofmoleculen vormen.
Meer informatie: http://researchnews.osu.edu/archive/molhydro.htm
15 juni 2005
Met de Submillimeter Array (SMA) op Hawaï is onderzoek gedaan aan de jets of straalstromen die door jonge sterren worden uitgestoten. Zulke jets worden bij veel sterren gezien, maar hun bron gaat doorgaans schuil in dichte wolken stof. Hierdoor valt het niet mee om vast te stellen hoe zij ontstaan. Op submillimeter-golflengten kan echter door het stof heen worden gekeken, en waarnemingen die met de SMA lijken het bestaande theoretische model te bevestigen. Volgens dat model spelen de jets een belangrijke rol bij het afvoeren van het impulsmoment van een ster-in-wording. Deze laatste is immers niets anders dan een krimpende gaswolk die door het behoud van impulsmoment alleen maar sneller zou gaan draaien, waardoor hij uiteindelijk in stukken uiteen vliegt. Blijkbaar zorgt een samenspel van fysische processen ervoor dat er voldoende materie en overtollig impulsmoment wordt afgevoerd.
Meer informatie: http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0518.html
9 juni 2005
Met de Spitzer-infraroodsatelliet is een recente ‘lichtecho’ waargenomen bij de supernovarest Cassiopeia A. Dat duidt erop dat de ster, die 325 jaar geleden ontplofte, nog steeds activiteit vertoont: de waargenomen infraroodstraling, afkomstig van stofwolken in de omgeving, zou het gevolg zijn van een uitbarsting die vijftig jaar geleden heeft plaatsgevonden. Dat kan betekenen dat de ster, die inmiddels in een neutronenster is veranderd, tot de zogeheten magnetars behoort. Magnetars zijn neutronensterren met extreem sterke magnetische velden die hevige uitbarstingen vertonen.
Meer informatie:
http://www.spitzer.caltech.edu/Media/releases/ssc2005-14/release.shtml
http://www.mpg.de [Duits]
2 juni 2005
De extreem metaalarme sterren die recent ontdekt zijn, behoren niet tot de eerste sterrengeneratie van het heelal. Dat zeggen Japanse astronomen op basis van computerberekeningen. Na de ontdekking van twee sterren die vrijwel geen koolstof en zwaardere elementen bevatten, was de hoop ontstaan dat eindelijk twee vertegenwoordigers van ‘Populatie III’ (de eerste sterren die na de oerknal zijn ontstaan) waren opgespoord. Maar het computermodel van Nobuyuki Iwamoto en collega’s duidt erop dat de afwijkende scheikundige samenstelling van de beide sterren erop duidt dat zij zijn ontstaan uit oermaterie die al verrijkt was met de uitstoot van supernovae van de eerste generatie.
Meer informatie: Science Express, 2 juni 2005
31 mei 2005
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft het gravitatielenseffect gebruikt om de vorm van een verre ster te bepalen. Het gravitatielenseffect is een gevolg van de zwaartekracht: elk object dat massa heeft buigt het licht van verder weg gelegen objecten af, wat in een soort lenswerking resulteert. Als het voorgrondobject een eenvoudige ster is, beperkt de lenswerking zich tot het versterken van het licht van het verder weg gelegen object' soms wel met een factor 1000. Omdat alle sterren ten opzichte van elkaar bewegen, is dit zogeheten microlenseffect altijd van voorbijgaande aard. Bij een microlensverschijnsel dat in juli 2002 is waargenomen (MOA-33) bestond de ‘lens’ uit een dubbelster. De specifieke omstandigheden van dit verschijnsel waren zodanig dat de vorm van de achtergrondster kon worden vastgesteld. Als sterrenkundige vind je dan graag een ster die duidelijk afgeplat is, wat op een snelle rotatie zou wijzen. Maar dat was in dit geval dus niet zo: de achtergrondster bleek bijna volmaakt rond te zijn.
Meer informatie: http://www.edpsciences.org
31 mei 2005
Op 24 april 2004 vertoonde de onopvallende ster GJ 3685A een plotselinge uitbarsting, waarbij de ster zeker 10.000 keer zo helder werd. De verbazingwekkend hevige uitbarsting' een extreme ‘zonnevlam’' werd waargenomen met de Galaxy Evolution Explorer. Hoewel deze Amerikaanse satelliet voornamelijk voor het onderzoek van melkwegstelsels wordt gebruikt, heeft hij het afgelopen jaar ook vele verschijnselen bij sterren waargenomen. Uit de hevigheid van de uitbarsting van GJ 3685A' de helderste die ooit in het ultraviolet is waargenomen' leiden de onderzoekers af dat het ontstaan van zonnevlammen waarschijnlijk ingewikkelder in elkaar steekt dan men tot nu toe dacht. Zonnevlammen ontstaan aan het oppervlak van een ster; bij sterren zoals onze zon hebben ze een redelijk mild verloop, maar op rode dwergen zoals GJ 3685A kunnen ze enorme proporties aannemen.
Meer informatie: http://www.galex.caltech.edu
30 mei 2005
Onderzoekers van de Universiteit van Colorado met behulp van de ‘Spitzer-ruimtetelescoop’ infraroodopnamen gemaakt van de Carinanevel, een actief stervormingsgebied in het zuidelijke deel van de melkweg. Daarbij is de nieuwe generatie van sterren in kaart gebracht die momenteel in de nevel ontstaat. Net als in de bekende Adelaarnevel zijn in de Carinanevel tal van indrukwekkende ‘zuilen’ van gas en stof te zien, die door de intense straling van de nabije reusachtige ster Eta Carinae langzaam worden ‘afgesleten’. Ondertussen zijn in de zuilen zelf nieuwe sterren bezig om zo veel mogelijk materie te verzamelen. De beide processen zorgen ervoor dat de zuilen langzaam oplossen en er uiteindelijk jonge sterren tevoorschijn komen. Met Spitzer, die dwars door het stof heen kijkt, zijn in een klein gedeelte van de Carinanevel alles bij elkaar meer dan 17.000 van deze jonge sterren waargenomen, maar aangenomen wordt dat dit slechts het topje van de ijsberg is.
Meer informatie:
http://www.colorado.edu/news/releases/2005/232.html
http://www.spitzer.caltech.edu/Media/releases/ssc2005-12/release.shtml
30 mei 2005
Met de Chandra-röntgensatelliet is het bijzondere dubbelstersysteem RX J0806.3+1527 waargenomen: twee witte dwergen die langzaam naar elkaar toe spiralen en uiteindelijk met elkaar zullen versmelten. Doordat de toch al niet grote afstand tussen beide sterren (80.000 km!) afneemt, gaan ze steeds sneller om elkaar draaien. Uit de metingen blijk dat de omlooptijd 1,2 milliseconde per jaar afneemt, precies zoals de algemene relativiteitstheorie voor zulke systemen voorspelt.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/press/05_releases/press_053005.html
30 mei 2005
Twee Amerikaanse sterrenkundigen hebben met behulp van de röntgensatelliet Chandra onderzoek verricht aan de planetaire nevel NGC 40. Daarbij is een schil van superheet gas aan de binnenrand van de nevel ontdekt. Volgens de onderzoekers duidt dat erop dat de stervende ster in het centrum, die de bron van de nevel is, nog steeds met grote snelheid materie uitstoot. Aangenomen wordt dat alleen jonge planetaire nevels zo’n hete gasbel bevatten.
Meer informatie: http://www.rit.edu/~930www/webnews/viewstory.php3?id=1571
16/17 mei 2005
De afgelopen dagen kwamen Canadese sterrenkundigen bijeen in Montréal. Daarbij zijn uiteraard vele onderwerpen besproken, waaronder de eerste resultaten van het onderzoek met MOST, de eerste Canadese ruimtetelescoop. MOST, een afkorting die voor Microvariability & Oscillations of Stars staat, kijkt met name naar het gedrag van individuele sterren en hun eventuele planeten. Enkele bevindingen:
• de helderheidsfluctuaties van de zonachtige ster Eta Boötis, die het gevolg zijn van trillingen in de ster zelf, zijn niet geheel in overeenstemming met de theoretische voorspellingen;
• de planeet die om de ster HD209458 draait weerkaatst minder (ster)licht dan onze planeet Jupiter: 30 à 40 procent in plaats van 50;
• de kleine oude ster PG 0101+039 vertoont kleine helderheidsvariaties die in strijd zijn met de bestaande stermodellen;
• de planeet die rond de ster Tau Boötis draait, bevindt zich dermate dichtbij, dat zijn getijdenwerking ervoor heeft gezorgd dat de ster' of althans diens buitenlagen' altijd met dezelfde kant naar de planeet toe zijn gericht;
• de zware ster WR123, een ster van een type dat chaotische helderheidsveranderingen vertoont, blijkt verrassend genoeg toch een zekere regelmaat te vertonen; de waargenomen periode van tien uur kan echter niet gemakkelijk worden verklaard.
De MOST-resultaten zullen worden gebruikt om de computermodellen van sterren te verbeteren.
Meer informatie:
http://www.astro.umontreal.ca/~casca/press_sci.html
http://www.astro.ubc.ca/MOST/
28 april 2005
De Amerikaanse röntgensatelliet Chandra heeft opnamen gemaakt van de bekende langperiodieke veranderlijke ster Mira. Mira is een nauwe dubbelster waarin een sterk opgezwollen, pulserende reuzenster materie overdraagt aan een kleine begeleider: een witte dwerg. Op de Chandra-beelden zijn beide sterren afzonderlijk te zien, evenals de ‘materiebrug’ die de twee met elkaar verbindt. Mira is een bron van röntgenstraling en aangenomen werd dat deze straling afkomstig was van de (hete materie rond de) witte dwerg. Maar tot verrassing van de onderzoekers blijkt ook de reus uitbarstingen van röntgenstraling te vertonen. Aangenomen wordt dat deze uitbarstingen worden veroorzaakt door magnetische verstoringen in de hoge atmosfeer van de ster.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/photo/2005/mira/
27 april 2005
Eind vorig jaar vertoonde de neutronenster SGR 1806-20 een grote uitbarsting waarbij in een fractie van een seconde evenveel energie vrijkwam als dat de zon in honderdduizenden jaren uitzendt. In het meest recente nummer van het wetenschappelijke tijdschrift Nature doen onderzoekers verslag van hun waarnemingen van het verschijnsel. SGR 1806-20 is een ‘magnetar’, een compacte neutronenster met een zeer sterk magnetisch veld. Volgens de onderzoekers duiden de waarnemingen erop dat de uitbarsting het gevolg was van een ‘sterbeving’, die veroorzaakt werd door een herschikking van het magnetische veld aan het steroppervlak. Uit radiowaarnemingen blijkt dat de neutronenster na de uitbarsting was omgeven door een wolk van heet gas die met een kwart van de lichtsnelheid uitdijde.
Meer informatie: Nature, 28 april 2005
25 april 2005
Europese sterrenkundigen zijn er, met behulp van de röntgensatelliet XMM-Newton, voor het eerst in geslaagd de roterende ‘hot spots’ aan het oppervlak van enkele nabije neutronensterren waar te nemen. Zo’n hot spot is de plek waar geladen deeltjes door het magnetische veld van de neutronenster naar het oppervlak worden geleid. Waar de deeltjes op het oppervlak stuiten, treedt een aanzienlijke temperatuurstijging op. Uit de XMM-waarnemingen blijkt verrassend genoeg dat de afmetingen van deze ‘verhitte’ gebieden nog uiteenlopen: bij de ene neutronenster zijn ze amper 60 meter groot, bij de andere een kilometer. Een verklaring voor deze grote variatie is er nog niet.
Meer informatie: http://www.esa.int/esaCP/SEMLY9NQS7E_index_0.html
20 april 2005
Onderzoekers van de Universiteit van Manitoba hebben een verklaring gevonden voor het feit dat bij sommige supernova-explosies wel een schil van uitgestoten materie wordt waargenomen en bij andere niet. Het is eigenlijk vrij eenvoudig: elke supernova stoot zo’n schil uit, maar in sommige gevallen is deze schil te ijl om zichtbaar te zijn. Dat is bijvoorbeeld gebleken bij supernovarest G21.5-0.9, die aanvankelijk ook ‘schilloos’ leek. Na lang onderzoek met de röntgensatelliet Chandra blijkt de geëxplodeerde ster echter wel degelijk in een zwakke schil gehuld te zijn. Waarom sommige supernovae wel een schil produceren en andere niet, is nog niet geheel duidelijk. Mogelijk heeft dit te maken met de dichtheid van het interstellaire gas in de omgeving of met de hoeveelheid uitgestoten materie zelf.
Meer informatie:
http://myuminfo.umanitoba.ca
http://chandra.harvard.edu/photo/2005/g21/
20 april 2005
Gedetailleerde nieuwe opname van het stervormingsgebied in de Omeganevel (M17) hebben inzicht gegeven in de structuur van het stof en gas rond een zeer jonge ster. De ‘baby-ster’, M17-SO1, is omringd door een uitwaaierende gordel van gas en stof met ijle lobben van materiaal erboven en eronder. Hierdoor steekt de ster (in het nabij-infrarood) tegen de heldere achtergrond af als een donker, vlindervormig silhouet. De ‘vlinder’ is ongeveer 150 keer zo groot als ons huidige zonnestelsel, maar in grote lijnen vinden hier dezelfde processen plaats als bij de vorming van ons stelsel, 4,5 miljard jaar geleden.
Meer informatie:
http://www.naoj.org/Pressrelease/2005/04/20/index.html
Nature, 21 april 2005
13 april 2005
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft een ster in ons Melkwegstelsel ontdekt die veel minder ‘metalen’ (d.w.z. elementen zwaarder dan helium) bevat dan zijn soortgenoten. De ster, HE1327-2326, bevat bijvoorbeeld 250.000 keer zo weinig ijzer als de zon, al is het koolstof- en stikstofgehalte weer betrekkelijk groot. De oorzaak van deze ijzerarmoede is nog onduidelijk. Sterren danken hun metaalgehalte aan voorgaande generaties van sterren die als supernova zijn ontploft. Theoretisch is het mogelijk dat er supernovae zijn waarbij weinig ijzer vrijkomt, maar het is ook denkbaar dat HE1327-2326 een kleine ster van de eerste generatie is die in de loop van zijn bestaan zware elementen heeft opgenomen uit de interstellaire materie.
Meer informatie:
http://subarutelescope.org/Pressrelease/2005/04/13/index.html
Nature, 14 april 2005
11 april 2005
Radiosterrenkundigen hebben de plek onderzocht waar de hevige sterrenwinden van twee zware sterren tegen elkaar botsen. Deze botsingszone schuift op, doordat de beide sterren' de ene ongeveer 20 keer zo zwaar als de zon, de andere ongeveer 40 keer' op kleine afstand om elkaar draaien. Uit de waarnemingen blijkt dat de theoretische modellen die voor zulke botsingsgebieden, waar supersnelle geladen deeltjes van beide sterren op elkaar stuiten, zijn opgesteld niet kloppen. Terug naar de rekentafel dus.
Meer informatie: http://www.nrao.edu/pr/2005/wr140/
7 april 2005
Onderzoek met de VLA-radiotelescoop in de VS heeft nieuwe inzichten opgeleverd over het ‘object van Sakurai’. Deze bijzondere ster, een uitdovende witte dwerg, staat al sinds 1996 in de belangstelling, omdat hij zich nogal eigenaardig gedraagt: hij vertoont af en toe een flinke uitbarsting. Aangenomen wordt dat deze uitbarstingen worden veroorzaakt doordat bellen waterstof uit de buitenlagen van de ster door convectieprocessen naar beneden worden meegevoerd en daar hevige (kern)explosies veroorzaken. Maar de bestaande computermodellen waarmee men de aanloop naar zo’n explosie probeerde te verklaren, stemden niet goed overeen met de waarnemingen: ze gaven veel te trage veranderingen te zien. De VLA-waarnemingen hebben aangetoond dat een herziene theorie veel beter klopt. Deze theorie voorspelt dat de ster snel opwarmt en vervolgens in de loop van twee eeuwen weer langzaam afkoelt.
Meer informatie: http://www.nrao.edu/pr/2005/sakurai/
24 maart 2005
Een internationaal onderzoeksteam heeft met behulp van de ‘gammatelescoop’ H.E.S.S. het centrale deel van ons Melkwegstelsel in kaart gebracht. Daarbij zijn onder meer twee ‘onzichtbare’ deeltjesversnellers ontdekt' geheimzinnige objecten die wel energierijke deeltjes uitzenden, maar op optische en röntgengolflengten niet waarneembaar zijn. Daarnaast zijn nog zes nieuwe ‘normale’ bronnen van gammastraling in het melkwegcentrum ontdekt: dat zijn waarschijnlijk supernovaresten. De gammastraling van deze objecten is eigenlijk een secundair verschijnsel: het betreft straling die ontstaat door de interactie van snel bewegende elektronen en ionen met het interstellaire gas.
Meer informatie:
http://www.pparc.ac.uk/Nw/8sources.asp
http://www.mpg.de [Duits]
Science, 25 maart 2005
22 maart 2005
Europese sterrenkundigen hebben een bijzondere open sterrenhoop in ons Melkwegstelsel onder de loep genomen: Westerlund 1. Dit object is al sinds 1961 bekend, maar gaat schuil achter dichte stofwolken die het onderzoek bemoeilijken. Uit het recente onderzoek blijkt dat we te maken hebben met een zogeheten super-sterrenhoop die honderden jonge, zware sterren bevat en daarnaast misschien nog wel enkele honderden duizenden (!) kleinere exemplaren. En dat allemaal binnen een gebied met een middellijn van slechts zes lichtjaar. Aangenomen wordt dat omvangrijke sterverzamelingen als deze de voorlopers van bolvormige sterrenhopen zijn. Westerlund 1 is voor zover bekend het enige stervormingsgebied van deze omvang in het Melkwegstelsel. Naar verwachting zullen hier de komende 40 miljoen jaar meer dan 1500 supernova-explosies plaatsvinden.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2005/pr-08-05.html
15 maart 2005
Spectrale waarnemingen van sterren in de bolvormige sterrenhoop Omega Centauri hebben een verrassende ontdekking opgeleverd. Het was al enige tijd bekend dat deze sterrenhoop twee soorten sterren bevat: normale (oude) sterren en sterren die blauwer (heter) zijn. Uit onderzoek met de FLAMES-spectrograaf van de Very Large Telescope is nu gebleken dat de blauwe sterren meer ‘metalen’ (elementen zwaarder dan helium) bevatten dan de andere sterren. Dat is vreemd omdat sterren met een hoger metaalgehalte doorgaans juist roder zijn. De onderzoekers denken nu dat de sterren toch blauw zijn, omdat ze ook een veel hoger heliumgehalte hebben.
De verklaring voor de afwijkende samenstelling wordt gezocht in de geschiedenis van Omega Centauri. De onderzoekers denken dat er meeste sterren in de sterrenhoop tot een populatie behoren waarvan de zwaarste exemplaren al als supernova zijn geëxplodeerd. Daarbij zou het interstellaire gas met helium zijn verrijkt, waarna de blauwe populatie ontstond. Vraag is echter waarom dit scenario zich wel in Omega Centauri heeft voltrokken en niet in de andere bolvormige sterrenhopen die om ons Melkwegstelsel cirkelen.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2005/pr-07-05.html
9 maart 2005
In overeenstemming met een eerder resultaat van onderzoekers van de Universiteit van Michigan hebben NASA-wetenschappers vastgesteld dat pasgeboren sterren niet zwaarder kunnen zijn dan ongeveer 150 zonsmassa’s. Dat blijkt uit een inventarisatie van de zwaarste sterrenhoop in ons Melkwegstelsel. Uit theoretische overwegingen gaan sterrenkundigen ervan uit dat de zwaarste sterrenhopen ook de zwaarste sterren produceren. Het ontbreken van sterren zwaarder dan 130 zonsmassa’s in de onderzochte sterrenhoop vormt een sterke aanwijzing dat sterren niet veel zwaarder kunnen worden, maar zeker is dat niet. Een sluitende verklaring voor deze maximale massa van sterren bestaat namelijk nog niet.
Meer informatie:
http://hubblesite.org/newscenter/newsdesk/archive/releases/2005/05/text/
http://www.umich.edu/news/index.html?Releases/2005/Feb05/r020305b
3 maart 2005
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft met de VLT de middellijn en massa van de kleinst bekende ster gemeten. Het sterretje, een rodee dwerg, draait om de zonachtige ster OGLE-TR-122 en schuift ongeveer eens per week voor deze langs, wat tot een afname in de helderheid leidt. Uit het onderzoek blijkt nu dat de begeleider 96 keer zo zwaar is als de planeet Jupiter, maar slechts 16 procent groter. Daarmee is voor het eerst rechtstreeks aangetoond dat de kleinste sterren niet veel groter zijn dan de grootste planeten.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2005/pr-05-05.html
3 maart 2005
Amerikaanse sterrenkundigen hebben een krachtige nieuwe radiobron met bijzondere eigenschappen ontdekt. Het betreft een object in de buurt van een supernovarest in het centrum van ons Melkwegstelsel dat in 2002 in de loop van zeven uur vijf grote radio-uitbarstingen produceerde. De uitbarstingen traden op met tussenpozen van 77 minuten en duurden elk tien minuten. Sinds 2002 geeft de radiobron echter geen kik meer. Aangezien het object klaarblijkelijk geen röntgenstraling uitzendt, is het onwaarschijnlijk dat het om een dubbelstersysteem met een neutronenster of zwart gat gaat. Het zou om een ‘magnetar’ kunnen gaan: een neutronenster met een extreem krachtig magnetisch veld.
Meer informatie:
http://www.nrl.navy.mil/pressRelease.php?Y=2005&R=14-05r
Nature, 3 maart 2005
2 maart 2005
Röntgenonderzoek van een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Zuiderkruis heeft beelden opgeleverd van een gaswolk die nog bezig is samen te trekken tot ster. Daarbij is vastgesteld dat er mogelijk nog een andere factor dan de zwaartekracht een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van sterren: het lijkt erop dat magnetische velden het hart van de wolk versneld doen samentrekken, wat tot een aanzienlijke temperatuurstijging leidt.
Meer informatie: http://www.nasa.gov/vision/universe/starsgalaxies/xmm_magnetic_starbirth.html
24 februari 2005
Franse sterrenkundigen hebben op slechts 1000 lichtjaar van de zon donkere gaswolken ontdekt, die waarschijnlijk uit moleculaire waterstof bestaan. Het gas zendt weinig of geen waarneembare radiostraling uit' waarschijnlijk omdat het te koud is' maar is vermengd met stof dat infraroodstraling uitzendt. Bovendien leidt de inwerking van kosmische straling tot het ontstaan van gammastraling. De onderzoekers hebben de gegevens van de drie golflengtegebieden verzameld en vastgesteld dat bekende grote nevelcomplexen, zoals de Orionnevel, in zulke donkere wolken zijn ingebed. Uit berekeningen blijk dat er minstens net zo veel van dit ‘onzichtbare’ gas in ons Melkwegstelsel aanwezig is als zichtbaar gas, maar het zou ook aanzienlijk meer kunnen zijn.
Meer informatie: http://www.cea.fr/fr/actualites/articles.asp?id=618 (Frans)
18 februari 2005
De vorig jaar gelanceerde NASA-satelliet Swift blijkt op 27 december de helderste gammaflits ooit te hebben waargenomen. Verrassend genoeg bevindt de bron van deze uitbarsting zich niet op miljarden lichtjaren afstand, maar in ons eigen Melkwegstelsel. De enorme gammaflits schoot van achteren dwars door de hele satelliet en afscherming naar de gammadetectors, die gedurende een deel van een seconde totaal ‘verblind’ werden. Als deze flits in zichtbaar licht was geweest, zou hij korte tijd helderder zijn geweest dan de volle maan.
De bron van de gammaflits blijkt een oude bekende te zijn: de flakkerende gammabron SGR 1806-20, die in de buurt van het centrum van ons Melkwegstelsel staat. Er zijn vijf van zulke gammabronnen bekend' in alle gevallen neutronensterren met een extreem sterk magnetisch veld (‘magnetars’). Ze worden gekenmerkt doordat ze perioden hebben waarin ze flitsen gammastraling afgeven, afgewisseld met vele jaren waarin ze geen teken van activiteit vertonen. Een heel enkele keer geven ze een superflits af, die meer dan honderd keer feller is dan de normale flitsen. Tot nu toe waren slechts twee van deze superflitsen gezien: eentje in 1979 en eentje in 1998. De flits van 27 december heeft dezelfde eigenschappen als de vorige, met één groot verschil: hij is nog eens honderd keer zo fel. Het is nog onduidelijk hoe bij een explosie aan het oppervlak van een magnetar zo veel energie kan vrijkomen, al lijkt het bijna zeker dat hun sterke magnetische velden daarbij een belangrijke rol spelen.
Meer informatie:
http://www.astronomy.nl/navigatie/pers_index.html
http://www.nasa.gov/vision/universe/watchtheskies/swift_nsu_0205.html
http://www.mpg.de
http://www.berkeley.edu/news/media/releases/2005/02/18_magnetar.shtml
http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0506.html
http://www.nrao.edu/pr/2005/sgrburst/
http://science.nasa.gov/newhome/headlines/ast05mar99_1.htm
http://www.atnf.csiro.au/news/press/magnetar_flare_site/magnetar_flare_background.html
8 februari 2005
Amerikaanse sterrenkundigen hebben een ster opgespoord die bezig is om het Melkwegstelsel met een snelheid van 2,5 miljoen kilometer per uur te verlaten. Deze enorme snelheid is waarschijnlijk het gevolg van een nabije ontmoeting met het superzware zwarte gat in het centrum van het Melkwegstelsel. Bij zo’n scheervlucht kan een ster een flinke slinger krijgen.
Het is voor het eerst dat een ster is waargenomen die de ontsnappingssnelheid van ons Melkwegstelsel duidelijk overschrijdt. De ster, die de aanduiding SDSS J090745.0+24507 heeft, beweegt in rechte lijn van het galactisch centrum vandaan. Bovendien heeft hij een samenstelling die overeenkomt met die van sterren in die omgeving. Waarschijnlijk is de ster daar minder dan 80 miljoen jaar uit weggeslingerd.
Meer informatie: http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0505.html
3 februari 2005
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een nieuwe opname gemaakt van de bijzondere ster V838 Monocerotis. In 2002 vertoonde deze ster een uitbarsting, die enkele weken duurde. Het licht van die uitbarsting beweegt sindsdien van de ster vandaan en verlicht daarbij het vele stof in de omgeving, dat V838 waarschijnlijk in een eerder stadium heeft uitgestoten. Deze lichtecho is in de loop van de jaren alsmaar groter geworden, maar zal verdwijnen zodra de stofwolk gepasseerd is.
Meer informatie: http://www.spacetelescope.org/news/html/heic0503.html
2 februari 2005
Sterrenkundigen van de Universiteit van Michigan (VS) hebben aangetoond dat sterren klaarblijkelijk nooit zwaarder worden dan 120-200 zonsmassa’s. Dat blijkt uit een inventarisatie van sterrenhopen met jonge, zware sterren in ons Melkwegstelsel en de beide Magelhaense Wolken. Wáárom sterren niet zwaarder kunnen worden, is vooralsnog niet duidelijk.
Meer informatie: http://www.umich.edu/news/index.html?Releases/2005/Feb05/r020305b
27 januari 2005
Ongeveer 1 op de 150 neutronensterren, overblijfselen van de kernen van sterren die als supernova zijn ontploft, heeft een extreem sterk magnetisch veld. Sterrenkundigen denken nu te weten waarom dat zo is. Het gaat waarschijnlijk om de kernen van zeer zware sterren' sterren van 30 tot 40 zonsmassa’s' die zeer snel om hun as draaien: 500 tot 1000 keer per seconde. Bij zo’n snelle rotatie ontstaat een dynamo-effect dat sterk genoeg is om de waargenomen magnetische velden te verklaren. Normale neutronensterren tollen tien keer zo langzaam om hun as.
Meer informatie: http://lanl.arxiv.org/abs/astro-ph/0501563
26 januari 2005
Al geruime tijd is bekend dat zich in het centrum van ons melkwegstelsel een superzwaar zwart gat bevindt. Dat zwarte gat vertoont momenteel niet veel activiteit, maar dat is anders geweest. Uit waarnemingen met de Europese gammasatelliet Integral blijkt dat het zwarte gat in de kern van het Melkwegstelsel 350 jaar geleden miljoenen malen zo veel energie produceerde. Dat blijkt uit onderzoek van een wolk van moleculaire waterstofgas die zich op 350 lichtjaar van het centrum bevindt. De wolk fungeert als een soort spiegel die de gammastraling van het zwarte gat weerkaatst. Aangenomen wordt dat de stralingsuitbarsting is ontstaan toen het zwarte gat een flinke hoeveelheid materie opslokte.
Meer informatie: http://www.esa.int/esaSC/Pr_2_2005_s_en.html
26 januari 2005
Onderzoek aan de oudst bekende dubbelpulsar duidt erop dat de magnetische interactie tussen de beide rondtollende neutronensterren sterke overeenkomsten vertonen met die tussen de zon en de aarde. De (deeltjes)straling die de ene pulsar uitzendt vervormt het magnetische veld van de andere net zoals de zonnewind de magnetosfeer van de aarde vervormt.
Meer informatie: http://www.ras.org.uk/html/press/pn0502ras.html
19 januari 2005
Met de Europese Very Large Telescope is vastgesteld dat veel sterren waarvan men aannam dat het bruine dwergen waren waarschijnlijk toch ‘gewone’ lichte sterren zijn. Dat blijkt uit onderzoek van de baanbeweging van de kleine begeleider van de ster AB Doradus. Het mini-sterretje blijkt 93 keer de massa van de planeet Jupiter hebben: te veel voor een bruine dwerg. Uit berekeningen blijkt namelijk dat sterren die minstens 75 keer zo zwaar zijn als Jupiter in staat zijn energie te produceren door middel van kernfusie. Een en ander betekent dat ook de massa’s van de ‘vrij rondzwervende’ exoplaneten die af en toe worden waargenomen wellicht onderschat zijn: mogelijk zijn dat nu net wel bruine dwergen. Voor de ‘normale’ exoplaneten die rond andere sterren draaien heeft deze ontdekking geen gevolgen.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2005/pr-02-05.html
18 januari 2005
Sterrenkundigen weten al tientallen jaren dat Regulus, de helderste ster van het sterrenbeeld Leeuw, veel sneller ronddraait dan de zon. Met behulp van de interferometer CHARA is nu duidelijk geworden welke gevolgen dat heeft: door de snelle draaiing puilt Regulus uit aan zijn evenaar. De ster zou ook niet veel sneller om zijn as moeten draaien, want dan zou hij uit elkaar vallen door de centrifugale werking. De sterke vervorming leidt er ook toe dat Regulus aan zijn polen aanzienlijk heter (15.000°) en helderder is dan aan de evenaar (10.000°).
Meer informatie: http://www.eurekalert.org/pub_releases/2005-01/gsu-as011805.php
13 januari 2005
De bolvormige sterrenhoop Terzan 5 blijkt te wemelen van de pulsars' snel draaiende neutronensterren die zijn overgebleven na supernova-explosies. Dat blijkt uit onderzoek met de radiotelescoop van Green Bank. Vóór het onderzoek waren in 24 bolvormige sterrenhopen alles bij elkaar tachtig pulsars bekend. Nu zijn er alleen al in Terzan 5 nog eens 21 bij gekomen, waarmee het totaal op 24 komt. Omdat bolhopen ongeveer tien miljard jaar oud zijn, moeten de pulsars op bijzondere wijze zijn ontstaan: supernova-explosies vinden er al heel lang niet meer plaats en de rondtollende neutronensterren die daarbij zijn ontstaan zouden allang tot stilstand moeten zijn gekomen. Maar omdat de sterdichtheid in een bolhoop heel groot is, kunnen sommige neutronensterren vrij makkelijk een normale ster invangen. Die ster draagt vervolgens niet alleen materie over aan de neutronenster maar gelijktijdig ook impulsmoment, waardoor de laatste weer wordt ‘aangezwengeld’.
Meer informatie: http://www.nrao.edu/pr/2005/terzan5/
12 januari 2005
De Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer heeft de bekende Trifidnevel nader bekeken. In deze gasnevel zijn vier stellaire ‘couveuses’ waargenomen: compacte gebieden waarbinnen een dertigtal zware sterren aan het ontstaan zijn. In het infraroodgebied kan door het stofrijke omhulsel van deze ‘babysterren’ heen gekeken worden. Te zien is hoe de jonge sterren materie naar zich toe trekken: dat zal doorgaan totdat ze genoeg materie hebben verzameld om te ‘ontbranden’ en hun stofomhulsels weg te blazen. Naast de zware sterren-in-wording heeft Spitzer aan de randen van de Trifidnevel ook 120 kleine ‘babysterren’ ontdekt.
Meer informatie: http://www.spitzer.caltech.edu/Media/releases/ssc2005-02/release.shtml
10 januari 2005
Waarnemingen van heet ijzergas in de omgeving van het zwarte gat GRS 1915+105 duiden erop dat de intense zwaartekracht van het zwarte gat de ruimte vervormt. Deze vervorming van de ruimte, die al meer dan tachtig jaar geleden werd voorspeld door Albert Einstein, resulteert in een verschijnsel dat ‘frame dragging’ of Lense-Thirring-precessie wordt genoemd. Het gevolg ervan is dat het binnenste deel van de accretieschijf rond het zwarte gat een beetje op en neer golft, waardoor de spectraallijnen van het hete gas regelmatige veranderingen laten zien.
Meer informatie: http://www.nasa.gov/centers/goddard/universe/blackhole_surfing.html
10 januari 2005
Amerikaanse astronomen hebben het centrum van ons Melkwegstelsel onder de loep gelegd. Dat centrum gaat schuil achter dichte gaswolken waar je met gewone telescopen niet doorheen kunt kijken, maar met een infraroodtelescoop lukt dat wel. Met de 6,5-m Magellan-telescoop in Chili zijn nu duizenden ‘onzichtbare’ sterren waargenomen. Meer dan tweeduizend daarvan blijken samen te vallen met röntgenbronnen die de satelliet Chandra al had gezien: het betreft dubbelstersystemen waarin een gewone ster om een compact object draait. Dat laatste kan een witte dwerg, neutronenster of zwart gat zijn, maar Chandra kan dat onderscheid niet gemakkelijk maken. Uit de nieuwe waarnemingen blijkt nu dat het in de meeste gevallen om ‘lichte’ röntgendubbelsterren zal gaan, systemen waarin een normale ster om een witte dwerg draait.
Maar er zitten wel degelijk ook zwarte röntgendubbelsterren in het hart van ons Melkwegstelsel en die blijken zich veelal dicht in de buurt van het centrale superzware zwarte gat Sgr A* te bevinden. Dat blijkt weer uit ander Chandra-onderzoek, waarbij is gekeken naar de ruimtelijke verdeling van röntgenbronnen die grote helderheidsvariaties vertonen' een kenmerk van dubbelsterren waarin een zwart gat of neutronenster zit. Van de zeven exemplaren blijken er vier binnen drie lichtjaar van het galactisch centrum te liggen. Dat is (statistisch gezien) een groot aantal: het zou kunnen betekenen dat zich in dit gebied tienduizenden neutronensterren en stellaire zwarte gaten bevinden. Helemaal als een verrassing komt dat niet, want verwacht wordt dat zich in de galactische kern een sorteerproces afspeelt: zwaardere objecten zakken naar binnen, lichtere ‘drijven’ naar buiten. Aangenomen wordt dat veel van de zwarte gaten in het galactische centrum uiteindelijk door Sgr A* worden opgeslokt.
Meer informatie:
http://cfa-www.harvard.edu/press/pr0502.html
http://chandra.harvard.edu/press/05_releases/press_011005.html
4 januari 2005
Voor het eerst zijn sterrenkundigen erin geslaagd de magnetische velden van de centrale sterren van vier planetaire nevels te meten. Planetaire nevels hebben niets met planeten te maken: het zijn de uitdijende gasschillen die door oude sterren zijn uitgestoten. Deze gasschillen zijn soms opmerkelijk asymmetrisch en de onderzoekers denken nu dat het magnetische veld van de ster, die inmiddels in een witte dwerg veranderd is, daar verantwoordelijk voor is. Eerdere verklaringen gingen ervan uit dat de asymmetrie het gevolg was van de aanwezigheid van een stellaire begeleider. Uit recent spectraalonderzoek met de VLT, waarbij het zogeheten zeemanefffect is gemeten, blijkt dat de centrale sterren van ‘misvormde’ planetaire nevels inderdaad sterke magnetische velden hebben. Het is de bedoeling om nu de centrale sterren van een aantal symmetrische planetaire nevels te onderzoeken: verwacht wordt dat deze zwakkere magnetische velden hebben.
Meer informatie: http://www.edpsciences.org
17 december 2004
Ongeveer een jaar geleden meenden sommige sterrenkundigen een verklaring te hebben gevonden voor het stof waarin de verste quasars gehuld zijn: dat stof zou afkomstig zijn van de supernova-explosies van de eerste generaties sterren in het heelal. Dat zou blijken uit onderzoek aan de (veel nabijere) supernovarest Cassiopeia A, die heel stofrijk zou zijn. Uit nader onderzoek met de infraroodsatellieten ISO en Spitzer blijkt echter dat het stof helemaal niet bij Cassiopeia A hoort, maar bij een interstellaire wolk die tussen de supernovarest en de aarde in ligt...
Meer informatie: http://www.mpg.de
16 december 2004
Amerikaanse astronomen hebben een driedimensionaal model geconstrueerd van de Helixnevel. Vanaf de aarde gezien ziet deze planetaire nevel er uit als een kleurrijke donut, maar schijn bedriegt. In werkelijkheid blijkt de Helix uit twee gasringen te bestaan die bijna loodrecht op elkaar staan. Dat betekent dat de stervende ster die het gas van de nevel heeft uitgestoten dat in twee compleet verschillende richtingen heeft gedaan. Daarbij komt nog dat de eerste uitstoot 12.000 jaar geleden plaatsvond en de tweede pas zesduizend jaar later. Een sluitende verklaring voor beide verschijnselen ontbreekt nog.
Meer informatie: http://hubblesite.org/newscenter/newsdesk/archive/releases/2004/32/text/
14 december 2004
Een jonge pulsar (rondtollende neutronenster) die met de röntgensatelliet Chandra onderzocht is, lijkt onverwacht snel afgekoeld te zijn. Dat zou erop kunnen duiden dat de materie in de pulsar veel dichter samengeperst is dan men tot nu toe dacht. De pulsar bevindt zich in de nevel 3C58, het restant van een ster die iets meer dan 800 jaar geleden als supernova ontplofte. Momenteel heeft de pulsar nog een temperatuur van iets minder dan een miljoen graden' dat lijkt heet, maar het is erg koud voor zo’n jonge neutronenster. Zo’n compact object koelt af doordat bij botsingen tussen neutronen en andere subatomaire deeltjes in het inwendige neutrino’s vrijkomen die energie afvoeren. Op de een of andere manier wordt er meer energie afgevoerd dan verwacht. Dat kan betekenen dat de dichtheid van een neutronenster nog groter is dan gedacht, maar het is ook denkbaar dat de interacties tussen de deeltjes in het inwendige niet goed begrepen worden.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/photo/2004/3c58/
9 november 2004
De Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer helpt het ontstaan van planeten verder ontrafelen. In de stofschijf rond een naar schatting pas 100.000 jaar oude ster zijn voor het eerst rechtstreekse detecties van ijs gedaan. Eerder waren wel met ijs beklede stofdeeltjes waargenomen in de grote omhulsels van jonge sterren, maar niet eerder kon met zekerheid worden vastgesteld dat zulke deeltjes ook in de (veel kleinere) schijf rond deze sterren voorkomen. Zulke ijsdeeltjes spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van planeten.
Meer informatie: http://www.spitzer.caltech.edu/Media/releases/ssc2004-20/release.shtml
4 november 2004
Er zit een tweede zwarte gat in de kern van ons Melkwegstelsel. Dat zeggen onderzoekers die de bewegingen van sterren in het galactisch centrum in de gaten houden. Hun ontdekking bevestigt het idee dat de superzware zwarte gaten in melkwegstelsels hun grote massa hebben verkregen door sterren en kleinere zwarte gaten op te slokken.
Al enkele jaren staat vast dat zich in de kern van ons Melkwegstelsel een superzwaar zwart gat met een massa van 2,6 miljoen zonsmassa’s bevindt. Maar nu lijkt zich drie lichtjaar verderop een zwart gat van ‘slechts’ 1300 zonsmassa’s schuil te houden, dat in een baan om zijn grote soortgenoot draait. Dat kan worden afgeleid uit het gedrag van een groepje van zeven sterren in de omgeving. Deze blijven zeer dicht bij elkaar en worden blijkbaar door een grote massa bijeen gehouden.
Meer informatie: http://www.nature.com/news/2004/041108/full/041108-2.html
3 november 2004
Onze aardatmosfeer is voortdurend onderhevig aan een bombardement van energierijke deeltjes uit het heelal: de kosmische straling. Aangenomen werd dat de deeltjes afkomstig zijn van supernova-explosies, maar een direct bewijs daarvan was er tot nu toe niet. Met de gammatelescoop H.E.S.S. (Namibië) is nu vastgesteld dat een duizend jaar oude supernovarest nog steeds een bron van energierijke (gamma)straling is. De straling wordt uitgezonden door de buitenste schil van de nog steeds uitdijende explosiewolk' de schokgolf van de supernova. Uit het spectrum ervan kan worden afgeleid dat de straling inderdaad door sterk versnelde atomaire deeltjes wordt geproduceerd.
Meer informatie:
http://www.pparc.ac.uk/Nw/Md/Artcl/SNR_HESS.asp
http://www.mpg.de
29 oktober 2004
Europese sterrenkundigen hebben metingen gedaan van de (veranderlijke) afmetingen van cephëiden' grote sterren die met grote regelmaat van helderheid veranderen. Ondanks hun forse afmetingen zijn zelfs de grootste cepheïden vanaf de aarde gezien puntjes met een schijnbare middellijn van minder dan 0,003 boogseconden. Zulk kleine afmetingen zijn alleen meetbaar met behulp van interferometrie (VLTI in dit geval). De nieuwe metingen zijn onder meer gebruikt om de zogeheten periode-lichtkrachtrelatie van cepheïden te kalibreren. Deze relatie speelt een belangrijke rol bij de bepaling van afstanden in het heelal.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2004/pr-25-04.html
27 oktober 2004
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft mogelijk de voormalige begeleider ontdekt van een ster die in 1572 als supernova explodeerde. Uit waarnemingen van de beroemde Deens sterrenkundige Tycho Brahe blijkt dat het een supernova van type Ia was: een dubbelstersysteem waarin een normale ster zo veel materie overdraagt aan een witte dwergster, dat deze uiteindelijk een kritieke massa bereikt en ontploft. De afgelopen zeven jaar hebben de sterrenkundige een zonachtige ster vlak naast het centrum van het supernovarestant waargenomen en vastgesteld dat deze drie keer zo snel door het Melkwegstelsel beweegt als andere sterren in die omgeving. Uit zijn samenstelling blijkt bovendien dat de ster ook echt in die omgeving thuishoort en geen vreemde indringer is. De snelheid van de ster, die bij de explosie letterlijk is weggeschoten, is dermate groot dat hij het melkwegvlak zou kunnen verlaten.
Meer informatie: http://hubblesite.org/news/2004/34
26 oktober 2004
Er is nieuw onderzoek gedaan aan de ‘microquasar’ SS 433. Ooit was SS 433 het ‘raadsel van de eeuw’, maar inmiddels weten sterrenkundigen dat het een dubbelster is, waarbij een normale ster om een neutronenster of zwart gat draait. De laatste is omringd door een schijf van hete materie, waar materie van de ster naartoe stroomt. Uit het centrum van deze schijf worden, in twee ‘jets’ die loodrecht op de schijf staan, protonen en elektronen weggeschoten. Doordat de schijf een schommelbeweging maakt, zoals een ronddraaiende tol, is in de jets een duidelijke kurkentrekkerstructuur te zien. De nieuwe onderzoeksresultaten duiden erop dat de weggeschoten deeltjes niet altijd dezelfde snelheid meekrijgen: deze varieert tussen 24 en 28 procent van de lichtsnelheid. Mogelijk worden de snelheidsverschillen veroorzaakt door veranderingen in het tempo waarin materiaal van de ster naar de accretieschijf wordt overgedragen.
Meer informatie: http://www.nrao.edu/pr/2004/ss433corkscrew/
20 oktober 2004
Bij de Sloan Digital Sky Survey (SDSS) is een merkwaardige, nog onbekende begeleider van ons Melkwegstelsel ontdekt. Het object is niet veel meer dan een losse verzameling van zwakke sterren. Het zou een bolvormige sterrenhoop kunnen zijn, maar daarvoor is het eigenlijk niet compact genoeg. Een andere mogelijkheid is dat het een dwergstelsel is, zoals er wel meer kleine stelsels om het Melkwegstelsel zwermen.
Meer informatie: http://www.sdss.org/news/releases/20041020.companion.html
20 oktober 2004
Een team van Europese sterrenkundigen heeft vastgesteld dat veel sterren in de omgeving van de zon ongebruikelijke bewegingen vertonen, die door de spiraalarmen van ons Melkwegstelsel worden veroorzaakt. Door de verstoringen van de spiraalarmen bewegen sterren in de buurt van de zon uit allerlei richtingen: we bevinden ons als het ware op een ‘verkeersknooppunt’. De spiraalarmen van het Melkwegstelsel zijn geen vaste structuren, maar ‘dichtheidsgolven’ die aanleiding geven tot stervorming. Maar naar nu blijkt kunnen ze er ook voor zorgen dat reeds bestaande sterren duizenden lichtjaren van hun geboortelocatie terechtkomen. Op sommige plaatsen, zoals in onze omgeving, kunnen daardoor verzamelingen van sterren uit allerlei delen van het Melkwegstelsel ontstaan.
Meer informatie: http://www.esa.int/esaSC/Pr_23_2004_s_en.html
13 oktober 2004
Sommige sterren, zoals Ap-sterren, sommige witte dwergen en magnetars (een bepaald type neutronensterren), hebben een zeer krachtig magnetisch veld dat' in tegenstelling tot het veel zwakkere en kleinschaliger veld van bijvoorbeeld onze zon' vrijwel geen fluctuaties vertoont. Over het ontstaan van deze statische magnetische velden breken wetenschappers zich al vijftig jaar het hoofd, maar de eindstreep lijkt nu in zicht. Computersimulaties duiden erop dat ze overblijfselen zijn van de magnetische velden in de gaswolken waaruit de sterren zijn ontstaan. Daarmee lijkt de zogeheten ‘fossiele-veldentheorie’ te hebben gewonnen ten koste van de convectietheorie, die stelt dat de magnetische velden in deze sterren op vergelijkbare wijze ontstaan als in de aarde.
Meer informatie: http://www.mpg.de
12 oktober 2004
Amerikaanse sterrenkundigen hebben een nog onbekende bolvormige sterrenhoop van ons Melkwegstelsel ontdekt. Bolvormige sterrenhopen of bolhopen zijn verzamelingen van oude sterren die als ‘muggen’ om ons stelsel zwermen. Er zijn er ongeveer 150 bekend. De ‘nieuwe’ bolhoop heeft zich lang schuil kunnen houden, omdat hij zich achter een stofrijk deel van het Melkwegstelsel (in het sterrenbeeld Arend) bevindt. Hij werd ontdekt met de Spitzer-ruimtetelescoop, die op infrarode golflengten waarneemt en als het ware door het interstellaire stof heen kan kijken. Uit vervolgwaarnemingen blijkt dat de bolhoop zich op 9000 lichtjaar van de aarde bevindt en enkele honderdduizenden sterren bevat.
Meer informatie: http://www.jpl.nasa.gov/news/news.cfm?release=2004-254
6 oktober 2004
Vierhonderd jaar geleden waren waarnemers, onder wie de beroemde sterrenkundige Johannes Kepler, getuige van een supernova-explosie. Het restant van de ster die destijds ontplofte is nu onderzocht met de ruimtetelescopen Hubble, Spitzer en Chandra. Op de gecombineerde opname is een 14 lichtjaar grote bel van gas en stof te zien, die met een snelheid van 6 miljoen km/uur opzwelt. Met ‘Hubble’ is onder meer een nieuwe schatting voor de afstand van de supernova afgeleid: 13.000 lichtjaar.
Meer informatie: http://hubblesite.org/news/2004/29
5 oktober 2004
Amerikaanse sterrenkundigen hebben vastgesteld dat een van de sterren in dubbelstersysteem EF Eridanus nogal merkwaardig is. Door materieoverdracht aan zijn begeleider, een witte dwerg, is hij het grootste deel van zijn massa kwijtgeraakt. Het restant is te klein om nog een ster te worden genoemd, maar qua samenstelling is het ook weer geen bruine dwerg' een ‘normale’ mislukte ster. De beide sterren zijn elkaar inmiddels zo dicht genaderd, dat ze in iets meer dan een uur (!) om elkaar draaien.
Meer informatie: http://www.gemini.edu/index.php?option=content&task=view&id=73
4 oktober 2004
De kern van ons Melkwegstelsel blijkt een turbulente omgeving te zijn. Gemiddeld eens per 20 miljoen jaar stroomt er 30 miljoen zonsmassa's gas naar het centrum, om samengedrukt te worden. Het gevolg: een geboortegolf van miljoenen nieuwe sterren, waarvan de zwaarste exemplaren al na enkele miljoenen jaren als supernova exploderen. Het gas voor deze geboortegolven is afkomstig van materie die op een afstand van ongeveer 500 lichtjaar het centrum van ons Melkwegstelsel omringt. Steeds als zich voldoende gas in de ring heeft verzameld, stroomt deze als het ware over, in de richting van het galactisch centrum, waar zich een superzwaar zwart gat bevindt. De volgende geboortegolf wordt binnen 10 miljoen jaar verwacht.
Meer informatie: http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0431.html
22 september 2004
Britse astronomen hebben in het centrum van ons eigen Melkwegstelsel een nog onverklaarbaar object ontdekt dat hoogenergetische gammastraling uitzendt. De straling komt uit de nabijheid van Sagittarius A*, de vermoedelijke locatie van een enkele miljoenen zonsmassa's zwaar zwart gat. De kernmerken van de straling van het nieuwe object lijken echter niet op die van de annihilatie van materie in de buurt van een zwart gat, maar eerder op een reusachtige supernova-explosie.
Meer informatie:
http://www.pparc.ac.uk/Nw/SgrA.asp
http://www.edpsciences.org/articles/aa/abs/2004/37/contents/contents.html
20 september 2004
Amerikaanse radiosterrenkundigen hebben in een gaswolk nabij het centrum van ons Melkwegstelsel de aanwezigheid van ijskoude suikermoleculen (glycolaldehyde) aangetoond. Eerder waren deze moleculen al opgespoord in het warmere deel van de gaswolk, maar nu zijn ze dus ook gevonden in een deel waarvan de temperatuur slechts 8 graden boven het absolute nulpunt ligt. Dat duidt erop dat (sommige) moleculen die nodig zijn voor het ontstaan van leven als het onze heel gemakkelijk kunnen ontstaan in de interstellaire ruimte.
Meer informatie: http://www.nrao.edu/pr/2004/coldsugar
16 september 2004
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft met behulp van (nabij-infrarood-) interferometrie onderzoek gedaan aan zogeheten Mira-sterren, een klasse van veranderlijke rode reuzen die aan het einde van hun bestaan met perioden van 80 tot 1000 dagen pulseren. Daarbij kan hun helderheid met een factor tien veranderen. Het onderzoek heeft uitgewezen dat deze sterren zijn gehuld in een in het infrarood vrijwel doorzichtige schil van waterdamp en andere moleculen. Het is deze schil die de sterren op zichtbare golflengten bedrieglijk groot doet lijken: in werkelijkheid zijn de sterren maar half zo groot. Aangenomen wordt dat ook onze zon over enkele miljarden jaren een Mira-ster zal worden.
Meer informatie: http://www.noao.edu/outreach/press/pr04/pr20041098.html
15 september 2004
Met behulp van een instrument dat nog niet eens officieel in gebruik is genomen, is in het centrum van ons Melkwegstelsel een bron van hoogenergetische gammastraling waargenomen. Waarschijnlijk betreft het ’t restant van een supernova die 10.000 jaar geleden explodeerde. Het instrument, High Energy Stereoscopic System (HESS) geheten, staat in Namibië en is het eerste in zijn soort die gammastraling in het allerhoogste energiebereik (TeV) kan waarnemen.
Meer informatie: http://www.mpg.de
9 september 2004
Onderzoekers hebben zeer gedetailleerde metingen gedaan aan de neutronenster EXO 0748-676, die deel uitmaakt van een dubbelster op 30.000 lichtjaar van de aarde. Doordat hij materie van zijn begeleider (een normale ster) opslokt, vinden er aan het oppervlak van de neutronenster enorme explosies plaats die (röntgen)flakkeringen vertonen. Uit deze oscillaties kan worden afgeleid hoe snel de ster om zijn as tolt' in dit geval 45 keer per seconde. Met behulp van aanvullend spectraalonderzoek van het hete gas kon vervolgens worden afgeleid dat de neutronenster ongeveer 1,8 zonsmassa's zwaar is en een middellijn van 23 kilometer heeft. Deze kengetallen duiden erop dat de naam ‘neutronenster’ terecht is: bij deze massa en omvang moeten alle protonen en elektronen tot neutronen zijn samengeperst.
Meer informatie: http://uanews.org
9 september 2004
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een nieuwe opname gemaakt van de zogeheten Kattenoognevel, een bijzonder fraaie planetaire nevel. Planetaire nevels ontstaan doordat oude, vrij lichte sterren aan het einde van hun bestaan delen van hun buitenlagen wegblazen. In dit geval lijkt dat met tussenpozen van 1500 jaar te zijn gebeurd.Waarom deze uitstoot van materie zo regelmatg is, is nog onbekend. Ook onbekend is waarom de centrale ster van de Kattenoognevel daar ongeveer duizend jaar geleden helemaal mee gestopt lijkt te zijn.
Meer informatie: http://heritage.stsci.edu/2004/27/caption.html
23 augustus 2004
Met de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra is een spectaculaire opname gemaakt van de supernovarest Cassiopeia A. Op de opname is onder meer een heldere krans met een middellijn van tien lichtjaar te zien, die de plaats aangeeft waar de schokgolf van de supernova-explosie op materie in de omgeving stuitte. Ook toont de opname een dubbele jet of straalstroom, die rijk is aan silicium-ionen, maar relatief weinig ijzer bevat. Dat duidt erop dat de jets tijdens het begin van de explosie zijn gevormd, toen er nog niet zo veel ijzer in het centrale deel van de ster was ontstaan. Aangenomen wordt dat de explosie waarbij de jets van Cassiopeia A zijn ontstaan, vergelijkbaar is met, maar minder hevig dan de hypernova-explosies die aanleiding geven tot de zogeheten gammaflitsen.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/photo/2004/casa/
17 augustus 2004
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft een nieuwe bepaling gedaan van de ouderdom van ons Melkwegstelsel. Daartoe is met een spectrometer van de Very Large Telescope het berylliumgehalte van een tweetal sterren in de bolhoop NGC 6397 gemeten. Beryllium kan als een soort ‘galactische klok’ worden gebruikt. Dit element kan namelijk niet bij de oerknal zijn ontstaan, maar is later gevormd doordat snelbewegende, zwaardere atoomkernen die bij supernova-explosies zijn vrijgekomen uiteenvielen bij botsingen met lichtere interstellaire atomen. Door ervan uit te gaan dat een gewone ster in de loop van zijn bestaan geen beryllium aanmaakt of kwijtraakt, geeft zijn berylliumgehalte dus aan hoeveel tijd er is verstreken tussen de eerste supernova-explosies in het Melkwegstelsel en zijn eigen geboorte.
De nieuwe metingen duiden erop dat dit laatste interval 200 tot 300 miljoen jaar bedraagt. Uit sterevolutiemodellen blijkt dat de sterren zelf 13,4 miljard jaar oud zijn: het Melkwegstelsel moet dus minstens 13,6 miljard jaar geleden zijn ontstaan. Omdat de beste bepalingen van de leeftijd van het heelal op 13,7 miljard jaar uitkomen, moeten de eerste generaties sterren van het Melkwegstelsel dus verbluffend snel na de oerknal zijn ontstaan.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2004/pr-20-04.html
12 augustus 2004
Sommige bolhopen zijn wellicht overblijfselen van kleine melkwegstelsels.
Meer informatie: http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0426.html
6 augustus 2004
'Bevingen' van ster Procyon plotsklaps verdwenen?
Meer informatie: http://skyandtelescope.com/news/article_1318_1.asp
27 juli 2004
Dubbelster weggeblazen door supernova-explosie.
Meer informatie:
http://www.nrao.edu/pr/2004/shotout/
22 juli 2004
Röntgenuitbarsting van een jonge ster.
Meer informatie:
http://chandra.harvard.edu/photo/2004/mcneil/
http://skyandtelescope.com/news/current/article_1308_1.asp
21 juli 2004
Zonachtige ster vertoont röntgenuitbarsting.
Meer informatie: http://www.vanderbilt.edu/news/releases?id=13096
16 juli 2004
Europese röntgensatelliet XMM-Newton ontdekt hete plek op neutronenster.
Meer informatie: http://www.esa.int/esaSC/Pr_15_2004_s_en.html
15 juli 2004
Voor het eerst (op de zon na) massa van een enkelvoudige ster gemeten.
Meer informatie: http://hubblesite.org/newscenter/newsdesk/archive/releases/2004/24/text/
30 juni 2004
Indrukwekkende nieuwe opnamen van de Orionnevel.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2004/phot-20-04.html
22 juni 2004
Röntgensatelliet Chandra ontdekt raadselachtig heet gas in centrum Melkwegstelsel.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/photo/2004/sgra/
15 juni 2004
Een internationaal team van sterrenkundigen is er voor het eerst in geslaagd de massa van een bruine dwergster en zijn begeleider' een echte, maar ook zeer kleine ster' rechtstreeks te bepalen. De bruine dwerg blijkt een massa van 0,066 zonsmassa te hebben, de andere ster ‘weegt’ 0,085 zonsmassa. Dat laatste ligt nauwelijks boven de minimale massa die een ster moet hebben om energie op te wekken door middel van kernfusie. De massa’s zijn bepaald door de banen van de beide sterren nauwkeurig te bepalen: het tweetal is slechts 2,5 astronomische eenheden van elkaar verwijderd en draait eens per tien jaar om elkaar.
Meer informatie: http://www.spacetelescope.org/news/html/heic0410.html
2 juni 2004
Bij een gammaflits denk je toch vooral aan een explosie in een ver melkwegstelsel. Maar onderzoek met de röntgensatelliet Chandra duidt er nu op dat er enkele duizenden jaren geleden mogelijk ook een gammaflits in ons eigen Melkwegstelsel heeft plaatsgevonden. Het restant ervan zou de supernovarest W49B zijn. De restanten van de ontplofte ster' een grillig gevormde gasnevel' vertonen namelijk kenmerken die erop duiden dat een groot deel van de energie van de supernova-explosie gebundeld (in jets) is vrijgekomen. Waarnemers die zich in het verlengde van zo’n bundel bevinden krijgen een extreem heldere flits te zien, maar het ‘zijaanzicht’ is veel minder spectaculair.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/press/04_releases/press_060204.html
1 juni 2004
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een nieuwe afstandsbepaling gedaan van de open sterrenhoop Pleiaden. De uitkomst is dat deze afstand ongeveer 440 lichtjaar bedraagt, wat in overeenstemming is met een eerdere bepaling dit jaar door sterrenkundigen van Caltech. Merkwaardig genoeg bepaalde de Europese astrometrische satelliet Hipparcos in 1997 de afstand van de Pleiaden op slechts 400 lichtjaar. Het staat nu vrijwel vast dat er fouten zitten in de Hipparcos-resultaten, maar hoe deze zijn ontstaan is nog onduidelijk.
Meer informatie: http://hubblesite.org/news/2004/20
31 mei 2004
Aangenomen wordt dat in de halo van melkwegstelsels als het onze veel zware, koele objecten te vinden zijn, die een aanzienlijk deel van de massa van het stelsel vertegenwoordigen. De afgelopen jaren zijn mogelijk enkele tientallen van deze ‘onzichtbare’ objecten, die MACHO’s worden genoemd, ontdekt doordat ze het licht van verre achtergrondsterren tijdelijk versterkten (gravitatielenswerking). Met de infrarood-ruimtelescoop Spitzer is concreet naar de eerder ontdekte MACHO’s gezocht en één ervan is daadwerkelijk opgespoord: het blijkt een lichte ster op slechts 1500 lichtjaar van de aarde te zijn. Daarmee kan deze van de lijst worden geschrapt, want de ster bevindt zich dus in de schijf van het melkwegstelsel. Sterrenkundigen verwachten dat meer MACHO’s dit lot zullen ondergaan.
Meer informatie: http://www.jpl.nasa.gov/releases/2004/136.cfm
27 mei 2004
De eerste resultaten van waarnemingen met de infrarood-ruimtelescoop Spitzer duiden erop dat het Melkwegstelsel veel meer nieuwe sterren produceert dan sterrenkundigen tot nu toe dachten. In de vrij kleine gaswolk RCW49 zijn maar liefst 300 nieuwe protosterren ontdekt, die tot nog toe onopgemerkt waren gebleven doordat eerdere instrumenten niet ‘diep’ genoeg de gaswolk in konden kijken.
Ander onderzoek dat met ‘Spitzer’ is gedaan, heeft bevestigd dat in de stofschijven rond jonge sterren aanzienlijke hoeveelheden ijzige organische materialen aanwezig zijn. Deze ijsdeeltjes spelen een belangrijke rol bij de vorming van planetesimalen' de ‘bouwstenen’ van planeten.
Meer informatie:
http://www.news.wisc.edu/9859.html
http://www.spitzer.caltech.edu/Media/releases/ssc2004-08/release.shtml
26 mei 2004
Op een afstand van 20.000 lichtjaar van de aarde blijkt zich een dubbelster te bevinden, WR 20a, die uit twee superreuzen (Wolf-Rayet-sterren) bestaat. Twee sterren van ongeveer 80 zonsmassa’s draaien met een omlooptijd van minder dan vier dagen als sumoworstelaars op elkaar. Hun onderlinge afstand is dermate klein, dat ze elkaar bijna raken. Beide sterren zullen binnen enkele miljoenen jaren als supernova exploderen.
Meer informatie: http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0418.html
12 mei 2004
Europese sterrenkundigen hebben gevonden dat in de gasnevel M17 een zware ster bezig is meer materie te verzamelen via een zogeheten accretieschijf. Dat zou erop duiden dat zware sterren gewoonlijk op dezelfde manier ontstaan als hun lichtere soortgenoten. Voor het ontstaan van zware sterren bestond ook een alternatieve verklaring, die ervan uitging dat deze sterren zouden kunnen ontstaan door het samensmelten van meerdere protosterren. Op VLT-opnamen is te zien hoe de ster omringd is door een 20.000 astronomische eenheden grote accretieschijf' de grootste die tot nu toe bij een ster is waargenomen. De schijf zou ruim honderd zonsmassa’s aan materie bevatten. Op de opnamen is ook het donkere silhouet te zien van de bipolaire uitstroom van materie die van de ster uitgaat: een bekend verschijnsel bij sterren-in-wording.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2004/pr-12-04.html
11 mei 2004
Hoe slaagt een bolvormige ster erin zich op te blazen tot een rechthoekige gaswolk? Recent onderzoek met de Hubble-ruimtetelescoop van de ‘Rode Rechthoeknevel’ (HD 44179) lijkt dit raadsel slechts te compliceren, omdat er vanuit het centrum ook nog ‘traptreden’ naar de randen lopen. Bij nader inzien blijkt de nevel eigenlijk de vorm van een deels opgevulde X te hebben. De traptreden zijn in feite de randen van gaskegels: alsof de ster achtereenvolgens een aantal ‘rookkringen’ heeft uitgeblazen. Astronomen interpreteren dit soort nevels als het product van een centrale ster die op het eind van z’n leven z'n buitenste lagen de ruimte in blaast. De uitstoot gebeurt vaak niet egaal in alle richtingen, omdat de ster omringd wordt door een dikke schijf van gas en stof die de uitstoot in dat vlak tegenhoudt. Daarbij komt nog dat de ster (in dit geval) met een periode van ongeveer tien maanden met een soortgenoot om het gezamenlijke zwaartepunt draait. Het afstoten van de buitenste lagen is ongeveer 14.000 jaar geleden begonnen. In de komende paar duizend jaar zal de ster kleiner en heter worden, waardoor hij vooral UV-straling gaat uitzenden en de omringende nevel gaat fluoresceren: er ontstaat een planetaire nevel.
Meer informatie:
http://www.astronomy.nl/inhoud/pers/persberichten/11_05_04.html
http://www.spacetelescope.org/news/html/heic0408.html
10 mei 2004
Onderzoek met de Europese röntgensatelliet XMM-Newton wijst erop dat ten minste sommige sterren net zo’n regelmaat in hun (röntgen)activiteit vertonen als onze zon. De zon is met name actief op röntgengolflengten als er aan haar oppervlak veel zonnevlekken te zien zijn en er grootschalige uitbarstingen plaatsvinden, zoals zonnevlammen en coronale materie-ejecties. De ster HD 81809 (in de Waterslang) lijkt soortgelijk gedrag te vertonen: een verhoogde röntgenactiviteit die in de pas loopt met de ‘zonnevlekken’-cyclus.
Meer informatie: http://www.esa.int/esaSC/Pr_8_2004_s_en.html
28 april 2004
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een indrukwekkende opname gemaakt van de ‘Bug Nebula’' een planetaire nevel in wording. De foto toont de dichte wolken van gas en stof rond een ster die een temperatuur van minstens 250.000 graden heeft. Het meeste stof bevindt zich in een torus rond de superhete ster en is ongeveer 10.000 jaar geleden door laatstgenoemde uitgestoten.
Meer informatie: http://hubble.esa.int/science-e/www/object/index.cfm?fobjectid=34998
28 april 2004
Vorig jaar ontdekten sterrenkundigen de dubbelpulsar J0737-3039B: twee compacte, rondtollende sterrestanten die om elkaar heen draaien. Dit opmerkelijke systeem is sindsdien nader onderzocht en daarbij is gebleken dat de beide pulsars elkaar beïnvloeden. Beide zenden bundels van radiostraling uit, die tijdens de rotatie van de pulsars steeds eventjes naar de aarde zijn gericht. Hierdoor zijn regelmatige, korte pulsjes radiostraling waarneembaar (vandaar de aanduiding ‘pulsar’). Uit recente waarnemingen blijkt nu dat ‘pulsar B’ niet altijd ‘aan’ staat' in bepaalde delen van zijn baan lijkt hij te worden uitgeschakeld. De onderzoekers denken nu dat pulsar B alleen ‘aan’ staat als hij door een van de bundels van pulsar A beweegt.
Meer informatie: http://www.jpl.nasa.gov/releases/2004/114.cfm
16 april 2004
Met de 9,2-m Hobby-Eberly Telescope in Texas zijn aanwijzingen gevonden dat een jonge ster in de sterrenhoop NGC 7129 onlangs een komeetachtig object heeft opgeslokt. Het gaat om indirecte (spectrale) waarnemingen: gedurende enkele weken vertoonde het spectrum van de ster veranderingen die erop duidden dat het sterlicht werd geabsorbeerd door grote wolken materie die afkomstig lijken te zijn van een ongeveer 100 km groot object. Het opmerkelijke van deze ontdekking is dat er in de restmaterie rond de ster, die pas ongeveer 100.000 jaar oud is, al zulke grote brokstukken zijn ontstaan. Aangenomen wordt dat dergelijke objecten het beginstadium van planeetvorming vertegenwoordigen.
Meer informatie: http://www.science.psu.edu/alert/Ge4-2004.htm
6 april 2004
Europese sterrenkundigen hebben de spectra en ruimtelijke bewegingen van 14.000 zonachtige sterren in de buurt van onze zon in kaart gebracht' een klus die 15 jaar in beslag heeft genomen. Met behulp van de snelheidsinformatie kan men berekenen hoe de sterren in het verleden door het Melkwegstelsel hebben bewogen en waar ze heen gaan. De eerste resultaten duiden erop dat zaken als moleculaire wolken, spiraalarmen, zwarte gaten en wellicht de centrale ‘balk’ van het Melkwegstelsel de bewegingen van de sterren voortdurend verstoren.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2004/pr-08-04.html
1 april 2004
Radiosterrenkundigen hebben nieuwe metingen verricht aan het compacte object dat in het centrum van ons Melkwegstelsel staat: Sagittarius A*. Al geruime tijd is bekend dat de massa ervan in de buurt van de vier miljoen zonsmassa’s ligt, maar de afmetingen ervan waren lang onduidelijk. Uit waarnemingen met het wereldwijde netwerk van radiotelescopen VLBA blijkt nu dat Sag A* net binnen de baan van de aarde om de zon zou passen. Daarmee staat nog niet helemaal vast dat het een zwart gat is, maar het lijkt wel steeds aannemelijker.
Meer informatie: http://www.nrao.edu/pr/2004/sagastar/
22 maart 2004
Enkele maanden geleden ontdekte de Amerikaanse amateur-astronoom Jay McNeil bij toeval een nieuw sterretje in een gasnevel in het sterrenbeeld Orion. Het betrof klaarblijkelijk een jonge ster die het gas en stof in zijn omgeving deed oplichten' niet voor het eerst, naar later bleek. Vervolgonderzoek met professionele instrumenten heeft nu uitgewezen dat de ster de afgelopen tijd helderder is geworden en een krachtige sterrenwind produceert: hij blaast materie weg met snelheden van meer dan 600 kilometer per seconde. Het helderder worden van de ster lijkt het gevolg te zijn van magnetische interacties met de schijf van gas en stof die de ster omringt.
Meer informatie: http://www.gemini.edu/media/images_2004-6.html
17 maart 2004
De Europese röntgensatelliet Integral lijkt een verklaring te hebben gevonden voor de diffuse gloed van gammastraling die het hele Melkwegstelsel doordrenkt. Aanvankelijk dacht men dat deze ‘zachte’ gamma-achtergrondstraling afkomstig was van interstellair gas. Maar nu lijkt zij toch door afzonderlijke objecten te worden uitgezonden. In de richting van het galactisch centrum zijn 91 gammabronnen waargenomen, waarvan ongeveer de helft van een onbekend soort. In een aantal gevallen gaat het om dubbelstersystemen waar een zwart gat of een neutronenster deel van uitmaakt.
Meer informatie:
http://www.esa.int/export/esaSC/Pr_5_2004_s_en.html
http://www.mpg.de
4 maart 2004
Met de Hubble-ruimtetelescoop is afgelopen maand een nieuwe opname gemaakt van een ster die astronomen al jarenlang bezighoudt: V838 Monocerotis. Deze nova-achtige ster onderging enkele jaren geleden een hevige uitbarsting die de naaste omgeving deed oplichten. Deze ‘lichtflits’ is nu bezig zich een weg te banen door het stof in de omgeving. Daarbij worden stofflarden op steeds grotere afstanden van de ster aangelicht.
Meer informatie: http://hubblesite.org/news/2004/10
3 maart 2004
Neutronensterren draaien niet alleen razendsnel om hun as, maar maken daarbij ook nog eens een schommelende beweging als een speelgoedtol. Een team ruimteonderzoekers van het Nationaal Instituut voor Ruimteonderzoek SRON en de Universiteit Utrecht leidt dit af uit waarnemingen met de ESA-röntgensatelliet XMM-Newton.
Meer informatie: http://www.sron.nl/www/code/news/news_release.php?NEWS_ID=57
23 februari 2004
Canadese en Amerikaanse wetenschappers gedetailleerde waarnemingen kunnen doen van het gas rond de neutronenster 4U 1820-30. Dat was mogelijk toen een (röntgen)uitbarsting aan het oppervlak van de neutronenster zijn omgeving langdurig deed oplichten. Die omgeving bestaat uit een schijf van heet gas dat afkomstig is van de (normale) ster waarmee de neutronenster een dubbelster vormt' de zogeheten accretieschijf. De röntgenstraling van de uitbarsting bracht ijzeratomen in deze accretieschijf tot fluorescentie.
Meer informatie: http://www.gsfc.nasa.gov/topstory/2004/0220stardisk.html
12 februari 2004
Sterrenkundigen zijn al vaker getuige geweest van de ‘geboorte’ van een ster, maar steeds ging het daarbij om professionele wetenschappers. Een Amerikaanse amateur-sterrenkundige heeft daar verandering in gebracht: hij heeft een nieuwe ster zien opdoemen in de gasnevel M78 in het sterrenbeeld Orion. De ontdekking is inmiddels bevestigd door professionele waarnemers, die het object' naar zijn ontdekker' nu aanduiden als de ‘McNeil-nevel’.
Meer informatie: http://news.bbc.co.uk/2/hi/science/nature/3479615.stm
12 februari 2004
Ter gelegenheid van Valentijnsdag heeft de NASA een opname gepubliceerd van een ‘roosvormig’ stervormingsgebied dat gehuld is in een (reflectie)nevel van gas en stof. Het betreft een opname van de Spitzer-ruimtetelescoop, een instrument waarmee infraroodopnamen worden gemaakt. Het stervormingsgebied, NGC 7129, bevindt zich op een afstand van 3330 lichtjaar in het sterrenbeeld Cepheus. De rode kleur op de foto is overigens niet ‘echt’: het betreft (onzichtbare) infraroodstraling van het warme stof dat de ruim honderd jonge sterrenhoop hebben weggeblazen.
Meer informatie: http://www.jpl.nasa.gov/releases/2004/57.cfm
30 januari 2004
Waarnemingen met de röntgensatelliet Chandra duiden erop dat sterren kunnen blijven bestaan nadat ze door een veel grotere soortgenoot zijn ‘opgeslokt’. Dat lijkt althans het geval te zijn met de dubbelster V471 Tauri, die nu uit een normale ster en een witte dwerg bestaat. De normale ster heeft veel te weinig koolstof in zijn atmosfeer, net zoals bij rode reuzensterren wordt waargenomen. Wie een beetje van sterevolutie afweet, weet ook dat een witte dwerg ooit een rode reus is geweest. Het idee is nu dat de normale ster vroeger door de opgezwollen buitenlagen van de rode reus is opgeslokt, waardoor zijn materie zich heeft vermengd met de koolstofarme materie van de reuzenster.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/photo/2004/v471/
22 januari 2004
Chinese en Amerikaanse astronomen hebben een jonge ster ontdekt in de Rosettenevel. Deze laatste is een bekend stervormingsgebied, waar tal van zware, hete sterren intense ultraviolette straling uitzenden. De jonge ster is waarschijnlijk één van de laatste die in deze turbulente omgeving kan ontstaan.
Meer informatie: http://www.noao.edu/outreach/press/pr04/pr0403.html
21 januari 2004
Er is een nieuwe afstandsbepaling gedaan van de bekende sterrenhoop Pleiaden, of beter gezegd: van één van de Pleiaden (Atlas). Interferometrisch onderzoek heeft uitgewezen dat deze ster zich op een afstand van 434 à 446 lichtjaar van de aarde bevindt. Dat is tien procent meer dan enkele jaren geleden met de Hipparcos-satelliet is gemeten, hetgeen nogal wat ophef gaf, omdat dat tot absolute sterhelderheden leidde die in strijd waren met de bestaande theorieën over de evolutie van sterren. Nu is alleen nog de vraag waarom Hipparcos het fout had...
Meer informatie: http://www.jpl.nasa.gov/releases/2004/26.cfm
16 januari 2004
Arcturus is al sinds mensenheugenis een vertrouwde verschijning in het sterrenbeeld Ossendrager (Bootes). Het is de op drie na helderste ster aan de hemel, die kosmisch gesproken in onze achtertuin staat, op een afstand van slechts 36 lichtjaar. Toch blijkt Arcturus van zeer vreemde komaf. Waarschijnlijk is deze grote ster geboren in een ander stelsel, en pas in onze omgeving terechtgekomen nadat ons eigen Melkwegstelsel een klein buurstelsel had opgeslokt.
Meer informatie: http://www.astronomy.nl/inhoud/pers/persberichten/16_01_04.html
15 januari 2004
Bruine dwergen worden als ‘mislukte sterren’ gezien of als ‘bovenmaatse planeten’, maar tot nu toe was niet helemaal duidelijk hoe ze ontstaan. Sterren ontstaan in samentrekkende gaswolken, en vaak worden daarbij meerdere exemplaren tegelijk gevormd. Volgens sommige sterrenkundigen zou het getouwtrek om de aanwezige materie ertoe kunnen leiden dat sommige sterren uit de groep weg worden geslingerd, vóórdat ze de kans krijgen om tot een volwaardige ster uit te groeien: dat zouden dan bruine dwergen zijn. Maar onderzoek met de Very Large Telescope heeft nu uitgewezen dat de meeste bruine dwergen omgeven zijn door een schijf van zogeheten restmaterie, waarin ook planeten zouden kunnen ontstaan. Dat kan erop duiden dat het niet om ‘uitgestoten’ objecten gaat, want bij dat uitstoten zouden ze zo’n schijf niet kunnen vasthouden.
Meer informatie: http://www.umich.edu/news/index.html?Releases/2004/Jan04/r011504b
14 januari 2004
Voor het eerst is een ‘ultrarelativistische jet’ waargenomen die door een neutronenster wordt uitgestoten. Nederlandse, Britse en Australische astronomen ontdekten dit verschijnsel in de röntgen- en radiobron Circinus X-1, op ongeveer 20.000 lichtjaar afstand in ons Melkwegstelsel. Zulke ultrarelativistische jets met snelheden van 99,8% van de lichtsnelheid, waren tot nu toe slechts bekend als het product van extreem zware zwarte gaten in sterrenstelsels op miljoenen lichtjaren afstand, en als veronderstelde oorzaak van de zogeheten gammaflitsen.
Meer informatie:
http://www.astronomy.nl/embo/fenultrarel.html
http://www.jb.man.ac.uk/news/CircinusX-1/
http://www.atnf.csiro.au/news/press/nstarjet/
8 januari 2004
Een internationaal team van wetenschappers uit Europa en de VS hebben voor het eerst een dubbelster ontdekt, waarin twee pulsars om elkaar draaien. Pulsars zijn rondtollende neutronensterren die als een soort vuurtorens bundels radiostraling uitzenden. Van pulsar J0737-3039A werd al langer vermoed dat hij een begeleider had, die óók een neutronenster was. Nu is dus gebleken dat die andere neutronenster tevens pulsar is. De rotatietijden van de beide pulsars zijn overigens zeer verschillend: pulsar A draait 43 keer per seconde (!) om zijn as, pulsar B ‘slechts’ éénmaal per 2,8 seconde. De bijzondere dubbelster kan worden gebruikt om allerlei relativistische effecten te onderzoeken.
Meer informatie: http://www.jb.man.ac.uk/research/pulsar/doublepulsar/
7 januari 2004
Onze zon heeft een dubbelganger! Sterrenkundigen hebben althans vastgesteld dat de ster 18 Scorpii (in het sterrenbeeld Schorpioen) vrijwel dezelfde temperatuur, rotatiesnelheid en leeftijd als de zon heeft. De ster bevindt zich op een afstand van 47,5 lichtjaar.
Meer informatie: http://www.space.com/scienceastronomy/solar_twin_040107.html
5 januari 2004
Sterrenkundigen van de universiteit van Florida hebben een ster ontdekt die tot de helderste in het heelal behoort. LBV 1806-20, die misschien wel veertig miljoen maal zo veel licht uitstraalt als de zon, bevindt zich op een afstand van 45.000 lichtjaar, aan de andere kant van het Melkwegstelsel. Door tussenliggende stofwolken is hij ondanks zijn grote helderheid alleen met infraroodinstrumenten waarneembaar.
Meer informatie: http://www.napa.ufl.edu/2004news/bigbrightstar.htm
8 december 2003
Sterrenkundigen hebben een enorme schijf van gloeiend gas waargenomen rond een zware ster op 20.000 lichtjaar van de aarde. Het is voor het eerst dat zo’n circumstellaire schijf is ontdekt die zélf licht uitstraalt. Soortgelijke schijven rond ‘normale’ sterren zenden slechts warmtestraling uit die ze van hun moederster hebben ontvangen. Blijkbaar zijn de omstandigheden bij jonge, zware sterren geheel anders. Onderzoek heeft uitgewezen dat de hitte van het gas in de schijf het gevolg is van schokgolven die van de centrale ster afkomstig zijn.
Meer informatie: http://outreach.jach.hawaii.edu/pressroom/2003-hotshockedh2/
4 december 2003
De ontdekking dat de pulsar J0730-3039 een soortgenoot als begeleider heeft duidt erop dat er meer dubbele neutronensterren in het Melkwegstelsel zijn dan men dacht. Dat betekent ook dat het vaker zal gebeuren dat twee van die neutronensterren op elkaar vallen en daarbij een flinke stoot gravitatiestraling produceren. Als dat inderdaad zou is, zou de huidige generatie gravitatiestralingsdetectoren in staat moeten zijn om zo’n gebeurtenis ongeveer eens per twee jaar waar te nemen.
Meer informatie: http://www.atnf.csiro.au/news/press/neutron_binary/
26 november 2003
Al sinds 1843, toen de voorheen onopvallende ster Eta Carinae een enorme uitbarsting produceerde, vragen astronomen zich af wat er precies gaande is in deze labiele reus. Dankzij infrarood-interferometrie is nu voor het eerst ingezoomd op de ster zelf. Die blijkt extreem uitgerekt en spat bijna uit elkaar door z'n eigen rotatie. De lange as van de ster is anderhalf maal langer dan de korte as, en ligt in dezelfde richting als waarin deze de twee veel grotere paddestoelwolken heeft uitgestoten die op eerdere opnamen van Eta Carinae te zien zijn.
Meer informatie:
http://www.astronomy.nl/inhoud/pers/persberichten/26_11_03.html
http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2003/pr-31-03.html
21 november 2003
Onderzoek van de ‘stervende’ ster V Hydrae duidt erop dat de laatste levensfase van een zonachtige ster heel kort is: in minder dan duizend jaar produceert zo’n ster een planetaire nevel. De waarnemingen bevestigen bovendien het idee dat het hete gas dat de ster daarbij uitstoot niet gelijkmatig over alle richtingen verdeeld wordt, maar in twee zogeheten jets gebundeld is. Het is met name deze ‘bipolaire uitstroom’ die bepaalt welke vorm de uiteindelijke planetaire nevel krijgt.
Meer informatie: http://www.jpl.nasa.gov/releases/2003/154.cfm
12 november 2003
Al geruime tijd is bekend dat de ‘sluiers’ rond de bekende sterrenhoop van de Pleiaden geen overblijfsel zijn van de gaswolk waaruit deze sterren zijn ontstaan. Het betreft slechts de toevallige ontmoeting van de sterren met een andere gaswolk. Nieuw onderzoek duidt er zelfs op dat het niet één, maar twee verschillende gaswolken betreft. Dat laatste zou blijken uit spectraalonderzoek van de bewegingen in het gas rond de Pleiaden.
Meer informatie: http://www.noao.edu/outreach/press/pr03/pr0309.html
10 november 2003
Heel stilletjes is de Europese ruimtesonde Integral momenteel bezig om het Melkwegstelsel bij gammagolflengten in kaart te brengen. De waargenomen gammastraling is voor een belangrijk deel afkomstig van een radioactief isotoop van het element aluminium, dat vermoedelijk bij supernova-explosies ontstaat. Omdat, dit aluminium een halveringstijd van ongeveer een miljoen jaar heeft, zouden de Integral-kaarten dus laten zien waar in het ‘recente’ verleden supernova-explosies hebben plaatsgevonden. Maar het aluminium kan ook door ‘gewone’ zware sterren worden aangemaakt... Om definitief uitsluitsel te kunnen geven kijkt Integral ook naar de ijzerverdeling in de melkweg: als deze gelijk is aan de aluminiumverdeling, is de supernovatheorie de meest waarschijnlijke, omdat ijzer alleen bij supernova-explosies kan ontstaan.
Meer informatie: http://www.esa.int/sci_mediacentre/release2003.html?release=51
6 november 2003
Een recente Hubble-opname brengt de ster Eta Carinae weer even onder de aandacht. Eta Carinae is een ster op 8000 lichtjaar van de aarde, die een zeer instabiele fase doormaakt. Het is een echte reus van 100 zonsmassa’s die met enige (on)regelmaat enorme uitbarstingen vertoont. De Hubble-foto toont donkere stofconcentraties en complexe structuren in de nevel die de ster omgeeft. Deze structuren zijn het gevolg van de hevige sterrenwind en straling van Eta Carinae, die zelf overigens niet op de foto staat.
Meer informatie: http://hubblesite.org/news/2003/31
30 oktober 2003
Het superzware zwarte gat in de kern van ons melkwegstelsel blijkt zich te roeren: het slokt heet gas op en licht daarbij gedurende korte tijd op. Bij zo’n uitbarsting treden lichtfluctuaties op, die zich op tijdschalen van ongeveer zeventien minuten afspelen. De uitbarstingen vinden plaats op de plek waar men de zogeheten ‘horizon’ van het zwarte gat verwacht' zodra het gas deze gepasseerd is verdwijnt het definitief uit beeld. Astronomen achten het mogelijk dat de fluctuaties het gevolg zijn van de rotatie van het zwarte gat.
Meer informatie:
http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2003/pr-26-03.html
http://www.mpg.de [Duitstalig]
17 oktober 2003
Met Integral, de Europese gammasatelliet, lijkt een nieuwe klasse van objecten te zijn opgespoord: in koel gas gehulde dubbelstersystemen waarbij een van de sterren een neutronenster of zwart gat is. De betreffende objecten zijn onzichtbaar voor andere instrumenten. Het omhullende gas is waarschijnlijk afkomstig van de sterrenwind van de normale ster in het systeem, en laat alleen de meest energetische vormen van straling door.
Meer informatie: http://www.esa.int/sci_mediacentre/release2003.html?release=47
19 september 2003
Op slechts 11,8 lichtjaar van de aarde is een opmerkelijke dubbelster ontdekt. Het betreft twee bruine dwergen (‘mislukte sterren’) die om elkaar draaien. Deze dubbelster draait op zijn beurt weer om een normale ster: epsilon Indi. De afstand tussen beide bruine dwergen bedraagt slechts 2,2 AE. De twee objecten zijn ongeveer 44 en 28 maal zo zwaar als de planeet Jupiter, wat (veel) te weinig is om als een normale ster te stralen.
Meer informatie: http://www.space.com/scienceastronomy/brown_dwarfs_030919.html
17 september 2003
Met de röntgensatellieten Chandra en XMM-Newton is de beweging van heet gas in de omgeving van stellaire zwart gaten onderzocht. Daarbij is onder meer röntgenstraling van ijzeratomen in het gas waargenomen. Bij twee van de drie onderzochte zwarte gaten duidt het gedrag van de ijzeratomen erop dat het zwarte gat in kwestie snel om zijn as draait. (Een roterend zwart gat sleept als het ware de ruimte om zich heen mee en stelt atomen in staat om in banen dichterbij het zwarte gat te bewegen dan bij een stilstaand zwart gat mogelijk zou zijn.) Het is nog niet helemaal duidelijk waarom het ene zwarte gat wel snel om zijn as draait en het andere niet.
http://chandra.harvard.edu
http://chandra.nasa.gov
5 september 2003
Europese sterrenkundigen hebben röntgenopnamen gemaakt van een pulsar die met een hoge snelheid door het Melkwegstelsel scheert. Het betreft de zogeheten Geminga-pulsar: met een afstand van 500 lichtjaar de meest nabije in zijn soort. Pulsars krijgen hun grote snelheid mee van de supernova-explosie waarbij ze ontstaan.
Meer informatie: http://universe.nasa.gov/press/2003/030905a.html
4 september 2003
Amerikaanse sterrenkundigen hebben opmerkelijk stormachtige omstandigheden waargenomen in het hete gas dat door het zwarte gat in het centrum van ons Melkwegstelsel wordt opgeslokt. Het hete gas, beter gezegd plasma, is voor het eerst op infrarode golflengten waargenomen. Uit de waarnemingen blijkt dat het plasma voortdurend in beroering is, terwijl eerdere observaties op een vrij rustige materiestroom wezen.
Meer informatie: http://www.astro.ucla.edu/research/galcenter/
22 augustus 2003
De grote ‘zonnevlammen’ die bij andere sterren worden waargenomen vertonen voorspelbaar gedrag. Dat zeggen radioastronomen van de Penn State University. Zij baseren deze conclusie op waarnemingen van twee nabije dubbelstersystemen waarin de beide sterren elkaar zwaartekracht beïnvloeden. De sterkte van de ‘zonnevlammen’ in deze dubbelsterren blijkt samen te hangen met de leeftijd en rotatiesnelheid van de koelste van de beide sterren: een koelere versie van onze zon. Omdat de koele sterren in kwestie veel jonger zijn dan onze zon, en tien keer zo snel om hun as tollen, zijn de ‘zonnevlammen’ bij hen ook veel heviger.
Meer informatie: http://www.astro.psu.edu/
14 augustus 2003
Met de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra zijn nieuwe opnamen gemaakt van de gasnevel M17. De opnamen laten onder meer zien hoe heet gas wegstroomt van de jonge sterren die ongeveer een miljoen jaar geleden in de nevel zijn ontstaan. Het waargenomen gas is 1,5 tot 7 miljoen graden heet.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/photo/2003/m17/index.html
12 augustus 2003
Metingen met de radiotelescopen van de Very Long Baseline Array hebben een nauwkeurige afstand voor de pulsar PSR B0656+14 opgeleverd. De pulsar staat ongeveer in het midden van een ring van gas, die bij een supernova-explosie is ontstaan. Maar onduidelijk was of pulsar en gasring bij dezelfde explosie zijn gevormd: het leek erop dat de pulsar veel verder weg stond. De nieuwe afstandsbepaling laat echter zien dat dit niet het geval is: beide objecten bevinden zich op ruwweg duizend lichtjaar, en horen dus vrijwel zeker bij elkaar. De supernova is/was waarschijnlijk ook een belangrijke bron van kosmische straling.
Meer informatie: http://www.nrao.edu/pr/2003/monogem/
6 augustus 2003
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft een verre supernova polarimetrisch onderzocht. De conclusie: de explosie van de ster in kwestie' een witte dwerg die materie van een normale begeleider heeft opgeslokt' is niet bolsymmetrisch verlopen. Dat zou kunnen betekenen dat de helderheden van dergelijke supernovae (type Ia) vanaf de aarde gezien enigszins variëren: mogelijk zijn het niet zulke betrouwbare ijkbronnen voor het doen van afstandsbepalingen als men tot nog toe dacht. Gelukkig valt de ‘schade’ mee als men de helderheidsbepaling uitstelt tot enkele weken ná de eigenlijke explosie: men kijkt dan dieper de uitdijende vuurbol in, en van binnen is deze veel symmetrischer.
Er is trouwens meer nieuws van het supernovafront: andere astronomen hebben vastgesteld hoe supernova 2002ic in elkaar stak. Voor het eerst is rond zo’n supernova een duidelijke wolk waterstofgas waargenomen, wat erop duidt dat er inderdaad sprake is geweest van een dubbelstersysteem. De begeleider van de betreffende witte dwerg lijkt een vrij lichte ster te zijn geweest.
Meer informatie:
http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2003/pr-23-03.html
http://www.lbl.gov/Science-Articles/Archive/Phys-supernovae-shape-up.html
http://www.noao.edu/outreach/press/pr03/pr0307.html
30 juli 2003
Waarnemingen met de röntgensatelliet Chandra lijken te bevestigen dat röntgendubbelsterren in bolvormige sterrenhopen inderdaad ontstaan als twee sterren elkaar zeer dicht naderen. Röntgensterren bestaan uit een kleine, compacte rest van een ster, zoals een neutronenster of witte dwerg, die materie van een nabije, normale ster opslokt. In bolvormige sterrenhopen is de sterdichtheid zeer hoog: de kans dat sterren elkaar ontmoeten is daar dan ook veel groter dan elders in het Melkwegstelsel. Daarom worden in bolhopen veel meer röntgendubbelsterren waargenomen.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/photo/2003/ngc6266/index.html
21 juli 2003
Sterrenkundigen van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) hebben in een grote moleculaire wolk in ons Melkwegstelsel een grote nieuwe populatie van zware sterrenembryo’s ontdekt. Het gaat om vier sterrenhopen, waarin sommige sterren-in-wording 120 zonsmassa’s zwaar zijn. Daarmee is de gaswolk, W49 geheten, een van de meest actieve stervormingsgebieden in ons stelsel.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2003/pr-20-03.html
9 juli 2003
Sterrenkundigen hebben een nieuw model opgesteld voor het ontstaan van de merkwaardig gevormde Uilnevel in het sterrenbeeld Grote Beer. De Uilnevel is een planetaire nevel, ontstaan doordat een oude ster een deel van zijn materie wegblies. Dat moet op een bijzondere manier zijn gebeurd, omdat de nevel een ingewikkelde structuur heeft, bestaande uit drie concentrische schillen. De binnenste daarvan lijkt twee openingen te hebben, die de ‘ogen’ van de Uil vormen. Het nieuwe model gaat ervan uit dat de Uilnevel in verschillende stappen is ontstaan, waarbij de snelheid van de sterrenwind die de oude ster uitstootte sterk fluctueerde.
Meer informatie: http://www.noao.edu/outreach/press/pr03/pr0306.html
3 juli 2003
Weer een aardig plaatje van de Hubble-ruimtetelescoop. Het betreft een opname van een supernovarest in de Grote Magelhaense Wolk. In het centrum van deze gasflarden staat een neutronenster die regelmatig een opmerkelijke uitbarsting van gammastraling vertoont. Daarnaast zendt hij ook röntgenstraling uit en heeft hij een opmerkelijk sterk magnetisch veld. Dat laatste plaatst de neutronenster in de klasse van ‘magnetars’.
Meer informatie: http://hubblesite.org/news/2003/20
2 juli 2003
Pulsars' razendsnel tollende neutronensterren' houden zich volgens recent onderzoek keurig aan een snelheidslimiet. Neutronensterren worden intensief bestudeerd met radiotelescopen en röntgensatellieten. Sommige hebben een partner, een gewone ster waarmee ze om een gemeenschappelijk zwaartepunt draaien. Er stroomt van deze ster voortdurend gas over naar de neutronenster, dat zich in een accretieschijf verzamelt alvorens opgeslokt te worden. Zulke ‘accreterende’ neutronensterren zouden steeds sneller moeten gaan draaien, omdat het naar binnen vallende gas zijn rotatie (impulsmoment) aan de tollende neutronenster toevoegt.
Onderzoek door een team van astronomen, waaronder Rudy Wijnands en Michiel van der Klis van de Universiteit van Amsterdam, wijst er nu op dat Einsteins relativiteitstheorie hier een barrière opwerpt. Voor het eerst kon namelijk van elf accreterende neutronensterren met zekerheid de rotatiesnelheid worden vastgesteld, en de verdeling wijst op een maximum van 760 omwentelingen per seconde. Als er nog meer energie wordt aangevoerd, dan levert dat verder geen snelheidswinst op: deze wordt afgevoerd in de vorm van gravitatiestraling.
Meer informatie: http://www.gsfc.nasa.gov/topstory/2003/0702pulsarspeed.html
30 juni 2003
Met de röntgensatelliet Chandra is een ‘filmpje’ gemaakt van opmerkelijk snelle veranderingen bij de zogeheten Vela-pulsar. De jet van hete materie die deze pulsar uitstoot blijkt heen en weer te slingeren als de waterstraal van een brandslang die door niemand wordt vastgehouden. De jet bestaat echter niet uit water, maar uit hoogenergetische elektronen of positronen die met de halve lichtsnelheid langs magnetische veldlijnen de ruimte in worden geschoten. Het filmpje laat zien hoe de tamelijk rechte jet binnen luttele weken in een geknikt geval met heldere klonten verandert. De verstoringen worden mogelijk veroorzaakt door het feit dat de pulsar zelf met een snelheid van 300.000 km/uur door het gas in de omgeving voortsnelt.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu
16 juni 2003
Sterrenkundigen van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) in Chili hebben een eerste glimp opgevangen van de geboorte van zware sterren. Het gaat om objecten in de gasnevel NGC 3603; nabije hete sterren hebben het gas uit hun omgeving weggeblazen, waardoor de (normaal in gas en stof gehulde) protosterren zichtbaar zijn geworden. Drie van de objecten, die naar schatting pas 100.000 jaar oud zijn, konden in meer detail worden waargenomen. De helderste is 100.000 keer zo helder als de zon en weegt tienmaal zo zwaar.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2003/pr-15-03.html
11 juni 2003
Europese onderzoekers zijn er als eersten in geslaagd om rechtstreekse metingen te doen aan het magnetische veld van een neutronenster. Daarbij is gebleken dat het veld van de ster in kwestie, 1E1207.4-5209, dertig keer zwakker is dan uit indirecte meetmethoden leek te blijken. Dat betekent dat er naar een andere verklaring moet worden gezocht voor de afremming die snel tollende sterren als deze vertonen. Aangenomen werd namelijk dat de afremming het gevolg is van de ‘wrijving’ tussen het magnetische veld van de ster en zijn omgeving. De onderzoekers denken nu dat afremming mede voor rekening komt van een kleine schijf van materie rond ster' een overblijfsel van de supernova-explosie waarbij de ster is ontstaan..
Meer informatie: http://sci.esa.int
11 juni 2003
Met behulp van de VLT-interferometer van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht zijn gedetailleerde metingen gedaan aan de snelroterende ster Achernar (alfa Eridani). Hoewel vooraf al verwacht werd dat de ster, door zijn snelle rotatie, afgeplat moet zijn, is het resultaat toch nog verrassend: de middellijn aan de evenaar van de ster is meer dan anderhalf keer zo groot als de afstand van pool tot pool. Daarmee is Achernar de ‘platste’ ster die we kennen. De metingen duiden erop dat de ster sneller roteert dan men op basis van spectrale metingen heeft vastgesteld of dat de ster veel ‘losser’ van opbouw is dan verwacht.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2003/pr-14-03.html
5 juni 2003
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een opname gemaakt van een deel van de Vela-supernovarest. De betreffende gasnevel (NGC 2736) is kaarsrecht en wordt daarom ook wel de Potloodnevel genoemd. Het gas maakt deel uit van de schokgolf die ongeveer 11.000 jaar geleden bij de supernova-explosie is ontstaan. Het gas beweegt momenteel met een snelheid van ongeveer 600.000 km/uur.
Meer informatie: http://hubblesite.org/news/2003/16
3 juni 2003
Bewijsmateriaal over hoe melkwegstelsels zich in het jonge heelal gevormd hebben ligt in onze voortuin' namelijk in ons eigen stelsel, de Melkweg. Astronomen denken dat ons Melkwegstelsel geleidelijk aan gegroeid is door het invangen van vele kleinere sterrenstelsels uit z’n omgeving. Dit scenario wordt ook gesteund door theoretische modellen, maar oncontroversieel is het niet. Astronomen uit elf landen, waaronder Nederland, starten nu een ambitieus project om de geschiedenis van ons Melkwegstelsel te reconstrueren: RAVE (RAdial Velocity Experiment). Daartoe zullen de bewegingen en chemische samenstellingen van miljoenen sterren aan onze hemel (spectraal) bepaald moeten worden.
Meer informatie: http://www.aip.de./RAVE/PR0301/
22 mei 2003
Radiosterrenkundigen denken een mogelijk satellietstelsel van ons Melkwegstelsel te hebben opgespoord. Tot voor kort dacht men dat het een intergalactische gaswolk betrof, maar het lijkt erop dat het een klein stelsel betreft, dat in een retrograde baan beweegt. Onderzoek van de ‘gaswolk’ is moeilijk, omdat deze zich vrijwel in het melkwegvlak bevindt, waar galactisch gas en stof het zicht belemmert.
Meer informatie: http://www.nrao.edu/pr/2003/complexh/
22 mei 2003
Met de Hubble-ruimtetelescoop zijn nieuwe opnamen gemaakt van het merkwaardige object Henize 3-1475. Het betreft een jonge planetaire nevel, die in zijn centrum op de een of andere manier een dubbele straalstroom van materie produceert die als een tuinsproeier in het rond draait. Het is nog onduidelijk hoe het wegspuiten van materie in dit geval in zijn werk gaat; zeker is wel dat daarbij uitzonderlijke hoge snelheden van 4 miljoen kilometer per uur worden gehaald.
Meer informatie: http://sci.esa.int/hubble/news/index.cfm?oid=32362
20 mei 2003
Er is een nieuw buursterretje van de zon ontdekt. Het betreft een zwakke rode dwerg, SO25300.5+165258, die zich mogelijk op slechts 7,8 lichtjaar van de aarde bevindt. Daarmee zou de ster, voor zover bekend, na de drie sterren van het Alfa Centauri-stelsel en de Ster van Barnard de dichtstbijzijnde buur van de zon zijn. De dwergster verraadde zijn betrekkelijke nabijheid door zijn grote eigenbeweging ten opzichte van de achtergrondsterren. De gemeten afstand is echter nog tamelijk onzeker, temeer daar de helderheid van de ster te gering lijkt voor een rode dwerg van dit type.
Meer informatie: http://www.gsfc.nasa.gov/topstory/2003/0520newstar.html
6 mei 2003
De ontknoping van een oud sterrenkundig raadsel lijkt nabij. Australische onderzoekers denken te weten waar de gaswolken vandaan komen die het Melkwegstelsel omringen: deze zogeheten hoge-snelheidswolken zouden plukjes gas zijn die door de satellietstelsels van ons Melkwegstelsel zijn achtergelaten. Deze conclusie baseren de sterrenkundigen op een gedetailleerd onderzoek van het lange lint van waterstofgas dat ons stelsel verbindt met de beide Magelhaense Wolken.
Meer informatie: http://www.csiro.au/index.asp?type=mediaRelease&id=PrCOSMICdandruff
24 april 2003
Ter gelegenheid van de 13de verjaardag van de Hubble-ruimtetelescoop is een nieuwe opname vrijgegeven van een deel van de gasnevel M17 in het sterrenbeeld Boogschutter. De kleurrijke opname toont onder meer turbulenties en drukgolven in het aanwezige gas, die tot het ontstaan van nieuwe sterren kunnen leiden.
Meer informatie: http://hubblesite.org/news/2003/13
14 april 2003
Met behulp van de röntgensatelliet Chandra is röntgenstraling waargenomen van een ‘mislukte ster’, een zogeheten bruine dwerg. Het kleine object, dat het midden houdt tussen een grote planeet en een kleine ster, maakt deel uit van een meervoudig stersysteem dat naar schatting pas 12 miljoen jaar oud is. Hoewel bruine dwergen van zichzelf erg koel zijn, kunnen ze blijkbaar wel een corona van heet gas hebben die röntgenstraling uitzendt. Net als bij onze zon wordt het gas waarschijnlijk verhit door magnetische processen in de ster.
Meer informatie:
http://chandra.harvard.edu
http://chandra.nasa.gov
3 april 2003
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een nieuwe, kleurrijke opname gemaakt van een merkwaardig object dat de Einevel wordt genoemd. De Einevel bestaat uit stofschillen' voornamelijk bestaande uit koolstofdeeltjes' die door een oude ster zijn weggeblazen. Daarnaast is er ook een stofschijf die de (overigens onzichtbare) ster omringt. De kleuren op de foto zijn kunstmatig: ze geven verschillende polarisatierichtingen van het licht aan.
Meer informatie: http://hubblesite.org/news/2003/09
2 april 2003
Onderzoekers van de universiteit van Californië te Berkeley denken dat de kosmische straling' de ‘wind’ van deeltjes die door het Melkwegstelsel ‘waait’' ook een belangrijke laagenergetische component heeft. Deze energiearme kosmische straling kan de aarde niet bereiken, doordat de zonnewind de deeltjes tegenhoudt. De onderzoekers baseren hun theorie op de ontdekking van H3+ moleculen in ijle interstellaire gaswolken: aangenomen wordt dat deze moleculen in dit ijle medium niet vanzelf kunnen ontstaan, omdat de kans dat een waterstofmolecuul (H2) een extra proton oppikt daar te klein is. Er is honderd keer zo veel H3+ waargenomen dan men verwachtte: mogelijk dat de energiearme kosmische straling daar verantwoordelijk voor is.
26 maart 2003
In januari 2002 werd een onopvallend sterretje in het sterrenbeeld Eenhoorn plotseling 600.000 keer zo helder als de zon. De ster, V838 Monocerotis, is inmiddels weer afgezwakt, maar toch vertoont hij nog veranderingen. Hubble-opnamen laten zien hoe de ‘echo’ van het licht van de uitbarsting door de stofschil, die de oude ster omhult, beweegt. Deze lichtecho ‘scant’ als het ware het stofomhulsel, zodat er een driedimensionaal beeld van kan worden gemaakt. Het stofomhulsel is waarschijnlijk het overblijfsel van eerdere uitbarstingen van de ster.
De uitbarsting van V838 lijkt op die van een nova. Maar bij deze laatste blaast een ster een grote deel van zijn buitenlagen weg: bij deze laatste uitbarsting is V838 alleen tot een enorme grootte opgezwollen. Waarom het daarbij is gebleven, is nog onduidelijk. Meer informatie: http://hubblesite.org/news/2003/10
20 maart 2003
Metingen met de VLT-interferometer van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) in Chili hebben nauwkeurige gegevens opgeleverd over de drie sterren die tezamen het Alfa Centauri-stelsel vormen' de drie sterren die het dichtst bij de zon staan. De twee belangrijkste sterren van de drievoudige ster, ‘A’ en ‘B’, lijken qua massa (1,100 resp. 0,907 zonsmassa) en afmetingen (1,227 resp. 0,865 zonnediameter) vrij veel op de zon, de derde, Proxima, is een rode dwerg. De afstand tussen A en B bedraagt slechts 3,6 miljard km: de beide sterren draaien in slechts 80 jaar om elkaar. Proxima bevindt zich op ongeveer 15.000 miljard km en heeft een omlooptijd van miljoenen jaren.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2003/pr-05-03.html
12 maart 2003
Met de röntgensatelliet Chandra zijn waarnemingen gedaan aan een schoolvoorbeeld van een supernovarest met dubbele schokstructuur. De opname toont een hete binnenwolk (blauw) van gloeiende ijzer en silicium, die op optische foto’s van de geëxplodeerde ster niet zichtbaar is. De buitenrand van de supernovarest is zowel in het röntgen als op zichtbare golflengten waarneembaar. De dubbele schokstructuur ontstaat doordat niet alleen de schokgolf van de explosie op het interstellaire gas in de omgeving stuit, maar de terugslag ervan zich ook weer een weg naar binnen baant.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/photo/2003/deml71/index.html
12 maart 2003
Astronomen hebben vastgesteld dat de krachtige radio-uitbarstingen van pulsars worden geproduceerd door structuren die niet groter dan een strandbal zijn. Dat blijkt uit waarnemingen van de pulsar in de bekende Krabnevel. Pulsars zijn de supercompacte overblijfselen van de kern van een ster die als supernova is geëxplodeerd. Zulke pulsars tollen om hun as en zenden daarbij als een vuurtoren bundels radiostraling het heelal in. Nader onderzoek van de radiopulsen van de Krabpulsar heeft nu uitgewezen dat er regelmatige fluctuaties van enkele miljardsten van een seconde in zitten. Dat betekent dat de gebieden die deze fluctuaties veroorzaken niet groter kunnen zijn dan enkele miljardsten lichtseconden. Ze ontstaan waarschijnlijk door de interactie tussen dichtheidsgolven in het hete plasma dat de pulsar uitzendt en het elektrische veld dat in het plasma verankerd is.
Meer informatie: http://www.aoc.nrao.edu/epo/pr/2003/pulsaremission/
5 maart 2003
Astronomen hebben een nieuwe schatting gemaakt van de schijnbare helderheid van de supernova die in het jaar 1006 aan de hemel zichtbaar was. Door waarnemingen aan de uitdijende schil van stermaterie die bij de explosie is uitgestoten heeft men de fysieke afmetingen van de supernovarest nauwkeurig bepaald, en daarmee is ook zijn afstand bekend: 7100 lichtjaar. Aangezien het waarschijnlijk om een supernova van type 1a gaat, is bekend hoeveel licht bij de ontploffing is uitgezonden. In combinatie met de afstand resulteert dit in een schijnbare helderheid van magnitude -7,5: ruimschoots voldoende om overdag zichtbaar te zijn.
Meer informatie: http://www.noao.edu/outreach/press/pr03/pr0304.html
28 februari 2003
Onderzoekers van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics (CfA) hebben vastgesteld dat de donkere moleculaire wolk Barnard 68 ‘ademt’. Barnard 68 is een compacte, koude wolk van gas en stof op een afstand van 300 lichtjaar. De dichtheid van de wolk is dermate groot, dat hij licht van achtergrondsterren tegenhoudt. Onderzoek met de IRAM radiotelescoop heeft nu uitgewezen dat de buitenlagen van de gaswolk pulseren: afwisselend dijen ze uit en krimpen ze in, op een tijdschaal van ongeveer 250.000 jaar. Vermoed wordt dat dit het gevolg is van de schokgolf van een nabije supernova die niet al te lang geleden in de buurt van de wolk ontploft is.
Meer informatie: http://cfa-www.harvard.edu/press/pr0307.html
27 februari 2003
Een oud vermoeden is eindelijk bevestigd: ook stokoude pulsars produceren een stroom van hoogenergetische deeltjes, die verklaart waarom ze geleidelijk langzamer gaan draaien. Beelden van de Chandra röntgentelescoop tonen hoe de Zwarte Weduwe' bijnaam van pulsar B1957+20' een helder stralend kielzog achter zich aan trekt op haar tocht door het Melkwegstelsel. De Zwarte Weduwe is minstens twee miljard jaar oud en draait 600 keer per seconde om zijn as.
Meer informatie:
http://www.astronomy.nl/inhoud/pers/persactueel.html
http://chandra.harvard.edu/photo/2003/b1957/index.html
27 februari 2003
NASA-onderzoekers hebben in de hoge aardatmosfeer deeltjes gevonden die indirect van andere sterren afkomstig zijn. De deeltjes, die door kometen op aarde zijn afgeleverd, zijn de afgelopen tientallen jaren verzameld met stratosferische U-2 vliegtuigen. De deeltjes worden dankzij hun samenstelling als stellaire oerdeeltjes herkend: hun isotopenverhouding is heel anders dan die van andere materie in het zonnestelsel.
Meer informatie: http://www.nasa.gov/HP_news_03084.html
20 februari 2003
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een opname gemaakt van de zogeheten Boemerangnevel. Het betreft een jonge planetaire nevel op een afstand van 5000 lichtjaar. Op zich is dat niets bijzonders, maar eerder onderzoek heeft uitgewezen dat de nevel een van de koudste plekken in het heelal is: de temperatuur ligt er maar 1 graad boven het absolute nulpunt en 2 graden onder de gemiddelde temperatuur van de ruimte. De extra afkoeling is waarschijnlijk het gevolg van de snelle uitdijing van het gas in de nevel.
Meer informatie: http://sci.esa.int/hubble/news/index.cfm?oid=31442
11 februari 2003
Studenten van de universiteit van Arizona hebben een bijzonder soort sterren ontdekt: subdwerg B-sterren waarvan het oppervlak met een periode van ongeveer een uur als een soort plumpudding op en neer golft. Dit soort sterbevingen zijn wel eerder waargenomen, maar tot nu toe met veel kortere perioden van enkele minuten. Het onderzoek aan sterbevingen levert informatie op over het inwendige van sterren. Het is de bedoeling dat een van deze sterren tussen maart en juni vanaf verschillende sterrenwachten alles bij elkaar twee weken nauwkeurig wordt waargenomen.
Meer informatie: http://uanews.org
10 februari 2003
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een detailopname gemaakt van de bekende Halternevel, een planetaire nevel die door een stervende ster is uitgestoten. In de nevel zijn verscheidene ‘klonten’ te zien, in grootte variërend van 17 tot 56 miljard kilometer, die elk ongeveer drie aardmassa’s materie bevatten. De klonten ontstaan op plaatsen waar heet en koeler gas elkaar ontmoeten. Ze zijn ook bij andere planetaire nevels waargenomen.
Meer informatie: http://hubblesite.org/news/2003/06
31 januari 2003
Een van de helderste sterren in het sterrenbeeld Cassiopeia (Rho) staat ‘op het punt’ te veranderen in een supernova. Rho Cassiopeiae is een zogeheten gele hyperreus, die een half miljoen maal meer licht uitstraalt dan de zon. Astronomen waren in de zomer van 2000 getuige van een dramatische gebeurtenis: de oppervlaktetemperatuur van de ster daalde in een paar maanden tijd van 7000 naar 4000 graden. De interpretatie van deze enorme temperatuurdaling is, dat schokgolven uit het binnenste van de ster z'n buitenste gaslaag de ruimte in hebben geblazen, zodat die snel expandeert en afkoelt. Ook in 1893 en 1945 zijn dergelijke veranderingen opgemerkt, zodat het erop lijkt dat ongeveer elke 50 jaar een eruptie plaatsvindt. Hoeveel erupties nog zullen volgen eer de ster uit elkaar spat is niet bekend.
Wegens de grote afstand van 10.000 lichtjaar, zien we alle ontwikkelingen van Rho Cassiopeiae hier op aarde met een vertraging van 10.000 jaar. Waarschijnlijk bestaat de ster nu al niet meer, en is de gigantische lichtflits van de supernova-explosie nu al onderweg naar de aarde.
Meer informatie: http://www.ing.iac.es/PR/press/ing12003.html
27 januari 2003
Astronomen hebben de baan gereconstrueerd waarlangs een zogeheten microquasar' een neutronenster die bezig is zijn stellaire begeleider te verorberen' door ons Melkwegstelsel beweegt. De baan die het tweetal volgt komt nogal ver boven het melkwegvlak uit, wat zou betekenen dat de neutronenster bij zijn ontstaan (een supernova-explosie) een enorme schop ‘omhoog’ zou moeten hebben gekregen. De onderzoekers achten het echter waarschijnlijker dat de neutronenster samen met zijn begeleider uit een bolvormige sterrenhoop' ver van het melkwegvlak' is ontstaan.
Meer informatie: http://www.aoc.nrao.edu/epo/pr/2003/scox1/
13 januari 2003
Europese sterrenkundigen hebben op minder dan 12 lichtjaar afstand een bruine dwerg ontdekt. De ‘mislukte ster’ bevindt zich in het sterrenbeeld Indus, aan de zuidelijke sterrenhemel, en draait om de normale ster Epsilon Indi. De bruine dwergster is slechts 45 maal zo zwaar als de planeet Jupiter en is daarmee te licht om kernfusiereacties in zijn inwendige in gang te zetten. De warmte die dergelijke objecten uitzenden is vrijwel uitsluitend te danken aan het feit dat ze langzaam ‘krimpen’.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2003/pr-01-03.html
9 januari 2003
Het was opmerkelijk nieuws van NASA, in september 2002: in de bolvormige sterrenhoop M15 was een 'middelzwaar' zwart gat ontdekt, een paar duizend maal zo zwaar als de zon. Maar 's werelds krachtigste computer en een team van astronomen, waaronder Simon Portegies Zwart van de Universiteit van Amsterdam, hebben die ontdekking nu onderuit gehaald: M15 bevat hoogstens een gewoon stellair zwart gat, of zelfs dat niet. Ook een dichte opeenhoping van oude sterren en hun restanten (witte dwergen, neutronensterren en misschien een enkel stellair zwart gat) kan verantwoordelijk zijn voor de waargenomen bewegingen van sterren in M15.
6 januari 2003
De artist impressions van ons Melkwegstelsel zullen drastisch herzien moeten worden. Althans, dat is de mogelijke consequentie van een ontdekking door de Groningse astronome Annette Ferguson en een internationaal team van collega's. Tot nu toe dacht men dat ons Melkwegstelsel, net als talloze andere spiraalstelsels die aan de hemel te zien zijn, bestaat uit een platte, roterende schijf van gas en sterren met een spiraalstructuur en een diameter van ongeveer 100.000 lichtjaar. Het onderzoek van Ferguson en collega's voegt daar nu aan de buitenkant een enorme, 15.000 lichtjaar dikke ring van sterren aan toe. De ijle ring, die als een kosmische zwemband om ons Melkwegstelsel heen hangt, bevat enige honderden miljoenen sterren. Deze omvangrijke populatie is niet eerder opgemerkt omdat die, vanuit de
aarde gezien, niet opvalt tussen de nog veel talrijker sterren in de schijf zelf.
Meer informatie:
http://www.astronomy.nl/inhoud/pers/persactueel.html
http://hubblesite.org/news/2003/02
http://www.physics.usyd.edu.au/~gfl/Ring/PressRelease.html
6 januari 2003
Anderhalf miljard jaar geleden kwamen de nabije sterrenstelsels M82 en M81 met elkaar in botsing, waardoor in M82 een uitbarsting van stervorming optrad. Utrechtse astronomen en hun collega uit Cambridge ontdekten in die 'starburst' een verschijnsel waar lang naar gezocht is: 150 sterrenhopen in M82 die halverwege hun evolutie van jong naar bejaard zijn. Dat is een bewijs dat de vorming van sterrenhopen tegenwoordig op dezelfde manier verloopt als vroeger.
Meer informatie: http://www.astronomy.nl/inhoud/pers/persactueel.html
6 januari 2003
Nieuwe röntgenwaarnemingen van het superzware zwarte gat in de kern van ons Melkwegstelsel duiden erop dat deze nu weliswaar rustig lijkt, maar desondanks vrijwel dagelijks (röntgen)uitbarstingen vertoont. De oorzaak van de uitbarstingen is nog onzeker, maar uit de waarnemingen blijkt dat ze heel dicht bij de zogeheten ‘horizon’ van het zwarte gat optreden. Aan weerszijden van het zwarte gat zijn overigens ook lobben van heet gas waargenomen: deze zouden een overblijfsel kunnen zijn van actievere fasen van het zwarte gat.
Meer informatie:
http://chandra.harvard.edu
http://chandra.nasa.gov
6 januari 2003
De artist impressions van ons Melkwegstelsel zullen drastisch herzien moeten worden. Althans, dat is de mogelijke consequentie van een ontdekking door de Groningse astronome Annette Ferguson en een internationaal team van collega's. Tot nu toe dacht men dat ons Melkwegstelsel, net als talloze andere spiraalstelsels die aan de hemel te zien zijn, bestaat uit een platte, roterende schijf van gas en sterren met een spiraalstructuur en een diameter van ongeveer 100.000 lichtjaar. Het onderzoek van Ferguson en collega's voegt daar nu aan de buitenkant een enorme, 15.000 lichtjaar dikke ring van sterren aan toe. De ijle ring, die als een kosmische zwemband om ons Melkwegstelsel heen hangt, bevat enige honderden miljoenen sterren. Deze omvangrijke populatie is niet eerder opgemerkt omdat die, vanuit de
aarde gezien, niet opvalt tussen de nog veel talrijker sterren in de schijf zelf.
Meer informatie:
http://www.astronomy.nl/inhoud/pers/persactueel.html
http://hubblesite.org/news/2003/02
http://www.physics.usyd.edu.au/~gfl/Ring/PressRelease.html
6 januari 2003
Anderhalf miljard jaar geleden kwamen de nabije sterrenstelsels M82 en M81 met elkaar in botsing, waardoor in M82 een uitbarsting van stervorming optrad. Utrechtse astronomen en hun collega uit Cambridge ontdekten in die 'starburst' een verschijnsel waar lang naar gezocht is: 150 sterrenhopen in M82 die halverwege hun evolutie van jong naar bejaard zijn. Dat is een bewijs dat de vorming van sterrenhopen tegenwoordig op dezelfde manier verloopt als vroeger.
Meer informatie: http://www.astronomy.nl/inhoud/pers/persactueel.html
6 januari 2003
Nieuwe röntgenwaarnemingen van het superzware zwarte gat in de kern van ons Melkwegstelsel duiden erop dat deze nu weliswaar rustig lijkt, maar desondanks vrijwel dagelijks (röntgen)uitbarstingen vertoont. De oorzaak van de uitbarstingen is nog onzeker, maar uit de waarnemingen blijkt dat ze heel dicht bij de zogeheten ‘horizon’ van het zwarte gat optreden. Aan weerszijden van het zwarte gat zijn overigens ook lobben van heet gas waargenomen: deze zouden een overblijfsel kunnen zijn van actievere fasen van het zwarte gat.
Meer informatie:
http://chandra.harvard.edu
http://chandra.nasa.gov
18 december 2002
Met de Chandra-röntgensatelliet is een wolk hoog-energetische elektronen ontdekt rond de jonge sterrenhoop RCW 38. Deze elektronen kunnen grote invloed hebben op chemische processen in het gas en stof rond de jonge sterren. De oorsprong van deze wolk is onbekend, mogelijk is veroorzaakt door een naburige supernova-explosie. De snelbewegende elektronen worden ingevangen in het magnetische veld van de jonge sterren en veroorzaken daar veel meer röntgenstraling dan normaal is voor dit soort sterren.
Meer informatie:
http://chandra.harvard.edu
http://chandra.nasa.gov
11 december 2002
Met de Chandra-röntgensatelliet hebben astronomen van de Universiteit van Amsterdam en SRON in Utrecht opmerkelijke waarnemingen gedaan aan SS433, een dubbelstersysteem dat bestaat uit een zwart gat en een superzware ster. Aan weerszijden van het systeem heeft Chandra lobben van zeer heet gas (50 miljoen graden) waargenomen, dat wordt weggeblazen langs de rotatieas van het zwarte gat. Dit gas is veel heter dan het op die afstand (0,25 lichtjaar) nog zou mogen zijn. Het idee is nu dat dit gas extra wordt verhit doordat snel bewegende gasbellen botsen op trager, eerder weggeblazen gas.
Meer informatie:
http://chandra.harvard.edu
http://chandra.nasa.gov
29 november 2002
Op een afstand van 4,2 lichtjaar is de rode dwergster Proxima Centauri de meest nabije ster. De VLT telescopen van ESO kunnen ook samenwerken als een interferometer om zeer scherpe afbeeldingen te maken en rechtstreeks hoekdiameters van sterren te bepalen. Uit testmetingen van de interferometer, die al een jaar geleden gedaan waren, heeft men nu de diameter van Proxima Centauri bepaald. Het is voor het eerst dat dit bij zo’n kleine ster is gelukt. De hoekdiameter bedraagt slechts 1,02 milliboogseconde. Voor deze bepaling werden twee van de vier VLT-telescopen gebruikt, die op 102,4 meter van elkaar staan.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2002/pr-22-02.html
18 november 2002
Op minder dan 10.000 lichtjaar van de aarde suist een zwart gat met een snelheid van 400.000 kilometer per uur door de ruimte. Dat blijkt uit recente Hubble-waarnemingen van het object GRO J1655-40, dat in 1994 is ontdekt met de GRO-satelliet. Aangenomen wordt dat het zwarte gat oorspronkelijk de kern van een zware ster was, die aan het einde van zijn bestaan als supernova ontplofte. Dat we het zwarte gat nu kunnen zien, is te danken aan het feit dat hij een andere ster als begeleider heeft, waarvan hij materie opslokt en gedeeltelijk in de vorm van jets weer wegblaast. De begeleider moet de supernova-explosie, waarbij het zwarte gat de ruimte in werd ‘geschopt’ hebben doorstaan.
Meer informatie: http://oposite.stsci.edu/pubinfo/pr/2002/30
7 november 2002
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een mooie opname gemaakt van de planetaire nevel NGC 6369, die ook wel de ‘Kleine Spooknevel’ wordt genoemd. De nevel bestaat uit de buitenste gaslagen die zijn uitgestoten door een ster op 2000 à 5000 lichtjaar afstand.
Meer informatie: http://oposite.stsci.edu/pubinfo/pr/2002/25
6 november 2002
Onderzoekers van het nationaal instituut voor ruimteonderzoek SRON, NASA en de Columbia University in New York hebben voor het eerst de afmetingen kunnen vaststellen van een neutronenster. De ruimteonderzoekers bestudeerden het licht dat vrijkomt bij kernexplosies op het oppervlak van de ster. Ze gebruikten daarvoor het onder verantwoordelijkheid van SRON gebouwde instrument RGS aan boord van de röntgensatelliet XMM-Newton.
Een neutronenster is het stoffelijk overschot van een ster die oorspronkelijk vele malen zwaarder was dan onze zon. Aan het eind van zijn leven, wanneer de brandstof op is, blaast de ster tijdens een supernova-explosie de buitenste lagen van zich af. Wat overblijft is een kleine bol die vrijwel uitsluitend uit neutronen bestaat.
De bestudeerde neutronenster, EXO 0748-676, vormt samen met een gewone ster een dubbelstersysteem. Materie stroomt van de gewone ster naar de neutronenster en vormt daar op het oppervlak een samengeperste laag van enkele centimeters dik. Als de druk voldoende hoog is start een explosieve kernreactie die even de hele omgeving in lichterlaaie zet. Door de zogeheten gravitationele roodverschuiving van dit licht te meten, kon de grootte van het object worden bepaald op 16 kilometer.
Meer informatie:
http://www.sron.nl/news/latest/news.html
http://sci.esa.int/content/news/index.cfm?aid=1&cid=1&oid=30788
4 november 2002
Een merkwaardige neutronenster die bijna 25 jaar geleden ontdekt is blijkt het sterkste magnetische veld te hebben dat tot nu toe is waargenomen. Het veld van de ster, SGR 1806-20, is sterk genoeg (10^15 gauss) om een locomotief op de afstand van de maan af te remmen. De ster behoort tot een bijzondere klasse van neutronensterren die ‘magnetars’ worden genoemd.
Meer informatie: http://www.gsfc.nasa.gov/topstory/20021030strongestmag.html
1 november 2002
Een groep sterrenkundigen, onder leiding van de Leidse astronoom Wouter Vlemmings, heeft vastgesteld dat het magnetische veld in de buurt van oude sterren 10 tot 100 keer zo sterk is als dat van onze zon. Dat zou de verklaring kunnen zijn voor het feit dat de planetaire nevels die zulke oude sterren tegen het einde van hun leven wegblazen zo’n ingewikkelde structuur krijgen, in plaats van een eenvoudige bolvorm.
Meer informatie: http://www.jb.man.ac.uk/news/magnetism/
1 november 2002
Brits onderzoek aan jonge sterren heeft een mogelijke verklaring opgeleverd voor het ontstaan van de ring van heet gas rond deze sterren. De nieuwe theorie gaat ervan uit dat deze sterren een sterk magnetisch veld hebben die de sterrenwind van het oppervlak van de ster naar het evenaarsvlak afbuigen. Op een afstand van de ster waar de hoeksnelheid van deeltjes en de aantrekkingskracht van de ster in evenwicht zijn ontstaat vervolgens de ring, die aan de buitenrand begrensd is doordat het magnetische veld daar te zwak is.
Meer informatie: http://www.pparc.ac.uk/Nw/Press/glasgow_stars.asp
30 oktober 2002
Een zwakke ster in de zuidelijke melkweg, HE 0107-5240, blijkt vrijwel uitsluitend uit waterstof en helium te bestaan. Dat is opmerkelijk, omdat sterren zoals onze zon daarnaast ook nog bepaalde hoeveelheden zwaardere elementen bevatten. HE 0107-5240 heeft die ook, maar dan 200.000 keer zo weinig. Het bestaan van de ster duidt erop dat tamelijk lichte sterren als deze ook kunnen ontstaan in een omgeving die arm is aan zware elementen' iets dat de meeste theorieën uitsluiten.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2002/pr-19-02.html
21 oktober 2002
De meeste pulsars (tollende neutronensterren) zijn wonderen van regelmaat: één of meer keren per seconde ontvangen we van hen een radiosignaal met een gelijkmatigheid waarop we een atoomklok gelijk kunnen zetten. Maar bij sommige pulsars valt het signaal met onregelmatige tussenpozen een aantal malen weg. Het gestotter ontstaat waarschijnlijk in kleine, helder stralende, naast elkaar gelegen gebiedjes, dicht boven het oppervlak van de neutronenster. Waarnemingen duiden erop dat die gebiedjes langzaam om de magnetische pool heen draaien, onafhankelijk van de veel snellere rotatie van de neutronenster als geheel. De Utrechtse sterrenkundige Joeri van Leeuwen en collega’s hebben nu vastgesteld dat de straling na een onderbreking van dichter boven het oppervlak van de neutronenster komt dan daarvoor.
Meer informatie: http://www.astronomy.nl/inhoud/pers/pers_persberichten_nederlandsepersberichten.html
18 oktober 2002
Onderzoek met de GBT-radiotelescoop heeft het bestaan van een nieuwe populatie gaswolken in de halo van ons Melkwegstelsel aan het licht gebracht. De wolken vinden zich 5000 lichtjaar boven de galactische schijf, op de grens met de intergalactische ruimte. Aangenomen wordt dat zulke gaswolken uit de schijf van het Melkwegstelsel worden weggeblazen door (reeksen van) supernova-explosies' in elk geval is nu vastgesteld dat ze de galactische rotatie volgen. De wolken bevatten 50 tot 100 zonsmassa’s aan waterstofgas en zijn gemiddeld 100 lichtjaar groot.
Meer informatie: http://www.aoc.nrao.edu/epo/pr/2002/mwclouds/
16 oktober 2002
Met de Europese Very Large Telescope is een ster waargenomen die op kleine afstand rond het centrum van ons Melkwegstelsel draait. De ster heeft een omlooptijd van slechts 15 jaar en nadert het centrum tot op 17 lichtuur (18 miljard km)' daarbij bereikt hij snelheden van 5000 km/s. Uit de snelheid van de ster kan worden afgeleid dat zich in het galactische centrum een (onzichtbare) massa van 2,6 miljoen zonsmassa’s bevindt. Daarmee staat vrijwel vast dat deze massa zich in een superzwaar zwart gat bevindt: met andere verklaringen, zoals een compacte sterrenhoop van neutronensterren of kleinere zwarte gaten, kan niet zo veel materie in een dergelijke klein volume worden samengebald.
Meer informatie:
http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2002/pr-17-02.html
http://www.mpg.de/pri02/pri0287.htm
11 oktober 2002
Van ontploffende sterren van het nova-type is bekend dat ze na enige tijd herstellen en uiteindelijk opnieuw tot ontploffing kunnen komen. Waarnemingen met de Europese röntgensatelliet XMM-Newton duiden erop dat dit herstel soms heel snel gaat: binnen drie jaar. Nova-explosies treden op in dubbelstersystemen waarin een witte dwergster materie van een soortgenoot opslokt. De opeenhoping van verse waterstof aan het oppervlak van de witte dwerg resulteert op een zeker moment in een enorme explosie, die niet sterk genoeg is om de ster te verwoesten, maar wel de ‘brandstoftoevoer’ onderbreekt. Voor de nova V2487 barstte de bom in 1998 en de XMM-waarnemingen duiden erop dat de materiestroom in het dubbelstersysteem al weer op gang is gekomen.
Meer informatie: http://sci.esa.int/content/news/index.cfm?aid=23&cid=45&oid=30703
3 oktober 2002
Een serie opnamen, gemaakt met de Australia Telescope Compact Array en de röntgensatelliet Chandra, heeft voor het eerst de levenscyclus van radio- en röntgenjets afkomstig uit een zwart gat vastgelegd. De zich ontwikkelende jets van de dubbelster XTE J1550-565, die aanvankelijk met bijna de lichtsnelheid de ruimte doorkruisten, werden enige jaren gevolgd terwijl hun snelheid en helderheid afnam. Uit de waarnemingen blijkt dat de oostelijke jet schuin richting de aarde beweegt, terwijl de westelijke van ons af beweegt. Daarom lijkt de oostelijke jet verder gekomen te zijn dan de westelijke. Echter, in deze configuratie zou je verwachten dat de oostelijke jet helderder zou zijn dan de westelijke. Maar om onduidelijke redenen was dit het afgelopen jaar precies andersom: het zwarte gat pompt meer energie in westelijke richting, of die jet botst met een dichte wolk interstellair gas.
Meer informatie:
http://www.astronomy.nl/inhoud/pers/persberichten/03_10_02.html
http://chandra.harvard.edu
1 oktober 2002
Een nieuwe gedetailleerde infraroodopname van het centrum van ons Melkwegstelsel toont het stof dat in een wijde bocht naar het aldaar aanwezige 3 miljoen zonsmassa’s zware zwarte gat toe valt. Het betreft een opname in het midden-infrarood, waarbij vooral objecten op ‘kamertemperatuur’ worden geregistreerd. Hierdoor is met name het interstellaire stof te zien dat door sterren in de omgeving is opgewarmd. De sterren zelf zijn veel minder goed te zien' alleen de allerhelderste staan op de opname' en het zwarte gat (natuurlijk) al helemaal niet.
Meer informatie:
http://www.jpl.nasa.gov/releases/2002/release_2002_184.cfm
http://irastro.jpl.nasa.gov/GalCen/galcen.html
19 september 2002
Opnamen die met de Chandra-röntgensatelliet en Hubble-ruimtetelescoop van de Krabnevel zijn gemaakt, geven een dynamisch beeld van de neutronenster die in deze supernovarest rondtolt. De Krabnevel is ontstaan na de explosie van een ster in het jaar 1054. De kern van deze ster is daarbij ingestort tot een neutronenster die een hevige sterrenwind van energierijke deeltjes uitzendt. Op ‘filmpjes’ die op basis van de opnamen zijn gemaakt, is te zien hoe deze sterrenwind in schokgolven resulteert die zich met de halve lichtsnelheid door de gasnevel voortplanten.
Meer informatie: http://chandra.harvard.edu/photo/2002/0052/index.html
11 september 2002
Sterrenkundigen hebben vastgesteld dat een bijzonder soort neutronensterren, waarvan er slechts vijf bekend zijn, in werkelijkheid magnetars zijn' sterren met een magnetisch veld dat zo sterk is dat ze je giropasje van een afstand van 150.000 km onbruikbaar kunnen maken. De ontdekking is gedaan met een Amerikaanse röntgensatelliet. Neutronensterren tollen om hun as en kunnen daarbij röntgenstraling uitzenden. Bij de meeste van deze sterren is duidelijk waar de benodigde energie vandaan komt: ze gaan steeds langzamer draaien. Maar bij sommige neutronensterren gaat deze verklaring niet op. Het lijkt er nu op dat deze sterren een extreem sterk magnetisch veld hebben, dat als energiebron fungeert.
Meer informatie: http://www.gsfc.nasa.gov/topstory/20020911magnetar.html
5 september 2002
Een zwart gat in onze Melkweg stoot elke paar minuten 'kogels' van gas uit die elkaar na maanden weer inhalen en botsen. Dat ontdekte een Nederlands team van astronomen door waarnemingen met de NASA-röntgensatelliet Chandra aan de röntgenbron SS433, een dubbelster waarvan een van de partners een zwart gat is. De onderzoekers detecteerden twee lobben van heet gas met temperaturen rond de 50 miljoen graden die elk ongeveer een kwart lichtjaar aan weerszijden van de dubbelster uitstaken. Dat de lobben met heet gas op zo’n grote afstand van het zwarte gat nog te detecteren waren, was een verrassing. De verwachting was dat het gas niet verder dan een paar miljoen kilometer van het zwarte gat te vinden zou zijn. Dit moet betekenen dat het gas steeds opnieuw verhit wordt, waarschijnlijk doordat bellen gas met een zeer hoge snelheid de tragere inhalen en daar achterop botsen.
Meer informatie: http://www.astronomy.nl/navigatie/pers_index.html
7 augustus 2002
Op 10 april jl. (archief melkwegstelsel) konden we melden dat Amerikaanse sterrenkundigen dachten twee compacte objecten te hebben ontdekt die niet uit neutronen bestaan, zoals ‘gewone’ neutronensterren, maar uit quarks of andere subnucleaire deeltjes. Over deze ontdekking bestonden direct al twijfels, en deze lijken terecht te zijn geweest. Nieuw spectraalonderzoek heeft uitgewezen dat een van de objecten waarschijnlijk 27 kilometer groot is, maar een hete poolkap heeft die de indruk wekt dat het om een kleiner object gaat.
Meer informatie: http://skyandtelescope.com/news/current/article_692_1.asp
1 augustus 2002
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een opvallende opname gemaakt van een object dat, vooral voor Amerikanen, een nogal smakelijk uiterlijk heeft: dat van een hamburger. In werkelijkheid gaat het om een oude ster die omringd is door een schijf van gas en stof, die we van opzij zien. De ster zelf gaat schuil achter het stof, maar hij verlicht wel de boven en onderzijde van de stofschijf. Waarom de oude ster vooral materie in zijn evenaarvlak uitstoot is nog onduidelijk. Een mogelijke verklaring is dat de ster deel uitmaakt van een dubbelstersysteem, waardoor hij snel om zijn as draait. Naar verwachting zal de ‘hamburger’ uiteindelijk veranderen in een planetaire nevel.
Meer informatie: http://oposite.stsci.edu/pubinfo/pr/2002/19
1 augustus 2002
Europese sterrenkundigen hebben met ESO’s 3,6-m telescoop een achttal bruine dwergsterren nader onderzocht. De waarnemingen bevestigen de resultaten die eerder met de Hubble-ruimtetelescoop en de ISO-satelliet zijn verkregen. Eén van de bruine dwergen, Cha HA 2, blijkt inderdaad omringd te zijn door een stofschijf, en de ESO-resultaten duiden erop dat deze schijf tamelijk dicht en plat is. Van een andere, nabije, bruine dwerg is de leeftijd tamelijk nauwkeurig vastgesteld op 500-650 miljoen jaar. De waarnemingen bevestigen het idee dat bruine dwergen als ‘normale’ sterren worden geboren; het is zelfs niet uitgesloten dat bij deze koele, ondermaatse sterren planeten worden gevormd.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2002/pr-14-02.html
18 juli 2002
Op een nieuwe Hubble-opname is een merkwaardig gevormde planetaire nevel te zien. De nevel, Henize 3-401, is zeer langwerpig, wat enigszins vreemd lijkt, omdat het de uitgestoten buitenlagen van een oude ster betreft. En sterren zijn nu eenmaal bolvormig. De laatste jaren is echter gebleken dat planetaire nevels zeer uiteenlopende vormen kunnen hebben. Maar meestal zijn ze ‘bipolair’: de centrale ster lijkt de materie bij voorkeur in twee richtingen weg te blazen.
Het is nog niet helemaal duidelijk hoe de bipolaire vorm ontstaat. Sommige sterrenkundigen denken dat zulke langwerpige nevels alleen ontstaan als er een tweede ster in het spel is, die om de eerste heen draait. Anderen denken dat de bijzondere vorm door magnetische velden wordt veroorzaakt. Hoe het ook zij, planetaire nevels bestaan niet lang: slechts enkele duizenden jaren. Ze dijen geleidelijk uit en uiteindelijk vermengen ze zich met de interstellaire materie.
Meer informatie: http://sci.esa.int/hubble/news/index.cfm?oid=30277
8 juli 2002
Een pulsar die bijna drie jaar lang niet waarneembaar was, blijkt al die tijd normale activiteit te hebben vertoond. Hij was alleen niet ‘hoorbaar’ boven het ‘lawaai’ van een nabij zwart gat.
Pulsars zijn snel roterende neutronensterren, die op hun beurt weer de ingestorte kernen van sterren die als supernova zijn geëindigd. De onderzochte pulsar, EXO 2030+375, maakt deel uit van een dubbelstersysteem: hij draait om een zware, normale ster. De pulsar trekt materie van zijn begeleider naar zich toe. Deze materie verzameld zich in een hete accretieschijf rond de pulsar en veroorzaakt daar kenmerkende spectraallijnen.
Door de nabijheid (aan de hemel) van het zwarte gat Cygnus X-1' ook een sterke röntgenbron' was het signaal van de pulsar in de periode 1993-1996 niet detecteerbaar. Een nieuwe analyse van de gegevens die destijds verzameld zijn met de Compton Gamma Ray Observatory heeft echter uitgewezen dat het pulsarsignaal in die jaren weliswaar zwakker was dan normaal, maar niet geheel verdwenen. Waarschijnlijk betekent dit dat de materiedichtheid in de accretieschijf kleiner was geworden, doordat de pulsar (tijdelijk?) minder materiaal aangevoerd kreeg.
Meer informatie: http://www1.msfc.nasa.gov/NEWSROOM/NSSTC/news/releases/2002/N02-005.html
3 juli 2002 • Melkwegstelsel
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een fraaie nieuwe opname gemaakt van het supernovarestant Cassiopeia A. Cas A is voor zover bekend het jongste supernovarestant in het Melkwegstelsel. De supernova-explosie vond plaats in tegen het eind van de 17de eeuw, maar is door vrijwel niemand gezien, waarschijnlijk omdat de ontploffende ster schuilging achter dichte stofwolken in de melkweg. Wellicht dat de Engelse sterrenkundige John Flamsteed in 1680 de enige is geweest die de supernova heeft gezien: hij tekende een sterretje in het sterrenbeeld Cassiopeia op dat sindsdien niet meer is waargenomen.
Meer informatie: http://oposite.stsci.edu/pubinfo/pr/2002/15
25 juni 2002
Amerikaanse sterrenkundigen hebben in een ver restant van een supernova (SNR G54.1+0.3) een pulsar ontdekt die omgeven is door een heldere ring van energierijke deeltjes. De pulsar, die 7 keer per seconde om zijn as tolt, zendt bovendien twee jets uit. Uit waarnemingen in 2001 is gebleken dat de pulsar waarschijnlijk pas 3000 jaar geleden is ontstaan.
Een pulsar is een neutronenster: het compacte restant van de kern van ster die bij een supernova-explosie zijn buitenste lagen heeft weggeblazen. Intense elektromagnetische velden bij de neutronenster zorgen voor een uitstroom van deeltjes aan de polen (jets) en aan de evenaar. Waar deze deeltjes op materie in de omgeving botsen ontstaan schokgolven die de materie tot enorme temperaturen verhitten. Hierdoor zendt de materie onder meer röntgenstraling uit en ontstaat de heldere, 6 lichtjaar grote ring zoals deze met de röntgensatelliet Chandra is waargenomen.
Meer informatie:
http://chandra.harvard.edu
http://chandra.nasa.gov
19 juni 2002
Radiowaarnemingen duiden erop dat lichte sterren aan het eind van hun bestaan stralen watermoleculen uitstoten. Dat blijkt uit VLBA-waarnemingen aan de ster W43A, die op het punt staat zijn buitenlagen weg te blazen en daarmee een planetaire nevel te vormen. Al geruime tijd is bekend dat zulke planetaire nevels niet bolvormig zijn: ze hebben eerder een zandlopermodel, maar ook daar zijn allerlei variaties op. De onderzoeker denken nu dat de straalstromen of jets van materie die de oude sterren uitstoten een belangrijke rol spelen bij de vorming van de planetaire nevel. De ‘waterjets’ die W43A produceert hebben een kurkentrekkervorm, hetgeen ongetwijfeld het gevolg is van een tolbeweging van de bron die de jets uitstoot. Het is nog onbekend hoe de jets ontstaan.
Meer informatie: http://www.aoc.nrao.edu/epo/pr/2002/w43a/
13 juni 2002
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een fraaie opname gemaakt van de planetaire nevel IC 4406. Een planetaire nevel bestaat uit de buitenlagen van een ster die aan het einde van zijn bestaan is gekomen. Afhankelijk van de hoek waaronder we zo’n object zien, heeft het een andere vorm. In dit geval kijken we tegen de ‘zijkant’ aan, waardoor de symmetrische structuur van de nevel opvalt. In andere situaties kijken we van ‘bovenaf’ in de materie-uitstroom en krijgen we een ringvormig object te zien.
Meer informatie: http://oposite.stsci.edu/pubinfo/pr/2002/14
5 juni 2002
Het aantal bolvormige sterrenhopen dat om ons Melkwegstelsel draait was vroeger waarschijnlijk veel groter dan nu. Onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat een van de 160 bolhopen die we nu kennen, Palomar 5, geleidelijk door de getijkrachten uit elkaar wordt getrokken: langs de baan die de bolhoop volgt zijn lange ‘staarten’ van sterren aangetroffen die meer massa bevatten dan Palomar 5 zelf. De staarten zijn waarschijnlijk ontstaan op het moment dat de bolhoop door het vlak van de melkweg is gegaan. Als dit over 100 miljoen jaar weer gebeurt, zal de bolhoop naar alle waarschijnlijkheid geheel uiteen vallen.
Meer informatie: http://skyandtelescope.com/news/current/article_621_1.asp
28 mei 2002
In een moleculaire gaswolk op 1000 lichtjaar van de aarde is een zeldzame vorm van de verbinding ammoniak gevonden. Het betreft de vorm waarbij het molecuul niet uit één atoom stikstof en drie atomen waterstof bestaat, maar uit één atoom stikstof en drie atomen deuterium (zware waterstof). Op aarde is dit molecuul uitermate schaars. Waarom de deuteriumvariant van ammoniak in de ruimte betrekkelijk veel voorkomt, is nog onduidelijk. Mogelijk speelt hierbij de lage temperatuur van de interstellaire ruimte een rol.
Meer informatie: http://pr.caltech.edu/media/Press_Releases/PR12253.html
23 mei 2002
Sterrenkundigen hebben een dubbelstersysteem ontdekt waarin een pulsar zijn begeleidende ster vrijwel heeft opgeslokt. Van de ster, oorspronkelijk waarschijnlijk iets kleiner dan de zon, is nu nog maar 10 maal de massa van Jupiter over. Bij de overdracht van materie gaat zo’n pulsar steeds sneller draaien: het object in kwestie' XTE J0929-314' tolt nu al 185 keer per seconde om zijn as. Ondertussen draaien de pulsar en zijn begeleider in 43 minuten om elkaar: het hele dubbelstersysteem zou gemakkelijk tussen de maan en de aarde in passen.
Meer informatie: http://heasarc.gsfc.nasa.gov/docs/xte/whatsnew/2002_iauc.html#7900
23 mei 2002
Op bruine dwergen blijken onstuimige atmosferische omstandigheden te heersen. Bruine dwergen zijn ‘mislukte’ sterren: sterren die te licht zijn om door middel van kernfusie straling te produceren. De weinige warmte die ze na hun ontstaan bezitten, raken ze geleidelijk kwijt door infraroodstraling uit te zenden. Verwacht werd dat ze tegelijkertijd ook zwakker zouden worden, maar sommige bruine dwergen lijken soms juist wat op te leven. De verklaring wordt nu gezocht bij het wolkendek dat deze objecten naar alle waarschijnlijkheid omgeeft. Door gaten in de bewolking' bestaande uit ijzeratomen!' zouden we af en toe zicht krijgen op diepere lagen van de atmosfeer van de bruine dwerg, waardoor deze tijdelijk warmer en helderder lijkt.
Meer informatie: http://amesnews.arc.nasa.gov/releases/2002/02_65AR.html
21 mei 2002
Sterrenkundigen hebben een bruine dwerg ontdekt die zich op slechts drie astronomische eenheden van een oude, normale ster (LHS 2397a op 46 lichtjaar van de aarde) bevindt. Het object heeft een geschatte massa van 38-70 maal die van de planeet Jupiter. Breder onderzoek heeft uitgewezen dat alleen de lichtste sterren een bruine dwerg als begeleider op een dergelijk kleine afstand kunnen hebben.
Meer informatie: http://www.gemini.edu/project/announcements/press/2002-7.html
20 mei 2002
In het sterrenbeeld Orion is een nieuw klein object ontdekt, dat een bruine dwerg zou kunnen zijn, maar ook een jonge planeet. Het object bevindt zich nabij de ster Sigma Orionis, een gebied waar wel meer bruine dwergen ontdekt zijn. Het object in kwestie is echter zwakker en koeler dan zijn soortgenoten. De oppervlaktetemperatuur zou minder dan 1200 kelvin bedragen en het object zou niet veel zwaarder zijn dan onze planeet Jupiter. Deze getallen zijn echter onder voorbehoud, omdat de afstand van het object niet goed bekend is.
Meer informatie: http://www.ifa.hawaii.edu/info/press-releases/Martin5-20-02.html
15 mei 2002
Al dertig jaar geleden hebben sterrenkundigen vastgesteld dat de zon ‘galmt’ als een reusachtige orgelpijp. De energie die deze oscillaties aandrijft is afkomstig van de turbulente zone onmiddellijk onder het zichtbare oppervlak van de zon. De trillingen, die een beetje vergelijkbaar zijn met aardbevingen, verraden hoe de zon van binnen in elkaar zit. Ook andere sterren vertonen zulke oscillaties aan hun oppervlak, en deze zijn spectroscopisch waarneembaar. Vorig jaar is bijvoorbeeld vastgesteld dat de zonachtige ster Alfa Centauri net zulke trillingen vertoont als onze zon: met perioden van een minuut of zeven. Maar nu is voor het eerst ook een heel ander soort ster onderzocht: de reuzenster Xi Hydrae, die ongeveer tien keer zo groot is als de zon en op het punt staat rode reus te worden. Theoretisch werd verwacht dat de oscillaties van deze ster perioden van enkele uren zouden hebben, omdat de golven uit het inwendige er langer over doen om aan het oppervlak te komen. De waarnemingen lijken dit nu te bevestigen, al is vastgestelde periode met 3 uur ietwat aan de korte kant.
Meer informatie: http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2002/pr-10-02.html
13 mei 2002
Britse sterrenkundigen hebben vastgesteld dat bepaalde sterren die arm zijn aan het element lithium opmerkelijk snel roteren. Aangenomen wordt dat de sterren tot de oudste in het heelal behoren, maar het gebrek aan lithium was vreemd, omdat dit element volgens de bestaande inzichten al kort na de oerknal moet zijn gevormd en andere oude sterren wel degelijk lithium bevatten. De snelle rotatie duidt erop dat de sterren materie van andere sterren hebben opgeslokt. Bij deze overdracht krijgt zo’n ster ook extra impulsmoment, waardoor hij sneller gaat draaien. De onderzoekers denken nu dat bij dit stellaire kannibalisme ook fusiereacties optreden die tot ‘lithiumverbranding’ leiden.
Meer informatie: http://www.pparc.ac.uk/Nw/Press/cannibals.asp
8 mei 2002
Sacha Hony van de Universiteit van Amsterdam heeft samen met Nederlandse en buitenlandse collega's voor het eerst zwavel-ijzerverbindingen buiten ons zonnestelsel waargenomen. Vastgesteld is dat zwavel verstopt zit in kleine kristalletjes ijzersulfide en wel in zulke grote hoeveelheden dat het een belangrijke bouwsteen is van planeten bij sterren. In de zeer ijle gas en stofwolken tussen de sterren komt relatief evenveel zwavel voor als in onze zon. Maar in koude dichte stofschijven rond zeer jonge sterren leek het zwavel helemaal verdwenen. Door de vondst van deze zwavel-ijzerverbindingen is dit raadsel nu opgelost.
Meer informatie: http://www.astronomy.nl/inhoud/pers/persberichten/08_05_02.html
24 april 2002
Met de Hubble-ruimtetelescoop zijn zeer lichtzwakke, witte dwergsterren opgespoord die tot de oudste objecten in ons Melkwegstelsel behoren. De sterren, die deel uitmaken van de bolhoop M4, blijken 12 tot 13 miljard jaar oud te zijn, hetgeen betekent dat het heelal niet jonger kan zijn dan 13 à 14 miljard jaar. Dit resultaat is in overeenstemming met eerdere bepalingen van de leeftijd van het heelal, die gebaseerd waren op gegevens over de uitdijing ervan.
De leeftijdsbepaling van de witte dwergen geschiedt aan de hand van hun afkoeling. Witte dwergsterren zijn de resten van sterren die reeds lang geleden zo goed als uitgedoofd zijn: vanaf dat moment koelen de restanten in een voorspelbaar tempo af.
Meer informatie: http://oposite.stsci.edu/pubinfo/pr/2002/10
22 april 2002
Waarnemingen van een drie uur durende uitbarsting aan het oppervlak van een neutronenster hebben sterrenkundigen in staat gesteld om de snelheid te meten waarmee deze in een baan om zijn begeleidende ster draait. Daarbij is ook vast komen te staan dat de neutronenster, 4U 1636-53, veel sneller om zijn as draait dan tot voor kort voor mogelijk werd gehouden. Waarschijnlijk worden de neutronensterren in dit soort dubbelstersystemen versneld doordat ze materie van hun begeleider aantrekken, waardoor ook impulsmoment (‘draai-energie’) wordt overgedragen. Theoretisch kan de normale ster geheel worden verzwolgen, waarna er niets anders overblijft dan een neutronenster die honderden keren per seconde om zijn as tolt.
Meer informatie: http://www.gsfc.nasa.gov/news-release/releases/2002/02-056.htm
22 april 2002
Er zijn steeds meer aanwijzingen dat zwarte gaten om hun as tollen en daarbij een soort draaikolk in de structuur van de ruimte veroorzaken, waardoor energie vanuit het zwarte gat kan wegstromen. Deze conclusie baseren onderzoekers op waarnemingen, gedaan met de Europese röntgensatelliet XMM-Newton, aan het stellaire zwarte gat XTE J1650-500. Zwarte gaten trekken materie uit de omgeving aan, die zich vervolgens verzameld in een kolkende accretieschijf rond het zwarte gat. Uit berekeningen blijkt dat er rond een roterend zwart gat op veel kleinere afstand stabiele banen mogelijk zijn waarin de hete materie kan blijven draaien dan rond een stilstaand zwart gat. Spectrale waarnemingen van de hete materie rond XTE J1650-500 zich inderdaad heel dicht bij het zwarte gat bevindt. Vorig jaar is iets vergelijkbaars ook al waargenomen bij een superzwaar zwart gat in een ver melkwegstelsel.
Meer informatie: http://www.spaceref.com/news/viewpr.html?pid=8095
15 april 2002
Met de nieuwe radiotelescoop van Green Bank zijn de zwakke signalen opgevangen van een pulsar die pas 820 jaar oud is' de jongste radiopulsar die we kennen. Pulsars zijn snel rondtollende neutronensterren, die op hun beurt weer de compacte overblijfselen van supernova-explosies zijn. De waargenomen pulsar bevindt zich temidden van de flarden van een ster waarvan de explosie in het jaar 1181 door Japanse en Chinese waarnemers is opgetekend. Eind vorig jaar was de waarschijnlijke pulsar al waargenomen met de Chandra röntgensatelliet, maar nu pas zijn ook de (zeer zwakke) radiopulsen van de ster gedetecteerd: de pulsar blijkt 15 keer per seconde om zijn as te wentelen.
Meer informatie: http://www.aoc.nrao.edu/pr/3c58.html
15 april 2002
Radiosterrenkundigen hebben ethyleenglycol aangetoond in een grote interstellaire gaswolk nabij het centrum van het Melkwegstelsel. Ethyleenglycol is een organische verbinding die op aarde als antivriesmiddel wordt gebruikt, maar het is tevens een molecuul dat aan de basis staat van de vorming van suikers. Inmiddels zijn in zulke gaswolken ongeveer 130 verschillende moleculaire verbindingen aangetroffen. Dat duidt erop dat onze planeet al vroeg in haar bestaan met organisch materiaal kan zijn verrijkt.
Meer informatie: http://www.aoc.nrao.edu/pr/antifreeze.html
12 april 2002
Sterren ontstaan in groepen en computersimulaties laten zien dat ze elkaar daarbij onderling flink in de weg kunnen zitten. Bij de simulaties is nagegaan wat er gebeurt met een 1 lichtjaar grote interstellaire gaswolk waarin 50 sterren en bruine dwergen ontstaan. De resultaten laten zien dat er in de groep een gevecht plaatsvindt om massa, waarbij de zwaarste sterren natuurlijk ook het meeste gas verzamelen. Veel lichte sterren worden pardoes uit de groep geslingerd. Dat gebeurt soms zelfs in een dermate vroeg stadium, dat ze onvoldoende gas hebben verzameld om echte sterren te worden: het worden bruine dwergen. De berekeningen onderbouwen het vermoeden dat er in ons melkwegstelsel misschien net zo veel bruine dwergen als normale sterren zijn. Een ander opvallend resultaat is dat veel jonge sterren bij zulke interacties een deel van de omringende gas- en stofschijf kwijtraken waarin later planeten kunnen ontstaan. Dat zou kunnen betekenen dat grote zonnestelsels als het onze vrij schaars zijn.
Meer informatie: http://www.astro.ex.ac.uk/people/mbate/Research/pr.html
12 april 2002
Het beste bewijs voor het bestaan van zwarte gaten in ons melkwegstelsel is afkomstig van bepaalde dubbelstersystemen die röntgenuitbarstingen vertonen. In zo’n dubbelstersysteem draaien een zwart gat (of een neutronenster) en een normale ster om elkaar. Door materieoverdracht van de ster naar het zwarte gat, vormt zich een schijf van heet gas rond laatstgenoemde, die röntgenstraling uitzendt. Vaak zijn zulke objecten op röntgengolflengten heel helder, maar sommige zijn juist erg zwak. In het laatste geval wordt gesproken van een ‘slapende’ röntgendubbelster' aangenomen wordt dat deze ‘slaaptoestand’ het gevolg is van een afgenomen materieoverdracht van de nabije ster. Recente waarnemingen aan het object V404 Cygni hebben nu echter laten zien dat zelfs ‘slapende’ röntgendubbelsterren af en toe een uitbarsting vertonen, die enkele minuten tot uren kan duren. Ook zijn er korte röntgenflakkeringen gezien. Het is nog niet gelukt om zo’n uitbarsting tegelijkertijd op zichtbare en röntgengolflengten waar te nemen: dat zou informatie opleveren over de plek waar de röntgenstraling ontstaat.
10 april 2002
In het zuidelijke deel van de melkweg zijn maar liefst duizend nieuwe planetaire nevels opgespoord. De planetaire nevels' die ontstaan als lichte sterren zoals onze zon aan het einde van hun bestaan hun buitenlagen wegblazen' zijn ontdekt in het kader van een survey met de Brits/Australische UK Schmidt Telescope. Dankzij de rijke oogst van deze survey is het aantal bekende planetaire nevels vrijwel verdubbeld.
Meer informatie: http://www.roe.ac.uk/wfau/halpha/halpha.html
10 april 2002
Waarnemingen met de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra hebben twee bijzondere ‘sterren’ aan het licht gebracht: de ene is te klein, de andere te koud. Volgens de onderzoekers wijzen de waarnemingen erop dat de beide objecten uit bijzondere materie bestaan' mogelijk uit quarks of uit andere subnucleaire deeltjes. Het object RXJ 1856 gedraagt zich als een vast lichaam met een temperatuur van 700.000 graden en is slechts 11 kilometer groot. Gegeven zijn massa is RXJ 1856 daarmee te klein voor een neutronenster, maar een zwart gat is het ook niet. Het andere object, 3C58' een neutronenster die waarschijnlijk het overblijfsel is van een supernova uit het jaar 1181, is minder dan een miljoen graden heet en daarmee veel te ‘koud’ voor zo’n jonge neutronenster. Volgens de onderzoekers duiden beide waarnemingen erop dat neutronensterren niet geheel uit neutronen bestaan en dat er andere soorten materie aan te pas komen.
Meer informatie:
http://chandra.harvard.edu
http://chandra.nasa.gov
25 maart 2002
Sterrenkundigen in Groot-Brittannië en Japan denken een verklaring te hebben gevonden voor het bestaan van R Coronae Borealis (RcrB) sterren en soortgelijke sterren die voor het overgrote deel uit helium bestaan. Deze samenstelling duidt erop dat deze sterren op de een of andere manier te maken hebben met de overblijfselen van de kern van een oude ster die al zijn waterstof heeft verbruikt. Computersimulaties duiden er nu op dat de eigenschappen die zulke ‘heliumsterren’ vertonen heel goed verklaard kunnen worden met de fusie van twee (lichte) witte dwergsterren.
Meer informatie: http://www.arm.ac.uk/~csj/movies/merger.html