In deze rubriek komen de dwergplaneten (inclusief Ceres, Pluto en de vermeende 'Planeet 9'/'Planeet X'), ijsdwergen, de Kuipergordel, de Oortwolk en het ontstaan van ons zonnestelsel aan bod.
De Webb-ruimtetelescoop heeft de gassen in kaart gebracht die door de zogeheten centaur 29P worden uitgestoten. De meetgegevens wijzen op een gevarieerde samenstelling. Centaurs zijn ijzige objecten die buiten de omloopbaan van de planeet Neptunus zijn ontstaan, maar onder de zwaartekrachtsinvloed van de planeten in de laatste paar miljoen jaar binnen de Neptunusbaan zijn beland. Vaak vertonen ze kenmerken van zowel transneptunische objecten uit de koude Kuipergordel, als van kortperiodieke kometen – objecten die sterk zijn aangetast door herhaaldelijke scheervluchten langs de zon. Een team van wetenschappers heeft onlangs de nabij-infraroodspectrograaf van Webb gebruik om gegevens te verzamelen over de centaur 29P/Schwassmann-Wachmann 1, een zeer actief object dat bekendstaat om zijn min of meer periodieke uitbarstingen, die met tussenpozen van zes tot acht weken plaatsvinden. Daarbij hebben ze een nieuwe jet van koolstofmonoxide-gas ontdekt en nog nooit eerdere waargenomen jets van koolstofdioxide, die inzicht geven in de aard van de kern van deze centaur. Door hun grote afstanden zijn centaurs moeilijk waarneembaar, maar bij eerdere waarnemingen van 29P op radiogolflengten was al een jet van koolstofmonoxide ontdekt die ruwweg in de richting van zon en aarde wijst. Webb heeft deze jet ook gedetecteerd en, geholpen door zijn grote spiegel en infraroodcapaciteiten, ook naar allerlei andere chemische verbindingen gezocht, waaronder H2O (water) en CO2 (koolstofdioxide). De laatste is een van de belangrijkste vormen waarin koolstof in het zonnestelsel is opgeslagen. In de atmosfeer van 29P zijn geen duidelijke aanwijzingen voor waterdamp gevonden, wat mogelijk een gevolg is van de extreem lage temperatuur van deze centaur. Op basis van de gegevens die Webb heeft verzameld, heeft het team een driedimensionaal model van de jets van 29P gemaakt. Daarbij hebben de wetenschappers ontdekt dat deze jets afkomstig zijn van verschillende plekken op de kern van de centaur. De hoeken waaronder de jets staan suggereren dat de kern een samenraapsel van verschillende objecten zou kunnen zijn. (EE)
Onderzoekers van NASA en Purdue University (VS) denken dat de ijzige dwergplaneet Ceres, het grootste object in de planetoïdengordel tussen Mars en Jupiter, ooit een modderige oceaanwereld kan zijn geweest. Ze baseren zich op gegevens van NASA-ruimtesonde Dawn en computersimulaties van hoe inslagkraters op Ceres in de loop van de miljarden jaren vervormen en ‘vollopen’ (Nature Astronomy, 18 september). ‘We vermoeden dat er veel waterijs vlak onder het oppervlak van Ceres ligt, en dat dit geleidelijk minder ijzig wordt naarmate je dieper gaat’, aldus planeetwetenschapper Mike Sori van Purdue. ‘Vroeger dacht men dat als Ceres erg ijzig was, de kraters mettertijd snel zouden vervormen. Onze simulaties laten echter zien dat ijs onder de omstandigheden op Ceres veel steviger kan zijn als er een beetje vast gesteente in zit.’ De ontdekking van het team is in tegenspraak met de eerdere aanname dat Ceres relatief droog is en voor minder dan dertig procent uit waterijs bestaat. Sori en zijn collega’s zijn nu echter tot de conclusie gekomen dat het oppervlak van de dwergplaneet voor meer dan negentig procent uit ijs bestaat: ‘Onze interpretatie is dat Ceres vroeger een oceaanwereld was zoals Jupitermaan Europa, maar dan met een modderige oceaan’, aldus Sori. ‘Toen deze ‘verontreinigde’ oceaan uiteindelijk bevroor, vormde zich een ijskorst waarin een beetje rotsachtig materiaal opgesloten raakte.’ Met hun computersimulaties hebben de wetenschappers onderzocht hoe inslagkraters op Ceres in de loop van de tijd veranderen. Zelfs vaste stoffen gaan uiteindelijk stromen, en hierdoor worden inslagkraters geleidelijk minder diep: ze lopen vol. Daarbij geldt dat ijs sneller stroomt dan gesteente. Dus toen uit beelden van ruimtesonde Dawn bleek dat er weinig ondiepe kraters op Ceres zijn, werd daaruit geconcludeerd dat de korst van de dwergplaneet niet veel ijs kan bevatten. De computersimulaties laten echter zien dat een ijskorst die bovenin voornamelijk uit ijs bestaat, maar naar onderen toe meer rotsachtig puin bevat zelfs in miljarden jaren nauwelijks van zijn plek komt. Met andere woorden: ook een verontreinigde ijskorst kan het gebrek aan ondiepe kraters verklaren. De onderzoekers voelen zich gesterkt door spectrografische gegevens van Dawn die laten zien dat er waarschijnlijk ijs onder het regoliet (verweerd materiaal) op Ceres ligt, en met name verontreinigd ijs. (EE)
10 september 2024
De bijna duizend kilometer grote dwergplaneet Ceres is het grootste object in de planetoïdengordel tussen de planeten Mars en Jupiter. Planeetwetenschappers vragen zich al jaren af of zij daar ter plekke is ontstaan. Ceres zou eventueel ook uit het buitengebied van ons zonnestelsel afkomstig kunnen zijn, en later naar binnen zijn gemigreerd. Een onderzoeksteam van het Max-Planck-Institut für Sonnensystemforschung (Duitsland) trekt dit laatste scenario nu in twijfel. Reden: de ontdekking van ammonium-rijke afzettingen in en rond de Consus-krater op Ceres. Ceres is een buitenbeentje in de planetoïdengordel. Met een middellijn van ongeveer 960 kilometer is zij niet alleen het grootste object tussen de banen van Mars en Jupiter: anders dan haar talrijke kleine metgezellen vertoont zij een uiterst complexe en gevarieerde geologie. Zo ontdekte NASA-ruimtesonde Dawn tussen 2015 en 2018 wijdverspreide afzettingen van ammonium op haar oppervlak. Normaal gesproken is ammonium echter alleen stabiel in het koude buitengebied van ons zonnestelsel: elders verdampt het snel. Daarom dachten veel wetenschappers dat Ceres wellicht uit een koudere omgeving afkomstig was. Maar het nieuwe onderzoek spreekt dit tegen. Gegevens die de Dawn-sonde heeft verzameld wijzen erop dat Ceres het toneel is – of tot voor kort is geweest – van cryovulkanisme: een vorm van vulkanisme waar geen magma bij komt kijken, maar half-bevroren water. Zo zijn op de bodem van diverse inslagkraters lichtgekleurde zoutafzettingen aangetroffen. En in het geval van de krater Consus lijkt het om ammonium te gaan. De aanwezigheid van ammonium hoeft dus niet te betekenen dat Ceres uit het buitengebied van het zonnestelsel afkomstig is. Volgens de Duitse onderzoekers waren de bestanddelen van ammonium al aanwezig in het oorspronkelijke bouwmateriaal van Ceres. Omdat ammonium zich niet bindt aan de meeste materialen die in de mantel van Ceres voorkomen, hoopte het zich in de loop van de miljarden jaren op in een dikke laag pekel tussen de mantel en de korst van de dwergplaneet. Door cryovulkanische activiteit steeg de ammoniumrijke pekel herhaaldelijk naar de oppervlakte. Mogelijk hebben de mineralen in de korst van Ceres het ammonium daarbij als een soort spons geabsorbeerd. Bij inslagen, zoals die op de plek van de Consus-krater is dit materiaal vervolgens bloot komen te liggen. (EE)
→ Dwarf planet Ceres: Origin in the asteroid belt?
5 september 2024
De vele duizenden kleine hemellichamen voorbij de baan van Neptunus zijn daar mogelijk terechtgekomen doordat een ster miljarden jaren geleden langs het zonnestelsel scheerde. Dat laten gedetailleerde computersimulaties van een team van Duitse en Nederlandse onderzoekers zien. Ze publiceren hun bevindingen in twee wetenschappelijke artikelen (Nature Astronomy en The Astrophysical Journal Letters, 4 september). Sterrenkundigen konden tot nu toe moeilijk verklaren waarom er duizenden hemellichamen met diameters van meer dan honderd kilometer in langgerekte, schuine banen om de zon draaien. Een team van onderzoekers met daarbij simulatie-expert Simon Portegies Zwart (Universiteit Leiden) heeft nu meer dan drieduizend computersimulaties verricht. Uit de simulaties kwam naar voren dat er miljarden jaren geleden een ster van ongeveer 0,8 keer zonsmassa langs kan zijn gevlogen. De ster kwam onder een hoek van ongeveer zeventig graden op ongeveer 110 keer de afstand aarde-zon voorbij. Ter vergelijk: Neptunus staat op dertig keer de afstand aarde-zon. De langs-scherende ster verklaart niet alleen de banen van bijvoorbeeld de dwergplaneet Sedna, maar ook die van objecten die bijna loodrecht op de planeetbanen bewegen. En het kan de banen verklaren van 2008 KV42 en 2011 KT19: twee hemellichamen die ten opzichte van de planeten in tegengestelde richting draaien. ‘En, tot onze verrassing leveren de simulaties ook een verklaring voor waarom Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus twee soorten manen hebben,’ voegt Simon Portegies Zwart daaraan toe. ‘Door de stellaire flyby werden sommige kleine hemellichamen uit de buitengebieden naar binnen geslingerd en daar ingevangen door de reuzenplaneten. Dat werden vervolgens de onregelmatige maantjes die op grote afstand, in schuine langgerekte banen om de planeten draaien.’ ‘De schoonheid van de simulatie en het daaruit voorkomende model ligt in de eenvoud," zegt hoofdauteur Susanne Pfalzner van het Forschungszentrum Jülich in Duitsland. ‘Het beantwoordt meerdere open vragen aan de hand van één gebeurtenis.’
→ Oorspronkelijk persbericht
Frans onderzoek laat zien dat het verschil in ashelling – de stand van de rotatie-as ten opzichte van het baanvlak – tussen de dwergplaneet Pluto en de grote Neptunusmaan Triton kan verklaren waarom hun oppervlakken zo sterk van elkaar verschillen, terwijl de twee hemellichamen in andere opzichten juist veel op elkaar lijken (PNAS, 12 augustus). De ashelling van Pluto varieert in de loop van 2,8 miljoen jaar tussen de 104 en 127 graden, wat resulteert in lange, geprononceerde seizoenen en poolnachten die tientallen aardse jaren duren. Door zijn baanbeweging om Neptunus vertoont Triton juist veel kortere seizoenen die zich afspelen op een tijdschaal van ongeveer 650 jaar. Met behulp van modelberekeningen hebben Tanguy Bertrand en Emmanuel Lellouch van de Sterrenwacht van Parijs) zich verdiept in wat zich in de loop van de tijd op de oppervlakken van Pluto en Triton heeft afgespeeld. Daarbij hebben ze met name gekeken naar het transport van vluchtige verbindingen, zoals stikstof, methaan en koolstofmonoxide – gassen die in de atmosferen van beide hemellichamen voorkomen. Hierbij zijn ze uitgegaan van dezelfde begintoestand en van de bekende verschillen in ashelling en baanparameters. De modellen suggereren dat de verschillende ashellingen van de Triton en Pluto er de oorzaak van kan zijn waarom het oppervlak van eerstgenoemde van middelhoge tot hoge breedtegraden heldere, gladde afzettingen van vluchtig ijs vertoont, terwijl het oppervlak van Pluto wordt gekenmerkt door enorme gletsjers van vluchtig ijs rond de evenaar. Volgens de auteurs bevestigen hun bevindingen de theorie dat Pluto en Triton zijn gevormd in de Kuipergordel – een gordel van honderdduizenden ijsachtige objecten aan de rand van ons zonnestelsel – waarna Triton in een later stadium door Neptunus werd ingevangen. (EE)
15 april 2024
Het vraagstuk van hoe de opvallende hartvormige structuur op het oppervlak van dwergplaneet Pluto is ontstaan, lijkt te zijn opgelost. Een onderzoeksteam onder leiding van de Universiteit van Bern heeft de structuur met behulp van computersimulaties weten te reproduceren. De waarschijnlijke oorzaak ligt bij een ongeveer 700 kilometer groot object met ongeveer de massa van de grote planetoïde Vesta, dat lang geleden onder een hoek van 15 tot 30 graden op Pluto is ingeslagen (Nature Astronomy, 15 april). Toen NASA-ruimtesonde New Horizons in 2015 opnamen van het oppervlak van Pluto naar de aarde zond, trok het hartvormige gebied op diens oppervlak, dat Tombough Regio werd gedoopt, onmiddellijk de aandacht. Tombough Regio bestaat in feite uit twee afzonderlijke delen, die nogal van elkaar verschillen. Het westelijke deel, Sputnik Planitia, is duidelijk lichter van kleur en ligt drie tot vier kilometer lager dan de rest van het oppervlak. De lichte tint wordt veroorzaakt door een laag stikstofijs. Op het hoger gelegen oostelijke deel ligt (om nog onduidelijke redenen) veel minder stikstofijs. Dat Sputnik Planitia door een inslag is veroorzaakt werd al langer vermoed, maar duidelijk was dat het geen frontale botsing kon zijn geweest. De computersimulaties hebben dat bevestigd. Volgens de onderzoekers heeft het inslaande object zich, dankzij zijn invalshoek en lage snelheid, niet diep in de kern van Pluto geboord, maar heeft hij zich daar als een klodder aan gehecht. Het onderzoek werpt mogelijk ook nieuw licht op de interne structuur van Pluto. Het is aannemelijk dat een grote inslag als deze heel vroeg in de geschiedenis van Pluto heeft plaatsgevonden. Maar dat levert een probleem op: een diepe ‘kuil’ zoals Sputnik Planitia zou zich – vanwege het daar ontstane massatekort – mettertijd naar de pool van de dwergplaneet moeten verplaatsen. In werkelijkheid ligt hij echter dicht bij de evenaar. Dit werd tot nog toe verklaard door aan te nemen dat er onder het oppervlak van Pluto een oceaan van water schuilgaat en dat de ijskorst van Pluto in het Sputnik Planitia-gebied relatief dun is. Hierdoor zou de oceaan ter plaatse ‘uitpuilen’ en ontstaat er juist een massaoverschot, dat ervoor zorgt dat Sputnik Planitia naar de evenaar opschuift. De nieuwe simulaties laten echter zien dat de migratie van Sputnik Planitia ook een andere oorzaak kan hebben: een massaoverschot dat is veroorzaakt door een inslaand object wiens materiaal over de harde ijskern van Pluto is uitgesmeerd. En in dat geval hoeft deze dwergplaneet geen ondergrondse oceaan te hebben. (EE)
→ How Pluto got its heart
22 februari 2024
De Kuipergordel – het uitstrekte buitengebied van ons zonnestelsel – is wellicht aanzienlijk groter dan gedacht. Dat blijkt uit gegevens van een instrument van NASA-ruimtesonde New Horizons dat bijhoudt met hoeveel (microscopisch kleine) stofdeeltjes de ruimtesonde in botsing komt terwijl hij met een snelheid van 50.000 kilometer per uur door de ruimte raast. New Horizons werd in 2006 gelanceerd om de verre dwergplaneet Pluto en zo mogelijk nog enkele kleinere ijsachtige objecten te gaan bekijken. Inmiddels is de ruimtesonde al bijna 9 miljard kilometer van ons verwijderd, maar hij stuurt nog steeds gegevens naar de aarde. De verwachting was dat New Horizons, naarmate hij zich verder van de zon verwijdert, steeds minder stofdeeltjes tegen zou komen – de minuscule ijzige overblijfselen van botsingen tussen de grote objecten die de Kuipergordel bevolken. Maar dat lijkt dus niet het geval. Volgens planeetwetenschappers wijst dit erop dat de Kuipergordel miljarden kilometers breder is dan geschat. Buiten de Kuipergordel zou zich zelfs nog een tweede gordel van ijzig materiaal kunnen bevinden. De metingen komen op een moment dat wetenschappers van de New Horizons-missie, met behulp van telescopen zoals de Japanse Subaru-telescoop op Hawaï, een aantal Kuipergordelobjecten hebben ontdekt die zich ver voorbij de ‘traditionele’ buitenste rand van de Kuipergordel ophouden. Gedacht werd dat deze rand, waar de aantallen objecten beginnen af te nemen, zich op ongeveer 7,5 miljard kilometer van de zon bevindt, maar nieuw bewijs suggereert dat dit eerder 12 miljard kilometer of meer zal zijn. Wel is het denkbaar dat een deel van de geregistreerde deeltjes in het binnenste deel van de Kuipergordel zijn ontstaan, en door de stralingsdruk van de zon en andere factoren naar buiten zijn geduwd. Een andere mogelijkheid is dat New Horizons op een populatie van kortlevende ijsdeeltjes is gestuit, waarmee in de bestaande modellen van de Kuipergordel geen rekening is gehouden. Naar verwachting heeft New Horizons nog voldoende raketbrandstof en stroom om tot zeker 2040 te blijven functioneren. In dat geval zou de stofmeter t.z.t. zelfs de overgang kunnen registeren naar een gebied dat door interstellaire deeltjes – deeltjes van buiten ons zonnestelsel dus – wordt gedomineerd. (EE)
→ NASA’s New Horizons Detects Dusty Hints of Extended Kuiper Belt
20 februari 2024
De verre dwergplaneten Eris en Makemake zijn mogelijk geologisch actief, net zoals Pluto. Dat wordt afgeleid uit recent onderzoek met de Webb-ruimtetelescoop (Icarus, april 2024). Voor geologische processen zijn aanzienlijke hoeveelheden warmte nodig. Omdat Pluto en andere objecten in de zogeheten Kuipergordel van ons zonnestelsel zijn ontstaan uit zeer koude materialen en nooit dicht genoeg in de buurt van de zon zijn gekomen om significant op te warmen, werd daarom lang aangenomen dat dergelijke ijswerelden vrijwel geen geologische activiteit zouden vertonen. Toch bleek uit opnamen van ruimtesonde New Horizons dat het oppervlak van Pluto in recente tijden is ‘ververst’. Voorlopig zijn er geen plannen om een ruimtesonde naar Eris en Makemake te sturen, maar dankzij de Webb-ruimtetelescoop kunnen planeetwetenschappers toch veel over hen te weten komen. Een team onder leiding van Christopher Glein (Southwest Research Institute, VS) heeft Webb gebruikt om het door de dwergplaneten weerkaatste zonlicht te analyseren. De daarbij vastgelegde infraroodspectra bevatten informatie over de chemische samenstelling van hun oppervlakken. Uit de spectra blijkt dat Eris en Makemake beide veel methaanijs op hun oppervlak hebben, maar anders dan bij Makemake zijn er bij Eris ook aanwijzingen voor stikstofijs. Opvallend is verder dat geen van beide koolstofmonoxide lijken te bevatten, hoewel dat een belangrijk bestanddeel is van het ijs op kometen, waarvan wordt aangenomen dat ze eveneens uit de Kuipergordel afkomstig zijn. Ook zijn er geen tekenen te zien van grotere organische moleculen, zoals die zich vormen wanneer methaan aan straling wordt blootgesteld. Het ontbreken van diverse soorten ijs en organische moleculen op het oppervlak van beide dwergplaneten is opmerkelijk. Volgens de onderzoekers kan dit een aanwijzing zijn dat er via cryovulkanisme nog ‘verse’ methaan vanuit hun inwendige aan de oppervlakte komt. En dat zou dan weer kunnen betekenen dat de kernen van Eris en Makemake nog genoeg warmte afgeven om een ondergrondse oceaan in stand te houden, zoals ook diverse manen van Jupiter en Saturnus die hebben. (EE)
→ SwRI Scientists Find Evidence of Geothermal Activity Within Icy Dwarf Planets
6 februari 2024
Het dubbele ringenstelsel van de Centaur Chariklo dankt zijn bestaan mogelijk aan een klein maantje. Dat is de conclusie die onderzoekers van het Planetary Science Institute (VS) trekken uit computersimulaties van dit intrigerende object (The Planetary Science Journal, 6 februari). Centaurs zijn kleine objecten die qua afmetingen op planetoïden lijken, maar qua samenstelling meer weghebben van kometen. Ze cirkelen in wijde banen om de zon, veelal tussen de omloopbanen van de planeten Jupiter en Neptunus. Chariklo is ongeveer 250 kilometer groot en is de eerste Centaur waarbij ringen zijn ontdekt. De computersimulaties laten zien dat de huidige configuratie van dit ringenstelsel kan worden toegeschreven aan een maantje van ongeveer drie kilometer groot. Of dit maantje ook echt bestaat, zal nog moeten blijken: vanwege de grote afstand van Chariklo – ruwweg 2,4 miljard kilometer – valt een object van deze grootte buiten het bereik van de telescopen op aarde. Het hypothetische maantje is ook niet de enig mogelijke verklaring voor het bestaan van het huidige ringenstelsel van Chariklo. Het is ook denkbaar dat zich op het oppervlak van deze Centaur een zwaartekrachtsanomalie bevindt (bijvoorbeeld een gebergte), en dat de ringen in resonantie zijn met de rotatie van zijn kern. Chariklo vertoont twee ringen van een paar kilometer breed. Om de ringen zo dun te houden, moet er een mechanisme bestaan dat voorkomt dat het ringmateriaal zich verspreidt. In hun publicatie laten de wetenschappers zien dat een Chariklo-achtig ringenstelsel zónder maantje mettertijd steeds breder wordt. De onderzoekers vermoeden dat de ringen van Chariklo voornamelijk uit ijsdeeltjes bestaan, net als die van de grote planeten van ons zonnestelsel. Voor het overige is er nog bijzonder weinig over bekend. (EE)
→ Small Satellite May Shape Centaur Rings
29 april 2023
Een groot internationaal team van astronomen heeft ontdekt dat de dwergplaneet Quaoar niet één, maar minstens twee ringen heeft. De tweede ring werd opgemerkt tijdens onderzoek van de eerste ring, waarvan het bestaan pas sinds februari van dit jaar bekend is. Quaoar is een dwergplaneet in de Kuipergordel. Hij werd in 2002 ontdekt door de Amerikaanse astronomen Michael Brown en Chad Trujillo. Uit later onderzoek bleek dat hij ongeveer half zo groot is als Pluto en tekenen van ijsvulkanisme vertoont. Ook heeft Quaoar een kleine maan, die Weywot wordt genoemd. Beide ringen van Quaoar liggen buiten de zogeheten Rochelimiet, wat in tegenspraak is met theorieën die het ontstaan van manen en ringen beschrijven. Tot voor kort dachten wetenschappers dat materiaal binnen de Roche-limiet uit elkaar getrokken zou moeten worden, waardoor zich een ring vormt. Materiaal buiten de Rochelimiet zou juist moeten samenklonteren tot een maan. Waarom dit bij Quaoar niet het geval is, is onduidelijk, maar mogelijk heeft de aanwezigheid van Weywot daar iets mee te maken. De twee ringen van Quaoar zijn niet rechtstreeks waarneembaar met telescopen op aarde: daarvoor is de hoeveelheid zonlicht die zij weerkaatsen te gering. Ze zijn ontdekt toen de dwergplaneet toevallig voor achtergrondsterren langs schoof en hun licht temperde. (EE)
→ Second ring found around dwarf planet Quaoar (Phys.org)
8 februari 2023
Astronomen hebben een nieuw ringenstelsel ontdekt in ons zonnestelsel. Het bevindt zich rond Quaoar – een dwergplaneet, half zo groot als Pluto, die voorbij de planeet Neptunus om de zon draait (Nature, 8 februari). Het ringenstelsel van Quaoar is uitzonderlijk wijd, wat vragen oproept over het ontstaan van dit soort structuren. De ontdekking is gedaan onder leiding van een internationaal team onder leiding van Bruno Morgado van de Universiteit van Rio de Janeiro (Brazilië), dat gebruik heeft gemaakt van een extreem gevoelige camera van Britse makelij die is gekoppeld aan de 10,4-meter Gran Telescopio Canarias op het Canarische eiland La Palma. Zelfs met deze geavanceerde apparatuur is het ringenstelsel van Quaoar niet direct waarneembaar: daarvoor is het te klein en lichtzwak. Dat het desondanks kon worden opgespoord, is te danken aan vier sterbedekkingen die tussen 2018 en 2021 hebben plaatsgevonden. Bij deze gebeurtenissen schoof de dwergplaneet voor een verre achtergrondster langs en hield hij diens licht – zoals verwacht – gedurende ongeveer een minuut tegen. Maar onverwachts waren ook vóór en ná de bedekking twee dipjes in het licht van de ster te zien, en dat wijst op de aanwezigheid van een ringenstelsel rond Quaoar. Ringenstelsels zijn relatief zeldzaam in ons zonnestelsel. Naast de reuzenplaneten Saturnus, Jupiter, Uranus en Neptunus zijn slechts twee andere, veel kleinere, objecten omgeven door ringen: Chariklo en Haumea. Voor al deze ringsystemen geldt dat ze in stand blijven doordat ze zich dicht bij hun moederplaneet bevinden, zodat getijdenkrachten voorkomen dat het ringmateriaal samenklontert tot manen. Wat het ringenstelsel rond Quaoar zo bijzonder maakt, is dat het zich op meer dan zeven maal de straal van de dwergplaneet bevindt. Dat is ver buiten de zogeheten Rochelimiet: de afstand waar voorbij de getijdenkrachten te zwak zijn om het samenklonteren van ringmateriaal tegen te gaan. Ter vergelijking: de ringen van Saturnus bevinden zich allemaal binnen drie maal de straal van de planeet. Het lijkt er dus op dat de Rochelimiet geen absolute grens is als het om ringenstelsels gaat. Volgens de onderzoekers wordt het opvallend wijde ringenstelsel van Quaoar mogelijk in stand gehouden door onderlinge botsingen tussen brokken ringmateriaal of door externe factoren, zoals baanresonanties. Problematisch is wel dat de ring in dat geval veel breder zou moeten zijn dan nu het geval is. (EE)
→ A new ring system discovered in our Solar System
6 februari 2024
Het dubbele ringenstelsel van de Centaur Chariklo dankt zijn bestaan mogelijk aan een klein maantje. Dat is de conclusie die onderzoekers van het Planetary Science Institute (VS) trekken uit computersimulaties van dit intrigerende object (The Planetary Science Journal, 6 februari). Centaurs zijn kleine objecten die qua afmetingen op planetoïden lijken, maar qua samenstelling meer weghebben van kometen. Ze cirkelen in wijde banen om de zon, veelal tussen de omloopbanen van de planeten Jupiter en Neptunus. Chariklo is ongeveer 250 kilometer groot en is de eerste Centaur waarbij ringen zijn ontdekt. De computersimulaties laten zien dat de huidige configuratie van dit ringenstelsel kan worden toegeschreven aan een maantje van ongeveer drie kilometer groot. Of dit maantje ook echt bestaat, zal nog moeten blijken: vanwege de grote afstand van Chariklo – ruwweg 2,4 miljard kilometer – valt een object van deze grootte buiten het bereik van de telescopen op aarde. Het hypothetische maantje is ook niet de enig mogelijke verklaring voor het bestaan van het huidige ringenstelsel van Chariklo. Het is ook denkbaar dat zich op het oppervlak van deze Centaur een zwaartekrachtsanomalie bevindt (bijvoorbeeld een gebergte), en dat de ringen in resonantie zijn met de rotatie van zijn kern. Chariklo vertoont twee ringen van een paar kilometer breed. Om de ringen zo dun te houden, moet er een mechanisme bestaan dat voorkomt dat het ringmateriaal zich verspreidt. In hun publicatie laten de wetenschappers zien dat een Chariklo-achtig ringenstelsel zónder maantje mettertijd steeds breder wordt. De onderzoekers vermoeden dat de ringen van Chariklo voornamelijk uit ijsdeeltjes bestaan, net als die van de grote planeten van ons zonnestelsel. Voor het overige is er nog bijzonder weinig over bekend. (EE)
→ Small Satellite May Shape Centaur Rings
27 januari 2023
Het kalium op aarde is aangevoerd door ‘lokale’ meteorieten, zo blijkt uit nieuw onderzoek onder leiding van Nicole Nie en Da Wang van het Carnegie Institution for Science in Washington DC (VS). Hun werk toont aan dat sommige primitieve meteorieten een andere mix van kaliumisotopen bevatten dan andere, meer chemisch ‘bewerkte’ meteorieten. De resultaten geven meer inzicht in de processen die ons zonnestelsel hebben gevormd (Science, 26 januari). Door de hoge temperatuur en druk in hun inwendige kunnen sterren elementen produceren door middel van kernfusie. Een deel van het materiaal dat daarbij wordt geproduceerd wordt uiteindelijk de ruimte in geslingerd, waar het zich ophoopt als wolken van gas en stof. Meer dan 4,5 miljard jaar geleden trok zo’n wolk samen tot een bal van gas die licht en warmte uitstraalde: onze zon. Rond de pasgeboren zon vormde zich een ronddraaiende schijf van overgebleven gas en stof. Daaruit zijn uiteindelijk de planeten en andere objecten van het zonnestelsel ontstaan, waaronder ook de moederlichamen die later uiteenvielen tot planetoïden en meteorieten. Wetenschappers kunnen meer te weten komen over de evolutie van ons zonnestelsel door de zogeheten isotopen-samenstelling van meteorieten te bestuderen. Isotopen zijn atomen van één en hetzelfde chemische element en hebben daarom allemaal hetzelfde aantal protonen in hun kern. De aantallen neutronen in hun kern kunnen echter verschillen. Bij hun onderzoek hebben Wang, Nie-along en collega’s de verhoudingen van drie kaliumisotopen gemeten in monsters van 32 verschillende meteorieten. Kalium is heel interessant, omdat het een matig vluchtig element is: een element met een relatief laag kookpunt dat daardoor vrij gemakkelijk verdampt. De wetenschappers hebben ontdekt dat sommige van de meest primitieve meteorieten die in het buitengebied van ons zonnestelsel zijn gevormd – zogeheten koolstofhoudende chondrieten – meer kaliumisotopen bevatten die door supernova’s (exploderende sterren) zijn geproduceerd. Niet-koolstofhoudende chondrieten, de soort die het vaakst op aarde neerploft, vertonen dezelfde kalium-isotopenverhouding als onze planeet en andere hemellichamen in het binnenste deel van het zonnestelsel. Hieruit blijkt dat er – net als bij een slecht gemengd cakebeslag – geen sprake was van een gelijkmatige verdeling van materialen tussen de buitenwijken van het zonnestelsel, waar de koolstofhoudende chondrieten werden gevormd, en het binnenste zonnestelsel, waar wij leven. (EE)
→ Solar System formed from ‘poorly mixed cake batter’, isotope research shows
22 december 2022
Het is al een tijdje stil rond de ruimtesonde New Horizons, die in 2015 de eerste detailrijke foto’s maakte van dwergplaneet Pluto en diens maan Charon, en in 2019 van ijsdwerg of plutoïde Arrokoth. Sindsdien staat de activiteit van het toestel op een laag pitje, om energie te besparen voor een twee jaar durende vervolgmissie, waarvoor op 1 oktober jl. het startschot is gegeven. Op 1 maart volgend jaar wordt New Horizons uit zijn winterslaap gehaald om opnamen te kunnen maken van Uranus en Neptunus, de verste planeten van ons zonnestelsel. Daarnaast zal de ruimtesonde gegevens gaan verzamelen over het relatief lege buitengebied van ons zonnestelsel, dat hij nauwkeuriger kan onderzoeken dan zijn voorgangers Voyager 1 en 2. Aangenomen wordt dat New Horizons zich in het overgangsgebied bevindt tussen het binnenste, stofrijke deel van de zogeheten Kuipergordel en het buitenste, relatief lege deel. Met behulp van de stofdetector aan boord van de ruimtesonde hopen wetenschappers te kunnen vaststellen om hoeveel stof het gaat en tot waar de Kuipergordel precies reikt. De opnamen van Uranus en Neptunus zullen worden gebruikt om de bewegingen van de wolken in hun atmosferen te volgen. Het is de bedoeling dat het tweetal in het najaar van 2023 (bijna) gelijktijdig ook wordt bekeken door de Hubble-ruimtetelescoop en met diverse telescopen op aarde. Voor New Horizons zijn Uranus en Neptunus weliswaar slechts waarneembaar als nietige stipjes, maar het ontstaan en verdwijnen van wolken resulteert in kleine helderheidsveranderingen die de ruimtesonde kan meten. Tussendoor zal New Horizons ook een stuk of tien soortgenoten van Arrokoth (van grote afstand) bekijken, om meer te weten te komen over hun vormen en afmetingen en mogelijke maantjes te kunnen ontdekken. De hoop bestaat dat de ruimtesonde tot na 2040 in bedrijf kan blijven. Mocht er in de tussentijd nog een tweede ijsdwerg/plutoïde worden ontdekt die, met een koerscorrectie, binnen zijn bereik ligt, dan zal het huidige onderzoek voor dat doel worden stilgelegd om zoveel mogelijk brandstof te besparen. New Horizons bevindt zich momenteel op ongeveer 55 astronomische eenheden (AE) van de zon, oftewel 55 keer de afstand aarde-zon (150 miljoen kilometer), en daar komt elk jaar ongeveer 3 AE bij. (EE)
→ NASA’s Pluto Spacecraft Begins New Mission at the Solar System’s Edge (Scientific American)
17 oktober 2022
Aan de hand van computersimulaties hebben NASA-wetenschappers Jessica Noviello en Steve Desch uitgeplozen hoe dwergplaneet Haumea, die zich in de ijzige Kuipergordel voorbij de baan van de buitenste planeet Neptunus bevindt, een van de meest exotische objecten van ons zonnestelsel kon worden. Haumea is bijna net zo groot als Pluto, maar heeft een aantal uitzonderlijke eigenschappen. Ze draait bijvoorbeeld veel sneller om haar as dan andere hemellichamen van deze omvang: één draaiing duurt maar vier uur. Door deze snelle rotatie heeft Haumea de vorm van een deels leeggelopen Amerikaanse voetbal aangenomen. Haar oppervlak, dat grotendeels uit waterijs bestaat, lijkt niet op dat van de overige objecten in de Kuipergordel, behalve dan op die van een tiental ‘broertjes en zusjes’ die vergelijkbare omloopbanen om de zon volgen. Haumea is te ver weg om zich nauwkeurig met telescopen op aarde te laten bekijken, en heeft ook nog geen bezoek gehad van een ruimtesonde. Om haar te kunnen onderzoeken moeten wetenschappers dus hun toevlucht nemen tot computermodellen. Noviello en Desch begonnen hun onderzoek met slechts drie stukjes informatie: de geschatte grootte en massa van Haumea, en haar korte rotatietijd. Hun computermodellen deden op basis daarvan een ‘voorspelling’ van de gemiddelde dichtheid van de dwergplaneet en de dichtheid en grootte van haar kern. Op deze informatie werden vervolgens wiskundige vergelijkingen losgelaten, waarmee de hoeveelheid ijs op Haumea en het volume van de dwergplaneet kon worden bepaald. Aan de hand van deze gegevens zijn simulaties gedaan van de levensloop van Haumea, om na te gaan welke combinatie van eigenschappen zij als ‘baby’ moet hebben gehad om tot de huidige dwergplaneet te evolueren. De wetenschappers namen aan dat baby-Haumea drie procent meer massa had dan nu, om het bestaan van de broertjes en zusjes, die waarschijnlijk ooit deel van haar hebben uitgemaakt, te kunnen verklaren. Ze namen tevens aan dat Haumea een andere draaisnelheid en een groter volume had. Vervolgens werd in de computermodellen telkens een van deze kenmerken veranderd. Uiteindelijk resulteerde dit in een scenario waar de huidige versie van Haumea uitrolde. Op basis van hun computerberekeningen komen Noviello en Desch tot de conclusie dat Haumea vroeg in de geschiedenis van ons zonnestelsel in botsing is gekomen met een ander object. Hoewel daarbij stukken van Haumea zijn weggeslagen, denken de beide wetenschappers niet dat dit de uiteindelijke broertjes en zusjes van Haumea waren, zoals andere onderzoekers hebben gesuggereerd. Bij zo’n krachtige inslag zouden zulke brokstukken veel meer zijn verspreid. De huidige Haumea-familie ontstond pas later, toen de dwergplaneet haar uiteindelijke vorm aannam. Door de warmte die vrijkwam bij het verval van radioactieve elementen, werd het ijs van Haumea zacht, waardoor rotsachtig materiaal naar het centrum zakte en lichter ijs naar de oppervlakte steeg. Hierdoor ging de dwergplaneet nog sneller draaien dan nu het geval is. En dat zou ertoe hebben geleid dat brokken ijs van het oppervlak werden weggeslingerd: de huidige broertjes en zusjes van Haumea. Ondertussen ontstond ook een tijdelijke oceaan van vloeibaar water onder het oppervlak van Haumea. Dit water drong door in het gesteente dat zich in haar kern had verzameld en deed dit opzwellen tot een grote ‘bal’ klei. Door dit opzwelproces vertraagde de draaiing van Haumea tot haar huidige snelheid. (EE)
→ NASA Studies Origins of ‘Weird’ Solar System Object: Dwarf Planet Haumea
16 december 2021
De veelhoekige structuren in het ijsoppervlak van de dwergplaneet Pluto zijn ontstaan door sublimatie van stikstofijs – het verschijnsel waarbij vast ijs rechtstreeks verdampt, zonder eerst tot vloeistof te smelten. Tot die conclusie komt een internationaal onderzoeksteam, onder leiding van Adrien Morison van de Universiteit van Exeter (VK) op basis van modelberekeningen (Nature, 15 december). Toen de ruimtesonde New Horizons in 2015 vlak langs Pluto vloog, bleek al snel dat deze ijzige dwergplaneet, ondanks zijn grote afstand tot de zon, geologisch actief is. Dit is onder meer te zien bij het grote inslagbekken Sputnik Planitia, dat bedekt is met een dikke laag stikstofijs die een veelhoekige structuur vertoont. Het vermoeden bestond al dat deze structuur is ontstaan door thermische convectie binnen het stikstofijs, waardoor het ijsoppervlak voortdurend wordt vernieuwd. Maar onduidelijk was hoe dit proces precies verloopt. Bij hun nieuwe onderzoek hebben Morison en zijn collega’s aan de hand van geavanceerde modelberekeningen aangetoond dat de convectie in de ijslaag van Sputnik Planitia wordt aangedreven door de sublimatie van stikstofijs, die tot afkoeling van het lokale oppervlak leidt. Dit veroorzaakt bewegingen in de ijslaag die zich op tijdschalen van honderdduizenden jaren afspelen. Het onderzoek toont aan dat de dynamiek van deze laag stikstofijs overeenkomsten vertoont met die van de oceanen op aarde, die door het klimaat worden aangedreven. Zo’n door het klimaat aangedreven dynamiek van een vaste laag zou zich ook kunnen voordoen op het oppervlak van andere ijzige hemellichamen, zoals Triton (een van de manen van Neptunus), of Eris en Makemake (in de Kuipergordel). (EE)
→ Mystery behind formation of surface ice-shapes on Pluto unravelled
7 oktober 2021
Toen de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons in juli 2015 langs de verre dwergplaneet Pluto vloog, lieten de beelden die hij naar de aarde overseinde een landschap van ijsbergen, gletsjers en merkwaardige geologische structuren zien. Een van die mysterieuze structuren was Wright Mons en zijn metgezel, Piccard Mons. Ze zijn enkele kilometers hoog, maar tegelijkertijd immens breed: meer dan honderd kilometer. In het midden van Wright lijkt een diep gat te zitten, en ook Piccard vertoont een enigszins ingedeukt centrum. Aanvankelijk dachten wetenschappers dat Wright en Piccard ‘cryovulkanen’ konden zijn: vulkanen die slibachtig ijs uitbraken. Maar nieuw onderzoek ondergraaft dat vermoeden. In plaats van de ingestorte toppen van ijsvulkanen zijn de gaten in Wright en Piccard mogelijk slechts plekken die niet ‘overspoeld’ zijn door enorme uitstromen van ijzig slib uit openingen in het omringende landschap. Tot die conclusie komt een onderzoeksteam onder leiding van Kelsi Singer van het Southwest Research Institute. Singer en haar collega’s hebben nog eens goed naar de gegevens van New Horizons gekeken. Daarbij hebben ze vastgesteld dat het terrein rond Wright en Piccard Mons enigszins glooiend is en bezaaid met knobbelige structuren met afmetingen van ruwweg een kilometer. Maar opmerkelijk genoeg hebben Wright en Piccard geen steile flanken, en hun centrale openingen liggen ongeveer op dezelfde hoogte als het landschap rond de vermeende cryovulkanen. Dat suggereert dat wat eruit ziet als een ringvormig vulkanisch massief slechts een opeenhoping van materiaal is dat, om wat voor reden dan ook, dit deel van het terrein niet heeft opgevuld. Het ‘gat’ in Wright ziet er zo diep uit, omdat dit deel van Pluto ten tijde van de opname zo’n beetje op de grens van dag en nacht lag. Hierdoor werd de structuur van opzij aangelicht en lijken de hoogteverschillen in het landschap veel groter dan ze in werkelijkheid zijn. Maar in feite is het centrale gat dus niet extreem diep. En ook zijn er geen aanwijzingen gevonden dat er ooit iets uit Wright is gevloeid. Dat laatste zou ook heel merkwaardig zijn, omdat de oppervlaktetemperatuur van Pluto ongeveer -230 °C bedraagt en water, al dan niet vermengd met ammoniak, heel snel keihard bevriest. Tegelijkertijd wijst de bijna totale afwezigheid van inslagkraters erop dat dit terrein slechts 1 miljard jaar oud is. Het ijs ter plaatse lijkt dus wel degelijk ‘recent’ gesmolten te zijn, maar de oorzaak daarvan is onbekend. (EE)
→ Plutonian Mounts Aren’t Ice Volcanoes (Sky & Telescope)
5 oktober 2021
De toch al ijle atmosfeer van de verre dwergplaneet Pluto is – geheel volgens verwachting – de afgelopen jaren nóg ijler geworden. Dat blijkt uit waarnemingen door astronomen van het Southwest Research Institute in Texas. Zij namen de planeet waar toen deze in de nacht van 15 augustus 2018 voor een ster langs schoof. Tijdens die twee minuten durende sterbedekking werd gemeten hoeveel sterlicht door de atmosfeer van de dwergplaneet werd ‘tegengehouden’. Deze techniek wordt al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw op Pluto toegepast. Net als de aardatmosfeer bestaat de atmosfeer van Pluto voornamelijk uit stikstofgas. Maar anders dan bij de aarde wordt de dichtheid ervan bepaald door de dampdruk van het ijs op zijn oppervlak. Dat betekent dat kleine veranderingen in de temperatuur van het ijs tot grote veranderingen in de atmosferische dichtheid leiden. Doordat Pluto een langgerekte ellipsbaan doorloopt, varieert zijn afstand tot de zon sterk. Daardoor is ook zijn oppervlaktetemperatuur niet constant. In 1989 was de afstand zon-Pluto op zijn ‘kleinst’, maar het opwarmende effect daarvan was nog tot 2018 merkbaar: tot dat jaar liet de dichtheid van Pluto’s atmosfeer elke tien jaar een verdubbeling zien. Sindsdien is het oppervlak van de dwergplaneet echter weer zo ver afgekoeld dat er meer stikstofgas uit zijn atmosfeer aanvriest op zijn oppervlak. De komende eeuwen zullen de temperatuur en de atmosferische dichtheid op Pluto alleen maar verder afnemen. De dwergplaneet doet namelijk 248 jaar over één omloop om de zon. Zijn volgende ‘warme’ periode komt dus pas rond het jaar 2237 weer op gang. (EE)
→ SwRI scientists confirm decrease in Pluto’s atmospheric density
13 augustus 2021
Afwijkingen in de verdeling van waterstof in de 92 kilometer grote inslagkrater Occator op Ceres, bevestigen dat de korst van deze dwergplaneet voor een groot deel uit ijs bestaat. Dat blijkt uit een analyse van meetgegevens die in 2018 zijn verzameld door de (inmiddels uitgeschakelde) NASA-ruimtesonde Dawn, die sinds 2015 om Ceres cirkelt. Aan de hand van de gegevens van de Gamma Ray and Neutron Detector (GRaND) aan boord van Dawn heeft een team onder leiding van het Tom Prettyman van het Planetary Science Institute een gedetailleerde kaart gemaakt van de concentraties waterstof in de omgeving van Occator. De GRaND-data laten zien dat de bovenste meter van het oppervlak van de jonge krater een verhoogde waterstof-concentratie vertoont. Volgens de onderzoekers maakt de gedetecteerde overmaat aan waterstof deel uit van water in bevroren vorm, wat het al bestaande vermoeden bevestigt dat de buitenste korst van Ceres voor een grotendeels uit ijs bestaat. Dit ijs zou zich al sinds de vorming van de Occator-krater, ruwweg 20 miljoen jaar geleden, in de ondiepe bovenlaag hebben weten te handhaven. Bij de inslag die Occator deed ontstaan, is korstmateriaal tot een diepte van ongeveer tien kilometer blootgelegd. Het hoge waterstofgehalte in de bodem van de krater is dus in overeenstemming met het idee dat de hele korst van Ceres veel ijs bevat. Onder deze korst bevindt zich waarschijnlijk een ‘oceaan’ van zeer zout water. (EE)
→ Traces of Ceres’ Icy Crust Found at Occator Crater
3 juni 2021
Een team van Leidse astronomen, onder leiding van Simon Portegies Zwart, is erin geslaagd om de eerste 100 miljoen jaar van de geschiedenis van de zogeheten Oortwolk door te rekenen. Tot nu toe waren alleen stukjes van de geschiedenis los van elkaar bestudeerd. De sterrenkundigen publiceren hun allesomvattende simulatie en de gevolgen daarvan binnenkort in het vakblad Astronomy & Astrophysics. De Oortwolk vormt een enorme schil, bestaande uit zo’n 100 miljard komeetachtige objecten, aan de rond van ons zonnestelsel. Hij werd in 1950 bedacht door de Nederlandse sterrenkundige Jan Hendrik Oort, om te verklaren waardoor er steeds nieuwe kometen met langgerekte banen in ons zonnestelsel opduiken. De wolk, die pas begint op meer dan 3000 keer de afstand aarde-zon, moet overigens niet verward worden met de Kuipergordel – de gordel van brokken steen, gruis en ijs waar de dwergplaneet Pluto deel van uitmaakt en die zich veel dichterbij bevindt. Hoe de Oortwolk precies is ontstaan, was tot nu toe een raadsel. Dat komt doordat er een reeks gebeurtenissen heeft plaatsgevonden die een computer lastig in zijn geheel kan nabootsen. Sommige processen duurden slechts een paar jaar en vonden op relatief korte afstanden plaats, vergelijkbaar met de afstand aarde-zon. Andere processen duurden miljarden jaren en vonden plaats over lichtjaren afstand, vergelijkbaar met de afstanden tussen sterren. De Leidse onderzoekers zijn, net als bij eerdere onderzoeken, van losse gebeurtenissen uitgegaan, maar nieuw is dat ze de gebeurtenissen vervolgens met elkaar hebben weten te verbinden. Ze gebruikten bijvoorbeeld het eindresultaat van de eerste berekening als startpunt voor de volgende berekening. Zo konden ze de hele ontstaansgeschiedenis van de Oortwolk in kaart brengen. De simulaties bevestigen dat de Oortwolk een overblijfsel is van de protoplanetaire schijf met gas en stof waaruit ons zonnestelsel zo’n 4,6 miljard jaar geleden is ontstaan. De komeetachtige objecten in de Oortwolk komen grofweg uit twee plekken uit het heelal. Een deel ervan komt van dichtbij, uit ons eigen zonnestelsel. Het zijn brokstukken en planetoïden die door de grote planeten naar buiten zijn geslingerd. Het andere deel van de objecten is afkomstig van andere sterren. Toen de zon net was geboren, waren er nog een stuk of duizend andere sterren in de buurt. De Oortwolk kan kometen hebben ingevangen die oorspronkelijk bij die andere sterren hoorden. Overigens konden de Leidse sterrenkundigen ook een aantal gebeurtenissen weerleggen, waaronder de in 2005 geopperde hypothese dat de Oortwolk een gevolg zou zijn van de migratie van de reuzenplaneten in het zonnestelsel. Deze hypothese, die dus onjuist blijkt te zijn, zou de vele oude kraters op de maan moeten verklaren. (EE)
→ Volledig persbericht
16 april 2021
De in 2006 gelanceerde ruimtesonde New Horizons, die de dwergplaneet Pluto als (eerste) reisdoel had, bereikt op 18 april een nieuwe mijlpaal. Op die dag is hij precies vijftig keer zo ver van de zon verwijderd als de aarde. Dat komt overeen met 7,5 miljard kilometer. New Horizons is pas de vijfde ruimtesonde die deze afstand bereikt. De Pioneers 10 en 11 en de Voyagers 1 en 2 gingen hem voor. Op de afstand waar hij zich nu bevindt doen de commando’s die NASA naar de ruimtesonde stuurt er zeven uur over om hem te bereiken. En het duurt nog eens zeven uur voordat de ‘ontvangstbevestiging’ bij de missieleiding binnenkomt. Als eerbetoon aan zijn illustere voorganger Voyager 1 heeft New Horizons een opname gemaakt van het hemelgebied waar deze laatste zich van hem uit gezien bevindt. Hoewel ruimtesonde Voyager 1 onzichtbaar klein is voor de camera van New Horizons, weet NASA wel precies waar hij zich bevindt. Deze positie is op de nu vrijgegeven foto omcirkeld. Van de genoemde ruimtesondes bevindt Voyager 1 zich het verst van de zon: bijna 23 miljard kilometer. Ten opzichte van de zon heeft hij een snelheid van 17 kilometer per seconde. New Horizons gaat te ‘langzaam’ om hem te kunnen inhalen. (EE)
→ NASA’s New Horizons Reaches a Rare Space Milestone
18 februari 2021
De kans dat zich in het donkere buitengebied van ons zonnestelsel nog een negende grote planeet verschanst is een stuk kleiner dan tot nu toe werd aangenomen. Tot die conclusie komt een internationaal onderzoeksteam, op basis van een statistische analyse van de verdeling van ‘mini-planeetjes’ buiten de omloopbaan van de planeet Neptunus. In 2016 verkondigden onderzoekers van het California Institute of Technology (Caltech) dat ze aanwijzingen hadden gevonden voor het bestaan van een nog onbekende planeet – ‘Planeet 9’ – aan de rand van ons zonnestelsel. Ze baseerden zich op de waarneming van een bijzondere opeenhoping van ‘mini-planeetjes’ voorbij Neptunus oftewel trans-Neptunische objecten (TNO’s). Deze opeenhoping zou erop wijzen dat de ijsachtige objecten onder invloed staan van een nog onbekende grote planeet. Het nieuwe onderzoek trekt die conclusie in twijfel. In hun op arXiv verschenen voorpublicatie stellen de wetenschappers dat de vermeende ophoping heel goed het gevolg zou kunnen zijn van een vertekenend statistisch effect: bias. Door hun grote afstanden zijn TNO’s alleen waarneembaar wanneer ze zich relatief dicht bij de zon bevinden. Om ze met een telescoop te kunnen opmerken, moeten astronomen dus op een specifiek moment naar een specifiek stuk van de hemel kijken. En zo krijg je een ‘bevooroordeeld’ beeld van hun verdeling. Om aan te tonen dat de waarnemingen van de Caltech-onderzoekers weleens het gevolg kunnen zijn van bias, verzamelden de auteurs gegevens van veertien extreem verre TNO’s die met verschillende telescopen zijn waargenomen. Geen van deze objecten maakte deel uit van het eerdere Caltech-onderzoek. De statistische analyse van de verzamelde data heeft nu laten zien dat de veertien verre mini-planeetjes niet merkbaar worden beïnvloed door de zwaartekracht van een grote onbekende planeet. Volgens de auteurs is de kans dan ook groot dat de eerder waargenomen opeenhoping van TNO’s is veroorzaakt door het feit dat deze verre objecten zich bij toeval op de plek bevonden waar de telescopen van het Caltech-team op waren gericht. De auteurs benadrukken overigens dat hun onderzoek het bestaan van Planeet 9 niet helemaal kan uitsluiten. Maar de kans dat de hypothetische planeet werkelijk bestaat, is wel een stuk kleiner geworden. (EE)
→ Evidence of Planet Nine diminishing as researchers find no evidence of clustering
11 februari 2021
Nieuwe waarnemingen met onder meer de Gemini Noord-telescoop op Hawaï hebben bevestigd dat het in 2018 ontdekte zwakke object met de bijnaam ‘Farfarout’ inderdaad het verst bekende lid van ons zonnestelsel is. Farfarout werd in januari 2018 opgespoord met de Subaru-telescoop, die eveneens op Hawaï is gestationeerd. Direct al was duidelijk het object zich heel ver weg bevond – vandaar diens bijnaam – maar om zijn exacte afstand te kunnen vaststellen, waren meer waarnemingen nodig. De afgelopen jaren heeft een team rond Scott Sheppard van het Carnegie Institution for Science Farfarout met diverse telescopen waargenomen, om zijn omloopbaan te kunnen bepalen. Uit de waarnemingen blijkt dat het object momenteel 132 astronomische eenheden van de zon verwijderd is – ruim drie keer zo ver als de dwergplaneet Pluto. (Een astronomische eenheid is de gemiddelde afstand tussen zon en aarde oftewel 150 miljoen kilometer.) Daarmee staat vast dat Farfarout verder van de zon verwijderd is dan de vorige recordhouder: het object Farout, dat zich momenteel op een afstand van 124 astronomische eenheden bevindt. De omloopbaan van Farfarout is echter heel langgerekt. Het verste punt ervan ligt op 175 astronomische eenheden van de zon, maar het meest nabije punt op slechts 27 astronomische eenheden. Farfarout kan de zon dus dichter naderen dan de planeet Neptunus. Astronomen vermoeden dat Farfarout op enig moment zo dicht langs Neptunus gescheerd, dat hij naar het verre buitengebied van ons zonnestelsel werd geslingerd. En de kans is groot dat hij in de toekomst opnieuw door Neptunus zal worden beïnvloed, omdat hij diens omloopbaan kruist. Dat zal overigens nog wel even duren, want zijn omlooptijd bedraagt ongeveer duizend jaar. Op basis van de (geringe) helderheid en grote afstand van Farfarout wordt geschat dat het object ongeveer 400 kilometer groot is. Als straks mocht blijken dat hij (vrijwel) bolvormig is, zou hij tot de dwergplaneten kunnen worden gerekend. (EE)
→ Astronomers Confirm Solar System’s Most Distant Known Object Is Indeed Farfarout
22 januari 2021
Een interdisciplinair team van wetenschappers heeft een nieuwe theorie opgesteld die kan verklaren waarom het binnenste deel van ons zonnestelsel zo sterk verschilt van het buitenste deel. Anders dan bij het meest gangbare model is daarin geen hoofdrol weggelegd voor de planeet Jupiter (Science, 22 januari). De binnenste planeten – Mercurius, Venus, de aarde en Mars – zijn relatief klein en droog. Daarin onderscheiden ze zich van de planeten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus, die voor een groot deel uit vluchtige elementen bestaan. In de afgelopen jaren is ontdekt dat de twee delen van ons zonnestelsel zich op nog een ander belangrijk punt van elkaar onderscheiden. Afhankelijk van uit welk deel ze afkomstig zijn vertonen meteorieten een andere samenstelling. De bestaande verklaring voor de onderlinge verschillen tussen planeten en meteorieten is ongeveer als volgt. Toen 4,5 miljard jaar geleden het zonnestelsel begon te ontstaan uit een schijf van gas en stof, ontstond Jupiter als eerste. Deze planeet veegde daarbij zoveel materiaal op, dat de planeetvormende schijf werd verdeeld in een binnen- en een buitendeel. Daarbij werd de uitwisseling van materiaal tussen beide delen geblokkeerd. Op basis van computersimulaties is het onderzoeksteam nu tot een andere verklaring voor de tweedeling van het zonnestelsel gekomen. Volgens hun model verliep het ontstaan van het zonnestelsel in twee fasen. Tijdens de eerste fase was de zon nog aan het ontstaan, en vormden zich in haar naaste omgeving de eerste planetaire bouwstenen, zogeheten planetesimalen. Deze waren rijk aan water, wat zou betekenen dat ook de aarde direct al heel waterrijk zou moeten zijn geweest. Dat dit niet zo is, komt volgens de wetenschappers door het verval van het eveneens in de planetesimalen aanwezige radioactieve element aluminium-26. Bij dat verval komt warmte vrij, waardoor de planetesimalen smolten en hun water kwijtraakten. Vervolgens gebeurde er ongeveer een half miljoen jaar niets. Daarna kwam de vorming van planetesimalen in het buitenste deel van het zonnestelsel op gang. Omdat het radioactieve aluminium al was vervallen, bleven deze planetesimalen koud en hielden ze meer vluchtige stoffen vast. Als gevolg daarvan kregen de buitenste planeten een heel andere samenstelling dan de binnenste. (EE)
→ How our planets were formed
12 januari 2021
Op opnamen die tussen 2015 en 2018 door de ruimtesonde Dawn zijn gemaakt is te zien dat het oppervlak van de dwergplaneet Ceres plaatselijk een blauwe gloed vertoont. De oorzaak van deze verkleuring was tot nu toe onbekend, maar laboratoriumexperimenten onder leiding van planeetwetenschapper Stefan Schröder van het Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt hebben het raadsel opgelost (Nature Communications, 12 januari). Ceres heeft geen atmosfeer, waardoor waterijs op zijn oppervlak niet stabiel is en snel sublimeert (direct van ijs in damp overgaat). Maar onder het oppervlak van Ceres bevinden zich aantoonbaar wél aanzienlijke hoeveelheden bevroren water. In het laboratorium hebben de wetenschappers nu kunnen nabootsen wat er gebeurt wanneer waterijs dat bijvoorbeeld bij een inslag op Ceres eerst in de kristalstructuur van bepaalde kleimineralen is beland, aan de oppervlakte komt liggen en vervolgens sublimeert. Wat dan achterblijft is een poreuze, bijna schuimige stoflaag die in wit zonlicht een blauwachtige glans vertoont. Dit effect is vergelijkbaar met het verschijnsel dat de (onbewolkte) hemel op aarde blauw lijkt. Dat komt doordat de blauwe component van het zonlicht sterker wordt verstrooid door de minuscule moleculen van de aardatmosfeer dan de groene en rode component. Een soortgelijk effect treedt op in de microscopisch kleine holtes die het ontsnappende water in kleimineralen op Ceres achterlaat. (EE)
→ Why do some regions on the dwarf planet Ceres appear blue?
14 oktober 2020
In 2015 ontdekte de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons spectaculaire met sneeuw bedekte bergen op Pluto, die opvallend veel op aardse bergen lijken. Zo’n landschap was nog nooit eerder elders in ons zonnestelsel waargenomen. Maar terwijl de temperatuur in de aardatmosfeer naar boven toe afneemt, neemt deze op Pluto juist toe als gevolg van zonnestraling. Waar komt dat ijs dan vandaan? Een internationaal team onder leiding van wetenschappers van het Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS) heeft dat nu onderzocht. Eerst hebben de onderzoekers vastgesteld dat de ‘sneeuw’ op de bergen van Pluto eigenlijk uit bevroren methaan bestaat. In de Pluto-atmosfeer, die grotendeels uit stikstof bestaat, zijn inderdaad sporen van methaan aanwezig, maar onduidelijk was hoe dit gas in zulke grote hoeveelheden op de bergtoppen kon neerslaan. Om daar een verklaring voor te vinden hebben de wetenschappers een klimaatmodel voor de Pluto-atmosfeer gebruikt. Uit dat model blijkt dat vanwege zijn specifieke dynamiek de atmosfeer van de dwergplaneet op grotere hoogte rijk is aan gasvormig methaan. Daardoor bevat de lucht pas ter hoogte van de bergtoppen voldoende methaan om als rijp te kunnen neerslaan. Op geringere hoogten bevat de lucht te weinig methaan om ijs te kunnen vormen. Het onderzoek, dat op 13 oktober is gepubliceerd in Nature Communications, zou ook kunnen verklaren waarom de dikke gletsjers van methaanijs die elders op Pluto worden waargenomen, vaak spectaculair steile richels vertonen, terwijl aardse gletsjers, die natuurlijk uit bevroren water bestaan, doorgaans vlak zijn. (EE)
→ The Mountains of Pluto Are Snowcapped, But Not for the Same Reasons as on Earth
6 oktober 2020
De verre ijsdwerg Arrokoth, voorheen bekend als Ultima Thule, is in de eerste 100 miljoen jaar van zijn bestaan waarschijnlijk flink van vorm veranderd. Volgens een internationaal onderzoeksteam is de huidige vorm van Arrokoth, die op een platgeslagen sneeuwpop lijkt, het gevolg van ontgassing onder invloed van de zonnewarmte (Nature Astronomy, 5 oktober). Begin 2019 vloog NASA-ruimtesonde New Horizons dicht langs het slechts enkele tientallen kilometers grote object Arrokoth, dat grotendeels uit bevroren gassen bestaat. Arrokoth bleek een opvallende tweelobbige vorm te vertonen, zoals die ook bij sommige kometen is waargenomen. Maar onduidelijk is of deze ijsdwerg deze vorm altijd heeft gehad, of dat deze geleidelijk tot stand is gekomen. Tot nu toe werd aangenomen dat objecten zoals Arrokoth, die zich op miljarden kilometers van de zon bevinden, mettertijd nauwelijks veranderen. Het feit dat oppervlak van Arrokoth vrijwel geen inslagkraters te zien zijn, trekt deze veronderstelling echter in twijfel. Ook de afgeplatte vorm van het object wijst erop dat deze ijsdwerg veranderingen heeft ondergaan. Wetenschappers gaan ervan uit dat objecten als deze zijn ontstaan door samenklontering van stof en gas in de begintijd van ons zonnestelsel, maar dat levert normaal gesproken min of meer bolvormige objecten op. Op basis van modelberekeningen zijn de onderzoekers nu tot de conclusie gekomen dat Arrokoth waarschijnlijk het resultaat is van een niet-destructieve botsing tussen een bolvormig en een enigszins afgeplat object. Zijn huidige vorm zou het gevolg zijn van opwarming door de zon. Deze zou ertoe hebben geleid dat de meest vluchtige gassen uit de beide lobben konden ontsnappen. De modelberekeningen laten zien dat de oriëntatie van Arrokoth een cruciale rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van zijn uiteindelijke vorm. Tijdens zijn trage draaiing om de zon is zijn ene pool de helft van de tijd naar de zon gericht, terwijl de andere pool de andere kant op wijst. De gebieden rond zijn evenaar ondergaan slechts kleine dagelijkse verschillen in opwarming. Als gevolg hiervan warmen de polen het sterkst op, en ontsnapt daar ook het meeste gas. (EE)
→ Flattening of a snowman
10 augustus 2020
De dwergplaneet Ceres, het grootste object van de planetoïdengordel tussen de planeten Mars en Jupiter, is mogelijk nog het toneel van actief ijsvulkanisme. Tot die conclusie komen planeetwetenschappers na een gedetailleerde analyse van gegevens die tussen 2017 en 2018 zijn verzameld door de Amerikaanse ruimtesonde Dawn. De onderzoeksresultaten zijn vandaag (10 augustus) in verschillende edities van het wetenschappelijke tijdschrift Nature gepubliceerd. Tegen het einde van haar missie is Dawn de dwergplaneet genaderd tot op minder dan 35 kilometer. Bij die gelegenheid heeft de sonde zeer detailrijke opnamen van het oppervlak van Ceres gemaakt en zijn ook kleine variaties in haar zwaartekrachtsveld gemeten. Tijdens haar dichte nadering van Ceres heeft Dawn onder meer twee opvallend heldere plekken op de bodem van de grote inslagkrater Occator gefotografeerd. Hun grote helderheid wijst erop dat het jonge structuren moeten zijn. In de loop van de miljoenen jaren zorgen kleine meteorietinslagen er namelijk voor dat zo’n helder gebied geleidelijk donker wordt. De nu gepubliceerde onderzoeken bevestigen niet alleen dat de heldere plekken in krater Occator geologisch jong zijn – dat wil zeggen: minder dan twee miljoen jaar oud – maar ook dat ze mogelijk nog steeds worden ververst. In een van de plekken is namelijk de aanwezigheid van waterhoudende zoutverbindingen aangetoond. Dat is opmerkelijk, omdat zulke verbindingen op het oppervlak van Ceres binnen enkele honderden jaren hun water moeten verliezen. Het lijkt er dus op dat er nog heel recent zout water, afkomstig uit het inwendige van Ceres, over de bodem van Occator is uitgestroomd. Vermoedelijk ligt de oorzaak bij de grote inslag waarbij de krater is gevormd. Daarbij zou niet alleen een deel van de ijskorst van Ceres zijn gesmolten, maar zijn ook grote breuken in het bovenste deel van de korst zijn ontstaan, waarlangs nog steeds pekelwater aan de oppervlakte kan komen. Het onderzoek van het zwaartekrachtsveld van de dwergplaneet lijkt dit vermoeden te bevestigen. Onder de ijskorst zou een enkele honderden kilometers groot ‘meer’ van zout water schuilgaan dat zich plaatselijk uitstrekt tot een diepte van ongeveer 40 kilometer. (EE)
→ Bright Areas on Ceres Come from Salty Water Below
22 juni 2020
Nieuw onderzoek wijst erop dat Pluto en andere grote objecten in de Kuipergordel niet altijd zo koud zijn geweest als nu. Mogelijk kwam bij de accretie van materiaal tijdens hun vormingsproces zoveel warmte vrij dat er – ondanks de grote afstand tot de zon – een vloeibare oceaan ontstond (Nature Geoscience, 22 juni). Dit ‘warme start’-scenario staat in contrast met het gangbare idee dat Pluto is begonnen als een bal van ijs en gesteente, waarin radioactieve vervalprocessen uiteindelijk genoeg warmte genereerden om het ijs te doen smelten, en zich een ondergrondse oceaan vormde. Omdat water uitzet wanneer het bevriest en krimpt wanneer het smelt, hebben de beide scenario’s verschillende consequenties voor de tektonische processen op Pluto en de oppervlaktestructuren die daardoor ontstaan. Bij een koude start en inwendige smelting zou Pluto zijn gekrompen, bij een warmte start juist zijn uitgezet. Omdat op de opnamen die ruimtesonde New Horizons in 2015 van Pluto heeft gemaakt veel aanwijzingen voor uitzetting en geen tekenen van krimp zijn gevonden, lijkt de conclusie voor de hand te liggen dat de dwergplaneet oorspronkelijk een vloeibare oceaan heeft gehad. Maar zo simpel is het misschien niet. Na een eerste periode van geleidelijke smelting zou de ondergrondse oceaan weer zijn gaan bevriezen. Dat zou betekenen dat er eerst krimp is geweest, en toen uitzetting. In het geval van een warme start zou er voortdurend sprake zijn geweest van uitzetting. De oudste oppervlaktestructuren op Pluto lijken inderdaad tekenen van vroegere én meer recente uitdijing van het oppervlak te vertonen. Dus wat is er nu precies gebeurd? Berekeningen laten zien dat het ervan afhangt hoe snel de dwergplaneet is gevormd. Als het accretieproces minder dan 30.000 jaar heeft geduurd, is Pluto waarschijnlijk warm geboren. Bij een meer geleidelijk accretieproces, zou het neerkomende materiaal de kans hebben gehad om af te koelen en lijkt een koude start aannemelijker. (EE)
→ Evidence Supports ‘Hot Start’ Scenario and Early Ocean Formation on Pluto
12 maart 2020
Met behulp van gegevens van de Dark Energy Survey (DES) hebben onderzoekers meer dan 300 kleine, ijsachtige hemellichamen opgespoord voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus. Meer dan honderd van deze ‘transneptunische objecten’ (TNO’s) waren nog niet eerder opgemerkt. Het eigenlijke doel van de DES, die afgelopen januari na zes jaar van waarnemingen is afgerond, is om meer te weten te komen over de mysterieuze donkere energie, die het heelal versneld doet uitdijen. De vele hemelopnamen die daarvoor zijn gemaakt, kunnen echter ook voor andere doeleinden worden gebruikt. Om de DES-data te onderzoeken op TNO’s, moest wel een technische horde worden genomen. De survey was ontworpen om sterrenstelsels en supernova’s te onderzoeken – verre hemelobjecten die niet van hun plek komen. De veel nabijere TNO’s verraden zich juist doordat ze zich ten opzichte van de vaste sterren verplaatsen. Dergelijke objecten worden doorgaans opgespoord door stukjes hemel om de paar uur te fotograferen. Bij het nieuwe onderzoek is in eerste instantie juist gekeken welke objecten nachten achtereen op dezelfde plek bleven staan. Op die manier kon het overgrote deel van de 7 miljard ‘stippen’ die bij de DES-survey waren vastgelegd al worden afgeschreven. Wat resteerde was een database van 22 miljoen objecten, die vervolgens op kleine, systematische verplaatsingen werden onderzocht. Na die laatste selectie resteerden nog ongeveer 400 kandidaten, waarvan er na verder onderzoek uiteindelijk 316 overbleven. In 139 gevallen ging het om nieuwe ontdekkingen – TNO’s op afstanden van 30 tot 90 astronomische eenheden. (Een astronomische eenheid is de gemiddelde afstand aarde-zon oftewel 150 miljoen kilometer.) De verwachting is dat de gebruikte opsporingsmethode ook kan worden gebruikt om de beeldarchieven van andere (toekomstige) hemelsurveys op nieuwe TNO’s te onderzoeken. (EE)
→ New minor planets beyond Neptune
13 februari 2020
Het verste en meest ‘primitieve’ object in ons zonnestelsel dat bezoek heeft gehad van een ruimtesonde – het tweelobbige Kuipergordelobject Arrokoth (eerder bekend als Ultima Thule) – staat centraal in drie publicaties die in het wetenschappelijke tijdschrift Science zijn verschenen. Op nieuwjaarsdag 2019 kreeg Arrokoth bezoek van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die op een afstand van slechts een paar duizend kilometer langs zijn oppervlak vloog. Dat resulteerde al in mei 2019 in een aantal publicaties, maar die waren gebaseerd op minder dan tien procent van de gegevens die de ruimtesonde tijdens de scheervlucht had verzameld. De overige gegevens werden pas later in 2019 – stukje bij beetje – naar de aarde overgeseind. Bij de nu gepubliceerde artikelen is gebruik gemaakt van de volledige dataset. In een van de artikelen doen wetenschappers verslag van computersimulaties die meer inzicht geven in het ontstaan van Arrokoth. De resultaten wijzen erop dat de beide lobben van de ijsdwerg in elkaars nabijheid, maar los van elkaar zijn gevormd. Pas later hebben de twee zich met een snelheid van slechts enkele meters per seconde samengevoegd. Dat zou al heel vroeg in de geschiedenis van het zonnestelsel zijn gebeurd, mogelijk ten gevolge van de wrijving die de beide objecten ondervonden van het gas dat toen nog in de nevel rond de jonge zon aanwezig was. Een ander onderzoeksteam komt in zijn publicatie tot de conclusie dat de beide lobben van Arrokoth minder plat zijn, en dus een groter volume hebben, dan aanvankelijk werd aangenomen. Hun afmetingen zijn respectievelijk ongeveer 21x20x9 kilometer en 15x14x10 kilometer. Dat resulteert in een totaal volume van ruim 3200 kubieke kilometer – dertig procent meer dan eerdere schattingen aangaven. Anders dan de meeste andere objecten in ons zonnestelsel die van dichtbij zijn onderzocht vertoont Arrokoth weinig inslagkraters, waarvan de meeste nog geen kilometer groot zijn. Uit de gemeten kraterdichtheid leiden de onderzoekers af dat het oppervlak van de ijsdwerg de laatste 4 miljard jaar nauwelijks veranderd is. Dat wijst erop dat Arrokoth in een eigen, afzonderlijk deel van de zonnenevel is gevormd. De derde publicatie gaat in op de samenstelling, kleur en temperatuur van het oppervlak van Arrokoth. Dat oppervlak blijkt een gelijkmatige rode tint te vertonen en bedekt te zijn met methanolijs en complexe organische moleculen. Dat methanol is mogelijk ontstaan door de inwerking van kosmische straling op een mengsel van water en methaanijs. (EE)
→ A close-up of Arrokoth reveals how planetary building blocks were constructed
4 februari 2020
Het ijzige ‘hart’ van bevroren stikstof op het oppervlak van Pluto zorgt mogelijk voor ‘tegendraadse’ atmosferische stromingen op deze verre dwergplaneet. Dat blijkt uit nieuw onderzoek waarvan de resultaten in het tijdschrift Journal of Geophysical Research: Planets zijn gepubliceerd. Sputnik Planitia, zoals de hartvormige ijsvlakte op Pluto wordt genoemd, is een drie kilometer diep bekken waarin bijna de hele stikstofvoorraad van Pluto ligt opgeslagen. Overdag verdampt het bovenste laagje van het stikstof, om ’s nachts weer als ijs neer te slaan. Daarbij ontstaan winden die warmte en ijs- en stofdeeltjes meevoeren. Een en ander blijkt uit computermodellen waarmee wetenschappers het weer in de ijle dampkring van Pluto hebben nagebootst. Deze modellen laten zien dat winden op meer dan 4 kilometer boven het oppervlak van Pluto bijna altijd westwaarts waaien – tegen de rotatie van de dwergplaneet in. Tegelijkertijd is er aan de westkant van Sputnik Planitia sprake van een sterke noordelijke stroming, die deel uitmaakt van een windcirculatie. De daar aanwezige hoge bergen zorgen ervoor dat de koude lucht niet uit het bekken kan ontsnappen. De voorspelde windpatronen zouden de verklaring kunnen zijn voor het bestaan van de donkere vlakten en windstrepen ten westen van Sputnik Planitia. Die zouden niet alleen het gevolg kunnen zijn van stofafzettingen, maar ook van de opwarming en/of erosie die de luchtstromen veroorzaken. (EE)
→ Pluto’s Icy Heart Makes Winds Blow
13 januari 2020
Volgens onderzoekers uit de VS en Japan is de opvallende scheiding tussen het centrale deel van ons zonnestelsel en het gebied daarbuiten veroorzaakt door een ringstructuur in de protoplanetaire schijf rond onze zon. Dat baseren zij op computersimulaties waarvan de resultaten vandaag in Nature Astronomy zijn gepubliceerd. Er zijn sterke aanwijzingen dat het centrale deel van de protoplanetaire schijf waaruit ons zonnestelsel is ontstaan een andere samenstelling had (koolstofarm) dan het buitendeel (koolstofrijk). Dat zie je terug in de chemische samenstelling van de daar aanwezige hemellichamen. Binnen een zekere afstand van de zon – ruwweg de afstand van Jupiter – bevatten planeten en planetoïden relatief weinig organische moleculen. Alles daarbuiten is juist rijk aan dit koolstofrijke materiaal. Tot nu toe werd deze opvallende scheiding toegeschreven aan de zwaartekracht van Jupiter, die vanaf zijn ontstaan de uitwisseling van materiaal tussen beide delen van de protoplanetaire schijf rond de zon zou hebben gehinderd. Uit de computersimulaties die de astronomen hebben gedaan blijkt echter dat de vorming van Jupiter niet snel genoeg kan zijn gegaan om deze tweedeling te forceren. Daarom komen zij met de alternatieve verklaring dat de vorming van een ringstructuur nabij de positie van Jupiter de oorzaak is geweest. Dergelijke ringen zijn ook bij andere planetenstelsels-in-wording waargenomen. Zo’n ringstructuur veroorzaakt afwisselende gordels van hoge en lage druk in het gas en stof in de protoplanetaire schijf. Hierdoor ontstaat een barrière die de uitwisseling van materiaal hindert, maar niet helemaal voorkomt. Vandaar dat ook op onze aarde organische verbindingen zijn terechtgekomen. (EE)
→ How the solar system got its ‘Great Divide’, and why it matters for life on Earth
12 november 2019
Het Kuipergordelobject 2014 MU69, beter bekend als Ultima Thule, heet vanaf nu officieel Arrokoth – het woord waarmee de Powhatan/Algonkin-indianen van Noord-Amerika de (sterren)hemel aanduiden. Arrokoth is een van de duizenden kleine ijsobjecten voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus. Op 1 januari van dit jaar is deze merkwaardig gevormde ‘ijsdwerg’ van dichtbij gefotografeerd door NASA-ruimtesonde New Horizons. Het New Horizons-team gebruikte toen nog de bijnaam Ultima Thule voor 2014 MU69 – naar de mythische noordelijkste plaats op aarde. Deze aanduiding leverde echter de nodige kritiek op, omdat die benaming in Nazi-Duitsland werd gebruikt voor het ’thuisland’ van het Arische volk. Vandaar dat het team dat 2014 MU69 heeft ontdekt nu – met goedkeuring van vertegenwoordigers van de Powhatan-stam – voor een andere naam heeft gekozen. (EE)
→ New Horizons Kuiper Belt Flyby Object Officially Named ‘Arrokoth’
31 oktober 2019
Het Amerikaanse ruimteagentschap NASA heeft het South West Research Institute (SwRI) geld gegeven om de haalbaarheid en kosten van een nieuwe missie naar de dwergplaneet Pluto te onderzoeken. De missie zou moeten bestaan uit een ruimtesonde die gedurende langere tijd om Pluto blijft cirkelen. Het SwRI leidde ook de tot nu toe enige missie naar de verre dwergplaneet, New Horizons. Deze ruimtesonde scheerde in 2015 met hoge snelheid langs Pluto en zijn manen en heeft deze dus maar kort kunnen onderzoeken. Op 1 januari jl. heeft hij ook nog een bezoekje gebracht aan 2014 MU69, een klein ijsachtig object. De opvolger van New Horizons zou twee jaar om Pluto moet draaien. Vervolgens zou hij zijn reis moeten vervolgen naar minstens één andere ‘ijsdwerg’ en naar een van de andere dwergplaneten in de Kuipergordel, het buitengebied van ons zonnestelsel. De mogelijke Pluto-missie zal moeten concurreren met negen andere missievoorstellen. De resultaten van de haalbaarheidsstudie(s) zullen in de eerste helft van 2020 worden ingediend. Het eindrapport voor deze Planetary Decadal Study wordt in 2022 verwacht. (EE)
→ SwRI To Plan Pluto Orbiter Mission
28 oktober 2019
Astronomen hebben, met behulp van het SPHERE-instrument van ESO’s Very Large Telescope (VLT), ontdekt dat de planetoïde Hygiea als een dwergplaneet kan worden beschouwd. Het object is – na Ceres, Vesta en Pallas – het op drie na grootste lid van de planetoïdengordel. Maar het is nu pas voor het eerst dat astronomen Hygiea met voldoende hoge resolutie hebben waargenomen om haar oppervlak te bestuderen en haar vorm en afmetingen te bepalen. Daarbij hebben ze geconstateerd dat Hygiea bolvormig is en mogelijk de titel van kleinste dwergplaneet van het zonnestelsel van Ceres overneemt (Nature Astronomy, 28 oktober). Als lid van de planetoïdengordel voldoet Hygiea automatisch aan drie van de vier voorwaarden voor de classificatie als dwergplaneet: ze draait om de zon, is geen maan en heeft – anders dan een planeet – niet de omgeving van haar omloopbaan schoongeveegd. De laatste voorwaarde is dat zij voldoende massa heeft om, met behulp van haar eigen zwaartekracht, min of meer een bolvorm aan te nemen. En dat is wat de VLT-waarnemingen van Hygiea nu hebben uitgewezen. De astronomen hebben de SPHERE-waarnemingen ook gebruikt om de grootte van Hygiea te bepalen. Haar diameter blijkt iets meer dan 430 kilometer te bedragen. Pluto, de bekendste dwergplaneet, heeft een diameter van bijna 2400 kilometer, terwijl Ceres bijna 950 kilometer groot is. Verrassend genoeg hebben de waarnemingen ook laten zien dat er op Hygiea geen omvangrijke inslagkrater te vinden is. Dat is merkwaardig omdat Hygiea aan het hoofd staat van een van de grootste families van planetoïden, bestaande uit 7000 objecten die allemaal uit een en hetzelfde moederlichaam zijn voortgekomen. Astronomen dachten dat de gebeurtenis die tot de vorming van deze grote familie heeft geleid een groot, diep litteken op Hygiea heeft achtergelaten. Maar hoewel de astronomen 95 procent van het oppervlak van Hygiea konden bekijken, hebben ze maar twee duidelijke kraters kunnen ontdekken. Geen van beide is groot genoeg om de oorzaak te zijn geweest van de inslag waarbij de Hygiea-familie is ontstaan.Om deze kwestie verder te onderzoeken, heeft het team computersimulaties gedaan. Uit de resultaten daarvan leiden de astronomen af dat zowel de bolvorm van Hygiea als de bijbehorende grote familie van planetoïden waarschijnlijk het resultaat zijn van een frontale botsing met een object dat een diameter van 75 tot 150 kilometer had. Bij deze krachtige inslag, die ongeveer 2 miljard jaar geleden zou hebben plaatsgevonden, zou het moederlichaam volledig verbrijzeld zijn. Uit de nadien weer samenklonterende brokstukken ontstonden de bolvormige planetoïde Hygiea en haar duizenden metgezellen. (EE)
→ Volledig persbericht
11 juni 2019
De merkwaardige, ruim vier kilometer hoge berg Ahuna Mons op de dwergplaneet Ceres is ontstaan door cryovulkanisme (ijsvulkanisme). Dat blijkt uit een nieuwe gedetailleerde analyse van zwaartekrachtmetingen door de Amerikaanse ruimtesonde Dawn. Onder de piramidevormige berg blijkt zich een massaconcentratie te bevinden met een hogere dichtheid dan de rest van de mantel van Ceres. Volgens Europese planeetonderzoekers gaat het om een 'cryokamer' - de koude tegenhanger van een magmakamer in de aardmantel. Hierin bevindt zich een mengsel van zout water, modder en gesteente. Door inwendige bewegingen is dat mengsel op een zwakke plek in de ijsrijke korst van Ceres naar buiten geperst, waar het omhoog gestuwd werd tot een hoogte van enkele kilometers alvorens volledig te bevriezen. (GS)
→ A new and unusual type of volcanic activity
20 mei 2019
Volgens Japanse onderzoekers zou de (hypothetische) ondergrondse oceaan van Pluto door een dunne laag gas gescheiden kunnen zijn van de ijskorst van de dwergplaneet. De isolerende werking van deze gaslaag zou verklaren waarom deze oceaan van vloeibaar water nog niet bevroren is, en waarom ook andere ijzige hemellichamen in ons zonnestelsel nog steeds een ondergrondse oceaan lijken te hebben. De gaslaag waar de onderzoekers aan denken zou bestaan uit gashydraten: gasmoleculen (waarschijnlijk methaan) in een rooster van waterijsmoleculen (Nature Geoscience, 20 mei). Toen NASA-ruimtesonde in juli 2015 langs Pluto scheerde en de eerste close-ups van deze ijzige dwergplaneet maakte, viel met name een groot, ellipsvormig bekken op dat de naam Sputnik Planitia heeft gekregen. Vanwege de lokatie en topografie van het bekken, dat nabij de evenaar van Pluto ligt en ruwweg zo groot is als de staat Texas, denken wetenschappers dat er een oceaan onder Sputnik Planitia ligt. Deze veronderstelling staat echter op gespannen voet met het feit dat een eventuele oceaan in de loop van de miljarden jaren allang stijfbevroren zou moeten zijn. Met behulp van computersimulaties laten de wetenschappers echter zien dat als de oceaan bedekt was met een laagje gashydraten, deze nauwelijks kan dichtvriezen. Bovendien zou ook de vorming van het ijsdek waar de oceaan nu onder verscholen gaat dan veel langer hebben geduurd: meer dan een miljard jaar in plaats van een miljoen jaar. Het methaangas dat in het gashydraat opgesloten kwam te zitten, zou volgens de onderzoekers afkomstig zijn uit de kern van de dwergplaneet. (EE)
→ Gas insulation could be protecting an ocean inside Pluto
16 mei 2019
Wetenschappers van het New Horizons-team hebben de eerste resultaten gepubliceerd van de kortstondige verkenning van de verre ijsdwerg MU69 (bijnaam Ultima Thule), die op nieuwjaarsdag 2019 plaatsvond (Science, 17 mei). Veel van de resultaten zijn in de loop van de afgelopen maanden al bekend geworden, maar eigenlijk is dit nog maar het topje van de ijsberg. Het leeuwendeel van de gegevens die ruimtesonde New Horizons heeft verzameld moet nog naar de aarde worden overgeseind. En dat kost nog zeker een jaar. Zoals bekend is MU69 een tweelobbig object, bestaande uit twee zeer verschillende delen. Vermoedelijk hebben deze ooit om elkaar heen gewenteld, en zijn ze pas later samengesmolten. Wanneer en hoe dat precies is gebeurd, is onduidelijk. Zeker is alleen dat het een ‘zachte’ botsing moet zijn geweest. In het Science artikel bespreken de wetenschappers een aantal van de oppervlaktestructuren van Ultima Thule, waaronder heldere vlekken, heuvels en dalen, en inslagkraters. De grootste van deze laatste heeft een diameter van acht kilometer, wat reusachtig is voor een object dat maar 36 kilometer lang is. Enkele kleinere ‘kuilen’ op het oppervlak lijken door instorting te zijn ontstaan of door sublimatie van ijs. Qua kleur en samenstelling lijkt Ultima Thule veel op andere objecten die in de Kuipergordel voorbij de planeet Neptunus zijn aangetroffen. Het is rood van kleur – roder zelfs dan Pluto. Aangenomen wordt dat deze kleur wordt veroorzaakt door de inwerking van kosmische straling op de organische verbindingen op het oppervlak. New Horizons is inmiddels 6,6 miljard kilometer van de aarde verwijderd, en daar komt elk uur 53.000 kilometer bij. Hij doet nog steeds waarnemingen van Kuipergordelobjecten, maar alleen van grote afstand. (EE)
→ NASA's New Horizons Team Publishes First Kuiper Belt Flyby Science Results
9 april 2019
De meeste grote ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus, hebben naast een catalogusnummer ook een eigen naam. Bekende voorbeelden zijn Pluto, Eris, Haumea, Sedna, Makemake, Quaoar, Orcus en Varuna. Inde meeste gevallen gaat het om namen van goden uit verschillende culturen die te maken hebben met de onderwereld, met chaos, of met scheppingsmythen.
Er is echter één grote ijsdwerg - 2007 OR10 - die nog steeds geen officiële naam heeft, hoewel het hemellichaam met een middellijn van ca. 1535 kilometer de op twee na grootste bewoner van de Kuipergordel is. 2007 OR10 is daarmee het grootste hemellichaam in het zonnestelsel dat naamloos door het leven gaat.
De Planetary Society heeft nu drie namen voorgesteld voor 2007 OR10: Gonggong (een Chinese watergod), Holle (een Germaanse wintergodin; bij ons ook bekend uit het sprookje van Vrouw Holle) en Vili (een Noorse godheid). Het grote publiek kan stemmen op een van deze drie namen; de naam die het grootste aantal stemmen ontvangt zal voorgedragen worden aan de betreffende commissie van de Internationale Astronomische Unie als officiële naam voor 2007 OR10. De stemming sluit op 10 mei 2019. (GS)
→ Public Invited to Help Name the Largest Unnamed World in the Solar System
2 april 2019
De Hubble Space Telescope gaat de komende tijd uitgebreid onderzoek doen aan de Kuipergordel - de brede gordel van relatief kleine ijsdwergen buiten de baan van de buitenste planeet Neptunus. Kuipergordelobjecten zijn restanten uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. Rond de afgelopen jaarwisseling werd een van die ijsdwergen (bijgenaamd Ultima Thule) van nabij bestudeerd door de NASA-ruimtesonde New Horizons. Ultima Thule bleek uit twee delen te bestaan. Van veel andere ijsdwergen is ook bekend dat het dubbelsystemen zijn: twee kleinere hemellichamen die in een baan om elkaar heen draaien.
De Solar Systems Origins Legacy Survey (SSOLS) gaat 200 Kuipergordelobjecten in detail bestuderen met behulp van de Hubble-telescoop. Daarbij wordt vooral onderzoek gedaan naar de kleuren en de grootteverdelingen van de verschillende objecten. Zo hopen astronomen te kunnen achterhalen of de dubbele objecten op die manier zijn ontstaan (in dat geval zullen de samenstellende componenten vergelijkbare kleuren en grootteverdelingen hebben), of dat ze pas in een later stadium zijn gevormd, door ontmoetingen van enkelvoudige ijsdwergen - in dat geval kunnen de twee componenten van een dubbelobject verschillende kleuren hebben, en ook verschillende grootteverdelingen.
Het nieuwe onderzoek wordt geleid door astronomen van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. (GS)
→ Scientists to Conduct Largest-Ever Hubble Survey of the Kuiper Belt
18 maart 2019
De kraters op de verre dubbele ijsdwerg 2014 MU69 (bijgenaamd Ultima Thule) zijn mogelijk niet het gevolg van inslagen. Ze zouden ook ontstaan kunnen zijn door sublimatie van oppervlaktemateriaal (de plotselinge fase-overgang van de vaste fase naar de gasfase), of doordat materiaal van het vermoedelijk poreuze oppervlak is weggezakt in ondergrondse spleten.
Dit is een van de nieuwe inzichten die door het New Horizons-team gepresenteerd zijn op de 50e Lunar and Planetary Science Conference in The Woodlands, Texas. New Horizons is de Amerikaanse ruimtesonde die in de Nieuwjaarsnacht op ca. 3500 kilometer afstand langs Ultima Thule vloog, op zo'n 6 miljard kilometer afstand van de zon.
Onderzoekers bevestigden ook de merkwaardige vorm van het 35 kilometer lange hemellichaam: het bestaat uit twee delen die waarschijnlijk ooit om elkaar heen draaiden en in een later stadium 'zachtjes' met elkaar in botsing kwamen. Het ene deel blijkt sterk afgeplat te zijn; het andere is veel meer bolvormig. Hoe die vreemde vorm veroorzaakt kan zijn is nog een raadsel.
Een voorlopige analyse van spectroscopische waarnemingen doet vermoeden dat zich aan het oppervlak van de opvallend rood gekleurde ijsdwerg onder andere bevroren methanol, waterijs en organische verbindingen bevinden. (GS)
→ NASA's New Horizons Team Unravels the Many Mysteries of Ultima Thule
7 maart 2019
NASA’s New Horizons-team heeft stereobeelden gemaakt van het kleine Kuipergordelobject Ultima Thule, waar de ruimtesonde New Horizons op nieuwjaarsdag langs scheerde. De nieuwe beelden geven een driedimensionaal beeld van het object. Het 3D-effect ontstaat door opnamen met elkaar te combineren die onder iets verschillende hoeken, oftewel kort na elkaar, zijn genomen. Er zijn drie versies, waarvan er twee zonder hulpmiddelen kunnen worden bekeken (daar vergt wel enige oefening). Voor de derde is een rood/blauw-stereobrilletje nodig. Met behulp van deze beeldparen, krijg je een beter beeld van de vorm van het object. Ook komen hoogteverschillen duidelijker naar voren. (EE)
→ New Horizons Team Uses Stereo Imaging to Examine Kuiper Belt Object's Features
28 februari 2019
Door de oude littekens van inslagen op de oppervlakken van Pluto en Charon in kaart te brengen, zijn onderzoekers meer te weten gekomen over de Kuipergordel, de verzameling ijsachtig puin aan de rand van ons zonnestelsel. De vier miljard jaar oude kraters die door de ruimtesonde New Horizons zijn gefotografeerd dienden daarbij als ‘verslag’ van de grootteverdeling van de kleine Kuipergordelobjecten (KBO’s) die op de beide hemellichamen zijn ingeslagen (Science, 1 maart). Door de afmetingen van kraters te onderzoeken, kan informatie worden verkregen over de populatie van KBO’s die te klein zijn om rechtstreeks vanaf de aarde te worden waargenomen. Naast grote objecten, zoals de dwergplaneet Pluto en zijn grootste maan Charon, bevat de Kuipergordel grote aantallen ‘ijsdwergen’ kleiner dan 100 kilometer. Over deze populatie van kleine objecten is relatief weinig bekend. In de loop van de miljarden jaren hebben objecten van deze klasse de nodige sporen achtergelaten op Pluto en Charon. Aan de hand van de detailrijke foto’s die New Horizons tijdens zijn scheervlucht langs Pluto in 2015 heeft gemaakt, hebben Amerikaanse planeetwetenschappers deze kraters nauwkeurig geïnventariseerd. Rekening houdend met geologische processen die oude inslagkraters kunnen uitwissen, hebben de onderzoekers een aantal gebieden op de beide hemellichamen geïdentificeerd die minstens vier miljard jaar oud zijn. Ook hebben ze vastgesteld dat er een tekort aan kraters is met middellijnen van minder dan dertien kilometer. Dit betekent dat er minder KBO’s kleiner dan twee kilometer zijn dan eerder was voorspeld. Deze bevindingen wijzen erop dat de Kuipergordel de afgelopen vier miljard jaar niet erg veranderd is. Er hebben relatief weinig botsingen tussen KBO’s plaatsgevonden, wat de Kuipergordel tot een relatief intact overblijfsel uit de begintijd van het zonnestelsel maakt. (EE)
→ Small Objects are Surprisingly Rare in the Kuiper Belt
27 februari 2019
In een overzichtsartikel dat recent in het tijdschrift Physics Reports is verschenen, zet een team van Amerikaanse astronomen de feiten omtrent de hypothetische negende planeet van ons zonnestelsel nog eens op een rijtje. Echt veel nieuws bevat het artikel niet: de auteurs, onder wie Konstantin Batygin en Mike Brown, blijven bij hun stelling dat zo’n planeet de beste verklaring is voor het gedrag van een aantal ijsdwergen in het buitengebied van ons zonnestelsel. De theorie dat er ver buiten de baan van Neptunus nog een relatief zware planeet om de zon draait, werd drie jaar geleden geopperd door Batygin en Brown. Op basis van nieuwe modelberekeningen komen de astronomen tot de schatting dat ‘Planeet 9’ ongeveer vijf keer zoveel massa heeft als de aarde en ruwweg 400 keer zo ver van de zon verwijderd is. Daarmee zou de planeet wat kleiner en dichterbij zijn dan tot nu toe werd aangenomen. Batygin en Brown zijn al geruime tijd bezig om die planeet ook daadwerkelijk op te sporen, maar tot nu toe is dat niet gelukt. De hoop is vooral gevestigd op de grote hemelsurveys die in de loop van het komende decennium van start gaan. Het kan dus nog wel tien tot vijftien jaar duren voordat astronomen zeker weten of de negende planeet al dan niet bestaat. (EE)
→ Planet Nine: U-M astronomers optimistic about its existence, hope to see more evidence soon
23 februari 2019
Er is weer een extreem verre ijsdwerg ontdekt in ons zonnestelsel. Dat heeft zijn ontdekker, Scott Sheppard, tijdens een lezing voor het Carnegie Institution for Science bekendgemaakt. Het object is 140 keer zo ver van de zon verwijderd als de aarde en is daarmee het verst bekende lid van ons zonnestelsel. Ook de vorige houder van het afstandsrecord, die de bijnaam Farout heeft gekregen, is door het team van Sheppard opgespoord. De nieuwe recordhouder wordt voorlopig FarFarOut genoemd. Welke omloopbaan FarFarOut doorloopt staat nog niet vast. Net als Farout beweegt het object zo langzaam dat het nog jaren kan duren voordat daar meer over bekend is. Mogelijk kunnen de baanbewegingen van beide verre objecten straks meer informatie opleveren over het al dan niet bestaan van de hypothetische Planeet X of Planet 9 die zich nog in het buitengebied van ons zonnestelsel zou verschuilen. (EE)
→ Astronomers discover solar system’s most distant object, nicknamed ‘FarFarOut’
22 februari 2019
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons heeft nieuwe beelden van Kuipergordelobject Ultima Thule naar de aarde overgeseind. De opnamen, slechts 6,5 minuut voor de dichtste nadering van het kleine hemellichaam gemaakt, zijn de scherpste van allemaal. Ze zijn zelfs scherper dan de scherpste opnamen die New Horizons in juli 2015 van Pluto heeft gemaakt. Op zich is dat niet zo vreemd, want Ultima werd tot op drie keer zo kleine afstand genaderd. De beelden, verkregen met de ‘telelens’ van de ruimtesonde, laten details zien met afmetingen van slechts enkele tientallen meters. Ze tonen oppervlaktedetails die op eerdere opnamen niet te zien waren. Daaronder zijn raadselachtige, ruwweg cirkelvormige terreinen. De al eerdere opgemerkte kleine, donkere putten nabij de dag/nacht-grens op Ultima Thule zijn beter te zien, maar over hun oorzaak is nog niets concreets bekend. De vluchtleiding van New Horizons meldt dat de ruimtesonde nog steeds feilloos werkt. Hij is inmiddels 6,64 miljard kilometer van de aarde verwijderd en zijn signalen doen er zes uur en negen minuten over om ons te bereiken. (EE)
→ New Horizons Spacecraft Returns Its Sharpest Views of Ultima Thule
12 februari 2019
Onderzoekers van de universiteit van Texas te Austin zijn dichterbij de oplossing gekomen van een vraagstuk rond het zogeheten ijsvulkanisme op de dwergplaneet Ceres. De eigenschappen van de korst van Ceres zouden daar een belangrijke rol bij spelen (Geophysical Research Letters, 8 februari). IJsvulkanisme komt voor op planeten en manen met een ijskorst, waar zoutwater vanuit ondergrondse reservoirs omhoog wordt geperst. Hoewel Ceres met een middellijn van nog geen duizend kilometer vrij klein is, zijn ook hier tekenen van ijsvulkanisme te zien. Het gaat daarbij om zoutafzettingen op de bodems van een aantal inslagkraters. Het feit dat deze afzettingen dicht bij het centrum van de kraterbekkens liggen, doet vermoeden dat de warmte en energie die vrijkomt bij inslagen van planeten de aanzet zijn geweest voor het ijsvulkanisme. Daarbij zou ondergronds ijs (deels) gesmolten zijn en via breuken in de korst aan de oppervlakte zijn gekomen. Er is echter iets merkwaardigs aan de hand. In de 20 miljoen jaar oude, 150 kilometer grote inslagkrater Occator zijn afzettingen te zien die niet veel ouder lijken dan 4 miljoen jaar. Dat suggereert dat het ondergrondse ijs 16 miljoen jaar gesmolten is gebleven, terwijl berekeningen aangeven dat dit ‘ijsmagma’ binnen 400.000 jaar na de inslag weer zou bevriezen. Op basis van de nieuwste gegevens over de chemische en fysische eigenschappen van de korst van Ceres komen de onderzoekers tot de conclusie dat er materialen in die korst kunnen zitten die de isolerende werking ervan versterken. Hierdoor zou het ijsmagma veel langzamer afkoelen dan tot nu toe werd aangenomen: dat proces zou wel eens 10 miljoen jaar kunnen duren. Daarmee is het ‘gat’ tussen het moment van inslag en de vorming van de zoutafzettingen aanzienlijk verkleind. Helemaal gedicht is het nog niet, maar wellicht is Occator simpelweg ook wat jonger dan gedacht en zijn de zoutafzettingen juist wat ouder. Dat maakt de discrepantie theoretisch overbrugbaar. (EE)
→ Insulating crust kept cryomagma liquid for millions of years on nearby dwarf planet
8 februari 2019
Een nieuwe reeks opnamen van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons geeft een nogal verrassend beeld van het Kuipergordelobject Ultima Thule. New Horizons is nog steeds bezig om foto’s en meetgegevens naar de aarde te zenden van dit tweelobbige object, waar hij op nieuwjaarsdag dicht langs scheerde. De meest recent binnengekomen beelden zijn gemaakt tien minuten nadat New Horizons het punt van dichtste nadering had bereikt. Op basis van eerdere opnamen bestond de indruk dat Ultima Thule de vorm had van een sneeuwpop: twee bollen van verschillende afmetingen die aan elkaar waren geplakt. Maar de werkelijkheid blijkt toch een beetje anders te zijn. Uit een nieuwe analyse van beelden die voor en na de scheervlucht zijn gemaakt blijkt dat de beide lobben van Ultima Thule niet rond zijn. De kleinste van de twee heeft ongeveer de vorm van een walnoot, de grootste lijkt zelfs zo plat als een pannenkoek. De wetenschappers die bij het New Horizons-project betrokken zijn staan voor een raadsel. Het is nog volkomen onduidelijk hoe zo’n platte ijsdwerg kan zijn ontstaan. (EE)
→ New Horizons' Evocative Farewell Glance at Ultima Thule
28 januari 2019
Met een relatief kleine telescoop op het dak van een school in Japan is een ijsdwerg in de buitendelen van het zonnestelsel ontdekt met een middellijn van niet meer dan ca. 2,6 kilometer. Dat schrijven Japanse astronomen vandaag in Nature Astronomy.
IJsdwergen zijn kleine objecten in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus; het zijn restanten uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. Vanaf de aarde zijn alleen de grootste exemplaren te zien, met afmetingen van minstens enkele tientallen kilometers, maar theoretici veronderstellen dat er ook heel veel kleinere ijsdwergen rond moeten zweven in de Kuipergordel.
Om daar achter te komen is de afgelopen jaren met twee 28 cm-telescopen zestig uur lang gekeken naar 2000 sterren. Af en toe zal een verre ster namelijk bedekt worden door een passerende ijsdwerg, en daardoor gedurende korte tijd 'uitfloepen'. De tijdsduur van die bedekking is een maat voor de afmetingen van het object.
Tot nu toe is één zo'n bedekking waargenomen; die zou veroorzaakt zijn door een ijsdwerg met een middellijn van slechts 2,6 kilometer. De ontdekking lijkt een bevstiging van de theorie dat er in de Kuipergordel inderdaad heel veel kleinere hemellichamen moeten voorkomen - een soort missing link in het ontstaansproces van planeten. (GS)
→ Missing-Link in Planet Evolution Found
24 januari 2019
Er is een nieuwe opname binnen van het Kuipergordelobject 2014 MU69, inmiddels beter bekend als Ultima Thule. De foto is op nieuwjaarsdag gemaakt door de ruimtesonde New Horizons, maar pas in de loop van 18 en 19 januari doorgeseind naar de aarde. De opname toont Ultima Thule van een afstand van 6700 kilometer. Doordat het zonlicht op de foto schuiner invalt dan bij de eerdere opnamen, zijn nu meer topografische details te zien. Het gaat daarbij onder meer om enkele forse kuilen met afmetingen tot 700 meter. Ook is er op de kleinste van de twee lobben waaruit Ultima Thule bestaat – de ‘kop van de sneeuwpop’ – een 7 kilometer grote cirkelstructuur waarneembaar die eveneens verzonken lijkt. Onduidelijk is nog of het hierbij om inslagkraters gaat of dat het simpelweg verzakkingen zijn. De beide lobben vertonen ook intrigerende lichte en donkere patronen van onbekende oorsprong. Het meest opvallend is de heldere ‘kraag’ die de beide lobben van elkaar scheidt. Naar verwachting zullen de komende maand beelden binnenkomen die nog meer details en kleuren laten zien. New Horizons verwijdert zich intussen met een snelheid van meer dan 50.000 kilometer per uur van Ultima Thule. Zijn afstand tot de aarde bedraagt nu bijna 7 miljard kilometer, waardoor de beelden die hij overseint er meer dan zes uur over doen om ons te bereiken. (EE)
→ New Horizons’ Newest and Best-Yet View of Ultima Thule
21 januari 2019
Planeet Negen bestaat misschien toch niet. Dat stellen twee astronomen vandaag in een artikel in The Astronomical Journal. Planeet Negen (Planet Nine) is een hypothetische planeet die enkele malen zo groot en misschien wel tien keer zo zwaar zou zijn als de aarde en die zich op zeer grote afstand van de zon zou bevinden. Er wordt al jaren jacht op gemaakt, maar tot nu toe is hij nog niet gevonden.
Het bestaan van de hypothetische planeet wordt afgeleid uit de merkwaardige baaneigenschappen van enkele ijsdwergen in de buitendelen van het zonnestelsel - de zogeheten ETNO's (Extreme Trans-Neptunian Objects). Die bewegen in zeer langgerekte banen, en enkele tientallen van die banen hebben een min of meer identieke oriëntatie in de ruimte. Dat kan verklaard worden door de zwaartekrachtinvloed van een verre, zware planeet.
Jihad Touma (Amerikaanse Universiteit van Beiroet) en Antranik Sefilian (University of Cambridge) rekenen in hun artikel echter voor dat de baaneigenschappen van de onderling 'uitgelijnde' ETNO's ook verklaard kunnen worden wanneer je aanneemt dat de Kuipergordel (de zone buiten de baan van Neptunus waarin de meeste ijsdwergen zich bevinden) ongeveer honderd maal zo veel massa bevat als tot nu toe is aangenomen: misschien wel tien maal de massa van de aarde.
Bewijs voor het bestaan van zo'n 'zware' Kuipergordel is er overigens ook niet. De twee astronomen sluiten niet uit dat beide verklaringen (een relatief zware Kuipergordel én een verre planeet) juist kunnen zijn. (GS)
→ Mystery orbits in outermost reaches of solar system not caused by ‘Planet Nine’, say researchers
3 januari 2019
Gegevens van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die op Nieuwjaarsdag op een afstand van minder dan 3500 kilometer langs het Kuipergordelobject Ultima Thule scheerde, geven met de dag meer inzicht in de aard van dit kleine, ijzige object. Tijdens een persconferentie die vanavond werd gehouden, maakten wetenschappers van het New Horizons-team bekend dat Ultima Thule waarschijnlijk geen ringen heeft, geen maantjes groter dan anderhalve kilometer en ook geen atmosfeer. Ook staat vast dat de kleur van Ultima Thule sterke overeenkomsten vertoont met vergelijkbare objecten in de Kuipergordel, zoals blijkt uit telescoopwaarnemingen vanaf de aarde. Kortom: Ultima Thule lijkt representatief te zijn voor de vele duizenden ijsachtige objecten die in de buitenwijken van ons zonnestelsel rondzwerven. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het overgrote deel van de meetgegevens die New Horizons heeft verzameld nog moet binnenkomen – een proces dat nog ruim anderhalf jaar zal gaan duren. (EE)
→ New Ultima Thule Discoveries from NASA's New Horizons
2 januari 2019
Ultima Thule bestaat uit twee ‘aan elkaar geplakte’ objecten. Dat blijkt uit de eerste scherpe opnamen die ruimtesonde New Horizons naar de aarde heeft overgeseind. De twee delen hebben de afzonderlijke bijnamen ‘Ultima’ en ‘Thule’ gekregen. De rotatietijd van het tweelobbige, komeetachtige hemellichaam bedraagt 15 uur. Zijn oppervlak is ongeveer zo donker als potaarde en enigszins rood getint – een gevolg van de inwerking van kosmische straling. Het helderste deel is de ‘nek’ van het object, waar de twee lobben aan elkaar zitten. Dit deel is minder rood dan de rest van Ultima Thule. Mogelijk heeft zich hier fijn ijsachtig oppervlaktemateriaal verzameld. Opvallend is ook dat er op het eerste gezicht weinig inslagkraters op het oppervlak te vinden zijn. Het lijkt er sterk op dat de beide lobben van Ultima Thule met zeer lage snelheid tegen elkaar zijn gebotst. Dat doet vermoeden dat ze het resultaat zijn van een accretieproces: het samenklonteren van kleine deeltjes tot steeds grotere brokstukken. Dat past goed in het bestaande plaatje van het ontstaan van de planeten van ons zonnestelsel, die het resultaat zouden zijn van samenklonterende ‘planetesimalen’. (EE)
→ MU69 appears as a bi-lobed baby comet in latest New Horizons images
1 januari 2019
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons is vanmorgen om 06.33 uur Nederlandse tijd op een afstand van 3500 kilometer langs de kleine ijsdwerg 2014 MU69 (bijgenaamd Ultima Thule) gevlogen. In het vluchtleidingscentrum in Laurel, Maryland, werd de passage feestelijk gevierd, met o.a. een live optreden van teamlid en astrofysicus Brian May, voormalig gitarist van de rockband Queen.
Ultima Thule bevindt zich in de Kuipergordel, op ca. 1,5 miljard kilometer voorbij de baan van Pluto. Nooit eerder is een hemellichaam op zo'n grote afstand van de aarde in detail bestudeerd. De 'scheervlucht' vond plaats met een snelheid van ruim 14 kilometer per seconde. De radiosignalen van New Horizons doen er ongeveer zes uur over om de aarde te bereiken; de eerste foto's en meetgegevens worden rond 16.30 uur Nederlandse tijd verwacht. (GS)
→ Persbericht Johns Hopkins University (Engelstalig)
20 december 2018
De spanning rond de scheervlucht van New Horizons langs de verre ijsdwerg 2014 MU69, alias Ultima Thule, loopt op. Tijdens Nieuwsjaarsnacht zal de ruimtesonde op een afstand van 3500 kilometer langs dit kleine hemellichaam scheren, maar wat hij daar precies zal aantreffen blijft onduidelijk. Nieuwe metingen laten zien dat de helderheid van Ultima Thule nauwelijks varieert, wat nogal raadselachtig is. Al sinds 2017 is bekend dat de ijsdwerg niet bolvormig is, maar waarschijnlijk langgerekt. Misschien bestaat hij zelfs uit twee afzonderlijke, om elkaar wentelende delen. Je zou dus verwachten dat de helderheid van het object regelmatige variaties vertoont. De meest voor de hand liggende verklaring is dat de rotatie-as van Ultima Thule toevallig min of meer in de richting van New Horizons wijst. Maar het is ook denkbaar dat de ijsdwerg is gehuld in een wolk van kleine deeltjes die de variërende helderheid van het object maskeert. Erg waarschijnlijk lijkt dat niet: voor de vorming van zo’n ‘coma’ zou het nodig zijn dat Ultima voldoende wordt opgewarmd om wolken van waterdamp en stof uit te stoten, en daarvoor is hij veel te ver verwijderd van de zon. Een andere suggestie is dat Ultima omringd is door talrijke rondwentelende kleine maantjes, die elk hun eigen helderheidsvariaties vertonen. Alles bij elkaar zou dat in een relatief constante lichtkromme kunnen resulteren. Onmogelijk is dit niet, maar zo’n situatie is nog nergens in ons zonnestelsel aangetroffen. (EE)
→ Ultima Thule's First Mystery
19 december 2018
Ons afgekapte, gekantelde, aluminium- en ijzerrijke zonnestelsel blijkt gewoner dan gedacht. Dat stelt de Leidse sterrenkundige Simon Portegies Zwart op basis van simulaties en berekeningen met een supercomputer. Er zouden in onze Melkweg ongeveer 36.000 vergelijkbare zonnestelsels te vinden moeten zijn.
Van ons zonnestelsel wordt altijd gedacht dat het vrij bijzonder is. De planeetbanen zijn gekanteld, het zonnestelsel houdt al op bij 45 keer de afstand aarde-zon en er is meer aluminium en ijzer aanwezig dan verwacht. Wetenschappers hebben vaak geprobeerd om verklaringen te vinden voor deze vier vreemde verschijnselen, maar een echt dekkende oplossing was er tot nu toe niet.
Simon Portegies Zwart, sterrenkundige aan de Universiteit Leiden, heeft nu situaties doorgerekend die ons bijzondere zonnestelsel wel kunnen verklaren.
Portegies Zwart breekt het ontstaan van ons zonnestelsel op in vier stappen waarbij ten minste twee supernova-explosies komen kijken. Ten eerste werd de zon met de toen nog grote, niet gekantelde stofschijf afgekapt doordat andere sterren te dicht in de buurt kwamen. Ten tweede was er een sterrenwind van een grote, zogeheten Wolf-Rayetster die een overvloed aan aluminium-26 in het gebied rond de zon afleverde. Ten derde zorgde een supernova (nummer 1) dat het gruis rond de zon tijdelijk smolt waardoor het aluminium erin terecht kon komen. Ten derde zorgde deze supernova of een volgende ervoor dat de stofschijf kantelde. Ook verrijkte deze supernova het gebied rond de zon met een overschot aan ijzer-60. En ten vierde zorgde een volgende supernova (nummer 2) ervoor dat het ijzer ook echt in de stofschijf werd ingekapseld.
Volgens de berekeningen van Portegies Zwart is de zon waarschijnlijk geboren in een open sterrenhoop met zo'n 2500 sterren op een kluitje van ongeveer 5 lichtjaar doorsnee. Dat is te vergelijken met de sterrenhopen die nu bijvoorbeeld in de Orionnevel aanwezig zijn. Portegies Zwart: "In zo'n soort sterrenhoop zou de zon in haar beginjaren ongeveer twaalf supernova's in haar buurt hebben gehad. Dus de invloed van twee supernova's is niet heel onwaarschijnlijk."
In onze Melkweg bevinden zich duizenden open sterrenhopen met sterren op een kluitje. Portegies Zwart schat mede op basis daarvan en op de tijd die het duurt om een zonnestelsel te vormen dat er in onze Melkweg ongeveer 36.000 gekantelde, afgekapte, aluminium- en ijzerrijke zonnestelsels moeten zijn. “Er wordt geregeld beweerd dat het zonnestelsel bijzonder is”, zegt Portegies Zwart, "maar veel van de eigenschappen die wij eigenaardig vinden, zouden best eens heel normaal kunnen zijn."
Portegies Zwart gebruikte voor zijn simulaties de in Leiden gebouwde supercomputer Little Green Machine-II. Eerder al berekende zijn team met die computer hoe één supernova ons zonnestelsel in de beginjaren geroosterd kan hebben.
→ Origineel persbericht
18 december 2018
De verre ijsdwerg 2014 MU69, het volgende reisdoel van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, lijkt geen ringen of maantjes te hebben die een gevaar voor het ruimtescheepje zouden kunnen hebben. Dat blijkt uit foto's die de afgelopen weken gemaakt zijn met de gevoelige LORRI-camera van het toestel. New Horizons zal daarom op een kleine afstand van slechts 3500 kilometer langs het stijfbevroren hemellichaam vliegen; een koerswijziging om uit veiligheidsoverwegingen voor een drie maal zo grote afstand te kiezen, is niet nodig.
New Horizons werd in januari 2006 gelanceerd en maakte in de zomer van 2015 al een scheervlucht langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon. De veel kleinere ijsdwerg 2014 MU69 (bijgenaamd Ultima Thule) bevindt zich nog eens 1,5 miljard kilometer verder van de zon. De scheervlucht langs Ultima Thule vindt plaats in de nieuwjaarsnacht, op 1 januari 2019 om 06.33 uur Nederlandse tijd. (GS)
→ New Horizons Takes the Inside Course to Ultima Thule
17 december 2018
Sterrenkundigen hebben een ijsdwerg in de verre buitendelen van het zonnestelsel ontdekt op een afstand van maar liefst 18 miljard kilometer - 120 maal de afstand tussen de aarde en de zon, en ruim drieënhalf keer zo ver als de dwergplaneet Pluto. Het stijf bevroren hemellichaam heeft een middellijn van naar schatting 500 kilometer. Het is het verste object dat ooit in het zonnestelsel is gevonden. De omlooptijd bedraagt vermoedelijk ruim 1000 jaar.
2018 VG18, zoals de ijsdwerg is gecatalogiseerd, behoort tot de zogeheten extreme trans-Neptunian objects (ETNO's): hij beweegt in een langgerekte baan waarvan zelfs het perihelium (het punt in de baan waar de afstand tot de zon het kleinst is) buiten de baan van de buitenste planeet Neptunus ligt. Hoewel de baan nog niet nauwkeurig is bepaald (door de grote afstand tot de zon beweegt 2018 VG18 extreem langzaam), lijkt alles erop te wijzen dat de baanoriëntatie in de ruimte vergelijkbaar is met die van een dozijn andere ETNO's. Die 'uitgelijnde' banen doen vermoeden dat zich op zeer grote afstand van de zon nog een onontdekte grote planeet schuilhoudt, Planet Nine geheten. 2018 VG18 (die de bijnaam Farout heeft gekregen) werd gevonden tijdens een speurtocht naar Planet Nine. (GS)
→ Discovered: Most Distant Solar System Object Ever Observed
10 december 2018
Het oppervlak van de 950 kilometer grote dwergplaneet Ceres - het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel tussen de banen van de planeten Mars en Jupiter - is rijk aan organische (koolstofhoudende) verbindingen. Dat blijkt uit een analyse van metingen die uitgevoerd zijn door de Amerikaanse ruimtesonde Dawn. De resultaten worden vandaag gepubliceerd in Nature Astronomy.
Eerder toonde Dawn al aan dat Ceres ook rijk is aan water (voornamelijk in de vorm van ijs, maar mogelijk is er ook een ondergronds reservoir van vloeibaar water), ammonium (NH4+) en verschillende kleimineralen. Nu blijkt dat er aan het oppervlak grote hoeveelheden koolstof voorkomen - een paar keer zoveel als in de meest koolstofrijke meteorieten. De metingen wijzen op een koolstofpercentage van 20 massaprocent. De organische verbindingen lijken sterk vermengd te zijn met de eerder gevonden kleimineralen.
Alles wijst erop dat Ceres in de koude buitengebieden van het zonnestelsel is ontstaan en pas in een later stadium naar binnen is gemigreerd, vermoedelijk door zwaartekrachtstoringen van de reuzenplaneten. Een deel van het koolstof aan het oppervlak zou aangevoerd kunnen zijn door botsingen met andere koolstofrijke planetoïden. De ontdekking van grote hoeveelheden organische verbindingen aan het oppervlak van Ceres biedt mogelijk informatie over de wijze waarop soortgelijke moleculen lang geleden op de pasgeboren aarde terechtgekomen kunnen zijn, waaar ze de bouwstenen vormden voor het ontstaan van leven. (GS)
→ Evidence for Carbon-Rich Surface on Ceres
19 november 2018
Amerikaanse planeetonderzoekers hebben de mechanismen ontdekt waardoor de smalle, donkere ringen rond sommige relatief kleine ijsdwergen 'in toom' gehouden worden. Dat deze ringen zo scherp begrensd zijn is niet te danken aan de zwaartekrachteffecten van kleine maantjes (zoals dat het geval is bij de ringenstelsels van de reuzenplaneten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus), maar aan de onregelmatige vorm of de snelle rotatie van het moederlichaam.
In de afgelopen jaren zijn smalle, donkere ringen ontdekt rond Chariklo - een 300 kilometer grote 'planetoïde' die tussen de banen van Saturnus en Uranus rond de zon draait, met een omlooptijd van 63 jaar. Chariklo is het grootste exemplaar van de zogeheten centaurs - vermoedelijk objecten die afkomstig zijn uit de Kuipergordel buiten de baan van Neptunus. Ook is er een ring ontdekt rond de merkwaardige 600 kilometer grote dwergplaneet Haumea, die zich in de Kuipergordel bevindt, met een omlooptijd van 285 jaar.
Normaal gesproken zou je verwachten dat ijs- en stofdeeltjes in zo'n ring zich in de loop van de tijd over grote afstanden verspreiden. In Nature Astronomy rekenen de onderzoekers nu echter voor dat de ringen scherp begrensd blijven door onregelmatigheden aan het oppervlak (Chariklo is niet volmaakt bolvormig maar heeft een grote 'berg'; Haumea is als gevolg van de snelle rotatie zelfs zeer langgerekt) en door de snelle rotatie (Haumea draait eens in de vier uur om zijn as).
De onderzoekers verwachten dat er in de buitendelen van het zonnestelsel nog veel meer hemellichamen voorkomen die door een eigen ringenstelsel worden omgeven. (GS)
→ Odd Bodies, Rapid Spin Keep Cosmic Rings Close
13 november 2018
Merkwaardige parallelle landschapsvormen op Pluto wijzen uit dat de dwergplaneet lang geleden een veel grotere gletsjeractiviteit kende. Dat concluderen onderzoekers van het Amerikaanse SETI-instituut en van NASA's Ames Research Center in een artikel in Nature Astronomy.
In een gebied van meer dan 70.000 vierkante kilometer aan de noordwestelijke rand van de grote bevroren vlakte Sputnik Planum - voor het eerst in detail gefotografeerd door de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons in de zomer van 2015 - komen merkwaardige wasbord-achtige patronen voor met een voorkeursrichting van oostnoordoost naar westzuidwest.
De onderzoekers concluderen nu dat het gaat om structuren van ijs (H2O) die achter zijn gebleven nadat kolossale gletsjers van bevroren stikstofgas (N2) zich kort na de vorming van Sputnik Planum (ca. 4 miljard jaar geleden) begonnen terug te trekken. Waterijs heeft een minder hoge dichtheid dan bevroren stikstsof, waardoor het indertijd aan de oppervlakte van de stikstofgletsjers terecht kwam en daardoor werd meegevoerd. Na sublimatie ('verdamping') van de stikstofgletsjers bleef het ijs achter. (GS)
→ Washboard and Fluted Terrains on Pluto as Evidence for Ancient Glaciation
1 november 2018
Na elf jaar is er een einde gekomen aan de missie van NASA-ruimtesonde Dawn. Sinds gisteren is het radiocontact met de ruimtesonde verbroken, en na andere mogelijke oorzaken te hebben weggestreept is de vluchtleiding tot de conclusie gekomen dat Dawn haar laatste druppels hydrazine heeft verbruikt. Zonder deze brandstof kan de ruimtesonde haar antennes niet op de aarde richten en haar zonnepanelen niet op de aarde. Dawn heeft de afgelopen jaren de twee grootste objecten van de planetoïdengordel tussen Mars en Jupiter onderzocht: Vesta (van 2007 tot 2015) en Ceres (sinds 2015). Momenteel maakt de ruimtesonde nog gewoon haar rondjes om deze laatste, en dat zal ze waarschijnlijk nog wel vijftig jaar blijven doen. Het is voor de tweede keer deze week dat NASA een langlopende onderzoeksmissie moest afsluiten. Een paar dagen geleden viel het doek voor ‘planetenjager’ Kepler. En ook voor een andere NASA-missie – de kleine Marsverkenner Opportunity – begint het er somber uit te zien. Afgelopen zomer ging het radiocontact met Opportunity verloren, tijdens de zeer omvangrijke stofstorm die Mars toen teisterde. De vluchtleiding is er nog steeds niet in geslaagd om de verbinding te herstellen, maar helemaal vervlogen is de hoop nog niet. Er zal nog minstens tot januari volgend jaar worden geluisterd naar mogelijke ‘levenstekenen’ van het ruim 17 jaar oude Marskarretje. (EE)
→ NASA's Dawn Mission to Asteroid Belt Comes to End
24 oktober 2018
Planeetwetenschappers van het Southwest Research Institute denken serieus na over een toekomstige onbemande ruimtemissie naar de Kuipergordel, waarbij de dwergplaneet Pluto als uitvalbasis dient. Een verkennende studie, waarvan de resultaten zijn gepresenteerd tijdens de 50ste bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences van de American Astronomical Society die deze week wordt gehouden, laat zien dat de grote Plutomaan Charon daarbij een belangrijke rol kan spelen. De Kuipergordel is een brede band van talrijke ijsachtige hemellichamen die even voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus begint. Normaal gesproken zou de verkenning van deze verre buitenwijk van ons zonnestelsel een kostbare aangelegenheid zijn. Om de kosten te drukken kan een ruimtesonde worden uitgerust met een ionenmotor, vergelijkbaar met die van de onlangs gelanceerde Europees/Japanse ruimtemissie BepiColombo. Zo’n aandrijving kan weliswaar met weinig brandstof toe, maar is niet geschikt voor snelle koersveranderingen. Om Pluto en zijn manen toch van alle kanten te kunnen onderzoeken, kan echter de zwaartekracht van Charon worden benut. Via scheervluchten langs deze maan zou de ruimtesonde het hele Pluto-stelsel kunnen verkennen. Na afloop van dat (jarenlange) onderzoek kan een laatste scheervlucht langs Charon de ruimtesonde uiteindelijk de Kuipergordel in slingeren. Met zijn eigen ionenmotor zou deze dan een aantal van de daar aanwezige ijsdwergen kunnen gaan verkennen. De details van de ‘Pluto Orbiter-Kuiper Belt Explorer Mission zullen de komende maanden verder worden uitgewerkt. (EE)
→ SWRI Team Makes Breakthroughs Studying Pluto Orbiter Mission
23 oktober 2018
De massa van de dwergplaneet Ceres, het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel tussen de banen van Mars en Jupiter, bedraagt 1,3% van de massa van de maan. Die nieuwe, gedetailleerde massabepaling volgt uit precisiemetingen aan pulsars - snel roterende neutronensterren op grote afstanden van de aarde.
Pulsars produceren extreem regelmatige pulsen van radiostraling, waarvan de aankomsttijdstippen te voorspellen zijn tot op een paar honderd nanoseconden nauwkeurig. Omdat de aankomsttijdstippen van zulke radiopulsen afhankelijk zijn van de positie van de aarde in zijn baan om de zon, worden ze altijd berekend ten opzichte van het braycentrum (gemeenschappelijk zwaartepunt) van het gehele zonnestelsel. Om die berekeningen uit te voeren, moet van alle zware objecten in het zonnestelsel de positie en de massa bekend zijn.
Wanneer er daarna toch nog afwijkingen van de voorspelde aankomsttijdstippen optreden (waarbij de pulsjes afwisselend iets te vroeg of iets te laat aankomen), is er kennelijk iets mis met de betreffende massabepalingen. Op die manier konden radioastronomen uit pulsarwaarnemingen afleiden wat de precieze massa van de dwergplaneet Ceres moet zijn.
De metingen leveren in principe ook informatie op over het al dan niet bestaan van andere relatief zware objecten in het zonnestelsel, zoals de hypothetische Planeet Negen. Vanwege de grote afstand tot de zon en de bijbehorende lange omlooptijd is het daarvoor echter nodig dat er gedurende een veel langere periode metingen worden uitgevoerd. De nieuwe resultataten zijn beschreven in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. (GS)
→ Pulsar observations enable mass estimates for Ceres and other solar system objects
8 oktober 2018
De dwergplaneet Ceres, het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel tussen de banen van Mars en Jupiter, heeft in het verleden een zogeheten 'pooldrift' van ca. 36 graden ondergaan. Dat blijkt uit geofysisch onderzoek aan korst en mantel van Ceres, uitgevoerd op basis van metingen van de Amerikaanse ruimtesonde Dawn, en gepubliceerd in Nature Geoscience.
Uit variaties in de dichtheid van de korst en de mantel van de dwergplaneet en uit het waargenomen patroon van breuklijnen aan het oppervlak blijkt dat de rotatiepolen zich in het verleden op een andere locatie bevonden moeten hebben. In de loop van de geologische geschiedenis heeft Ceres zich geheroriënteerd ten opzichte van zijn rotatieas.
De onderzoekers concluderen dat die heroriëntatie zich in verschillende fasen voltrok. Dat doet vermoeden dat korst en mantel van Ceres min of meer los van elkaar hebben bewogen - een mogelijke (extra) aanwijzing dat zich onder het oppervlak een oceaan van vloeibaar water heeft bevonden. (GS)
→ Polar Wandering on Dwarf Planet Ceres Revealed
5 oktober 2018
Astrofysici van de Universiteit van Wenen en Brown University (VS) hebben het langetermijngedrag onderzocht van de Centauren – kleine, komeetachtige hemellichamen die normaal gesproken tussen de planeten Jupiter en Neptunus om de zon draaien. Hun berekeningen laten zien dat baanverstoringen ervoor zorgen dat veel Centauren uiteindelijk in ons deel van het zonnestelsel verzeild raken. Ongeveer de helft van alle Centauren zou op enig moment het centrale deel van het zonnestelsel kunnen bereiken en ongeveer 7 procent van hen zou in botsing kunnen komen met een van de daar aanwezige planeten. Voor de aarde betekent dit dat er gemiddeld eens in de 14 miljoen jaar een kleine Centaur van minstens 1 kilometer op onze planeet inslaat. Daarmee komen inslagen van Centauren tien keer minder voor dan die van planetoïden uit de hoofdgordel tussen Mars en Jupiter. Daar staat tegenover dat binnenkomende Centauren doorgaans een veel hogere snelheid hebben en groter zijn. De gevolgen van een eventuele inslag zijn dus ook veel groter. Catastrofale inslagen van Centauren zijn overigens heel zeldzaam. Geschat wordt dat de aarde de afgelopen 3,8 miljard jaar twee keer door een verdwaalde Centaur is getroffen, en de planeet Venus slechts één of twee keer. (EE)
→ The threat of Centaurs for the Earth
2 oktober 2018
Amerikaanse sterrenkundigen hebben een ijsdwerg ontdekt die in het verste punt van zijn langgerekte baan maar liefst op 345 miljard kilometer afstand van de zon staat - bijna zeventig maal zo ver als de huidige afstand van de verre dwergplaneet Pluto. Afgezien van sommige kometen die afkomstig zijn uit de Oortwolk is er nog nooit een zonnestelselobject gevonden dat zich zo ver van de zon kan verwijderen. De ontdekking versterkt het vermoeden dat zich in de buitendelen van het zonnestelsel een tot dusver onbekende planeet schuil houdt.
Het nieuw ontdekte hemellichaam, 2015 TG387 geheten, werd in 2015 ontdekt met de Japanse 8,2-meter Subaru-telescoop op Mauna Kea, Hawaii. Vanwege de zeer trage baanbeweging duurde het vervolgens een paar jaar voordat de baan met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld. Tijdens de ontdekking bevond 2015 TG387 zich op 'slechts' 12 miljard kilometer afstand van de zon; in het meest nabije punt van de baan bedraagt de afstand altijd nog 9,75 miljard kilometer - ver buiten de gravitationale invloedssfeer van de buitenste planeet Neptunus.
De baan van de nieuw ontdekte ijsdwerg vertoont veel overeenkomsten met de banen van de ijsdwergen Sedna en 2012 VP113. Ook die komen nooit in de buurt van de Neptunusbaan (ze blijven zelfs op iets grotere afstand), maar in het verste punt van hun baan staan ze minder ver van de zon dan 2015 TG387.
De ontdekkers van de nieuwe recordhouder (bijgenaamd 'The Goblin') denken dat er nog duizenden vergelijkbare objecten rond de zon moeten bewegen. 2015 TG387 heeft een geschatte middellijn van 300 kilometer, en kon alleen ontdekt worden omdat hij momenteel relatief dichtbij staat: gedurende 99 procent van zijn omlooptijd (naar schatting ca. 40.000 jaar) is hij vanaf de aarde onzichtbaar. Het lijkt dus waarschijnlijk dat er talloze objecten in vergelijkbare banen bewegen die momenteel veel te ver weg staan om opgemerkt te worden.
De ontdekking van 2015 TG387 is vandaag bekend gemaakt door het Minor Planet Center van de Internationale Astronomische Unie en wordt binnenkort gepubliceerd in The Astrophysical Journal. De vondst versterkt het vermoeden dat zich in de verre, koude buitendelen van het zonnestelsel nog een relatief grote planeet schuilhoudt (Planeet X of Planeet Negen genoemd). Zonder de aanwezigheid van zo'n groot hemellichaam zijn de vreemde, overeenkomstige banen van objecten zoals Sedna, 2012 VP113 en 2015 TG387 niet goed te verklaren. (GS)
→ Extremely Distant Solar System Object Found
28 september 2018
Op 6, 7 en 8 september hebben vluchtleiders van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons een geslaagde generale repetitie uitgevoerd van de scheervlucht langs de kleine ijsdwerg 2014 MU69 (bijnaam: Ultima Thule), die zal plaatsvinden in de nacht van 31 december 2018 op 1 januari 2019. Deze 'operational readiness test' is bedoeld om alle aspecten van de ontmoeting tot in detail uit te testen. Nu de ORT geslaagd is, staat niets een succesvolle waarnemingscampagne meer in de weg.
New Horizons vloog in de zomer van 2015 op kleine afstand langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon. Komende Nieuwjaarsnacht zal de veel kleinere ijsdwerg 2014 MU69 op relatief kleine afstand worden gepasseerd. Waarnemingen vanaf de aarde doen vermoeden dat het mogelijk om een dubbelobject gaat, waarvan de twee componenten elkaar vrijwel raken. (GS)
→ New Horizons Team Rehearses for New Year's Flyby
18 september 2018
Computersimulaties van de laatste stadia van de vorming van de aardse planeten van ons zonnestelsel laten zien dat grote protoplaneten veel water hebben verworven bij botsingen met kleinere soortgenoten. Tot die conclusie komen onderzoekers van de universiteiten van Wenen en Tübingen, die hun resultaten vandaag presenteren op het European Planetary Science Congress in Berlijn. Vierenhalf miljard jaar geleden verkeerde het centrale deel van ons zonnestelsel in chaos. Er zwierven hier een kleine honderd protoplaneten rond, in grootte variërend van de maan tot Mars. De exemplaren die binnen de huidige baan van Mars waren gevormd, bevatten geen water, omdat het zo dicht bij de zon te heet was om water te laten condenseren. Dat betekent dat het vele water op aarde afkomstig moet zijn van objecten die van verder weg kwamen. Maar hoe is dat water overgedragen? Om dat te onderzoeken hebben de wetenschappers een aantal verschillende inslagscenario’s nagebootst. Daarbij hebben ze vastgesteld dat de protoplaneten in veel gevallen niet ‘frontaal’ botsten. En dat blijkt een heel efficiënte manier te zijn om water over te dragen. Bij dat scenario raakt het kleinere hemellichaam namelijk zo’n beetje al zijn water kwijt, terwijl het grotere object min of meer ongeschonden blijft. Volgens de onderzoekers is het goed denkbaar dat de aarde het product is van een lange reeks van dit soort botsingen (EE)
→ Hit-and-run heist of water by terrestrial planets in the early Solar System
17 september 2018
Nieuw onderzoek laat zien dat het ijsvulkanisme op de dwergplaneet Ceres regelmatig opleeft. Maar de gevolgen ervan blijven beperkt en vallen na verloop van tijd nauwelijks meer op (Nature Astronomy, 17 september). IJsvulkanen braken geen gesmolten gesteente uit, zoals de vulkanen op aarde, maar vloeibare en gasvormige verbindingen zoals water, ammoniak of methaan. In het geval van Ceres gaat het waarschijnlijk om water dat rijk is aan zouten. Eenmaal aan de oppervlakte gekomen bevriest dit mengsel. De bekendste ijsvulkaan op Ceres is de ongeveer vier kilometer hoge Ahuna Mons. Het nieuwe onderzoek laat echter zien dat de dwergplaneet nog zeker enkele tientallen andere ijsvulkanen kent. Deze zijn echter niet meer zo gemakkelijk herkenbaar, doordat ze in de loop van de honderden miljoenen jaren geleidelijk zijn ingezakt. Door de vormen van de ijsvulkanen te vergelijken met de uitkomsten van modelberekeningen, hebben Amerikaanse wetenschappers schattingen kunnen maken van hun leeftijden. Daaruit wordt de conclusie getrokken dat zo eens in de 50 miljoen jaar een nieuwe ijsvulkaan ontstaat. Ceres is dus allesbehalve een geologisch ’dode’ wereld, waar – afgezien van inslagen – niets gebeurt. (EE)
→ Cryovolcanism Helped Shape Dwarf Planet Ceres
10 september 2018
Kort na het ontstaan van het zonnestelsel trad er een ingrijpende migratie op van de reuzenplaneten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. Jupiter bewoog langzaam maar zeker naar de zon toe; Uranus en Neptunus kwamen juist op grotere afstand van de zon te staan. Dat die planeetmigratie plaatsvond wordt door de meeste astronomen wel onderkend (er zijn veel indirecte aanwijzingen voor), maar tot nu toe was niet bekend wannéér precies de reuzenplaneten op drift raakten. Onderzoekers van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado, concluderen vandaag in Nature Astronomy dat dat gebeurd moet zijn toen het zonnestelsel minder dan 100 miljoen jaar oud was.
De astronomen baseren zich op het bestaan van de dubbelplanetoïde Patroclus/Menoetius. Deze twee planetoïden draaien om elkaar heen, terwijl ze samen rond de zon bewegen, min of meer in dezelfde baan als Jupiter. Deze zogeheten 'Trojanen' (planetoïden in de Jupiterbaan) zijn daar terecht gekomen als gevolg van de migratie van Uranus en Neptunus. Die twee reuzenplaneten verstoorden de Kuipergordel van ijzige hemellichamen aan de buitenrand van het zonnestelsel, waardoor veel van die ijsdwergen het zonnestelsel uit werden geslingerd, terwijl sommige andere 'ingevangen' werden in de Jupiterbaan.
Modelberekeningen tonen nu aan dat dubbele ijsdwergen vrij gemakkelijk ontstaan tijdens het geboorteproces van het zonnestelsel, maar dat ze ook vrij gemakkelijk weer 'uiteenvallen' door onderlinge botsingen. Het feit dat minstens één dubbele ijsdwerg intact is gebleven en is ingevangen door de zwaartekracht van Jupiter, betekent dat de planeetmigratie die dat invangen mogelijk maakte vroeg in de geschiedenis van het zonnestelsel moet hebben plaatsgevonden. (GS)
→ Scientists Find Evidence for Early Planetary Shake-up
29 augustus 2018
Met veel kunst- en vliegwerk is het team van de New Horizons-missie erin geslaagd om een foto te maken van het Kuipergordelobject ‘Ultima Thule’. De Amerikaanse ruimtesonde, die in juli 2015 langs de dwergplaneet Pluto scheerde, zal op 1 januari 2019 bij de slechts enkele tientallen kilometers grote ijsdwerg arriveren. De foto is gemaakt op 16 augustus jl., toen New Horizons nog meer dan 160 miljoen kilometer van zijn bestemming verwijderd was. Om het zwakke schijnsel van de ijsdwerg te kunnen registreren, moesten 48 afzonderlijke opnamen bij elkaar worden opgeteld. Daarna moesten ook nog eens alle achtergrondsterren van het resultaat worden afgetrokken. De uiteindelijke foto mag dan niet erg indrukwekkend zijn, hij is wel heel nuttig. Uit de opname blijkt namelijk dat Ultima zich precies op de vooraf voorspelde positie bevindt. Dat wijst erop dat de omloopbaan van de ijsdwerg, bepaald aan de hand van Hubble-opnamen, al tamelijk nauwkeurig bekend is. Ultima zal het eerste kleine object van de Kuipergordel zijn die van dichtbij worden bekeken. Het vermoeden bestaat dat de ijsdwerg haltervormig is of zelfs uit twee afzonderlijke objecten bestaat, die op geringe afstand om elkaar wentelen. (EE)
→ Ultima in View
9 augustus 2018
Ons zonnestelsel is ontstaan uit een schijf van gas en stof. Omdat de gezamenlijke massa van alle objecten voorbij Neptunus kleiner is dan verwacht, en deze hemellichamen veelal langgerekte, gehelde banen, lijkt het erop dat het buitengebied van het zonnestelsel op enig moment is verstoord. Nieuwe computersimulaties suggereren dat een passerende ster de oorzaak kan zijn geweest (The Astrophysical Journal, 10 augustus). De modelberekeningen geven resultaten die veel op ons huidige zonnestelsel lijken, als er een ster van 0,3 tot 1,0 zonsmassa op 50 tot 150 astronomische eenheden van de zon schuin door het vlak van het zonnestelsel is getrokken. Dat is ruim buiten de baan van Neptunus, in het gebied tussen de Kuipergordel en de Oortwolk. Verrassend genoeg kan deze fly-by niet alleen de vreemde banen van de verre objecten in ons zonnestelsel verklaren, maar ook enkele andere kenmerken van ons zonnestelsel, zoals de massaverhouding tussen Neptunus en Uranus en het bestaan van twee verschillende populaties van Kuipergordelobjecten. De astronomen die de modelberekeningen hebben gedaan, hebben ook onderzocht hoe groot de kans is dat dit scenario zich ook daadwerkelijk heeft voltrokken. Die kans is best groot, omdat onze zon waarschijnlijk deel heeft uitgemaakt van een grote groep sterren. Tijdens het eerste miljard jaar van hun bestaan zal ongeveer een kwart van alle zonachtige sterren in deze groep zo’n fly-by hebben meegemaakt. (EE)
→ Impact of a stellar intruder on our solar system
10 juli 2018
Op basis van stereoscopische foto's die in 2015 gemaakt zijn door de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons zijn de eerste officiële hoogtekaarten samengesteld van de kleine dwergplaneet Pluto en zijn maan Charon.
Tenzing Montes, aan de zuidwestrand van de bevroren vlakte Sputnik Planitia, blijkt de hoogste bergrug op Pluto te zijn; de hoogste top reikt tot ca. 6 kilometer boven het gemiddelde niveau - vergelijkbaar met de Kilimanjaro op aarde. Sputnik Planitia zelf ligt juist diep ónder dat gemiddelde niveau: ca. 2,5 kilometer lager, en aan de randen zelfs 3,5 kilometer lager. Uit de topografische gegevens is ook het bestaan afgeleid van een oud, 3000 kilometer lang breuksysteem op Pluto, dat min of meer noord-zuid is gericht.
Charon - met een middellijn van 1200 kilometer bijna half zo klein als Pluto - vertoont een nog sterker reliëf: aan de noordpool bevindt zich een bekken met een diepte van ongeveer 14 kilometer. De nieuwe kaarten zijn gepubliceerd in het vakblad Icarus. (GS)
→ LPI Leads Mapping Effort of Newly Published Global Maps of Plutoand Charon
2 juli 2018
De Amerikaanse ruimtesonde Dawn draait al een paar jaar in een baan rond de 950 kilometer grote dwergplaneet Ceres, maar pas sinds 6 juni is de baanhoogte teruggebracht tot slechts 34 kilometer. Vanuit die extreem lage omloopbaan - tien maal zo laag als voorheen - heeft Dawn spectaculair gedetailleerde foto's gemaakt van het oppervlak van het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel tussen de banen van Mars en Jupiter.
De nieuwste opnamen die door NASA zijn vrijgegeven tonen details van slechts 5 meter groot in en rond de 90 kilometer grote inslagkrater Occator. Die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van relatief hoog gelegen, verrassend heldere en scherp begrensde witte gebieden, waarvan inmiddels is vast komen te staan dat het gaat om afzettingen van natriumcarbonaat - vermoedelijk materiaal dat achterbleef na het verdampen van oppervlakte-ijs.
Aan de rand van Occator zijn ook 'aardverschuivingen' in beeld gebracht. De nieuwe foto's kunnen planeetonderzoekers helpen om de geologische eigenschappen en geschiedenis van Ceres te achterhalen. De dwergplaneet bevat verrassend veel bevroren water, wat doet vermoeden dat hij in de buitendelen van het zonnestelsel is ontstaan. (GS)
→ Dawn's Latest Orbit Reveals Dramatic New Views of Occator Crater
13 juni 2018
Een nieuwe analyse van data van NASA-ruimtesonde Dawn wijst erop dat er op dwergplaneet Ceres verrassend hoge concentraties organisch materiaal bestaan. Dat er op Ceres organische verbindingen te vinden zijn was al bekend. Alleen is nog onduidelijk om welke verbindingen het precies gaat. En dat maakt nogal uit voor de interpretatie van de meetresultaten van Dawn. De aanwezigheid van organisch materiaal wordt afgeleid uit gegevens van de spectrometer voor zichtbaar en infraroodlicht die Dawn bij zich heeft. Uit deze gegevens kan worden afgeleid op welke specifieke golflengten het Ceres-oppervlak zonlicht weerkaatst dan wel absorbeert. Om een schatting te kunnen maken van de hoeveelheden van dat materiaal werden de Dawn-gegevens vergeleken met reflectiespectra van organisch materiaal dat op aarde is gevormd. Op basis van die standaard kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat hooguit 10 procent van de spectrale signatuur die zij op Ceres hadden waargenomen voor rekening kan komen van organisch materiaal. Bij nieuw onderzoek door wetenschappers van Brown University is een ander vergelijkingsmateriaal gebruikt: meteorieten. Die bevatten ook organisch materiaal, maar dan in iets andere verhoudingen dan het organische materiaal dat op aarde wordt aangetroffen. Uit de nieuwe, wellicht realistischere vergelijking trekken de onderzoekers de conclusie dat misschien wel 50 procent van het spectrale signaal van Ceres voor rekening komt van organische verbindingen. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat dit materiaal grotendeels afkomstig is van inslaande kometen en planetoïden. Dat zijn immers ook de bron van meteorieten. Het is echter nog maar de vraag of zij zoveel organisch materiaal op Ceres kunnen hebben afgeleverd. Een andere mogelijkheid is dat het materiaal op Ceres zelf is gevormd. Maar dat verklaart dan weer niet waarom het alleen heel lokaal is aangetroffen. (EE)
→ Organics on Ceres may be more abundant than originally thought
5 juni 2018
NASA-ruimtesonde New Horizons is weer ‘wakker’ en wordt voorbereid voor de verste planetaire ontmoeting ooit. Op Nieuwjaarsdag 2019 scheert hij langs een Kuipergordelobject dat officieel 2104 MU69 heet, maar inmiddels de bijnaam Ultima Thule heeft gekregen. New Horizons vloog op 14 juli 2015 dicht langs de dwergplaneet Pluto en heeft zich sindsdien alleen maar verder van de aarde verwijderd. Inmiddels is hij al meer dan 6 miljard kilometer van huis. De radiosignalen die hij na een welverdiende ‘winterslaap’ van vijf maanden naar de aarde heeft gezonden wijzen erop dat de ruimtesonde normaal functioneert. De komende maanden worden de diverse systemen van New Horizons grondig getest. Ook worden zijn boordcomputers voorzien van instructies die nodig zijn om de kortstondige ontmoeting met Ultima Thule goed te laten verlopen. Vanaf augustus zal de ruimtesonde opnamen van de slechts enkele tientallen kilometers grote ijsdwerg gaan maken. (EE)
→ New Horizons Wakes for Historic Kuiper Belt Flyby
4 juni 2018
Een team van Amerikaanse onderzoekers zegt twijfel te hebben over het bestaan van een negende grote planeet die zich ver voorbij de baan van Neptunus zou schuilhouden. De baanverstoringen die aan dit object worden toegeschreven kunnen ook zijn veroorzaakt door interacties met kleinere objecten. Het bestaan van ‘planeet 9’ wordt afgeleid uit de bijzondere baaneigenschappen van een klasse van kleine hemellichamen in het buitengebied van ons zonnestelsel – de zogeheten detached objects (‘ongebonden objecten’). Het bekendste voorbeeld van deze objecten is Sedna. Deze klasse van hemellichamen dankt zijn naam aan het feit dat ze in zeer wijde, cirkelvormige banen om de zon draaien, die hen ver uit de buurt houden van grote planeten zoals Jupiter en Saturnus. Hoe zij in dat verre buitengebied zijn beland, is onduidelijk. Met behulp van computersimulaties hebben de onderzoekers laten zien dat deze ijzige objecten zich wellicht gedragen als de wijzers van een klok. De kleinere bewegen sneller om de zon dan de grotere. Hierdoor vinden er voortdurend interacties plaats tussen kleinere en grotere exemplaren. En dat leidt ertoe dat de banen van de grote objecten geleidelijk steeds cirkelvormiger worden. De onderzoekers hebben hun bevindingen vandaag gepresenteerd tijdens de 232ste bijeenkomst van de American Astronomical Society, die deze week in Denver wordt gehouden. (EE)
→ Collective gravity, not Planet Nine, may explain the orbits of ‘detached objects’
31 mei 2018
De Amerikaanse ruimtesonde Dawn, die al drie jaar in een baan rond de dwergplaneet Ceres draait, wordt de komende dagen in een extreem lage omloopbaan gebracht, op minder dan 50 kilometer boven het oppervlak van de grote planetoïde. Vanaf die geringe hoogte zullen nog gedetailleerdere foto's gemaakt kunnen worden, en zijn andere meetinstrumenten aan boord beter in staat om precisiemetingen te verrichten aan de samenstelling van het oppervlak.
Dawn werd in 2007 gelanceerd en heeft eerder onderzoek verricht aan Vesta, de op een na grootste planetoïde. Ceres is vooral interessant omdat het hemellichaam onverwacht veel lichte materialen bevat (onder andere veel waterijs), wat doet vermoeden dat hij in de buitendelen van het zonnestelsel is ontstaan en pas in een later stadium in de planetoïdengordel terecht is gekomen.
Begin juni moet Dawn in de nieuwe, lage omloopbaan zijn aangekomen, tien maal dichter bij het Ceresoppervlak dan ooit. (GS)
→ Dawn Mission: New Orbit, New Opportunities
31 mei 2018
Wetenschappers hebben ontdekt dat de duinen op Pluto waarschijnlijk bestaan uit deeltjes methaanijs die de ijle atmosfeer van de dwergplaneet in zijn geblazen. Dat blijkt uit een analyse van opnamen van het Pluto-oppervlak die in juli 2015 zijn gemaakt door de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons (Science, 1 juni). De duinen op Pluto liggen aan de rand van de ijsvlakte Sputnik Planitia. Ze liggen verspreid over een ongeveer 75 kilometer brede gordel aan de voet van een grote bergketen. Een analyse van de oriëntatie van de duinenrijen en modelberekeningen brengen de wetenschappers tot de conclusie dat de duinen hun ontstaan te danken hebben aan sublimatie – het rechtstreeks in gasvorm overgaan – van stikstofijs. Daarbij worden deeltjes methaanijs ter grootte van zandkorrels, die met het stikstofijs vermengd waren, de lucht in geblazen. Bij de heersende temperaturen kan methaanijs niet sublimeren. Het ‘methaanzand’, vermoedelijk afkomstig uit de bergketen, wordt vervolgens opgepikt door de zwakke winden op Pluto en afgezet op de aangrenzende ijsvlakte. Geschat wordt dat de duinenrijen vrij jong zijn: ze zouden hooguit 500.000 jaar geleden zijn ontstaan. (EE)
→ Scientists reveal the secrets behind Pluto's dunes
23 mei 2018
De ijzige dwergplaneet Pluto is mogelijk ontstaan door het samenklonteren van pakweg één miljard kometen die qua samenstelling veel leken op de Rosetta-komeet 67P/Churyumov-Gerasimenko. Die conclusie trekken planeetonderzoekers van het Southwest Research Institute in een publicatie in vakblad Icarus.
Pluto is in de zomer van 2015 van nabij onderzocht door de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons. Die ontdekte onder andere een gigantische vlakte van bevroren stikstof (Sputnik Planitia). De hoeveelheid koolmonoxide aan het oppervlak van Pluto was daarentegen relatief gering.
Op basis van metingen en modelberekeningen komen de onderzoekers nu tot de conclusie dat die chemische samenstelling goed te begrijpen is wanneer Pluto een soort superkomeet is. De oorspronkelijke chemische samenstelling zou beïnvloed zijn geweest door vloeibaar water, vermoedelijk in een ondergrondse oceaan. (GS)
→ Scientists Introduce Cosmochemical Model for Pluto Formation
22 mei 2018
In de buitendelen van het zonnestelsel draait een kleine ijsdwerg rond in een zeer sterk gehelde baan. Het object, 2015 BP519 geheten, werd een paar jaar geleden al ontdekt door de Dark Energy Survey, maar pas sinds kort is zijn baan nauwkeurig bepaald. In een preprint op internet claimen sterrenkundigen nu dat 2015 BP519 aanvullende ondersteuning levert voor de theorie dat er op grote afstand van de zon een relatief zware planeet rondcirkelt die de banen van ijsdwergen in de Kuipergordel verstoort. Deze Planeet Negen-hypothese voorspelt namelijk het bestaan van dit soort sterk gehelde omloopbanen. Naar Planeet Negen - volgens de theorie vier maal zo groot en tien maal zo zwaar als de aarde en met een omlooptijd van 10.000 tot 20.000 jaar - wordt al jaren gezocht; tot op heden is het mysterieuze object nog niet gevonden. (GS)
→ Nieuwsbericht op phys.org
11 april 2018
De Internationale Astronomische Unie heeft twaalf kraters en andere opvallende geologische structuren op de grote Plutomaan Charon van officiële namen voorzien. Charon is, samen met ‘moederplaneet’ Pluto, in 2015 deels in kaart gebracht door de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons. Vernoemd zijn onder meer sciencefictionschrijvers Octavia E. Butler en Arthur C. Clarke, en Stanley Kubrick, regisseur van de precies 50 jaar geleden uitgebrachte sciencefictionfilm 2001: A Space Odyssey (gebaseerd op een kort verhaal van Clarke). Naar hen zijn bergen vernoemd. (EE)
→ Pluto's Largest Moon, Charon, Gets Its First Official Feature Names
14 maart 2018
Bij waarnemingen van Ceres zijn sporen van recente veranderingen op het oppervlak van deze dwergplaneet ontdekt. Dat bewijst dat dit nog geen duizend kilometer grote hemellichaam, dat deel uitmaakt van de planetoïdengordel tussen de planeten Mars en en Jupiter, actiever is dan gedacht (Science Advances, 14 maart). De waarnemingen zijn gedaan met behulp van een spectrometer aan boord van de ruimtesonde Dawn, die sinds maart 2015 om Ceres cirkelt. In een eerder stadium had Dawn op een tiental plekken op de dwergplaneet al bevroren water ontdekt. Bij het nieuwe onderzoek is aangetoond dat de hoeveelheid ijs op de noordwand van de 20 kilometer grote inslagkrater Juling varieert. Tussen april en oktober 2016 blijkt de gletsjer ter plaatse flink in omvang te zijn toegenomen. Vermoedelijk is er sprake van een seizoenseffect. Doordat de afstand tussen Ceres en de zon in de genoemde periode afnam, versnelde de sublimatie (‘verdamping’) van het ijs in en op de kraterbodem sneller, waardoor er meer waterdamp vrijkwam. Een deel van deze damp hechtte zich vervolgens aan de koude, beschaduwde noordwand van de krater. Mogelijk zijn door de opwarming ook aardverschuivingen ontstaan, waardoor verse ondergrondse ijslagen bloot kwamen te liggen. Bij een tweede onderzoek is vastgesteld dat her en der op Ceres, zogeheten gehydrateerde natriumcarbonaten, op het oppervlak liggen. Het waterhoudende materiaal wordt vooral in de omgeving van kraters en bergen aangetroffen. Omdat dergelijke carbonaten bij blootstelling aan het luchtledige en de straling van de zon geleidelijk hun water verliezen, kunnen de betreffende afzettingen niet erg oud zijn: hooguit enkele miljoenen jaren. Ook dat is een teken van recente activiteit – naar geologische maatstaven dan. Het feit dat de carbonaten vooral in de buurt van kraters te vinden zijn, kan erop wijzen dat ze een bijproduct van de kratervorming. Daarbij kunnen eveneens aardverschuivingen opgetreden zijn. Maar het is ook denkbaar dat de korst ter plaatse is gesmolten en zich tijdelijke poelen van zout water hebben gevormd. Een andere intrigerende mogelijkheid is dat zich diep onder het Ceres-oppervlak plaatselijk nog restanten van een ‘pekel-oceaan’ bevinden. Op plaatsen waar de korst door inslagen is verzwakt, zou dit zoute water zich via kleine scheurtjes een weg naar het oppervlak kunnen banen. (EE)
→ NASA Dawn Reveals Recent Changes in Ceres' Surface
13 maart 2018
'Ultima Thule' is gekozen als voorlopige 'bijnaam' van de verre ijsdwerg 2014 MU69, het volgende reisdoel van ruimtesonde New Horizons. De naam betekent zoveel als 'voorbij Thule'; Thule was een mythisch eiland op hoge noordelijke breedtegraad.
New Horizons, gelanceerd in januari 2006, vloog in juli 2015 op kleine afstand langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon. Op 1 januari 2019 zal een nieuwe 'scheervlucht' worden uitgevoerd, langs een ijsdwerg in de Kuipergordel, officeel 2014 MU69 geheten.
Vorig jaar werd het grote publiek uitgenodigd om (voorlopige) namen voor het hemellichaam voor te stellen. Uit de 34.000 ingediende voorstellen is nu 'Ultima Thule' gekozen als toepasselijke bijnaam voor de ijsdwerg.
Metingen aan sterbedekkingen hebben het afgelopen jaar uitgewezen dat het vermoedelijk om een haltervormig of dubbel object gaat, dat op geruime afstand wordt vergezeld door een kleine maan.
Na de New Horizons-passage zal het onderzoeksteam een officiële naam voorstellen aan de Internationale Astronomische Unie, mede op basis van de wetenschappelijke ontdekkingen. 'Ultima Thule' is dan ook geen officiële naam. (GS)
→ New Horizons Chooses Nickname for 'Ultimate' Flyby Target
9 februari 2018
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons heeft een nieuw record gevestigd. Onlangs heeft hij zijn telescoopcamera ingeschakeld en een (test)opname van een stukje sterrenhemel gemaakt. Dat gebeurde op een recordafstand van 6,12 miljard kilometer van de aarde. Tijdens het maken van de opname was New Horizons net iets verder van huis dan de Voyager 1, toen deze op 14 februari 1990 ’omkeek’ naar het zonnestelsel en van een afstand van 6.06 miljard kilometer een zestigtal opnamen maakte. Dat leverde toen onder meer de beroemde ‘Pale Blue Dot’-foto van de aarde op. Overigens brak New Horizons het ‘fotograferen op afstand’-record twee uur later opnieuw, toen hij opnamen maakte van de Kuipergordelobjecten 2012 HZ84 en 2012 HE85. Hij was toen alweer bijna een half miljoen kilometer verder van de aarde verwijderd. Op 1 januari 2019 zal New Horizons een korte ontmoeting hebben met Kuipergordelobject 2014 MU69. Ook dat wordt een nieuw afstandsrecord, want nooit eerder kwam een ruimtesonde in de buurt van een hemellichaam dat zo ver van zon en aarde is verwijderd. 2014 MU69 is nog anderhalf miljard kilometer verder weg dan dwergplaneet Pluto. (EE)
→ New Horizons Captures Record-Breaking Images in the Kuiper Belt
5 februari 2018
De eerst ontdekte ijsdwerg in de buitendelen van het zonnestelsel (afgezien van de dwergplaneet Pluto) heeft eindelijk een naam gekregen. In een elektronische circulaire maakt de Internationale Astronomische Unie (IAU) bekend dat het relatief kleine, stijf bevroren hemellichaam 1992 QB1 voortaan Albion heet, naar de oermens in de scheppingsmythe van de Engelse dichter en schilder William Blake.
1992 QB1 werd in augustus 1992 ontdekt door David Jewitt en Jane Luu, met een van de telescopen op de Mauna Kea-sterrenwacht in Hawaii. Het was voor het eerst dat er - sinds de ontdekking van Pluto in 1930 - een nieuw hemellichaam werd gevonden buiten de baan van de planeet Neptunus. De ontdekking betekende het begin van de exploratie van de Kuipergordel - een brede zone van bevroren hemellichamen waarvan Pluto de grootste is. Inmiddels zijn bijna 2000 Kuipergordelobjecten bekend.
Mede-ontdekster Jane Luu wilde het nieuwe hemellichaam aanvankelijk Smiley noemen, naar de hoofdinspecteur uit de detective-boeken van de Saint die ze tijdens de lange waarneemnachten op Hawaii las. Die naam werd door de IAU echter niet goedgekeurd. Jewitt heeft regelmatig aangegeven geen belangstelling te hebben voor namen van kleine hemellichamen; hij geeft de voorkeur aan nummers. Na 10 jaar verloopt echter het alleenrecht van de ontdekker(s) om voorstellen te doen voor een naam. Wie de naam Albion heeft voorgesteld is niet bekendgemaakt. (GS)
10 januari 2018
In twee meteorieten die in 1998 afzonderlijk van elkaar op aarde zijn neergeploft zijn zoutkristallen aangetroffen die (microscopisch kleine) sporen van zowel vloeibaar water als aminozuren – complexe organische verbindingen – bevatten. Uit een nauwkeurige analyse van de aminozuren wordt afgeleid dat de zoutkristallen materiaal van twee verschillende hemellichamen bevatten (Science Advances, 19 januari). In hun in Science Advances verschenen onderzoeksverslag stelt een team van wetenschappers dat de zoutkristallen afkomstig zijn van een ijsachtig hemellichaam waar zich ijs- of watervulkanisme heeft afgespeeld. Het zou daarbij kunnen gaan om de dwergplaneet Ceres. Op het oppervlak van dat hemellichaam zou zich zout hebben afgezet, dat bij grote vulkanische uitbarstingen deels de ruimte in werd geblazen. Vervolgens zouden deze zoutkristallen op het oppervlak van een kleinere planetoïde (mogelijk Hebe) zijn beland. Hierdoor zouden ze uiteindelijk in gesteente zijn terechtgekomen dat een andere samenstelling had dan dat van hun eigenlijke moederlichaam. Dit ingewikkelde scenario is nodig om te verklaren waarom de aminozuur-samenstelling van de zoutkristallen zo sterk afwijkt van die van de rest van de meteorieten waarin ze zijn aangetroffen. Volgens de onderzoekers wijst dat er sterk op dat er vermenging van materiaal van twee verschillende planetoïden heeft plaatsgevonden. (EE)
→ Ingredients for Life Revealed in Meteorites That Fell to Earth
22 december 2017
Volgens astronomen van de universiteit van Chicago zou ons zonnestelsel wel eens kunnen zijn ontstaan in de naaste omgeving van een zogeheten Wolf-Rayet-ster. Sterren van dit type hebben 40 tot 50 keer zoveel massa als de zon, zijn zeer heet en stoten allerlei zware elementen uit. Dat laatste zou het hoge aluminiumgehalte van meteorieten kunnen verklaren (Astrophysical Journal, 22 december). Volgens de meest gangbare theorie is ons zonnestelsel 4,6 miljard jaar geleden ontstaan in een omgeving waar kort daarvoor een supernova-explosie had plaatsgevonden. Het probleem met dit scenario is dat bij zo’n sterexplosie doorgaans zowel veel ijzer als aluminium vrijkomt. Onderzoek wijst er echter op dat meteorieten (ruimtestenen) die op aarde zijn gevonden in vergelijking met de rest van ons Melkwegstelsel een tekort aan ijzer en een teveel aan aluminium bevatten. Vandaar dat de astronomen naar andere mogelijkheden zijn gaan zoeken. En dat bracht hen op het spoor van de Wolf-Rayet-sterren, die veel aluminium uitstoten, maar geen ijzer. De allerzwaarste sterren van dit type ondergaan uiteindelijk ook geen supernova-explosie, maar storten rechtstreeks ineen tot een zwart gat. Ook in dat stadium produceren ze dus niet per se heel veel ijzer. De sterrenwind die een Wolf-Rayet-ster gedurende zijn bestaan uitstoot, baant zich een weg door het interstellaire gas in de omgeving. Daarbij vormt zich een schil van dicht, bijeengeveegd gas en stof waaruit gemakkelijk nieuwe sterren kunnen ontstaan. De onderzoekers schatten dat 1 tot 16 procent van alle zonachtige sterren in een omgeving als deze zijn gevormd. (EE)
→ Scientists describe how solar system could have formed in bubble around giant star
12 december 2017
De kleine ijsdwerg 2014 MU69 heeft mogelijk een maantje. Die voorzichtige, speculatieve conclusie trekken Amerikaanse planeetonderzoekers op basis van metingen van de vliegende infraroodsterrenwacht SOFIA.
2014 MU69 (pas ruim drie jaar geleden ontdekt) is het volgende reisdoel van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die in de zomer van 2015 op kleine afstand langs de dwergplaneet Pluto en zijn relatief grote maan Charon vloog. Op Nieuwsjaarsdag 2019 zal New Horizons langs het kleine, bevroren hemellichaam scheren, op 6,5 miljard kilometer afstand van de zon, buiten de baan van Pluto.
Metingen aan een sterbedekking afgelopen zomer, op 17 juli, lieten eerder al zien dat MU69 langgerekt is (ca. 30 bij 15 kilometer), of uit twee delen bestaat die elkaar vrijwel raken. Voor een week eerder, op 10 juli, was er ook een sterbedekking voorspeld, en SOFIA heeft de betreffende ster toen héél even zien 'uitfloepen'. Dankzij de metingen op 17 juli staat inmiddels vast dat die korte bedekking niet door MU69 zélf veroorzaakt kan zijn geweest. Mogelijk schoof er op 10 juli een klein maantje van de ijsdwerg voor de ster langs.
Volgens de onderzoekers, die hun idee opperden tijdens de najaarsvergadering van de American Geophysical Union in New Orleans, zou het bestaan van het maantje ook kunnen verklaren waarom de verre ijsdwerg zich niet altijd exact op de voorspelde positie lijkt te bevinden. Zekerheid over het bestaan van het maantje zullen we echter pas over iets meer dan een jaar hebben. (GS)
→ Does New Horizons' Next Target Have a Moon?
15 november 2017
Een nieuwe analyse van de atmosfeer van Pluto verklaart waarom de ruimtesonde New Horizons tijdens zijn scheervlucht langs de dwergplaneet onverwacht lage temperaturen heeft gemeten. De oorzaak lijkt te liggen bij een smog van koolwaterstoffen (Nature, 16 november). Doorgaans wordt de hoeveelheid warmte die een planeetatmosfeer kan vasthouden bepaald door de samenstelling van de daarin aanwezige gassen. In het geval van Pluto voorspelden berekeningen op basis van de gassamenstelling van diens atmosfeer echter veel hogere temperaturen dan in 2015 door New Horizons werd gemeten. Het nieuwe onderzoek, onder leiding van planeetwetenschapper Xi Zhang van de universiteit van Californië in Santa Cruz, biedt een mogelijke verklaring. In de atmosfeer van Pluto zouden vaste deeltjes, gebaseerd op koolwaterstoffen, rondzweven die een verkoelend effect hebben. De deeltjes absorberen warmte om deze vervolgens in de vorm van radiostraling terug de ruimte in te stralen. Als gevolg hiervan is de atmosfeer 30 graden koeler (-203 graden Celsius in plaats van -173) dan verwacht. Volgens Zhang is Pluto het eerste planetaire hemellichaam waarbij het energiebudget van de atmosfeer wordt gedomineerd door vaste deeltjes in plaats van gassen. Op beelden die New Horizons van Pluto heeft gemaakt zijn inderdaad lagen van atmosferische smog te zien. Hun ontstaan wordt toegeschreven aan chemische reacties hoog in de atmosfeer, waar de ultraviolette straling van de zon stikstof en methaan ioniseert. Door onderlinge reacties ontstaan hierdoor koolwaterstofdeeltjes met afmetingen van enkele tientallen nanometers. De betreffende deeltjes dalen af en klonteren samen. Uiteindelijk bereiken ze het oppervlak. Vermoed wordt dat deze deeltjes verantwoordelijk zijn voor de rode en bruine afzettingen die op Pluto te zien zijn. (EE)
→ Pluto’s Hydrocarbon Haze Keeps Dwarf Planet Colder Than Expected
9 november 2017
Sommige van de duizenden langgerekte groeven op het oppervlak van Ceres zijn waarschijnlijk ontstaan door processen in het inwendige van deze dwergplaneet. Tot deze conclusie komen wetenschappers na onderzoek van de eigenschappen van deze oppervlaktestructuren. Ceres is het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel tussen de omloopbanen van de planeten Mars en Jupiter. Sinds maart 2015 is de dwergplaneet in het gezelschap van de NASA-ruimtesonde Dawn. Op basis van de vele opnamen die Dawn naar de aarde heeft gezonden, hebben de wetenschappers de lineaire structuren op Ceres in kaart gebracht. In de meeste gevallen blijkt het te gaan om secundaire kraterketens: aaneenschakelingen van kleine kraters die zijn ontstaan door inslaand puin van een grotere inslag. Er zijn echter ook ketens van ‘putten’ die niet door inslagen zijn ontstaan. Deze putten zijn minder rond dan kraters en hebben ook geen opstaande rand. Volgens de wetenschappers is het aannemelijk dat de putketens zijn ontstaan doordat – honderden miljoenen jaren geleden – relatief licht materiaal opwelde uit het inwendige van Ceres. Dit zou ertoe hebben geleid dat de korst op een aantal plaatsen openscheurde en het oppervlaktemateriaal inzakte. (EE)
→ Dawn Explores Ceres' Interior Evolution
26 oktober 2017
De dwergplaneet Ceres heeft in het verre verleden vermoedelijk een wereldomvattende oceaan gekend en is langdurig geologisch actief geweest. Dat zijn de conclusies van twee onderzoeken, waarvan de resultaten in de Journal of Geophysical Research en Earth and Planetary Science Letters zijn gepubliceerd. Uit gegevens van de ruimtesonde Dawn, die sinds maart 2015 om Ceres cirkelt, blijkt dat drie grote kraters en de enige berg op dwergplaneet geassocieerd zijn met zogeheten zwaartekrachtsanomalieën. Dit betekent dat deze vier grote structuren gepaard gaan met lokale afwijkingen in het zwaartekrachtsveld van de dwergplaneet. Vermoed wordt dat deze afwijkingen het gevolg zijn van cryovulkanisme – het opwellen van water of half gesmolten ijs uit het inwendige van Ceres. Dezelfde gegevens laten zien dat de korst van Ceres een vrij geringe dichtheid heeft en meer ijs bevat dan gesteente. Het merkwaardige is echter dat ijs te zacht is om de klaarblijkelijke stevigheid van de korst van Ceres te kunnen verklaren. Modelberekeningen bieden een uitweg. Waarschijnlijk bevat de korst naast ijs, zouten en gesteenten nog een extra bestanddeel: gashydraat. Dat is een verbinding van bevroren water en een gas dat in de moleculaire holtes van het water opgesloten zit. Dit levert een structuur op die zeker honderd keer zo sterk is als waterijs, maar ongeveer dezelfde dichtheid heeft. De onderzoekers denken dat zich onder die korst een oceaan van vloeibaar water heeft bevonden. Dat zou kunnen verklaren waarom Ceres bijna geen opvallende topografische structuren meer kent in de vorm van gebergten. Een harde korst op een zachte ondergrond zorgt er namelijk voor dat zulke structuren mettertijd worden gladgestreken. Hoewel die oceaan inmiddels grotendeels bevroren zal zijn, is het niet ondenkbaar dat op grote diepte nog vloeibaar water te vinden is. (EE)
→ Dawn Finds Possible Ancient Ocean Remnants at Ceres
19 oktober 2017
Het Amerikaanse ruimteagentschap NASA heeft toestemming gegeven voor een tweede verlenging van de onderzoeksmissie van de ruimtesonde Dawn, die sinds maart 2015 om de dwergplaneet Ceres cirkelt. Tijdens de verlengde missie moet Dawn in een langgerekte omloopbaan worden gebracht, die haar tot op minder dan 200 kilometer van het oppervlak van Ceres brengt. Dat betekent dat Dawn de dwergplaneet, die deel uitmaakt van de planetoïdengordel tussen de planeten Mars en Jupiter, van nog dichterbij zal kunnen onderzoeken. Tot nu toe is de ruimtesonde Ceres niet dichter genaderd dan 385 kilometer. De verlenging zal vooral worden gebruikt om de samenstelling van het oppervlak van de dwergplaneet te onderzoeken en te meten hoeveel ijs Ceres bevat. De missie gaat door tot Dawn haar laatste druppel raketbrandstof heeft verbruikt. Dat zal naar verwachting in de tweede helft van 2018 het geval zijn. Om vervuiling van de dwergplaneet tegen te gaan, zal Dawn niet landen of neerstorten op Ceres. Ze blijft in een stabiele baan om het hemellichaam heen draaien. (EE)
→ Dawn Mission Extended at Ceres
18 oktober 2017
Nieuw onderzoek wijst erop dat de organische verbindingen die her en der op het oppervlak van de dwergplaneet Ceres zijn aangetroffen, niet van buitenaf zijn aangevoerd. Het lijkt erop dat het materiaal lokaal is geproduceerd. Door middel van computersimulaties hebben wetenschappers uitgeplozen wat er gebeurt met organische verbindingen die met inslaande kometen en planetoïden op Ceres terechtkomen. De modellen laten zien dat kometen met dermate grote snelheid inslaan, dat hun organische bestanddelen de klap niet overleven. Bij inslaande planetoïden, die zich met veel geringere snelheden in Ceres boren, zou ongeveer een kwart van de organische verbindingen behouden kunnen blijven. De verdeling van het organische materiaal op Ceres is echter niet in overeenstemming met de verdeling die zou ontstaan door inslagen van kleine planetoïden die net als Ceres deel uitmaken van de planetoïdengordel. Dit brengt wetenschappers tot de conclusie dat het organische materiaal dat op Ceres is aangetroffen noch door kometen, noch door planetoïden is aangevoerd. Deze resultaten zijn gepresenteerd op de 49ste bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences van de American Astronomical Society in Provo, Utah. (EE)
→ SWRI Scientists Dig Into the Origin of Organics on Ceres
11 oktober 2017
De toch al merkwaardige dwergplaneet Haumea, die buiten de baan van Neptunus om de zon draait, is omgeven door een smalle, dichte ring. Dat blijkt uit een analyse van waarnemingen die gedaan zijn op 21 januari van dit jaar, toen Haumea voor een ster langs schoof (Nature, 12 oktober). Haumea behoort tot de ‘ijsdwergen’ – een grote familie van ijsachtige objecten voorbij de baan van Neptunus waarvan Pluto het bekendste lid is. Ze onderscheidt zich van haar soortgenoten door haar snelle rotatie en merkwaardig vorm: ze is niet rond maar langwerpig. Haar lengte van 2320 kilometer is ongeveer gelijk aan de middellijn van Pluto. De sterbedekking is waargenomen vanuit tien sterrenwachten in zes verschillende Europese landen. Daarbij vielen twee dingen op. Op de eerste plaats nam de helderheid van de ster op het moment dat Haumea ervoor schoof abrupt af. Dat wijst erop dat Haumea, anders dan Pluto, geen atmosfeer van betekenis heeft. De helderheidsafname van de ster zou in dat geval geleidelijker zijn verlopen. Ook opvallend was dat de ster zowel kort vóór als ná zijn eigenlijke bedekking een korte helderheidsafname liet zien. De analyse van de waarnemingen toont aan dat deze secundaire bedekkingen zijn veroorzaakt door een ringstructuur rond Haumea. Mogelijk bestaat deze ring uit materiaal dat vrijgekomen bij een inslag op de dwergplaneet of simpelweg van haar oppervlak is weggeslingerd. Het is overigens niet voor het eerst dat rond een klein hemellichaam in ons zonnestelsel een ring is ontdekt. Ook bij onder meer de planetoïden Chariklo en Chiron zijn aanwijzingen voor het bestaan van een ringstructuur waargenomen. (EE)
→ Ring around a dwarf planet detected
12 september 2017
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die in de zomer van 2015 langs de dwergplaneet Pluto vloog en nu op weg is naar een ontmoeting met een kleine ijsdwerg in de buitendelen van het zonnestelsel, is op 11 september met succes uit zijn tijdelijke winterslaap gewekt. De komende dagen en weken worden de wetenschappelijke instrumenten van New Horizons aan een uitgebreide check onderworpen, en worden er waarnemingen verricht aan verschillende ijsdwergen - relatief kleine bevroren hemellichamen die buiten de baan van de verre planeet Neptunus rond de zon cirkelen.
Op 9 december voert New Horizons een laatste koerscorrectie uit, ter voorbereiding op de scheervlucht langs ijsdwerg 2014 MU69 op 1 januari 2019. Metingen vanaf de aarde hebben uitgewezen dat MU69 mogelijk uit twee delen bestaat. Van 22 december 2017 tot 4 juni 2018 zal New Horizons dan opnieuw in winterslaap worden gebracht.
De ruimtesonde werd in januari 2006 gelanceerd en bevindt zich momenteel op 5,8 miljard kilometer afstand van de aarde. Radiosignalen doen er bijna vijfenhalf uur over om die afstand te overbruggen. (GS)
→ Hibernation Over, New Horizons Continues Its Kuiper Belt Cruise
7 september 2017
De ‘werkgroep naamgeving’ van de Internationale Astronomische Unie heeft officiële goedkeuring gegeven aan de namen van veertien opvallende structuren op het oppervlak van Pluto. Het zijn de eerste geologische structuren op de dwergplaneet die van een naam zijn voorzien. Ze zijn stuk voor stuk ontdekt op opnamen van de ruimtesonde New Horizons, die in juli 2015 dicht langs Pluto scheerde. De namen zijn een eerbetoon aan de mythologie van de onderwereld, baanbrekende ruimtemissies, ontdekkingsreizigers, en wetenschappers die zich met Pluto hebben beziggehouden. Tot het selecte gezelschap behoren onder meer Clyde Tombaugh, de Amerikaanse astronoom die in 1930 Pluto heeft ontdekt, en Venetia Burney, die als 11-jarig meisje de naam ‘Pluto’ voorstelde. (EE)
→ Pluto Features Given First Official Names
4 augustus 2017
Het lijkt erop dat er iets bijzonders aan de hand is met het volgende doelwit van de ruimtesonde New Horizons: de ‘ijsdwerg’ 2014 MU69, die deel uitmaakt van de zogeheten Kuipergordel voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus. MU69, die meer dan 6,5 miljard kilometer van de aarde verwijderd is, schoof op 17 juli jl. voor de derde keer dit jaar voor een ster langs. Deze sterbedekking is waargenomen met een aantal telescopen die speciaal voor dit doel in een afgelegen gebied in Argentinië werden opgesteld. Op basis van de nieuwe waarnemingen komen wetenschappers tot het vermoeden dat MU69 geen enkelvoudig is, maar uit twee om elkaar wentelende brokstukken bestaat. Als het toch om één object gaat, dan is het ofwel smal en langwerpig ofwel een object met een flinke hap eruit. De bedekkingsgegevens leveren ook een nieuwe schatting op van de grootte van MU69. Als het een enkelvoudig object is, is het hooguit dertig kilometer lang. Mocht het om twee om elkaar wentelende objecten gaan, dan zijn die elk niet groter dan een kilometer of twintig. Welke vorm MU69 precies heeft zullen we over ruim een jaar weten. Op 1 januari 2019 zal ruimtesonde New Horizons erlangs scheren. (EE)
→ New Horizons' Next Target Just Got a Lot More Interesting
14 juli 2017
Wetenschappers zijn er lang van uitgegaan dat planeten als de aarde zijn opgebouwd uit rotsachtige planetoïden. Nieuw onderzoek, vandaag gepubliceerd in Science Advances, trekt dat idee echter in twijfel. Volgens planeetwetenschappers Phil Bland en Bryan Travis zijn veel van de oorspronkelijke planetaire bouwstenen in ons zonnestelsel begonnen als grote ballen van warme modder. Volgens de bestaande inzichten resulteerde de interactie tussen het ijs en het fijne oerstof in de ‘zonnenevel’ – de materieschijf rond de zon waarin de vorming van planeten zich heeft afgespeeld – in de vorming van brokken vast gesteente. De computersimulaties die Bland en Travis hebben uitgevoerd laten echter een andere mogelijkheid zien. De eerste planetaire bouwstenen kunnen zeer poreuze samenballingen zijn geweest van fijn stof en chondrulen (kleine balletjes van mineralen die gesmolten zijn geweest). De poriën in deze samenballingen zouden gevuld zijn geweest met ijs dat, door de warmte-afgifte van radioactieve materialen, smolt. Op die manier kunnen zich primitieve planetoïden hebben gevormd waarin géén verstening optrad. Dat zou betekenen dat veel van de oudste planetaire bouwstenen grote ballen van borrelende modder waren. Als dat inderdaad zo is, is de geschiedenis van het water en de organische verbindingen in ons zonnestelsel wellicht aan herziening toe. (EE)
→ Planets Like Earth May Have Had Muddy Origins
12 juli 2017
Bevindt er zich nu wel of niet een grote planeet in het ijzige buitengebied van ons zonnestelsel? Recent onderzoek lijkt dat in twijfel te trekken. Maar de hoop is nog niet opgegeven. Hoewel nog niemand er ook maar een glimp van heeft opgevangen, is planeet 9 een van de meest besproken planeten van de laatste jaren. Het bestaan van dit hypothetische hemellichaam, dat ongeveer tien keer zoveel massa zou hebben als de aarde, werd afgeleid uit de baaneigenschappen van tientallen kleinere objecten die ver voorbij Neptunus (‘planeet 8’) om de zon draaien. Bij waarnemingen die de afgelopen zeventien jaar zijn gedaan zijn aanwijzingen gevonden dat deze verre ‘ijsdwergen’ niet gelijkmatig over de ruimte zijn verdeeld. Ze zouden langgerekte banen volgen die ruwweg dezelfde kant op ‘wijzen’. En dat zou erop wijzen dat hun omloopbanen zich hebben gericht naar een nog onbekend fors hemellichaam dat zich extreem ver van de zon – ongeveer 1200 keer zo ver als de aarde – zou bevinden. Bij recent onderzoek in het kader van de Outer Solar System Origins Survey (OSSOS) zijn nog eens acht van die verre ijsdwergen opgespoord. Een statistische analyse lijkt er echter op te wijzen dat hún omloopbanen géén voorkeursrichting vertonen. Ook heeft het OSSOS-team een alternatieve verklaring gevonden voor de vermeende gelijkgezindheid onder de eerder ontdekte ijsdwergen: die zou het gevolg zijn van een selectie-effect. Kort gezegd: sommige stukken hemel zijn zo rijk aan achtergrondsterren, dat ijsdwergen zich daar veel moeilijker laten opsporen dan elders. Zo ontstaan er vanzelf ‘opeenhopingen’ van bekende ijsdwergen in sterarme hemelgebieden. Een en ander verkleint de kans dat er in de verten van ons zonnestelsel een planeet verstoppertje speelt aanzienlijk. Maar Spaanse astronomen gooien het bijltje er nog niet bij neer. Met behulp van een nieuwe techniek, die minder gevoelig is voor observationele selectie-effecten, hebben de astronomen opnieuw aangetoond dat de omloopbanen van de verste ijsdwergen niet willekeurig georiënteerd zijn. Hun berekeningen laten zien dat de ‘knopen’ van deze banen – de twee punten waar elke omloopbaan het vlak van het zonnestelsel kruist – een correlatie vertonen. Ze zijn gegroepeerd rond bepaalde afstanden tot de zon. En dat brengt de Spaanse wetenschappers tot de conclusie dat de kleine hemellichamen in het buitengebied van ons zonnestelsel wel degelijk onder invloed staan van een nog onontdekte planeet. (EE)
→ New Evidence in Support of the Planet Nine Hypothesis
6 juli 2017
Het kleine ijzige hemellichaam waar de NASA-ruimtesonde New Horizons over anderhalf jaar langs zal scheren, is wellicht kleiner dan gedacht. Mogelijk bestaat het zelfs uit meerdere stukken. New Horizon, die in juli 2015 een scheervlucht maakte langs dwergplaneet Pluto, is momenteel onderweg naar 2014 MU69. Net als Pluto maakt dit naar schatting 20 à 40 kilometer grote hemellichaam deel uit van de Kuipergordel – een brede gordel van zogeheten ’ijsdwergen’ voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus. Wetenschappers hadden onlangs de kans om meer te weten te komen over MU69. In de nacht van 3 juni jl. schoof het hemellichaam vanuit Zuid-Amerika gezien precies voor een verre ster in het sterrenbeeld Boogschutter langs. Daarbij werd de ster gedurende twee seconden bedekt. Meer dan vijftig leden van het New Horizons-team hebben deze sterbedekking met behulp van tactisch opgestelde telescopen proberen te fotograferen. In totaal zijn daarbij 100.000 opnamen gemaakt, maar op geen ervan is MU69 zélf te zien. Volgens onderzoeksleider Alan Stern kan dat erop wijzen dat MU69 nóg kleiner is dan gedacht. Het zou ook om een dubbele ijsdwerg kunnen gaan – twee kleine objecten die om elkaar wentelen. En het is zelfs niet uitgesloten dat het een zwerm van nog kleinere brokstukken zal blijken te zijn. Op 10 en op 17 juli aanstaande zal opnieuw een ster door MU69 worden bedekt. De eerste zal worden waargenomen vanuit SOFIA, de ‘vliegende sterrenwacht’ van NASA. De tweede bedekking wordt weer met kleine mobiele telescopen gevolgd en ditmaal ook met de Hubble-ruimtetelescoop. Het doel van deze waarnemingen is de omgeving van MU69 te onderzoeken op eventueel aanwezig puin aanwezig dat straks een bedreiging zou kunnen vormen voor New Horizons.(EE)
→ New Mysteries Surround New Horizons' Next Flyby Target
21 juni 2017
Planeet 9 is nog niet eens ontdekt of astronomen denken al op het spoor te zijn van Planeet 10. Nieuw onderzoek van de banen van honderden kleine, ijzige hemellichamen in de Kuipergordel – het buitengebied van ons zonnestelsel – wijst er namelijk op dat zich daar nog een planeet van het formaat Mars schuilhoudt. Het object zou zich ongeveer twee keer zo ver van de zon moeten bevinden als Neptunus (‘Planeet 8’). Het bestaan van de vermeende planeet wordt afgeleid uit de oriëntatie van de omloopbanen van de verre Kuipergordelobjecten. Die banen blijken gemiddeld namelijk een hoek van ongeveer acht graden te maken met ‘hoofdvlak’ van ons zonnestelsel. Kat Volk en Renu Malhotra van de universiteit van Arizona schrijven dat toe aan de zwaartekrachtsinvloed van een flink hemellichaam. Dit hemellichaam zou zich op ongeveer negen miljard kilometer van de zon moeten bevinden. Daarmee is het uitgesloten dat het om de (eveneens hypothetische) negende planeet van ons zonnestelsel gaat. Deze laatste zou zich namelijk op tien keer zo grote afstand van de zon moeten bevinden. En dat is te ver weg om invloed te kunnen uitoefenen op de nu onderzochte populatie van Kuipergordelobjecten. Er bestaan overigens alternatieve verklaringen. De afwijkende baanoriëntaties kunnen ook worden toegeschreven aan de gezamenlijke invloed van enkele kleinere hemellichamen. Een andere, maar minder waarschijnlijke mogelijkheid is dat er in het niet al te verre verleden een ster langs de Kuipergordel is gescheerd. (EE)
→ The Curious Case of the Warped Kuiper Belt
18 mei 2017
Het nieuws dat de op twee na grootste dwergplaneet van ons zonnestelsel – 2007 OR10 – een maan heeft, lekte vorig jaar al uit. Maar nu zijn in The Astrophysical Journal Letters wat meer details over de ontdekking gepubliceerd. 2007 OR10 maakt deel uit van het exclusieve gezelschap van negen (kandidaat-)dwergplaneten die ons zonnestelsel rijk is. Van die negen zijn alleen Pluto en Eris groter dan 2007 OR10. Laatstgenoemde is, zoals zijn officiële aanduiding al aangeeft, tien jaar geleden ontdekt. Net als Pluto en Eris maakt hij deel uit van de Kuipergordel – het ijzige buitengebied van ons zonnestelsel. Dat 2007 OR10 een maan heeft, blijkt uit een nadere analyse van archiefbeelden van de Hubble-ruimtetelescoop die al in 2009 en 2010 zijn gemaakt. Aanleiding om die beelden nog eens goed onder de loep te nemen, waren waarnemingen van een andere ruimtetelescoop – Kepler – waaruit bleek dat 2007 OR10 trager roteert dan de meeste andere objecten in de Kuipergordel. Dat was een aanwijzing dat de aswenteling van dwergplaneet wordt afgeremd door de getijdenwerking van een om hem heen cirkelende maan. Uit infrarood-waarnemingen van de Europese infraroodsatelliet Herschel kan worden afgeleid dat 2007 OR10 ongeveer 1530 kilometer groot is. De diameter van zijn maan wordt geschat op 240 tot 400 kilometer. Helaas zijn er nog te weinig waarnemingen van de maan om iets definitiefs te kunnen zeggen over zijn omloopbaan. Ervan uitgaande dat hij inderdaad de oorzaak is van de trage rotatie van 2007 OR10, moet zijn omlooptijd ergens tussen de 35 en 100 dagen liggen. Hoe dan ook: het feit dat bijna alle grote dwergplaneten van ons zonnestelsel – Sedna is de enige uitzondering – manen hebben, is veelzeggend. Het ontstaan van deze manen wordt toegeschreven aan het feit dat de Kuipergordel in de begintijd van ons zonnestelsel vrij ‘vol’ was, waardoor het geregeld tot onderlinge botsingen kwam. Hierbij kon rond de wat grotere Kuipergordelobjecten een ring van puin achterblijven, die uiteindelijk samenklonterde tot een maan. (EE)
→ Hubble Spots Moon Around Third Largest Dwarf Planet
16 mei 2017
Deze opname van de dwergplaneet Ceres - het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel tussen de banen van Mars en Jupiter - is op 29 april vanaf 20.000 kilometer afstand gemaakt door de Amerikaanse ruimtesonde Dawn, die voor dat doel nauwkeurig tussen de zon en Ceres in werd gemanoeuvreerd. Ceres staat dus 'in oppositie' - tegenover de zon aan de hemel, en de foto is genomen 'met de zon in de rug'. Net als dat bij onze eigen maan (rond Volle Maan) het geval is, is er sprake van een opmerkelijk grote helderheidstoename, wat informatie oplevert over de korrelgrootte van het oppervlaktemateriaal van Ceres. De twee heldere vlekken in het midden van de opname zijn ijsafzettingen in de krater Occator. Verschillende Ceres-foto's zijn samengevoegd tot een filmpje, waarin vrijwel een volledige rotatie van de dwergplaneet is vastgelegd. (GS)
→ Ceres During 'Opposition Surge'
18 april 2017
Dicht onder het oppervlak van de dwergplaneet Ceres - met een middellijn van 950 kilometer het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel - komen grote hoeveelheden ijs voor. Daar waren al eerder aanwijzingen voor gevonden, maar onderzoekers van het Georgia Institute of Technology komen nu met nieuw bewijs. In Nature Geoscience beschrijven ze aardverschuivingen op de dwergplaneet, die mogelijk gemaakt worden doordat zich direct onder het oppervlak een mengsel bevindt van gesteente en naar schatting 10 tot 50 procent ijs.
Op Ceres blijken zeer veel aardverschuivingen voor te komen: één op de drie kraters met een middellijn van meer dan 10 kilometer vertoont er op de een of andere manier de sporen van. Op basis van gedetailleerde foto's van de Amerikaanse ruimtesonde Dawn onderscheiden de onderzoekers drie typen aardverschuivingen. Type I vertoont overeenkomsten met gletsjers op aarde; type II met lawines, en verschuivingen van type III ontstaan wanneer een deel van het ijs (als gevolg van de energie van een kosmische inslag) is gesmolten.
Uit de verdeling van de aardverschuivingen over het oppervlak van Ceres blijkt overduidelijk dat ze in de poolgebieden veel talrijker zijn dan dichter bij de evenaar. Dat is volgens de onderzoekers een extra aanwijzing dat ze mede veroorzaakt worden door de aanwezigheid van ondergronds ijs. Uit eerdere Dawn-metingen met een neutronenspectrometer bleek namelijk al dat de toplaag van Ceres in de poolgebieden meer waterstofatomen bevat dan dichter bij de evenaar. (GS)
→ Landslides on Ceres Reflect Hidden Ice
12 april 2017
Astronomen hebben, met behulp van de ALMA-telescoop in het noorden van Chili, de verre ‘ijsdwerg’ 2014 UZ224 – ook wel DeeDee genoemd – onder de loep genomen. DeeDee is het op één na verste object in ons zonnestelsel waarvan de omloopbaan goed bekend is. Alleen de dwergplaneet Eris schopt het nog verder. Uit de ALMA-gegevens blijkt dat DeeDee een vrij donker oppervlak heeft en ongeveer 635 kilometer groot is. Daarmee is zij ongeveer een derde kleiner dan de dwergplaneet Ceres, die tussen Mars en Jupiter om de zon cirkelt. Dat zou, gezien haar ijsachtige samenstelling, voldoende moeten zijn om DeeDee min of meer bolvormig te laten zijn – het criterium waaraan voldaan moet zijn om tot de dwergplaneten te worden gerekend. Met een afstand van bijna 14 miljard kilometer bevindt DeeDee zich momenteel ongeveer drie keer zo ver van de zon als de dwergplaneet Pluto. Over één rondje om de zon doet ze meer dan 1100 jaar. (EE)
→ ALMA Investigates ‘DeeDee,’ a Distant, Dim Member of Our Solar System
11 april 2017
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons is op 7 april om 21.32 uur Nederlandse tijd met succes in winterslaap gebracht. New Horizons werd in januari 2006 gelanceerd en maakte in juli 2015 een scheervlucht langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon.
Tijdens de winterslaapperiode gebruikt de ruimtesonde vrijwel geen energie. Op 11 september wordt hij weer gewekt; dan beginnen de voorbereidingen voor de scheervlucht langs een relatief klein hemellichaam in de Kuipergordel: de ijsdwerg 2014 MU6, waar New Horizons op 1 januari 2019 op kleine afstand langs zal vliegen.
New Horizons bevindt zich momenteel op 5,7 miljard kilometer afstand van de aarde; een radiosignaal doet er (met de lichtsnelheid van 300.000 kilometer per seconde) ruim vijf uur over om die afstand te overbruggen. (GS)
→ Nap Time for New Horizons: NASA Spacecraft Enters Hibernation
6 april 2017
De dwergplaneet Ceres, het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel tussen de banen van de planeten Mars en Jupiter, heeft zijn sporadische, ijle dampkring te danken aan de activiteit van de zon. Dat schrijven onderzoekers van NASA's Dawn-missie in Astrophysical Journal Letters.
Ceres heeft een middellijn van ca. 900 kilometer en heeft te weinig zwaartekracht om een dampkring van enige betekenis vast te houden. Toch zijn er incidenteel concentraties van onder andere waterdamp ontdekt in de directe omgeving van het mini-planeetje. Lange tijd werd aangenomen dat die gassen afkomstig waren door sublimatie van oppervlakteijs onder invloed van zonnewarmte - een proces dat ook bij kometen voorkomt.
Uit een nieuwe analyse van Dawn-metingen blijkt echter dat het niet de warmte van de zon is die Ceres af en toe van een extreem ijle dampkring voorziet, maar de elektrisch geladen deeltjes die van de zon afkomstig zijn tijdens perioden van grote zonneactiviteit. Die deeltjes (voornamelijk elektronen en protonen) botsen met watermoleculen in ijskristallen aan het oppervlak, waardoor die moleculen losgeslagen kunnen worden.
Eerder was al ontdekt dat er vlak onder het Ceres-oppervlak veel ijs voorkomt, vooral op hoge noordelijke en zuidelijke breedtegraden. Op de bodems van sommige kraters aan het oppervlak is ook ijs ontdekt. (GS)
→ Ceres' Temporary Atmosphere Linked to Solar Activity
5 april 2017
Onderzoek aan bijzondere ijsdwergparen in de Kuipergordel wijst uit dat deze objecten miljarden jaren geleden heel zachtjes naar de buitendelen van het zonnestelsel 'geduwd' zijn door zwaartekrachtsstoringen van de reuzenplaneet Neptunus.
De Kuipergordel is een brede gordel van talloze kleine en grotere ijzige hemellichamen buiten de baan van Neptunus, waaronder de dwergplaneten Pluto en Eris. Veel Kuipergordelobjecten hebben een enigszins rode tint, maar er blijkt ook een populatie van ijsdwergen te bestaan die blauwer van kleur zijn. In veel gevallen gaat het om dubbelobjecten: twee ijsdwergen die in een wijde baan om elkaar heen bewegen.
Metingen met de Gemini North-telescoop en de Canada France Hawaii Telescope op Mauna Kea, Hawaii, gecombineerd met computersimulaties, lijken nu de theorie te bevestigen dat deze hemellichamen op kleinere afstand van de zon zijn ontstaan. Enkele miljarden jaren geleden traden ingrijpende veranderingen op in de afstanden van de reuzenplaneten tot de zon. De buitenwaartse migratie van Neptunus duwde de kleinere hemellichamen 'voor zich uit'. Uit de computersimulaties blijkt dat die verstoringen zeer gering waren en heel geleidelijk verliepen, zodat de wijde paren intact bleven.
In een publicatie in Nature Astronomy schrijven de onderzoekers dat nu vrijwel zeker is dat de 'blauwe' dubbelobjecten afkomstig zijn uit de materieschijf waarin de planeten ontstonden. Ze bieden dan ook een unieke blik op de ontstaansgeschiedenis van het zonnestelsel. (GS)
→ Planetoid Pairs Reveal a Kinder, Gentler Neptune
31 maart 2017
Australische astronomen onderzoeken vier onbekende hemellichamen die de vermeende negende planeet van ons zonnestelsel zouden kunnen zijn. De vier kandidaten zijn opgespoord via het burgerwetenschapsproject Planet 9, waarvoor het startschot eerder deze week in het BBC-programma Stargazing Live werd gegeven. Dat er in het verre buitengebied van ons zonnestelsel nog een (forse) planeet rond de zon draait, wordt afgeleid uit de bijzondere baaneigenschappen van een aantal objecten in de Kuipergordel – de ring van ijzig planetair puin voorbij de baan van de planeet Neptunus. Of die planeet ook werkelijk bestaat, is nog onduidelijk, maar er wordt sinds begin 2016 op allerlei manieren naar deze speld in de hooiberg gezocht. In het kader van het Planet 9-project hebben de afgelopen dagen 60.000 mensen van over de hele wereld beelden onderzocht die zijn gemaakt met de SkyMapper-telescoop van de sterrenwacht op Siding Spring in Australië. Gezamenlijk hebben zij meer dan vier miljoen objecten geclassificeerd. Bij de zoekactie zijn onder meer de reeds bekende planetoïden Chiron en Comacina ‘herontdekt’. Ook kan voor ongeveer negentig procent van de zuidelijke hemel worden uitgesloten dat daarin een planeet van het kaliber Neptunus te vinden is die minder dan 350 astronomische eenheden (350 maal de afstand zon-aarde) van de zon is verwijderd. Wat resteert zijn vier objecten waarvan nader onderzoek zal moeten uitwijzen of de negende planeet daartussen zit, of dat het vier ‘gewone’ planetoïden of dwergplaneten zijn. (EE)
→ Four Unknown Objects Being Investigated in Planet 9 Search
22 maart 2017
De dwergplaneet Ceres staat lang niet altijd zo rechtop als nu: haar ashelling varieert tussen de 2 en 20 graden. Dat blijkt uit berekeningen door onderzoekers van NASA’s ruimtemissie Dawn. De variaties in de stand van Ceres worden veroorzaakt door de zwaartekrachtsinvloeden van de planeten Jupiter en Saturnus. Deze zorgen ervoor dat de dwergplaneet een trage schommelbeweging maakt met een periode van ongeveer 24.500 jaar. Nog maar 14.000 jaar geleden was de ashelling maximaal. De asschommeling heeft gevolgen voor de voorraden waterijs die zich in diepe kraters op Ceres kunnen verzamelen. Deze ijsvoorraden kunnen zich alleen handhaven op plaatsen die nooit zonlicht zien. In tijden zoals nu, als de rotatie-as van Ceres vrijwel rechtop staat, ontvangen relatief grote delen van het oppervlak nooit zonlicht, met name rond de polen. Maar met toenemende ashelling worden steeds meer kraters rond de polen blootgesteld aan de zon. Vandaar dat alleen in kraters die ook bij maximale ashelling in het duister liggen ijsafzettingen zijn gevonden.Overigens is nog steeds niet helemaal duidelijk waar de ijsafzettingen vandaan komen. Het betreffende water zou afkomstig kunnen zijn van ingeslagen planetoïden en kometen, maar het is ook denkbaar dat het uit het inwendige van Ceres zelf komt. (EE)
→ Ice in Ceres' Shadowed Craters Linked to Tilt History
6 maart 2017
De dwergplaneet Ceres, de grootste planetoïde in de brede gordel tussen de banen van de planeten Mars en Jupiter, vertoont nog steeds actief ijsvulkanisme. Dat blijkt uit detailonderzoek van foto's die gemaakt zijn door de Amerikaanse ruimtesonde Dawn.
Toen Dawn bij Ceres aankwam, ontdekte hij al een opvallend heldere plek in het centrum van de 92 kilometer grote inslagkrater Occator. Het blijkt om een 400 meter hoge koepelvormige berg te gaan, met een basismiddellijn van 3 kilometer, die bestaat uit minerale zouten, waaronder carbonaten. De berg bevindt zich in het centrum van een 11 kilometer grote centrale depressie.
Nauwkeurige tellingen aan kleinere inslagkratertjes wijzen nu uit dat het huidige oppervlak van de koepelberg maximaal 4 miljoen jaar oud is - ongeveer 30 miljoen jaar jonger dan de krater. De inslag waarbij Occator werd gevormd heeft waarschijnlijk ijsvulkanisme op gang gebracht, waarbij brak water van onder het oppervlak naar boven werd gestuwd. Dat proces is zo goed als zeker nog steeds gaande - op sommige Dawn-metingen is een ijle 'mist' te zien boven Occator, vermoedelijk het gevolg van sublimatie van ijs.
Vergelijkbare heldere koepelvormige bergen zijn ook ontdekt op de Jupitermanen Callisto en Ganymedes, maar die zijn niet langer actief. Ceres is nu het dichtstbijzijnde hemellichaam met actief ijsvulkanisme. De ontdekking is gepubliceerd in The Astronomical Journal. (GS)
→ Long-Lasting Cryovolcanism on Dwarf Planet Ceres
23 februari 2017
De Internationale Astronomische Unie (IAU) heeft de ‘spelregels’ vastgesteld voor de naamgeving van structuren – bergen, canyons, kraters e.d. – op de dwergplaneet Pluto en zijn manen. Vanaf nu kunnen naamsuggesties worden ingediend bij het team van de ruimtemissie New Horizons, dat de uiteindelijke voordrachten moet doen. De beslissing ligt bij een werkgroep van de IAU. Niet elke willekeurige naam komt in aanmerking. Er is een lijst van specifieke categorieën samengesteld, die passend zijn voor de verre ijswerelden. Daaronder vallen onder meer mythologische figuren uit de klassieke Onderwereld, wetenschappers die iets te maken hebben (gehad) met Pluto en de Kuipergordel, ruimtesondes en historische ontdekkingsreizigers die ‘nieuwe horizonten’ zijn gepasseerd. (EE)
→ Official Naming of Surface Features on Pluto and Its Satellites: First Step Approved
16 februari 2017
De Amerikaanse ruimtesonde Dawn heeft organische verbindingen gedetecteerd op het oppervlak van de dwergplaneet Ceres. Het materiaal, waarvan de chemische samenstelling niet precies bekend is, is slechts op enkele plekken te vinden. De meeste daarvan liggen in de omgeving van de vijftig kilometer grote inslagkrater Ernutet. Vermoed wordt dat het materiaal afkomstig is uit het inwendige van Ceres (Science, 17 februari). Theoretisch zou het ook mogelijk zijn dat het organische materiaal van buitenaf op Ceres is beland. Volgens de onderzoekers is het echter onwaarschijnlijk dat organische verbindingen als deze de hitte van een inslag zouden doorstaan. Bovendien stemt de verdeling over het oppervlak niet overeen met wat je na een inslag zou verwachten. Aangezien Ceres duidelijke tekenen van hydrothermale activiteit vertoont – haar inwendige is blijkbaar nog niet geheel afgekoeld – is het aannemelijk dat het organische materiaal langs die weg aan de oppervlakte is gekomen. De precieze gang van zaken is echter nog onduidelijk. (EE)
→ SWRI Scientist Studies Geology of Ceres to Understand Origin of Organics
15 februari 2017
NASA heeft een nieuwe zoekcampagne opgezet die moet leiden tot de ontdekking van onbekende objecten aan de rand van ons zonnestelsel (of zelfs daarbuiten), waaronder de hypothetische ‘Planeet 9’. Via een nieuwe website, Backyard Worlds: Planet 9, kan iedereen aan de zoekactie meedoen. Op de website staan korte ‘filmpjes’ bestaande uit opnamen die gemaakt zijn met de infraroodsatelliet WISE. Op deze opnamen zijn, behalve veel beeldruis, voornamelijk sterren te zien. Maar zo af en toe duikt er een lichtstipje op dat zich ten opzichte van de sterren verplaatst. Dat is dan een nabijer object. Door de filmpjes grondig te bestuderen kunnen deelnemers aan het project bijvoorbeeld Pluto-achtige ijswerelden opsporen. Maar op de WISE-opnamen kunnen ook zogeheten bruine dwergen – ‘mislukte sterren’ – in de ruimte vlak buiten ons zonnestelsel zijn vastgelegd. (EE)
→ NASA-funded Website Lets the Public Search for New Nearby Worlds
9 februari 2017
Wetenschappers hebben een nieuwe schatting gemaakt van de duur van een cruciale fase in het ontstaan van ons zonnestelsel. De nieuwe schatting laat zien dat de vorming van de grootste planeten, Jupiter en Saturnus, nog geen vier miljoen jaar heeft geduurd (Science, 10 februari). Ongeveer 4,6 miljard jaar geleden zakte een enorme wolk van waterstofgas en stof ineen onder zijn eigen gewicht. Er ontstond een platte schijf waaruit onze zon en haar planeten werden geboren. Dat is, heel in het kort, de ontstaansgeschiedenis van ons zonnestelsel. Om meer te weten komen over de duur van de schijffase, heeft een internationaal team van wetenschappers een zeldzaam soort meteorieten onderzocht: angrieten. Dat zijn basaltachtige brokstukken die tot de oudste gesteenten van ons zonnestelsel behoren. Ze zijn ongeveer 4,653 miljard jaar geleden gevormd oftewel ongeveer vier miljoen jaar na het begin van de schijffase. De wetenschappers hebben van monsters van vier angrieten de magnetische eigenschappen onderzocht. Uit dat onderzoek blijkt dat deze stokoude ruimtestenen zijn ontstaan in een omgeving waar vrijwel geen magnetisch veld aanwezig was. De sterkte van dat veld was hooguit 0,6 microtesla. Daarmee zijn de angrieten aanzienlijk minder magnetisch dan andere meteorieten die één tot twee miljoen jaar ouder zijn. Deze laatste zijn gevormd toen het magnetische veld in de schijf van gas en stof rond de jonge zon tien tot honderd keer zo sterk was. Volgens de wetenschappers wijst dit erop dat die gasschijf vier miljoen jaar nadat de planeten zich begonnen te vormen al grotendeels was verdwenen. De grote gasplaneten van ons zonnestelsel hadden dus niet veel meer dan vier miljoen jaar de tijd om hun huidige gasvoorraden op te bouwen. (EE)
→ Scientists Estimate Solar Nebula’s Lifetime
2 februari 2017
Een van de opvallendste structuren op de dwergplaneet Ceres is de vier kilometer hoge berg Ahuna Mons, die als een ‘ijsvulkaan’ wordt beschouwd. Hij zou zijn ontstaan door opstuwing van (zout) water uit het inwendige van Ceres. De grote vraag is echter waarom hij de enige in zijn soort is. Volgens Amerikaanse planeetwetenschappers kunnen er veel meer van dit soort bergen van ijs op Ceres zijn geweest. Deze zouden in de loop van de miljarden jaren echter met de grond gelijk zijn gemaakt. Dat zou echter niet door erosie zijn gebeurd – er is nu eenmaal geen weer of wind op Ceres – maar door viskeuze verslapping. Met dat laatste wordt bedoeld dat zelfs ijs kan stromen, een proces dat we op aarde kennen van de traag bewegende gletsjers. Iets soortgelijks kan zich ook op Ceres afspelen. Berekeningen laten zien dat als Ahuna Mons voor minstens veertig procent uit bevroren water bestaat, hij door viskeuze verslapping vanzelf tientallen meters per miljoen jaar lager wordt. Dat is snel genoeg om de ijsvulkaan mettertijd weg te vagen. Blijkbaar is Ahuna Mons met zijn geschatte leeftijd van 200 miljoen jaar gewoon te jong om al slachtoffer te zijn geworden geworden van dit proces. Maar het is best mogelijk dat hij voorgangers heeft gehad. Het zoeken is nu naar structuren op Ceres die door dergelijke ‘ingezakte’ ijsvulkanen ontstaan zouden kunnen zijn. (EE)
→ New Research Shows Ceres May Have Vanishing Ice Volcanoes
15 december 2016
Uit gegevens van de Amerikaanse ruimtesonde Dawn blijkt dat er zowel op als vlak onder het oppervlak van de dwergplaneet Ceres ijs c.q. bevroren water te vinden is. Het oppervlakte-ijs bevindt zich op de donkere bodems van kraters nabij de noordpool. Het ondergrondse ijs is over een veel groter gebied verspreid (Nature Astronomy en Science, 16 december). Het ondergrondse ijs is opgespoord met het instrument GRaND, dat de concentraties van waterstof, ijzer en kalium in de bovenste meter van de bodem van Ceres heeft gemeten. De waterstofconcentratie wordt gezien als een indicatie voor de aanwezigheid van water, dat bij de zeer lage temperaturen op de dwergplaneet in bevroren toestand moet zijn. De verborgen ijsvoorraden vormen geen vaste laag. Het is waarschijnlijk een poreus mengsel van rotsachtig materiaal en enkele tientallen procenten ijs. Dat is in overeenstemming met theoretische voorspellingen van bijna dertig jaar geleden, die aangaven dat ijs vlak onder het oppervlak van Ceres miljarden jaren kan standhouden zonder te sublimeren. De ijsvoorraden op de bodems van de poolkraters hebben een veel bescheidener omvang. Wetenschappers hebben honderden van deze kraters onderzocht op heldere plekken die op de aanwezigheid van ijs wijzen. Slechts bij tien ervan is inderdaad ijs aangetroffen. De poolkraters, waarvan de bodems bijna voortdurend in duisternis zijn gehuld, fungeren als ‘koudevallen’. De heersende temperaturen zijn dermate laag dat eventuele watermoleculen die hier verzeild raken onherroepelijk als ijs neerslaan. Deze watermoleculen kunnen afkomstig zijn uit de ijskorst van de dwergplaneet, maar ook uit de ruimte. Ook in kraters bij de polen van de maan en van de planeet Mercurius zijn van deze ijsafzettingen aangetroffen. (EE)
→ Where is the Ice on Ceres? New NASA Dawn Findings
30 november 2016
Het westelijke deel van het hartvormige gebied op de dwergplaneet Pluto wordt doorgaans gezien als een inslagbekken, ontstaan door de inslag van een kleiner hemellichaam. Maar een Amerikaans onderzoeksteam heeft daar zo zijn twijfels over. Volgens de wetenschappers zou ‘Sputnik Planitia’ simpelweg zijn ontstaan doordat zich hier grote hoeveelheden ijs hebben afgezet (Nature, 1 december). Door de vreemde stand van de rotatie-as van Pluto, die een hoek van 120 graden maakt met zijn baanvlak, liggen de koudste delen van de dwergplaneet niet bij de polen, maar rond de evenaar. Hierdoor zal zich met name in deze gebieden gemakkelijk (stikstof)ijs afzetten. Modelberekeningen laten zien dat dit proces zichzelf versterkt. Een kleine ijsafzetting weerkaatst meer licht en warmte van de zon, waardoor de temperaturen langer laag blijven, en zich nog meer ijs afzet. Zo zou zich een flinke ijskap kunnen hebben gevormd, die later deels weer is verdampt. De grote ijskap bevatte zoveel massa, dat de rotatie van Pluto – onder invloed van de aantrekkingskracht van de grote maan Charon – geleidelijk vertraagde en Sputnik Planitia (vanuit Charon gezien) uiteindelijk aan de ‘achterkant’ van de dwergplaneet terechtkwam. De enorme ijsmassa oefende zoveel druk uit op de onderliggende korst, dat er vanzelf een deuk ontstond. De belangrijkste verschillen met het inslagscenario zijn dat de ijskap al heel vroeg in de geschiedenis van Pluto zou zijn ontstaan en dat er niet per se een oceaan van vloeibaar water onder de korst hoeft schuil te gaan. Maar op basis van de beschikbare informatie over de dwergplaneet lijken beide scenario’s ongeveer even plausibel. (EE)
→ Modeling Offers New Perspective on How Pluto’s “Icy Heart” Came to Be
16 november 2016
Een nieuwe analyse, gebaseerd op computermodellen, geeft aan dat er onder de ijskorst van de dwergplaneet Pluto een oceaan van water schuil kan gaan. En datzelfde zou ook wel eens kunnen gelden voor andere grote objecten in de Kuipergordel – het buitengebied van ons zonnestelsel. De resultaten bevestigen daarmee de conclusies van onderzoek door wetenschappers van Brown University, die in september werden gepubliceerd (Nature, 17 november). Het nieuwe onderzoek richtte zich met name op de grote ijsvlakte Sputnik Planitia die een opvallende verschijning is op de opnamen die de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons vorig jaar van Pluto heeft gemaakt. Dit laaggelegen gebied ligt vrijwel precies op de zogeheten getijdenas van de dwergplaneet – de denkbeeldige lijn die Pluto verbindt met zijn grootste maan, Charon. Volgens twee internationale wetenschapsteams kan het feit dat Sputnik Planitia vanaf Charon gezien precies aan de achterkant van Pluto ligt bijna geen toeval zijn, en hun computermodellen lijken dat vermoeden te bevestigen. De berekeningen laten zien dat Pluto uit zichzelf zo kan zijn gedraaid dat Sputnik Planitia precies tegenover Charon is komen te liggen. Voorwaarde is wel dat zich in de korst ter plaatse meer massa heeft verzameld dan elders. De vraag is nu waar die extra massa vandaan komt. Vermoed wordt dat Sputnik Planitia is ontstaan door een grote inslag, maar zo’n groot ‘gat in de grond’ is niet een plek waar je een significant massaoverschot verwacht. De wetenschappers denken nu dat zich het volgende scenario heeft voltrokken. Door de terugslag die na een grote inslag optreedt, zou de verzwakte ijskorst omhoog zijn gedrukt door het water van een onderliggende oceaan. Vervolgens zou zich op de ‘teruggeveerde’ bodem van het inslagbekken geleidelijk bevroren stikstof, afkomstig uit de atmosfeer, hebben afgezet. Zo is een waarschijnlijk zeven kilometer dik pak stikstofijs ontstaan met voldoende massa om de (vermeende) draaiing Pluto te veroorzaken. Dat is overigens niet de enige aanwijzing dat er onder Sputnik Planitia een oceaan schuilgaat. Het geleidelijk bevriezen van deze oceaan zou tot spanningen in de ijskorst leiden, die uiteindelijk in breukvorming resulteren. Dergelijke breuken zijn op de opnamen die New Horizons van Pluto heeft gemaakt inderdaad te zien. (EE)
→ New analysis adds to support for a subsurface ocean on Pluto
27 oktober 2016
De NASA-ruimtemissie New Horizons heeft afgelopen dinsdag een belangrijke mijlpaal bereikt. Ook de laatste bitjes aan wetenschappelijke gegevens van de scheervlucht langs dwergplaneet Pluto en zijn manen, die in juli 2015 in de digitale recorders van de ruimtesonde werden opgeslagen, zijn veilig aangekomen op aarde. Tijdens zijn ‘flyby’ heeft New Horizon nog geen acht gigabyte aan gegevens verzameld – een combinatie van beeldmateriaal en ‘gewone’ meetgegevens. Dat de overdracht van die (naar de huidige maatstaven) bescheiden hoeveelheid data zo lang heeft geduurd, heeft alles te maken met de enorme afstand die overbrugd moest worden: 5 miljard kilometer. Hierdoor konden per seconde niet veel meer dan 1000 bits naar de aarde worden overgeseind. Elk van die bitjes was ruim vijf uur onderweg. Het gaat nog een hele tijd duren voordat alle gegevens zijn verwerkt. Maar ondertussen bereidt het New Horizons-team zich al voor op het vervolg: het onderzoek van 2014 MU69, een kleine soortgenoot van Pluto die op 1 januari 2019 wordt bereikt. In voorbereiding daarop zullen, na nog eens goed te hebben gecontroleerd of ook echt alle gegevens over Pluto zijn aangekomen, de datarecorders van de ruimtesonde worden gewist. (EE)
→ Pluto Exploration Complete: New Horizons Returns Last Bits of 2015 Flyby Data to Earth
19 oktober 2016
‘Planeet 9’, de nog onontdekte planeet die zich (mogelijk!) aan de rand van ons zonnestelsel schuilhoudt, kan verantwoordelijk zijn voor de schuine stand van onze zon. Dat hebben Amerikaanse planeetwetenschappers woensdag gemeld tijdens de gezamenlijke bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences (DPS) van de American Astronomical Society en het European Planetary Science Congress (EPSC), die momenteel in Pasadena, Californië, wordt gehouden. ‘Omdat Planeet 9 zoveel massa heeft en een baan volgt die een hoek maakt met het vlak van de overige planeten, wordt het zonnestelsel onvermijdelijk een beetje uit het lood getrokken,’ aldus onderzoeksleider Elizabeth Bailey van Caltech. Alle planeten van ons zonnestelsel volgen banen die, binnen enkele graden, in één hetzelfde vlak liggen. Dat vlak maakt echter een hoek van zes graden met het evenaarsvlak van de zon. Of, zo je wilt: de rotatie-as van de zon staat een beetje schuin op het vlak van de planeten. Waarom dat zo is, is onduidelijk. Volgens de huidige inzichten zouden de planeten zijn ontstaan uit de schijf van restmaterie rond de jonge zon. Zonder verstoring van buitenaf zou die schijf precies in het evenaarsvlak van de zon moeten liggen. Deze verstoring zou voor rekening kunnen komen van Planeet 9. De hypothetische planeet zou tien keer zo groot zijn als de aarde en twintig keer zo ver van de zon verwijderd zijn als Neptunus. En volgens berekeningen zou zijn omloopbaan een hoek van dertig graden maken met het vlak van de overige planeten. Die ongebruikelijke omloopbaan zou tot gevolg hebben dat het vlak van de planeten in de loop van de miljarden jaren een kleine kantelbeweging maakt ten opzichte van de zon. De huidige schuine stand van het vlak is daar goed mee in overeenstemming. Dat lijkt een mooie verklaring, maar eigenlijk verschuift het oorspronkelijke probleem dan naar Planeet 9 zelf. Want waarom volgt deze planeet dan zo’n vreemde schuine baan? Ook daar is een verklaring voor bedacht: mogelijk is de planeet door een interactie met de planeet Jupiter het planetenvlak uit geslingerd. Een andere mogelijkheid is dat de stand van zijn omloopbaan onder invloed heeft gestaan van de zwaartekracht van sterren die miljarden jaren geleden dicht langs ons zonnestelsel zijn getrokken. (EE)
→ Curious Tilt of the Sun Traced to Undiscovered Planet
19 oktober 2016
Het (voor zover bekend) op twee na grootste hemellichaam voorbij de planeet Neptunus, 2007 OR10, heeft een maan. Dat hebben wetenschappers bekendgemaakt tijdens de gezamenlijke bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences (DPS) van de American Astronomical Society en het European Planetary Science Congress (EPSC), die momenteel in Pasadena, Californië, wordt gehouden. Dat 2007 OR10 een maan moest hebben, werd al een tijdje vermoed. Zijn trage rotatie wijst erop dat hij is afgeremd door de getijdenwerking van een om hem heen cirkelende maan. Een nadere analyse van Hubble-opnamen die al in 2010 zijn gemaakt, hebben dat vermoeden bevestigd. De maan van 2007 OR10 is naar schatting 300 kilometer groot. Vergeleken met de middellijn van 2007 OR10, die ruwweg 1575 kilometer bedraagt, is hij dus aan de forse kant. Over zijn verdere eigenschappen is nog weinig bekend. (EE)
→ 2007 OR10 has a moon!
18 oktober 2016
Het volgende doel van NASA's New Horizon-sonde lijkt in één aspect veel op Pluto: ook dit object is roodachtig van kleur. Dat blijkt uit waarnemingen die met de Hubble-ruimtetelescoop zijn gedaan aan 2014 MU69, een Kuipergordelobject 1,6 miljard kilometer voorbij Pluto. Het object lijkt even rood als Pluto, zo niet roder.
Deze en andere ontdekkingen komen deze week aan bod op het congress van de American Astronomical Society Division for Planetary Sciences (DPS) en het European Planetary Science Congress (EPSC) in Pasadena, California.
Er komt nog steeds Pluto-data binnen van de sonde, die inmiddels al weer 540 miljoen kilometer van Pluto verwijderd is, maar 99% van alle data die bij de vlucht voorbij Pluto is verzameld, is intussen ontvangen. De ingewikkelde atmosfeer van Pluto toonde op het eerste gezicht alleen nevelige lagen, maar waarschijnlijk zijn er ook enkele echte wolken waargenomen. Als dat juist is, dan is het 'weer' op Pluto nog ingewikkelder dan gedacht.
Het ijsachtige oppervlak van Pluto heeft gebieden van verschillende helderheid, maar de helderste gebieden behoren tot de meest reflecterende in het zonnestelsel. Deze helderheid duidt op activiteit op het oppervlak. Dit is een aanwijzing dat de dwergplaneet Eris, met een even sterk reflecterend oppervlak, waarschijnlijk ook actief is. Opmerkelijk is dat er op Pluto geen aardverschuivingen zijn waargenomen, die weer wel te vinden zijn op zijn maan Charon. Soortgelijke aardverschuivingen zijn ook gezien op andere ijsachtige hemellichamen dichter bij de zon, en de vraag is nu of deze ook voorkomen op ijsdwergen verder van de zon, zoals 2014 MU69.
Ondertussen wordt New Horizons ingezet om, samen met de Hubble-telescoop, waarnemingen te doen aan andere objecten in de Kuipergordel. Zelfs vanaf grote afstand tot deze objecten, kan New Horizons waardevolle metingen doen. De afgelopen twee jaar zijn zo al een tiental Kuipergordelobjecten bestudeerd. De sonde bevindt zich inmiddels op een afstand van 5,5 miljard kilometer van de aarde. (EM)
→ New Horizons: Possible Clouds on Pluto, Next Target Is Reddish
18 oktober 2016
Astronomen hebben een onbekend klein hemellichaam ontdekt in de verre buitenwijken van ons zonnestelsel. Het object, dat de voorlopige aanduiding L91 draagt, lijkt op weg om de overstap te maken van de Oortwolk – de grote wolk van kometen die ons zonnestelsel omhult – naar de nabijere Kuipergordel buiten de omloopbaan van de planeet Neptunus. L91 is al in september 2013 ontdekt met de Canada–France–Hawaii Telescope op Hawaï. Dat gebeurde bij een gedetailleerde verkenning van een klein stukje hemel, die tot doel had om nieuwe Kuipergordelobjecten op te sporen. De verre ‘ijsdwerg’ volgt een elliptisch baan die hem nooit dichter bij de zon brengt dan 50 keer de afstand zon-aarde. Op zijn verst is L91 zelfs 1430 keer zo ver verwijderd van de zon. Daarmee is zijn omloopbaan langgerekter dan die van vergelijkbare hemellichamen als Sedna en 2012 VP113. De ontdekking van L91 is op 17 oktober bekendgemaakt tijdens de gezamenlijke bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences (DPS) van de American Astronomical Society en het European Planetary Science Congress (EPSC) in Pasadena, Californië. (EE)
→ Astronomers spot distant world in Solar System’s far reaches
11 oktober 2016
Astronomen van de universiteit van Michigan hebben een nieuwe kleine soortgenoot van de dwergplaneet Pluto ontdekt. Het ongeveer 530 kilometer grote object, met de voorlopige ‘naam’ 2014 UZ224, is ruim 13 miljard kilometer verwijderd van de zon en doet 1100 jaar over één omloop. 2014 UZ224 is ontdekt op beelden die gemaakt zijn met de Dark Energy Camera (DEC) – een instrument dat eigenlijk is bedoeld voor het onderzoek van verre sterrenstelsels, maar (onvermijdelijk) ook verre objecten in ons eigen zonnestelsel vastlegt. Het is echter niet gemakkelijk om traag bewegende objecten als 2014 UZ224 op de DEC-opnamen op te sporen. Voor dit doel hebben de astronomen speciale software moeten ontwikkelen. De ontdekkers betitelen 2014 UZ224 als een dwergplaneet, maar het is nog maar de vraag of het object ook echt aan de definitie daarvan voldoet. Daartoe moet 2014 UZ224 namelijk genoeg massa hebben om onder invloed van zijn eigen zwaartekracht (min of meer) bolvormig te zijn geworden, en dat kan nog niet met zekerheid worden vastgesteld. (EE)
→ Astronomers Find New Dwarf Planet In Our Solar System
23 september 2016
De verre dwergplaneet Pluto heeft mogelijk een 100 kilometer diepe oceaan onder het stijf bevroren oppervlak. Die conclusie trekken geologen van Brown University op basis van computermodellen die de ligging verklaren van de grote ijsvlakte Sputnik Planum. De resultaten van de simulaties zijn gepubliceerd in Geophysical Research Letters.
Sputnik Planum is de westelijke ('linker') helft van de grote hartvormige structuur die op Pluto werd ontdekt door de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons. De uitgestrekte vlakte, waarop vrijwel geen kleinere inslagkraters voorkomen, heeft een middellijn van ca. 900 kilometer en is zo goed als zeker ontstaan bij de inslag van een kleinere ijsdwerg in de Kuipergordel.
Pluto en zijn grote maan Charon keren elkaar continu dezelfde kant toe, en Sputnik Planum ligt exact op de denkbeeldige verbindingslijn tussen de twee hemellichamen. Dat doet vermoeden dat zich op de plaats van het inslagbekken een massaconcentratie bevindt. De modelberekeningen proberen het bestaan van zo'n mascon te verklaren; het blijkt dat dat eigenlijk alleen lukt wanneer zich onder het oppervlak een diepe oceaan van vloeibaar, zout water bevindt. Na de inslag waarbij Sputnik Planum ontstond, zou dat water (met een grotere dichtheid dan ijs) omhoog zijn geweld; later werd de vlakte nog bedolven met een laag stikstofijs.
De benodigde extra massa valt het best te verklaren door aan te nemen dat de Pluto-oceaan een diepte heeft van ca. 100 kilometer en een zoutgehalte van 30 procent, vergelijkbaar met het zoutgehalte van de Dode Zee. (GS)
→ Pluto’s ‘heart’ sheds light on a possible buried ocean
14 september 2016
Wetenschappers hebben een verklaring gevonden voor de roodbruine tint van de noordpool van Charon, de grootste maan van Pluto. Uit een analyse van beeldmateriaal en andere gegevens van de ruimtesonde New Horizons blijkt dat de kleur wordt veroorzaakt door methaangas uit de atmosfeer van Pluto. Dat gas slaat als ijs neer op de koude pool van Charon, waarna het door inwerking van het ultraviolette licht van de zon wordt omgezet in zwaardere koolwaterstoffen en uiteindelijk in roodachtige organische verbindingen die tholines worden genoemd (Nature, 15 september). Dat dit de gang van zaken is op Charon werd al langer vermoed, maar een theoretische onderbouwing van dat vermoeden ontbrak tot nu toe. Nu hebben wetenschappers met behulp van modelberekeningen echter weten aan te tonen dat Charon voldoende methaangas van Pluto kan invangen om – in de loop van de miljoenen jaren – een laag tholines aan zijn polen op te bouwen. Ten tijde van de scheervlucht van New Horizons langs Pluto en Charon, in juli 2015, was de zuidpool van Pluto in duisternis gehuld. Toch was ook dat deel van de maan niet helemaal donker: het werd bijgelicht door Pluto. Op de opnamen van dat donkere deel van Charon is te zien dat ook de zuidpool donkerder is dan zijn omgeving. De vorming van tholines lijkt zich dus aan beide polen af te spelen. (EE)
→ Pluto 'Paints' its Largest Moon Red
14 september 2016
Uit metingen van de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra blijkt dat de dwergplaneet Pluto een bron van röntgenstraling is. De straling is het gevolg van de interactie tussen de zonnewind – de stroom energierijke geladen deeltjes die de zon voortdurend uitzendt – en de gassen in de ijle atmosfeer van Pluto. Vermoed wordt dat ook andere hemellichamen in de verre buitenwijken van ons zonnestelsel röntgenstraling kunnen produceren. Helemaal als een verrassing komt de ontdekking niet: twintig jaar geleden werd al ontdekt dat ook kometen röntgenstraling uitzenden. En later bleek dat ook te gelden voor de ringen van Saturnus. Maar de röntgenhelderheid van Pluto is wel veel groter dan verwacht. Aanvankelijk bestond zelfs de vrees dat de gevoeligheid van Chandra niet toereikend zou zijn om de zwakke röntgengloed van de dwergplaneet te kunnen zien. De vraag is nu waarom Pluto relatief veel röntgenstraling produceert. Een mogelijke verklaring is dat de ‘staart’ van gassen die de dwergplaneet achter zich aansleept langer en breder is dan de detectors van de in 2015 langs Pluto scherende ruimtesonde New Horizons hebben gemeten. Andere mogelijkheden zijn dat interplanetaire magnetische velden meer zonnedeeltjes dan verwacht in de richting van Pluto geleiden of dat zich langs de omloopbaan van Pluto een torus van neutraal gas heeft gevormd. (EE)
→ X-ray Detection Sheds New Light on Pluto
1 september 2016
Het landschap op de dwergplaneet Ceres vertoont verse sporen van cryovulkanisme – een vorm van vulkanisme waarbij (half gesmolten) ijs de rol van ‘lava’ vervult. Dat is een van de conclusies die wetenschappers trekken uit het onderzoek met de ruimtesonde Dawn, die sinds maart van dit jaar om Ceres cirkelt. De onderzoeksresultaten worden deze week breed uitgemeten in het wetenschappelijke tijdschrift Science. De belangrijkste aanwijzing voor cryovulkanisme op Ceres is Ahuna Mons. Onder meer de vorm van deze ruim 4 kilometer hoge berg, die een brede ellipsvormige basis heeft en een ingezakte top, wijst erop dat deze door ijsvulkanisme is ontstaan. Modelberekeningen laten zien dat Ahuna Mons is gevormd ná de kraters in zijn omgeving, wat erop wijst dat hij van relatief recente datum moet zijn. Hij vertoont ook vrijwel geen tekenen van erosie. Onduidelijk is nog door welk materiaal het cryovulkanisme op Ceres wordt aangedreven. Volgens de wetenschappers die Ahuna Mons onder de loep hebben genomen, zou het kunnen gaan om waterijs vermengd met chloorhoudende zouten, zoals die ook elders op Ceres zijn aangetroffen. Bij een van de vijf andere onderzoeken waarvan de resultaten nu in Science zijn gepubliceerd zijn aanwijzingen gevonden dat er op de bodem van sommige kraters op de dwergplaneet waterijs ligt. De omstandigheden op Ceres zijn zodanig, dat zulke ijsvoorraden binnen tien jaar zouden moeten verdampen. Mogelijk gaat het om ijs dat door een recente inslag of aardverschuiving bloot is komen te liggen. (EE)
→ Dawn spacecraft at Ceres: Craters, cracks, and cryovolcanos
29 augustus 2016
In hun speurtocht naar een mogelijke 'Planeet Negen', in de buitendelen van het zonnestelsel, hebben Amerikaanse astronomen zeven interessante nieuwe ijsdwergen ontdekt in 'extreme' banen. De meeste ijsdwergen in de Kuipergordel (inclusief de dwergplaneet Pluto) bewegen gedurende het grootste deel van hun omloop buiten de baan van Neptunus, waarbij het verste punt van hun baan meestal niet veel verder ligt dan ca. 7,5 miljard kilometer - 50 maal de afstand aarde-zon. 'Extreme' ijsdwergen beschrijven echter zeer langgerekte banen, waarin ze op enorm veel grotere afstanden terecht kunnen komen.
De nieuwe extreme ijsdwergen zijn gevonden bij een gerichte speurtocht met de grootste digitale astronomische camera's ter wereld. Tot nu toe is daarmee ca. tien procent van de sterrenhemel in kaart gebracht. Het totale aantal extreme objecten moet enorm veel groter zijn: ze zijn alleen zichtbaar wanneer ze zich niet al te ver buiten de baan van Neptunus bevinden, maar objecten in langgerekte banen brengen juist de meeste tijd op grote afstand van de zon door.
Een van de nieuw ontdekte ijsdwergen, 2014 FE72 geheten, beschrijft zijn baan volledig buiten die van Neptunus, en beweegt in zo'n langgerekte omloopbaan dat hij maar liefst 3000 maal zo ver van de zon af kan staan als de aarde. Op die kolossale afstand zal zijn beweging regelmatig beïnvloed worden door de zwaartekracht van naburige sterren.
De nieuwe ontdekkingen zijn gepubliceerd in The Astronomical Journal. De hoop is dat onderzoek aan de baaneigenschappen van extreme ijsdwergen uiteindelijk meer informatie oplevert over processen tijdens de ontstaansperiode van het zonnestelsel. En met een beetje geluk leiden ze ook tot de ontdekking van Planeet Negen. Het bestaan van die verre, zware planeet wordt afgeleid uit de baaneigenschappen van reeds bekende ijsdwergen, maar tot nu toe is hij nog niet gevonden. (GS)
→ Hunt for 9th Planet Reveals Extremely Distant Solar System Objects
3 augustus 2016
De dwergplaneet Ceres heeft een vrij ‘slap’ inwendige, bestaande uit een rotsachtige kern en een mantel van ijs en andere lichte materialen. Dat wordt afgeleid uit subtiele veranderingen in de bewegingen van de Amerikaanse ruimtesonde Dawn, die sinds maart 2015 om Ceres cirkelt (Nature, 4 augustus). De variaties in de baanbeweging van Dawn kunnen worden afgeleid uit de radiosignalen die tussen Dawn en de aarde worden uitgewisseld. Aan de hand van de aankomsttijden van deze signalen kan de snelheid van de ruimtesonde tot op 0,1 millimeter per seconde worden gemeten. De meetgegevens wijzen erop dat het inwendige Ceres deels gedifferentieerd is. Dat wil zeggen dat de dwergplaneet vroeg in haar bestaan warm genoeg is geweest om zware en lichtere materialen van elkaar te scheiden. Maar de scheiding tussen de verschillende lagen is minder geprononceerd als bij bijvoorbeeld de aarde en de maan: er heeft zich bijvoorbeeld geen aparte ijzerkern gevormd. Verder hebben de gegevens bevestigd dat Ceres in hydrostatisch evenwicht is, wat betekent dat haar vorm volledig wordt bepaald door haar rotatie. Dat is een van de voorwaarden waaraan een om de zon draaiend hemellichaam moet voldoen om zich ‘dwergplaneet’ te mogen noemen. (EE)
→ What's Inside Ceres? New Findings from Gravity Data
26 juli 2016
Het oppervlak van de dwergplaneet Ceres - het grootste hemellichaam in de gordel tussen de banen van Mars en Jupiter - is in de geologische geschiedenis van de planetoïde 'ververst', vermoedelijk door een bepaalde vorm van ijsvulkanisme, waarbij viskeus, ijsrijk materiaal uit het inwendige omhoog kwam. Dat blijkt uit onderzoek van de Amerikaanse ruimtesonde Dawn die sinds voorjaar 2015 in een baan rond Ceres draait.
Doordat Ceres zich in de planetoïdengordel bevindt - een band met resterend puin uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel - moet hij in de paar miljard jaar sinds zijn ontstaan regelmatig gebombardeerd zijn door kleinere hemellichamen. Gedetailleerde computermodellen van die inslaggeschiedenis voorspellen dat er op Ceres minstens 10 inslagkraters moeten voorkomen met afmetingen van meer dan 400 kilometer, alsmede enkele tientallen kraters van meer dan 100 kilometer in middellijn.
De op één na grootste planetoïde Vesta, die ook door Dawn is bestudeerd, houdt zich netjes aan die voorspellingen: op Vesta is onder andere een inslagbekken gevonden met een middellijn van ca. 500 kilometer. Zulke grote kraters blijken op Ceres echter niet voor te komen. De grootste inslagstructuur is Kerwan (280 kilometer), en er zijn slechts 16 kraters gevonden die groter zijn dan 100 kilometer.
Wel zijn er aanwijzingen dat er op Ceres minstens drie 'uitgewiste' inslagbekkens voorkomen van ca. 800 kilometer groot. Die zijn echter bedekt door jonger oppervlaktemateriaal waarop alleen kleinere kraters zijn gevonden. Alles lijkt erop te wijzen dat het overgrote deel van het oppervlak van Ceres in het verleden minstens één keer is 'ververst' door inwendige geologische activiteit. De resultaten zijn vandaag online gepubliceerd in Nature Communications. (GS)
→ Puzzling Paucity of Large Craters on Dwarf Planet Ceres
11 juli 2016
Sterrenkundigen hebben een tot nu toe onbekende grote ijsdwerg gevonden die ver buiten de baan van Neptunus in een langgerekte, wijde baan om de zon draait. De ontdekking werd in februari 2016 gedaan op foto's die in september 2015 zijn gemaakt met de 3,6-meter Canada-France-Hawaii Telescope (CFTH) op Mauna Kea, Hawaii. Het ijzige hemellichaam, met een geschatte middellijn van ca. 700 kilometer, heeft de voorlopige aanduiding 2015 RR245 gekregen.
Binnen de Outer Solar System Origins Survey (OSSOS) die met de CFTH wordt uitgevoerd zijn eerder al meer dan 500 ijsdwergen buiten de Neptunusbaan ontdekt. Die zijn echter allemaal veel kleiner; 2015 RR245 zal in de toekomst mogelijk geklassificeerd worden als een 'dwergplaneet', net als Pluto, Eris, Makemake en Haumea. Deze relatief grote hemellichamen vertonen een bijzondere geologie, en bieden astronomen inzicht in de dynamica van het pasgeboren zonnestelsel.
De baan van 2015 RR245 is nog niet exact bekend. Het bevroren hemellichaam bevond zich honderden jaren op een afstand van meer dan 12 miljard kilometer (80 maal de afstand van de aarde tot de zon), maar beweegt momenteel weer in de richting van zijn perihelium - het punt in de langgerekte baan waar de afstand tot de zon het kleinst is. Rond het jaar 2096 bedraagt de afstand tot de zon 'slechts' zo'n 5 miljard kilometer. (GS)
→ New Distant Dwarf Planet Beyond Neptune
8 juli 2016
NASA-wetenschappers hebben onderzocht welke gebieden op het noordelijk halfrond van de dwergplaneet Ceres permanent in de schaduw liggen. De meeste van deze plekken zijn waarschijnlijk al zo lang koud – kouder zelfs dan de koudste gebieden op Mercurius en de maan – dat er miljarden jaren oud waterijs kan zijn opgeslagen (Geophysical Research Letters, 6 juli). Bij de speurtocht naar deze gebieden is gebruik gemaakt van beeldmateriaal van de ruimtesonde Dawn, die al ruim een jaar om Ceres cirkelt. Met behulp van een geavanceerd computermodel is berekend hoe de lichtinval van de zon in de loop van het Ceres-jaar verandert. Zo kon in kaart worden gebracht welke plekken wel door de zon worden beschenen en welke niet. Op deze manier zijn tientallen eeuwig beschaduwde plekken ontdekt – steevast bodems en zuidwanden van kraters in de omgeving van de noordpool. Deze gebieden vangen wel wat indirect zonlicht op, maar dat kan niet voorkomen dat de temperatuur er daalt tot 150 graden onder nul. Alles bij elkaar beslaan de donkere, koude gebieden een oppervlak van 1800 kilometer – nog geen procent van het totale oppervlak van het noordelijk halfrond. Toch kan zich hier aardig wat waterijs hebben verzameld. Berekeningen laten namelijk zien dat 1 op de 1000 watermoleculen die zich van het oppervlak van de dwergplaneet weten los te maken binnen een Ceres-jaar (1682 aardse dagen) in een van deze ‘koudevallen’ belandt. Dat is voldoende om binnen 100.000 jaar een dun, maar detecteerbaar ijslaagje op te bouwen. (EE)
→ Dawn Maps Ceres Craters Where Ice Can Accumulate
1 juli 2016
NASA heeft goedkeuring gegeven aan het vervolg van de missie van Pluto-sonde New Horizons. De ruimtesonde, die in juli 2015 dicht langs de dwergplaneet Pluto scheerde, is nu op weg naar Kuipergordelobject 2014 MU69, dat op 1 januari 2019 wordt bereikt. 2014 MU69 is met een geschatte grootte van ongeveer 30 kilometer veel kleiner dan Pluto. Naar verwachting is het een ‘maagdelijker’ overblijfsel uit de oertijd van ons zonnestelsel dan Pluto en zijn manen. New Horizons zal hem op een afstand van ongeveer 3000 kilometer passeren. Het Amerikaanse ruimteagentschap heeft ook besloten om ruimtesonde Dawn bij de dwergplaneet Ceres te laten. Enkele leden van het Dawn-team hadden ervoor gepleit om Dawn nog door te laten gaan naar de ongeveer 150 kilometer grote planetoïde Adeona, maar dat idee is afgeschoten. Dawn heeft nog genoeg brandstof om het Ceres-onderzoek tot begin 2017 voort te zetten. Omdat de dwergplaneet de zon geleidelijk nadert en opwarmt, zouden daar nog wel eens interessante dingen kunnen gebeuren. En de kans om die van dichtbij mee te maken, wil NASA niet laten lopen. (EE)
→ New Horizons Receives Mission Extension to Kuiper Belt, Dawn to Remain at Ceres
29 juni 2016
De helderste plek op de dwergplaneet Ceres, op de bodem van de inslagkrater Occator, bevat de hoogste concentratie carbonaatmineralen die ooit buiten de aarde is waargenomen. Dat blijkt uit nieuw onderzoek, waarvan de resultaten vandaag (29 juni) in Nature zijn gepubliceerd. Met een geschatte ouderdom van 80 miljoen jaar behoort Occator tot de jongste kraters op Ceres. Hij heeft een middellijn van 92 kilometer en in zijn centrum bevindt zich een koepelberg die met (relatief) helder materiaal is bedekt. Spectrometrisch onderzoek op zichtbare en infrarode golflengten, uitgevoerd door de Amerikaanse ruimtesonde Dawn, laat zien dat dit materiaal grotendeels uit natriumcarbonaat bestaat – een zout dat op aarde in de buurt van hydrothermale bronnen (geisers en dergelijke) wordt aangetroffen. Eerder werd, op basis van ander onderzoek, nog aangenomen dat het om magnesiumsulfaat zou gaan, maar dat lijkt nu minder waarschijnlijk. Dit zout is vrijwel zeker opgeweld uit het inwendige van Ceres. Dat betekent dat de temperaturen in het inwendige van de dwergplaneet hoger zijn dan tot nu toe werd aangenomen. Mogelijk heeft de inslag van een planetoïde geholpen om het materiaal aan de oppervlakte te krijgen, maar de onderzoekers vermoeden dat er ook inwendige processen aan het werk zijn. Dat laatste zou erop wijzen dat er in recente geologische tijden vloeibaar water is geweest onder het Ceresoppervlak. Het zout zou een overblijfsel zijn van water dat miljoenen jaren geleden is opgeweld en vervolgens is bevroren. Ander onderzoek dat vandaag in Nature Geoscience is gepubliceerd, laat overigens zien dat de grootste kraters op Ceres meer dan 2 kilometer diep zijn ten opzichte van hun omgeving. Deze grote diepte wijst erop dat de ondergrond op Ceres voor hooguit 40 volumeprocent uit ijs bestaat, en voor de rest uit een mengsel van gesteenten en zouten. (EE)
→ Recent Hydrothermal Activity May Explain Ceres' Brightest Area
28 juni 2016
Ook de dwergplaneet Makemake heeft een maan. Die is ontdekt met de Wide Field Camera 3 aan boord van de Hubble Space Telescope, door Alex Parker van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. De ontdekking, gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters, maakt het mogelijk om de massa van Makemake te achterhalen, en daarmee ook meer te weten te komen over de samenstelling.
Makemake is een van de grotere ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus. De middellijn van Makemake (ontdekt in 2005) bedraagt ca. 1450 kilometer. Net als Pluto, Eris en Haumea is Makemake zo groot dat zijn vorm bepaald wordt door zijn eigen zwaartekracht; om die reden zijn deze vier hemellichamen officieel geclassificeerd als dwergplaneten. (De vijfde dwergplaneet in het zonnestelsel is de grote planetoïde Ceres, tussen de banen van de planeten Mars en Jupiter.)
De maan van Makemake (die de bijnaam MK2 heeft gekregen) is nog geen 150 kilometer groot en heeft een zeer donker oppervlak. Hij is daardoor ca. 1300 maal zwakker dan de dwergplaneet zelf. Vanaf de aarde zien we de omloopbaan van MK2 vrijwel van opzij. Mede hierdoor is het kleine hemellichaam tot nu toe aan de aandacht ontsnapt.
Bij alle vier de dwergplaneten in de Kuipergordel zijn nu één of meer manen ontdekt: Pluto heeft er vijf, Haumea twee en Eris één. Algemeen wordt aangenomen dat die manen en manenstelsels ontstaan zijn bij onderlinge botsingen van ijsdwergen. (GS)
→ SwRI’s Parker discovers moon over Makemake in the Kuiper Belt
24 juni 2016
In januari van dit jaar maakten Caltech-astronomen Konstantin Batygin en Mike Brown bekend dat zij aanwijzingen hadden gevonden dat zich in de buitenwijken van ons zonnestelsel een negende planeet schuilhoudt. Deze planeet zou in een steile, langgerekte baan met een omlooptijd van tienduizenden jaren om de zon draaien. Sinds deze voorspelling is de jacht op Planeet 9 in volle gang. Daarbij draait het voorlopig vooral om het bedenken van slimme zoekstrategieën. Want het is ondoenlijk om de halve hemel af speuren naar een ver en daardoor traag bewegend hemelobject waarvan je niet eens weet hoe het eruitziet. Drie teams hebben nu suggesties aangedragen, die de zoektocht naar de planeet moeten vergemakkelijken. Een team onder leiding van Renu Malhotra (universiteit van Arizona) zoekt de oplossing in de Kuipergordel voorbij Neptunus (‘Planeet 8’). De omlooptijden van de vier Kuipergordelobjecten die het langst over een rondje om de zon doen, blijken zich bijna als gehele getallen te verhouden. Dat zou erop kunnen wijzen dat de baanbewegingen van dit verre viertal in resonantie zijn met een ver object van aanzienlijke massa. In dat geval zou dit object – Planeet 9 dus – een omlooptijd van ongeveer 17.117 jaar moeten hebben en gemiddeld ongeveer 100 miljard kilometer van de zon verwijderd zijn (665 maal de afstand zon-aarde). De tweede bijdrage komt van Batygin en Brown zelf. Zij beperken de mogelijke banen die Planeet 9 zou kunnen volgen met behulp van uitgebreide computersimulaties, waarvan de uitkomsten werden vergeleken met echte waarnemingen van de verdeling van Kuipergordelobjecten. Ze komen daarbij tot de conclusie dat de planeet zich in de buurt van het verste punt van zijn baan moeten worden gezocht. Dat zou het zoekgebied met een factor 2/3 verkleinen. Een team onder leiding van Jonathan Fortney (UC Santa Cruz) vestigt de aandacht op de fysieke gesteldheid van Planeet 9. Volgens hen zou de planeet eigenschappen kunnen hebben die enigszins vergelijkbaar zijn met die van Uranus en Neptunus. Maar omdat Planeet 9 veel kouder zou zijn (35 tot 50 graden boven het absolute nulpunt), zou het eventueel aanwezige methaan uit zijn atmosfeer condenseren. En dat zou tot gevolg hebben dat de planeet er op infrarode golflengten veel ‘blauwer’ uitziet dan zijn naaste buren. (EE)
→ An Update on Planet Nine
17 juni 2016
Recent overgezonden spectrale gegevens van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons tonen aan dat het oppervlak van de Plutomaan Nix is bedekt met bevroren water, net als het oppervlak van een van de andere kleine Plutomanen, Hydra. Maar de ijslagen van de beide maantjes vertonen niet dezelfde textuur: het ijs op Nix is grofkorreliger en zuiverder dan dat op Hydra. Hoewel New Horizons van de beide andere kleine Plutomanen, Styx en Kerberos, geen spectrale gegevens heeft verzameld, wijst hun grote helderheid erop dat ook zij met bevroren water zijn bedekt. Dat past goed in de theorie dat alle vier de maantjes zijn ontstaan uit de ‘puinwolk’ die vrijkwam toen de nog jonge dwergplaneet Pluto in botsing kwam met een kleinere soortgenoot. Dat zou kunnen verklaren waarom ze allemaal uit (ongeveer) hetzelfde materiaal bestaan. Toch roepen de meetresultaten ook vragen op, en niet alleen omtrent het geconstateerde verschil in textuur tussen Nix en Hydra. Een ander vraagstuk is waarom Hydra meer zonlicht weerkaatst dan Nix, terwijl het oppervlak van deze laatste ijsachtiger lijkt te zijn. (EE)
→ New Data Compare, Contrast Pluto’s Icy Moons
14 juni 2016
Planet Nine is mogelijk niet alleen. Volgens twee Spaanse sterrenkundigen en één Noorse astronoom is het waarschijnlijker dat zich op grote afstand buiten de baan van Pluto meerdere planeten bevinden.
Planet Nine - een planeet die ongeveer tien keer zo zwaar is als de aarde en die in tien- tot twintigduizend jaar in een zeer wijde, langgerekte baan rond de zon beweegt - is nog steeds niet meer dan een hypothetisch hemellichaam. Het bestaan van de verre planeet werd begin dit jaar voorspeld op basis van de baaneigenschappen van zes ijsdwergen: kleine ijsachtige hemellichamen buiten de baan van Neptunus waarvan de extreem langgerekte banen min of meer dezelfde oriëntatie in de ruimte vertonen. Dat zou alleen goed te verklaren zijn door de zwaartekrachtwerking van een tot dusver onbekende planeet.
In een artikel in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society zijn nu nieuwe baanberekeningen van de zes 'extreme ijsdwergen' gepubliceerd, waarbij rekening gehouden wordt met de aanwezigheid van de hypothetische Planet Nine. Het blijkt dat die banen binnen slechts tien miljoen jaar instabiel beginnen te raken, en dat de kleine hemellichamen uiteindelijk (na maximaal anderhalf miljard jaar) het zonnestelsel uit geslingerd worden.
Volgens de auteurs maken de huidige extreme ijsdwergen mogelijk deel uit van een tijdelijke populatie, die op lange termijn voortdurend aangevuld wordt met objecten uit de Oortwolk - een kolossaal reservoir van bevroren komeetkernen op zeer grote afstand van de zon.
Op basis van baanberekeningen en statistische analyses concluderen ze bovendien dat het waarschijnlijker is dat Planet Nine niet alleen is. (GS)
→ Extreme trans-Neptunian objects lead the way to Planet Nine (origineel persbericht van SINC)
2 juni 2016
Wetenschappers van de New Horizons-missie hebben een opname vrijgegeven die de ruimtesonde enkele minuten na zijn dichtste nadering van de dwergplaneet Pluto, op 4 juli 2015, heeft gemaakt. Op de foto is Pluto in tegenlicht te zien. De dwergplaneet zelf is vrijwel geheel in duisternis gehuld, maar zijn heiige atmosfeer wordt verlicht door het licht van de zon. Een intrigerend detail op de foto is een heldere zweem met afmetingen van enkele tientallen kilometers. Dat zou een laaghangende wolk in de atmosfeer van Pluto kunnen zijn. Als deze interpretatie klopt, is het de enige wolk die tot nu toe op het beeldmateriaal van New Horizons is aangetroffen. Atmosfeermodellen geven aan dat er in de Pluto-atmosfeer inderdaad af en toe methaanwolken kunnen ontstaan. (EE)
→ Secrets Revealed from Pluto's 'Twilight Zone'
1 juni 2016
De dikke ijskorst van Sputnik Planum, een grote ijsvlakte op de dwergplaneet Pluto, wordt voortdurend ververst. De oorzaak is een traag convectieproces waarbij vers ijs vanuit de diepte naar de oppervlakte stijgt. Dat blijkt uit computermodellen waarmee de topografische informatie is nagebootst die vorige zomer door de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons (Nature, 2 juni) is verzameld. Sputnik Planum maakt deel uit van het opvallende hartvormige gebied op Pluto dat op tal van foto’s van de dwergplaneet te zien is. De vlakte is bedekt met een kilometers dikke laag stikstofijs, die van bovenaf gezien een duidelijke celstructuur vertoont. De veelhoekige cellen aan het oppervlak hebben afmetingen van enkele tientallen kilometers. Als je een filmpje van het convectieproces op Pluto sterk versneld zou afspelen, zou die ijsmassa op borrelende pap lijken. In werkelijkheid borrelt het ijs echter zo langzaam, dat het wel 500.000 jaar kan duren voordat opstijgend vers ijs het oppervlak kan bereiken. Anders dan je misschien zou denken is stikstofijs vrij zacht en kneedbaar. Hierdoor is zelfs de geringe inwendige warmte van Pluto in staat om convectie in gang te zetten. (EE)
→ Pluto's Heart: Like a Cosmic 'Lava Lamp'
25 mei 2016
Modelberekeningen door wetenschappers van de universiteit van Rochester bieden een mogelijke verklaring voor het ontstaan van de grote barsten die ijsmanen, zoals de Plutomaan Charon, vertonen. Tot nu toe werd het ontstaan ervan toegeschreven aan geodynamische processen, zoals platentektoniek, maar volgens de wetenschappers zouden de barsten ook het gevolg kunnen zijn van ontmoetingen met andere hemellichamen. Het nieuwe computermodel laat zien dat de aantrekkingskracht van een vergelijkbaar hemellichaam dat op geringe afstand passeert, sterk genoeg is om barsten te veroorzaken in het oppervlak van zulke ijsmanen. Theoretisch zou zelfs de grote kloof Valles Marineres op Mars bij zo’n ontmoeting kunnen zijn ontstaan. (EE)
→ Close encounters of a tidal kind could lead to cracks on icy moons
18 mei 2016
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die op 4 juli 2015 een scheervlucht langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon maakte, heeft voor de tweede maal waarnemingen verricht aan een veel kleinere en verder weg gelegen ijsdwerg, 1994 JR1 geheten. Dit hemellichaam, dat net als Pluto deel uitmaakt van de Kuipergordel buiten de baan van Neptunus, bevindt zich momenteel op een afstand van ruim 5 miljard kilometer van de zon. De geschatte middellijn van de ijsdwerg is 145 kilometer; New Horizons verrichtte begin april metingen vanaf 111 miljoen kilometer afstand. Eerder was 1994 JR1 al waargenomen in november 2015.
Door de twee waarnemingssets te combineren, kon de baan van 1994 JR1 zeer nauwkeurig worden bepaald. Uit de nieuwe metingen is ook de rotatieperiode van de ijsdwerg afgeleid, op basis van periodieke helderheidsvariaties: 5,4 uur. Als de New Horizons-missie wordt verlengd, zullen er de komende jaren nog vele andere ijsdwergen 'op afstand' bestudeerd kunnen worden. Bovendien ligt New Horizons op koers voor een ontmoeting met ijsdwerg 2014 MU69, op 1 januari 2019. (GS)
→ New Horizons Collects First Science on a Post-Pluto Object
16 mei 2016
De merkwaardige dwergplaneet Haumea heeft geen kleine ijsmaantjes - in tegenstelling tot wat algemeen werd aangenomen. Dat blijkt uit de resultaten van een gerichte zoekactie met de Hubble Space Telescope. Hubble ontdekte eerder wel vier kleine maantjes bij de dwergplaneert Pluto. Haumea, die net als Pluto deel uitmaakt van de Kuipergordel buiten de omloopbaan van Neptunus, heeft wel twee relatief grote manen, Hi'iaka en Namaka geheten, met afmetingen van ca. 310 en 170 kilometer.
Het ontbreken van kleine maantjes bij Haumea (de vier kleine maantjes van Pluto zijn tussen de 15 en 60 kilometer groot) is opmerkelijk, omdat in beide gevallen sprake lijkt te zijn geweest van een catastrofale botsing in het verre verleden. Bij Pluto leidde die botsing tot de vorming van de grote maan Charon (ongeveer half zo groot als Pluto) en de vier kleine brokstukjes; bij Haumea leidde de botsing in elk geval tot het ontstaan van Hi'iaka en Namaka, en tot de extreem snelle rotatie van de dwergplaneet (die daardoor een langgerekte vorm heeft).
Waarom er in het ene geval wél kleine brokstukken in een baan rond het moederlichaam overblijven en in het andere geval niet, is onduidelijk. Wel zijn er in de Kuipergordel relatief kleine ijsdwergen ontdekt die wat baaneigenschappen betreft tot de Haumea-familie behoren. (GS)
→ Vakpublicatie over het onderzoek
11 mei 2016
De ijsdwerg 2007 OR10, die negen jaar geleden werd ontdekt buiten de baan van Neptunus, is veel groter dan tot nu toe werd aangenomen. Het verre hemellichamen heeft volgens nieuwe waarnemingen een middellijn van 1535 kilometer, en is daarmee na Pluto en Eris de grootste bewoner van de Kuipergordel. In feite zou 2007 OR10 aangeduid moeten worden als een dwergplaneet. Ook wordt het hoog tijd dat hij een officiële naam krijgt.
Na de ontdekking werd de middellijn van de ijsdwerg geschat op 1280 kilometer. Nieuwe metingen van de Amerikaanse ruimtetelescoop Kepler en de Europese infraroodruimtetelescoop Herschel wijzen nu echter op veel grotere afmetingen. De grootte van een hemellichaam kan bepaald worden door een goede vergelijking te maken tussen de hoeveelheid gereflecteerd zonlicht en de hoeveelheid gereflecteerde infrarode straling. De nieuwe metingen zijn gepubliceerd in Astronomical Journal.
Uit de Keplermetingen blijkt ook dat 2007 OR10 heel traag om zijn as draait: eens in de 45 uur. Bovendien volgt uit de gemeten helderheid en de nieuwe bepaling voor de middellijn dat het oppervlak heel donker moet zijn - mogelijk is het bedekt met bevoren methaan, kooldioxide en stikstof.
De lange as van de langgerekte dwergplaneet Haumea meet 1920 kilometer, maar langs zijn korte as gemeten is Haumea slechts 990 kilometer groot. Daarmee is het volume toch kleiner dan dat van 2007 OR10. Alleen de dwergplaneten Eris (middellijn 2326 kilometer) en Pluto (2374 kilometer) zijn nóg groter. 2007 OR10 is nu het grootste hemellichaam in het zonnestelsel dat nog geen officiële naam heeft. (GS)
→ 2007 OR10: Largest Unnamed World in the Solar System
4 mei 2016
Als het om de interactie met de zonnewind gaat, houdt de dwergplaneet Pluto het midden tussen een planeet en een komeet. Dat blijkt uit een analyse van gegevens, in juli 2015 verzameld door de ruimtesonde New Horizons, die vandaag in Journal of Geophysical Research - Space Physics is gepubliceerd. De zonnewind bestaat uit geladen deeltjes – voornamelijk elektronen en protonen - die met snelheden van meer dan een miljoen kilometer per uur door de zon worden uitgestoten. Alle hemellichamen van ons zonnestelsel hebben ermee te maken. Voordat New Horizons een kortstondig bezoek aan Pluto bracht, gingen de meeste wetenschappers ervan uit dat de dwergplaneet als een komeet op de zonnewind zou reageren. Wanneer de zonnewind een komeet tegenkomt, wordt hij geleidelijk afgeremd door de ionen – elektrisch geladen atomen – die in de wijde omgeving van kometen te vinden zijn. Bij een planeet als Mars of Venus wordt de deeltjesstroom abrupt om de planeet heen geleid. Tot verrassing van de onderzoekers gebeurt dat laatste ook bij Pluto. Dat is opmerkelijk, omdat werd aangenomen dat de dwergplaneet onvoldoende aantrekkingskracht heeft om zo veel zware ionen in zijn atmosfeer vast te houden dat hij een obstakel zou kunnen vormen voor de zonnewind. (EE)
→ Pluto’s Interactions With The Solar Wind Are Unique
3 mei 2016
Theoretici van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics hebben veel moeite om het bestaan van de hypothetische Planeet Negen in ons zonnestelsel te verklaren.
Uit de eigenschappen van de banen van sommige ijsdwergen - kleine bevroren hemellichamen ver buiten de baan van Neptunus - concludeerden Californische astronomen eerder dit jaar dat zich op zeer grote afstand van de zon vermoedelijk een grote, zware, tot nu toe onbekende planeet bevindt. Maar hoe die dan in zijn huidige wijde, excentrische omloopbaan terecht is gekomen, blijft een raadsel, zo schrijven de Harvard-astronomen in drie artikelen in The Astrophysical Journal.
Met behulp van gedetailleerde computersimulaties bestudeerden ze verschillende scenario's voor de oorsprong van Planeet Negen. Zo zou hij door een passerende ster uit de meer naar binnen gelegen delen van het zonnestelsel weggetrokken kunnen zijn. Het is ook mogelijk dat hij veel dichter bij de zon is ontstaan, en pas later naar buiten migreerde als gevolg van zwaartekrachtstoringen van andere reuzenplaneten. Tot slot is het denkbaar dat Planeet Negen ooit rond een andere ster draaide - of misschien zelfs een 'weesplaneet' was, zonder moederster - en door de zwaartekracht van de zon werd 'ingevangen'.
Uit de computersimulaties blijkt echter dat vrijwel al deze scenario's uiterst onwaarschijnlijk zijn. Vermoedelijk kan het raadsel pas worden opgelost als de hypothetische planeet daadwerkelijk wordt ontdekt, zodat zijn eigenschappen bestudeerd kunnen worden. Daaruit kan mogelijkerwijs informatie worden afgeleid over het gebied waar hij is ontstaan. (GS)
→ Planet Nine: A World That Shouldn't Exist
26 april 2016
De ijzige dwergplaneet Makemake heeft een maan. Makemake (genoemd naar de scheppingsgod van de oorspronkelijke bewoners van Paaseiland) is een van de grootste ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus. Hij werd in 2005 ontdekt. Vanwege zijn afmetingen (de middellijn bedraagt ca. 1400 km) is hij - net als de grote ijsdwergen Pluto, Eris en Haumea - officieel als dwergplaneet geclassificeerd (de vijfde dwergplaneet in ons zonnestelsel is Ceres, het grootste object in de planetoïdengordel tussen de banen van Mars en Jupiter). Makemake valt op door zijn heldere oppervlak, dat vermoedelijk bedekt is met ijs.
Op foto's die vorig jaar gemaakt zijn door de Wide Field Camera 3 van de Hubble Space Telescope is nu een maantje ontdekt, dat de voorlopige aanduiding S/2015 (136472)1 heeft gekregen. Het maantje heeft naar schatting een middellijn van 150 kilometer en bevindt zich op een afstand van minstens 20.000 kilometer van Makemake; de omlooptijd bedraagt dan minstens 12 dagen. Opmerkelijk is dat het maantje een veel donkerder oppervlak heeft.
Ook de dwergplaneet Eris heeft een maan; Haumea heeft er twee, en Pluto zelfs vijf (de grote maan Charon en vier veel kleinere maantjes). Zulke manen kunnen zijn ontstaan bij een botsing van het moederlichaam met een andere, kleinere ijsdwerg, of het kan om 'ingevangen' objecten gaan.
De ontdekking van het maantje van Makemake maakt het mogelijk om de massa en daarmee de dichtheid en de samenstelling van de dwergplaneet te bepalen. Op die manier hopen planeetonderzoekers te ontdekken of Makemake qua inwendige opbouw meer op Pluto of meer op Eris lijkt - Eris is vrijwel even groot als Pluto, maar is veel zwaarder en bestaat dus voor een minder groot deel uit ijs. (GS)
→ Hubble Discovers Moon Orbiting the Dwarf Planet Makemake
26 april 2016
De hypothetische 'Planet Nine' in de buitendelen van ons zonnestelsel kan misschien gedetecteerd worden met telescopen die ontwikkeld zijn voor onderzoek aan de kosmische achtergrondstraling - de 'echo' van de oerknal. Dat schrijven Canadese onderzoekers in The Astrophysical Journal.
Amerikaanse sterrenkundigen opperden eerder dit jaar het bestaan van een grote, zware planeet op zeer grote afstand van de zon. De aanwezigheid van die 'Planet Nine' zou een sluitende verklaring kunnen bieden voor de baaneigenschappen van een aantal kleine, bevroren hemellichamen (ijsdwergen) buiten de baan van Neptunus. Uit computersimulaties blijkt dat Planet Nine, als hij bestaat, naar schatting 10 maal zo zwaar is als de aarde en dat hij zich momenteel op een afstand van ruim honderd miljard kilometer van de zon bevindt.
Met gewone telescopen is zo'n koud, donker hemellichaam nauwelijks te vinden. Maar volgens Nicolas Cowan van de McGill University en zijn collega's is Planet Nine misschien wel zichtbaar voor telescopen die zijn ontworpen om metingen te doen aan de kosmische achtergrondstraling, op golflengten van ca. 1 millimeter.
De astronomen rekenen voor dat Planet Nine een temperatuur zal hebben van 30 tot 50 graden boven het absolute nulpunt (tussen de 240 en 220 graden onder nul). Objecten met die temperatuur zenden zogeheten submillimeterstraling uit. Precies in datzelfde golflengtegebied wordt ook de kosmische achtergrondstraling onderzocht - het afgekoelde restant van de straling die tijdens de oerknalfase van het heelal is uitgezonden.
Grote 'oerknaltelescopen' zoals de South Pole Telescope en de Atacama Cosmology Telescope zouden in staat moeten zijn om Planet Nine waar te nemen als een kleine puntvormige stralingsbron die in de loop van een jaar een piepklein beetje heen en weer schommelt als gevolg van de draaiing van de aarde om de zon. (GS)
→ Can CMB Experiments Find Planet Nine?
19 april 2016
De Amerikaanse ruimtesonde Dawn heeft nieuwe opnamen gemaakt van kraters op het oppervlak van de dwergplaneet Ceres. Dawn draait momenteel in een zeer lage baan rond Ceres, op een hoogte van slechts 385 kilometer. Om verschillen in oppervlaktesamenstelling duidelijk zichtbaar te maken, zijn de kleuren op de opnamen versterkt. Op die manier is te zien dat zich rond de 34 kilometer grote krater Haulani blauwachtig materiaal bevindt. De precieze samenstelling en herkomst daarvan is nog een raadsel. Ook bij andere kraters op Ceres is blauwachtig materiaal gevonden. Haulani is een relatief jonge inslagkrater; op de kraterbodem komen vrijwel geen kleinere kratertjes voor. De onderzoeksmissie van Dawn komt deze zomer ten einde. (GS)
→ New Ceres Images Show Bright Craters
8 april 2016
In tegenstelling tot recente berichten, vertoont de baanbeweging van ruimtesonde Cassini, die om de planeet Saturnus draait, geen onverklaarbare afwijkingen. Dat melden deskundigen van het NASA’s Jet Propulsion Laboratory in Pasadena, Californië. De afgelopen week gonsde het van de geruchten dat een geheimzinnige anomalie in de baanbeweging van Cassini het gevolg zou kunnen zijn van de zwaartekrachtsaantrekking van een zware planeet in het buitengebied van ons zonnestelsel. Dat zou het opsporen van deze vermeende ‘planeet 9’, waarvan het bestaan op andere gronden in januari van dit jaar is voorspeld, enorm vergemakkelijken.
Volgens de NASA-deskundigen is het best mogelijk dat planeet 9 bestaat, en dat hij ooit zal worden opgespoord. Maar Cassini kan daarbij niet van dienst zijn: sinds deze in 2004 bij Saturnus aankwam zijn namelijk geen onverklaarbare afwijkingen in zijn omloopbaan geconstateerd. (EE)
→ Saturn Spacecraft Not Affected by Hypothetical Planet 9
22 maart 2016
Op de 47ste jaarlijkse Lunar and Planetary Science Conference in Texas hebben wetenschappers nieuwe opnamen gepresenteerd van de dwergplaneet Ceres. De beelden zijn gemaakt door de ruimtesonde Dawn, die inmiddels op een hoogte van nog geen 400 kilometer om Ceres cirkelt. Een van de speerpunten van het onderzoek is nog steeds de 92 kilometer grote inslagkrater Occator. Uit de nieuwe beelden blijkt dat zich in het heldere centrum van deze krater een koepelberg bevindt. Langs de randen van deze berg zijn tal van breuken te zien. Volgens de wetenschappers die de Dawn-beelden analyseren wijzen de nieuwe beelden op recente geologische activiteit. Maar een echte verklaring voor het ontstaan van de koepelberg is er nog niet. De wetenschappers hebben ook een nieuwe kleurenkaart van het oppervlak van Ceres gepresenteerd, die de diversiteit aan oppervlaktematerialen en hun relatie met de verschillende oppervlaktestructuren toont. De oorzaak van de kleurvariaties wordt gezocht bij de vele inslagen die de dwergplaneet hebben geteisterd. Daarbij zou zich ijshoudend materiaal uit diepere lagen over het oppervlak van Ceres hebben verspreid. Dat versterkt het vermoeden dat er onder het Ceres-oppervlak flinke hoeveelheden ijs verborgen liggen. Een andere aanwijzing in die richting zijn de gegevens van de gamma- en neutronendetector van Dawn, die sinds december metingen doet. De meetresultaten wijzen erop dat het bevroren water aan de polen van de dwergplaneet dichter onder het oppervlak ligt dan aan de evenaar. (EE)
→ Bright Spots and Color Differences Revealed on Ceres
17 maart 2016
Het wetenschappelijke tijdschrift Science pakt deze week uit met vijf artikelen over de dwergplaneet Pluto en zijn manen. Het betreft onderzoeksresultaten die gebaseerd zijn op gegevens van de ruimtesonde New Horizons, die op 14 juli vorig jaar dicht langs Pluto scheerde. Drie van de artikelen gaan over de manen van de dwergplaneet. Tot nu toe gingen wetenschappers ervan uit dat de vier kleine manen van Pluto ‘afval’ zijn dat is achtergebleven na de inslag waarbij de grote maan Charon is ontstaan. Maar de gegevens die New Horizons heeft verzameld, lijken daarmee in strijd te zijn. Als bovenstaand scenario zou kloppen, zouden de vier maantjes – Styx, Nix, Kerberos en Hydra – sterke overeenkomsten met Charon moeten vertonen. In plaats daarvan zijn hun oppervlakken veel helderder en ouder dan die van hun grote soortgenoot. Ook de rotatie-eigenschappen van de maantjes zijn merkwaardig. Ze wentelen snel om assen die scheef staan. Normaal gesproken zouden de getijdenkrachten van Pluto die aswenteling allang moeten hebben vertraagd en de rotatie-as weer rechtop moeten hebben gezet. Planeetwetenschappers vermoeden nu dat de kleine maantjes door latere botsingen zo scheef zijn komen te staan. Ook de verschillen tussen Pluto en Charon zijn groot. Anders dan het oppervlak van Pluto, dat tekenen van recente geologische activiteit vertoont, is dat van Charon heel oud en uniform. Het is bedekt met waterijs dat geringe hoeveelheden ammoniak bevat. De beide overige Science-artikelen behandelen de atmosfeer van Pluto, die kouder en ‘compacter’ is dan verwacht, en de interactie tussen Pluto en de zonnewind. (EE)
→ Pluto Reveals More Secrets
16 maart 2016
De heldere vlekken op het oppervlak van de dwergplaneet Ceres zijn ook waarneembaar vanaf de aarde. Dat blijkt uit waarnemingen met de HARPS-spectrograaf van de ESO-sterrenwacht op La Silla in Chili, waarvan de resultaten in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society zijn verschenen. Ceres is vanaf de aarde gezien nauwelijks meer dan een stipje licht. De heldere vlekken op zijn oppervlak, die vorig jaar door de ruimtesonde Dawn zijn ontdekt, zijn hier vandaan dus niet rechtstreeks waarneembaar. Maar door de draaiing van de dwergplaneet schuiven deze vlekken vanaf de aarde gezien voortdurend in en uit beeld. Hierdoor vertoont het licht van Ceres regelmatige dagelijkse veranderingen. Uit de HARPS-waarnemingen blijkt dat het schijnsel van de dwergplaneet naast die verwachte dagelijkse regelmaat ook kleinere variaties vertoont. Deze laatste wijzen erop dat de vlekken in de loop van de dag van helderheid veranderen. Waarschijnlijk komt dit doordat het materiaal waaruit de vlekken bestaan in de warme gloed van de zon (deels) verdampt. Wanneer bijvoorbeeld de vlekken in de krater Occator door de zon worden beschenen, ontstaan pluimen van damp die veel zonlicht weerkaatsen. Deze pluimen vervliegen vervolgens snel, waardoor hun licht-weerkaatsende vermogen afneemt, en veroorzaken zo de waargenomen veranderingen. Dit effect varieert echter van nacht tot nacht, wat in willekeurige variaties op zowel korte als langere tijdschalen resulteert. Bekend is dat Ceres veel water bevat, maar of de heldere vlekken daarmee verband houden is nog onduidelijk. Ook is onbekend welke energiebron het voortdurende weglekken van materiaal uit Ceres aandrijft. (EE)
→ Heldere vlekken op Ceres vertonen onverwachte veranderingen
7 maart 2016
NASA-ruimtesonde Dawn, die sinds een jaar om de dwergplaneet Ceres cirkelt, heeft nieuwe opnamen gemaakt van de berg Ahuna Mons. De berg die op eerdere opnamen – vanaf grotere afstand – aan een piramide deed denken, blijkt meer op een koepel met steile wanden te lijken. De opnamen laten zien dat sommige van de hellingen van Ahuna Mons helderder zijn dan andere. De afgelopen tijd zijn meer bergen ontdekt op Ceres, maar geen ervan is zo hoog als Ahuna Mons. Deze laatste steekt gemiddeld vier kilometer boven zijn omgeving uit – iets minder ver dan eerdere schattingen aangaven. Wetenschappers hebben nog geen idee hoe deze grote ‘puist’ op Ceres is ontstaan. Tijdens de 47ste Lunar and Planetary Science Conference, die over twee weken in Texas wordt gehouden, zullen onderzoekers nieuwe opnamen van en inzichten over Ceres presenteren. (EE)
→ Dawn's First Year at Ceres: A Mountain Emerges
23 februari 2016
Vorige maand kondigden Amerikaanse astronomen aan dat er in de verre buitenwijken van ons zonnestelsel wellicht nog een flinke planeet schuilgaat. De zoektocht naar deze vermeende ‘planeet 9’ wordt bemoeilijkt doordat het hemelgebied waar deze zich zou kunnen bevinden enorm groot is. Maar dankzij Franse wetenschappers is het een stuk kleiner geworden. De wetenschappers hebben berekend welke invloed een negende planeet zou hebben op de bewegingen van de overige planeten. De resultaten van die modelberekeningen zijn vervolgens vergeleken met een nauwkeurige analyse van de baanbeweging van de planeet Saturnus, gebaseerd op gegevens van de ruimtesonde Cassini die om Saturnus cirkelt. Volgens de eerste inschattingen zou planeet 9 ongeveer tien keer zo zwaar zijn als de aarde en in een langgerekte, schuine baan om de zon draaien. In het verste deel van die baan zou de planeet hoe dan ook te ver weg zijn om te kunnen worden opgespoord. Bevindt hij zich dichterbij, dan zou hij onder meer de baanbeweging van Saturnus kunnen verstoren. Met behulp van de Cassini-gegevens hebben de Franse wetenschappers het hemelgebied waar de negende planeet zich zou kunnen ophouden ongeveer gehalveerd. Een verdere aanscherping is mogelijk als de missie van Cassini niet – zoals gepland – in 2017 wordt afgesloten, maar pas in 2020. Ook gegevens van de ruimtesonde Juno, die binnenkort bij Jupiter aankomt, kunnen een kleine bijdrage leveren. Naar verwachting zal de zoektocht naar planeet 9, ondanks de verkleining van het zoekgebied, overigens nog vele jaren kunnen gaan duren. (EE)
→ Search narrows for Planet Nine
18 februari 2016
Opnamen van de ruimtesonde New Horizons wijzen erop dat de grote Plutomaan Charon ooit een ondergrondse oceaan had die lang geleden al bevroren is. Doordat ijs meer plek inneemt dan water, is de korst van de maan op grote schaal naar buiten gedrukt, opgerekt en gebarsten. De wetenschappers van de New Horizons-missie vergelijken Charon dan ook met strip- en filmheld ‘de Hulk’. De buitenste laag van Charon bestaat hoofdzakelijk uit waterijs. Toen deze maan nog jong was, werd deze laag warm gehouden door het verval van radioactieve elementen en door de inwendige warmte die Charon bij zijn ontstaan had meegekregen. Volgens de wetenschappers kan Charon destijds warm genoeg zijn geweest om een ondergrondse oceaan van vloeibaar water in stand te houden. Uiteindelijk is Charon echter zo ver afgekoeld, dat de oceaan bevroor en uitzette. (EE)
→ Pluto’s ‘Hulk-like’ Moon Charon: A Possible Ancient Ocean?
29 januari 2016
Het Amerikaanse ruimteagentschap NASA heeft een nieuwe animatie gepresenteerd, waarin een vlucht boven het oppervlak van de dwergplaneet Ceres wordt gesimuleerd. Voor deze animatie zijn opnamen gebruikt die tussen augustus en oktober 2015 door de ruimtesonde Dawn zijn gemaakt. De bijna vier minuten durende video toont Ceres in aangedikte kleuren. Dat is gedaan om de verschillen tussen de oppervlaktematerialen te verduidelijken. Wetenschappers gaan ervan uit dat gebieden die een blauwe gloed vertonen uit ‘verser’ materiaal bestaan. Dawn is de eerste ruimtesonde die een bezoek brengt aan Ceres – het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel tussen de planeten Mars en Jupiter. De ruimtesonde kwam in maart 2015 aan bij Ceres en cirkelt daar nu op een hoogte van slechts 385 kilometer omheen. De beelden die voor de animatie zijn gebruikt, zijn gemaakt van een hoogte van ongeveer 1450 kilometer. (EE)
→ New Animation Takes a Colorful Flight Over Ceres
28 januari 2016
Aan het oppervlak van Pluto ligt meer waterijs dan tot nu toe werd gedacht. Dat blijkt uit nieuwe gegevens van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizon, die in juli vorig jaar dicht langs het oppervlak van deze dwergplaneet scheerde. De gegevens zijn afkomstig van het meetinstrument LEISA dat infraroodwaarnemingen van Pluto heeft gedaan. Op basis van die waarnemingen is een nieuwe ’valse kleuren’-kaart van de dwergplaneet gemaakt, waarop te zien is waar het meeste waterijs te vinden is. De nieuwe kaart is nauwkeuriger dan de versie die eerder is gepubliceerd. Desondanks vertonen Sputnik Planum – de grote hartvormige vlakte op Pluto – en het noordelijke Lowell-gebied nog steeds vrijwel geen sporen van waterijs. Volgens NASA wijst dit erop dat de eigenlijke ijskorst van Pluto hier bedolven is door een dikke laag van andere ijssoorten, zoals methaan, stikstof en koolstofmonoxide. (EE)
→ Pluto’s Widespread Water Ice
20 januari 2016
Twee astronomen van het California Institute of Technology denken een verklaring te hebben gevonden voor de bijzondere baaneigenschappen van een aantal objecten in de Kuipergordel – de ring van ijzig planetair puin voorbij de baan van de planeet Neptunus. Computersimulaties wijzen erop dat er ver voorbij die gordel nog wel eens een forse planeet zou kunnen zijn. Uit nieuw onderzoek blijkt dat de langgerekte omloopbanen van een kleine categorie van verre Kuipergordelobjecten netjes dezelfde kant op wijzen. Dat zou natuurlijk toeval kunnen zijn, maar volgens Konstantin Batygin en Michael Brown is het denkbaar dat die eensgezindheid wordt veroorzaakt door een verre planeet. Om die hypothese te toetsen, hebben de astronomen computersimulaties uitgevoerd. Het resultaat van deze berekeningen is dat zich in de verre buitenwijken van ons zonnestelsel een Neptunus-achtige planeet zou kunnen bevinden. Jammer genoeg valt er verder niet veel concreets over die planeet te zeggen. De modellen laten ruimte voor allerlei combinaties van massa, baanvorm en gemiddelde afstand tot de zon. Een van de mogelijkheden is dat het hemellichaam tien keer zoveel massa heeft als de aarde en een langgerekte baan volgt die hem nooit dichter bij de zon brengt dan 280 astronomische eenheden (zeven keer de afstand zon-Neptunus). Batygin en Brown benadrukken dat het om voorlopige onderzoeksresultaten gaat. Het is dus voorbarig om van de ontdekking van de negende planeet van ons zonnestelsel te spreken. Toch speculeren ze al over de mogelijkheid dat de vermeende planeet gewoon in ons deel van het zonnestelsel is ontstaan. Zwaartekrachtsinteracties met de zwaardere planeten Jupiter en Saturnus zouden ertoe hebben geleid dat hij naar het ’Siberië’ van ons zonnestelsel is verbannen. (EE)
→ A Ninth Planet in Our Solar System?
12 januari 2016
NASA heeft nieuwe detailrijke foto’s gepresenteerd van de dwergplaneet Ceres. De opnamen zijn gemaakt door de ruimtesonde Dawn, die momenteel op een hoogte van minder dan 400 kilometer om Ceres cirkelt. Een van de opvallendste foto’s is die van de jonge inslagkrater Kupalo. De rand van de krater vertoont een aantal heldere sporen, die doen denken aan de ‘witte’ plekken die elders op het oppervlak van Ceres zijn ontdekt. Aangenomen wordt dat het zoutafzettingen zijn. Dawn onderzoekt de dwergplaneet niet alleen met haar camera, maar ook met andere meetinstrumenten. Wetenschappers kijken vooral uit naar de resultaten van de medio december ingeschakelde GRaND-detector, die gammastraling en neutronen detecteert. Deze metingen moeten uitsluitsel geven over de chemische samenstelling van het Ceres-oppervlak. (EE)
→ New Details on Ceres Seen in Dawn Images
22 december 2015
De Amerikaanse ruimtesonde Dawn heeft nieuwe gedetailleerde foto's van het oppervlak van de dwergplaneet Ceres gemaakt. Dawn kwam in maart 2015 bij Ceres aan, en draait sinds kort in een lage omloopbaan op een gemiddelde hoogte van slechts 385 kilometer. De nieuwe foto's, gemaakt op 10 december, laten details van slechts enkele tientallen meters groot zien.
Ceres, met een middellijn van 940 kilometer het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel, blijkt niet alleen veel inslagkraters aan het oppervlak te hebben, maar ook tektonische structuren en kraterketens zoals Gerber Catena. De oorsprong daarvan is nog niet duidelijk; vermoedelijk heeft Ceres ondanks zijn geringe afmetingen toch een gecompliceerde geologische geschiedenis. (GS)
→ Lowdown on Ceres: Images From Dawn's Closest Orbit
11 december 2015
Twee teams van astronomen – het ene (grotendeels) uit Mexico, het andere uit Zweden – zeggen een opmerkelijke ontdekking te hebben gedaan: een groot object in het buitengebied van ons zonnestelsel. Voor alle duidelijkheid: het gaat om twee verschillende objecten. Beide teams baseren zich op gegevens van de (sub)millimetertelescoop ALMA, in het noorden van Chili. Het ene object werd ontdekt in het sterrenbeeld Arend, het andere in Centaurus – niet ver van de nabije ster Alfa Centauri. Hoewel beide objecten slechts tweemaal zijn waargenomen, gaan de ontdekkers ervan uit dat het om objecten gaat die tot ons zonnestelsel behoren of zich daar vlak buiten bevinden. Hoe ver de vermeende hemellichamen van ons verwijderd zijn, is nog onduidelijk. Het Mexicaanse object zou een verre ijsdwerg kunnen zijn, maar ook een (nog verdere) ’superaarde’ of zelfs een (nog veel verdere) koele bruine dwerg. Het Zweedse object, dat de voorlopige naam ‘Gna’ heeft gekregen, kan een enkele honderden kilometers grote ijsdwerg binnen de baan van Neptunus zijn of een forse planeet aan de rand van het zonnestelsel. In de astronomische wereld wordt sceptisch gereageerd op de beide ontdekkingen. Volgens sommigen is het zelfs maar de vraag of er daadwerkelijk iets gedetecteerd is: het zou ook om random bliepjes of ruis kunnen gaan. Vervolgwaarnemingen zullen daar uitsluitsel over kunnen geven. Wordt vervolgd dus. (EE)
→ Report of discovery of large object in far outer edges of solar system incites skeptical reactions
9 december 2015
Het raadsel van de heldere vlekken op het oppervlak van de dwergplaneet Ceres lijkt opgelost: ze bestaan niet uit ijs, maar uit sulfaatzout. Daarvoor in de plaats is echter een nieuw raadsel gekomen: de rest van het oppervlak is rijk aan mineralen die eigenlijk niet thuishoren in de planetoïdengordel waar Ceres deel van uitmaakt (Nature, 10 december). Een en ander blijkt uit metingen die gedaan zijn met een instrument van de NASA-ruimtesonde Dawn, die sinds maart van dit jaar om Ceres cirkelt. Al vóór aankomst bij de dwergplaneet werden op opnamen van Dawn een paar opvallend heldere vlekken ontdekt. Uiteindelijk blijken het er meer dan 130 te zijn. Een analyse van het licht dat de vlekken weerkaatsen laat zien dat het heldere materiaal waarschijnlijk bestaat uit waterhoudend magnesiumsulfaat. Volgens de wetenschappers die de analyse hebben gedaan, zijn de vlekken overblijfselen van gebieden waar zout waterijs is gesublimeerd (verdampt). Dat ijs bevindt zich normaal gesproken onder het pikzwarte oppervlak van Ceres, maar is waarschijnlijk door inslagen van kleine planetoïden bloot komen te liggen. Op één plek is dat sublimatieproces mogelijk waargenomen: in de grote krater Occator, die de allerhelderste plekken vertoont. Boven die plekken ontstaat bij zonsopkomst een ijle nevel van stof- en ijsdeeltjes. Deze deeltjes zijn vermoedelijk ‘opgetild’ door waterdamp die uit het inwendige van Ceres komt. Bij het tweede onderzoek dat op Dawn-metingen is gebaseerd, is vastgesteld dat het oppervlak van Ceres rijk is aan ammoniak-rijke kleimineralen. Dat kan betekenen dat Ceres niet in de planetoïdengordel tussen Mars en Jupiter is ontstaan, maar ergens voorbij de baan van Neptunus. Op de huidige lokatie van de dwergplaneet is het namelijk te warm voor ammoniakijs, en kunnen zich niet gemakkelijk ammoniakhoudende mineralen vormen. Een andere mogelijkheid is dat er vóór de geboorte van Ceres materiaal vanuit de buitenwijken van ons zonnestelsel in de planetoïdengordel is terechtgekomen. (EE)
→ New Clues to Ceres' Bright Spots and Origins
4 december 2015
Op de nieuwste foto's van de verre, koude dwergplaneet Pluto zijn details van minder dan honderd meter groot te zien. De foto's zijn vandaag gepresenteerd door de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA. Ze werden op 14 juli gemaakt door de LORRI-camera van de ruimtesonde New Horizons, toen die op kleine afstand langs Pluto scheerde. Het zijn de scherpste foto's die door New Horizons zijn gemaakt. De komende tijd volgen nog meer haarscherpe opnamen - als gevolg van de trage datatransmissie duurt het maanden voordat alle foto's en meetgegevens naar de aarde zijn doorgeseind.
De gedetailleerde (zwartwit-)foto's vormen tezamen een langgerekte strip van ca. 80 kilometer breed en ruim tien keer zo lang. Het hier afgebeelde deel toont de rand van de grote vlakte Sputnik Planum (die vermoedelijk uit bevroren stikstof bestaat); het berglandschap (informeel het al-Idrisi-gebergte genoemd) bestaat uit stijf bevroren water. Elders zijn inslagkraters in beeld gebracht die laten zien dat de korst van Pluto hier en daar een gelaagde structuur heeft. Een volledige wetenschappelijke analyse van de New Horizons-foto zal vermoedelijk nog vele maanden in beslag nemen. (GS)
→ New Horizons Returns First of the Best Images of Pluto
20 november 2015
NASA heeft een compositiefoto gepresenteerd waarop, aan de hand van opnamen van de ruimtesonde New Horizons, een volledige aswenteling van Pluto te zien is. De tien foto’s laten de dwergplaneet dus van alle kanten zien. De opnamen zijn gemaakt tussen 7 en 13 juli van dit jaar, kort voordat New Horizons dicht langs Pluto scheerde. Door het grote tijdsinterval zijn de foto’s niet allemaal even detailrijk. De eerste beelden zijn gemaakt van een afstand van 8 miljoen kilometer, de laatste van 645.000 kilometer. Ook van de grote Plutomaan Charon is zo’n fotocollage gemaakt. Net als Pluto doet Charon ruim zes dagen over één aswenteling. Anders gezegd: op beide hemellichamen duurt de dag bijna net zo lang als een week op aarde. (EE)
→ A Day on Pluto, a Day on Charon
30 oktober 2015
Wetenschappers hebben op het oppervlak van de grote Plutomaan Charon een krater ontdekt die sterk verschilt van naburige kraters. Het infraroodspectrum van de krater, die voorlopig ‘Organa’ wordt genoemd, vertoont de kenmerken van bevroren ammoniak. De naburige krater ’Skywalker’ daarentegen wordt, net als de overige kraters op Charon, gedomineerd door ‘gewoon’ waterijs. De vraag is nu waarom twee kraters die zoveel op elkaar lijken, en zo dicht bij elkaar liggen, qua samenstelling zo sterk van elkaar kunnen verschillen. Een van de mogelijkheden is dat Organa jonger is dan de overige kraters. Of misschien is bij de inslag toevallig een voorraad ammoniakijs ‘aangeboord’. Ook is het denkbaar dat het inslaande object zelf veel ammoniak bevatte. (EE)
→ The Youngest Crater On Charon?
23 oktober 2015
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons heeft deze week de eerste foto’s van het Plutomaantje Kerberos naar de aarde gezonden. Daarmee is nu van alle vijf de Plutomanen beeldmateriaal beschikbaar. Uit de nieuwe foto’s blijkt dat Kerberos veel kleiner is dan wetenschappers verwachtten. Zijn oppervlak is zo helder, dat het ongeveer 50 procent van het ontvangen zonlicht weerkaatst. Dat wijst er sterk op dat Kerberos, net als de drie andere kleine Plutomanen, met relatief schoon waterijs bedekt is. Kerberos werd in 2011 ontdekt met de Hubble-ruimtetelescoop. Op basis van de zwaartekrachtsinvloed die hij op de andere Plutomaantjes uitoefende, werd ervan uitgegaan dat hij vrij groot moest zijn: iets van 13 bij 34 kilometer. En gezien het feit dat hij tamelijk lichtzwak is, zou dat hebben betekend dat zijn oppervlak met donker materiaal bedekt is. Dat blijkt niet te kloppen. Zoals gezegd, is het oppervlak van Kerberos juist heel helder. Bovendien laten de nieuwe foto’s zien dat hij uit twee lobben bestaat, waarvan de grootste slechts acht kilometer groot is. De kleinste meet vijf kilometer. Vermoed wordt dat die twee lobben ooit afzonderlijke brokstukken waren. Onduidelijk is nog waarom de voorspelling van de grootte van Kerberos er zo ver naast zat. Ondertussen heeft New Horizons de eerste van vier koerswijzigingen gemaakt die nodig zijn om hem over ruim drie jaar in de buurt te brengen van het kleine Kuipergordelobject 2014 MU69. De drie overige koerscorrecties staan gepland voor 25 en 28 oktober en 4 november. (EE)
→ Last of Pluto’s Moons – Mysterious Kerberos – Revealed by New Horizons
15 oktober 2015
In het nieuwste nummer van het wetenschappelijke tijdschrift Science (16 oktober) geven wetenschappers hun kijk op de eerste onderzoeksresultaten van de ruimtesonde New Horizons, die op 14 juli van dit jaar langs Pluto scheerde. In het artikel wordt onder meer een analyse gegeven van het gevarieerde ijslandschap van de dwergplaneet. Ook komen de grote Plutomaan Charon en de twee kleine maantjes Nix en Hydra aan bod. Uit kleuropnamen van Pluto blijkt dat het ijzige oppervlak van de dwergplaneet aanzienlijke kleurverschillen vertoont. De gebieden rond de evenaar zijn vrij donker en rood van tint, terwijl de gebieden op hogere breedtegraden helderder en blauwer zijn. Het lijkt er op dat die variaties voor een belangrijk deel kunnen worden toegeschreven aan verschillen in samenstelling van het oppervlakte-ijs. Bevroren methaan, koolstofmonoxide, stikstof, water en andere stoffen, zoals organische moleculen, absorberen licht op verschillende golflengten en verraden op die manier hun aanwezigheid. Zo hebben de wetenschappers onder meer kunnen vaststellen dat de westelijke helft van de grote hartvormige vlakte op Pluto – ‘Tombaugh Regio’ – methaanijs en koolstofmonoxide bevat. De donkerrode gebieden bevatten veel minder van deze vluchtige ijssoorten: hier ligt juist meer bevroren water aan de oppervlakte. De rode tint wordt toegeschreven aan tholines – organische moleculen die ontstaan wanneer mengsels van methaan, stikstof en koolstofmonoxide met energierijke straling worden bestookt. Metingen wijzen erop dat de kleine maantjes Nix en Hydra met helder waterijs zijn bedekt. Dat is opmerkelijk, omdat er vooraf op was gerekend dat hun oppervlakken ten gevolge van meteorietinslagen en kosmische straling donker zouden zijn geworden. Ook de rotatie van de beide maantjes stelt astronomen voor een raadsel: anders dan verwacht wijzen ze niet altijd met dezelfde kant naar Pluto. Mogelijk speelt de aanwezigheid van de grote maan Charon, die samen met Pluto een soort dubbelplaneet vormt, daarbij een rol. Vóór aankomst bij Pluto heeft New Horizons overigens nog gezocht naar maantjes die tot nu toe niet waren opgemerkt. Dat heeft geen nieuwe ontdekkingen opgeleverd: een analyse van het beeldmateriaal laat zien dat Pluto waarschijnlijk niet meer dan vijf manen heeft. Ook zijn geen sporen ontdekt van een eventuele ring van deeltjes om de dwergplaneet. (EE)
→ Just three months after flyby, New Horizons team publishes first research paper presenting numerous Pluto system findings
14 oktober 2015
Met behulp van een reeks ’botsproeven’ hebben wetenschappers van Brown University aangetoond dat de dwergplaneet Ceres een soort dartboard is: objecten die hier neerploffen blijven gemakkelijk ‘plakken’. Dat kan betekenen dat het oppervlak van de Ceres een ratjetoe is van materiaal dat zich hier in de loop van de miljarden jaren heeft verzameld. Ceres is het grootste object in de planetoïdengordel tussen de planeten Mars en Jupiter. De dwergplaneet heeft een opmerkelijk geringe dichtheid, wat erop wijst dat zij uit zeer poreus gesteente bestaat of een grote hoeveelheid waterijs bevat. Met behulp van de ‘Vertical Gun Range’ van NASA’s Ames Research Center hebben de wetenschappers onderzocht wat er gebeurt als een meteoriet op zo’n poreus of ijzig oppervlak inslaat. Bij de proeven fungeerden puimsteen, sneeuw en sneeuw met een dun laagje silicaten als doelwit. Het inslaande projectiel bestond uit een stukje basalt of aluminium. Het resultaat: in alle gevallen blijven grote hoeveelheden van het inslaande materiaal in de buurt van de inslagkrater. Dat geldt met name voor verticale inslagen op een poreuze ijslaag: dan blijft ongeveer driekwart van de massa van het inslaande object achter. Dat resultaat komt als een verrassing. Verwacht werd dat bij de kleine botsingen zoals die in de planetoïdengordel veel voorkomen netto meer materiaal de ruimte in wordt geblazen dan er achterblijft. Maar het lijkt er nu dus op dat er juist materiaal wordt toegevoegd. (EE)
→ What smacks into Ceres stays on Ceres
8 oktober 2015
De eerste kleurenfoto’s van de heiige atmosfeer van Pluto laten zien dat de hemel van de dwergplaneet blauw gekleurd is. De oorzaak van die blauwe tint is dezelfde als die op aarde: de verstrooiing van zonlicht door kleine deeltjes in de atmosfeer. Op aarde komt die verstrooiing echter voor rekening van stikstofmoleculen, terwijl het op Pluto waarschijnlijk om iets grotere, roetachtige deeltjes gaat: zogeheten tholinen. Wetenschappers vermoeden dat die tholinen hoog in de atmosfeer worden gevormd, waar ultraviolet zonlicht stikstof- en methaanmoleculen afbreekt. De ionen die daarbij ontstaan kunnen met elkaar reageren, wat uiteindelijk tot de vorming van complexe organische moleculen leidt. Een soortgelijk proces treedt op in de atmosfeer van de grote Saturnusmaan Titan. Ook blijkt uit gegevens die de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons naar de aarde heeft overgeseind dat er op Pluto talrijke kleine gebieden zijn waar bevroren water aan het oppervlak ligt. Op de meeste plaatsen is dat niet het geval. Dat komt doordat het ‘waterijs’ daar verborgen ligt onder andere, vluchtigere soorten ijs. Waarom er op de ene plek wel water te zien is en elders niet, is nog onbekend. Wel is al duidelijk dat de gebieden waar bevroren water is gedetecteerd een rode tint vertonen. Ook die wordt toegeschreven aan tholinen. (EE)
→ New Horizons Finds Blue Skies and Water Ice on Pluto
1 oktober 2015
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons heeft nieuwe foto's naar de aarde gestuurd van de relatief grote Plutomaan Charon. De opnamen zijn op 14 juli gemaakt, toen New Horizons op kleine afstand langs Pluto en Charon vloog. Charon heeft een middellijn van iets meer dan 1200 kilometer - ruim half zo groot als Pluto. Net als de dwergplaneet zelf bestaat hij voor een belangrijk deel uit ijs.
Op de gedetailleerde foto's is een gigantisch breuksysteem aan de evenaar te zien, minstens vier maal zo lang en hier en daar twee maal zo diep als de Grand Canyon. De vlaktes ten zuiden van het breuksysteem bevatten minder grote kraters en zijn dus jonger dan de gebieden ten noorden ervan. Rond de noordpool is een roodgekleurd gebied zichtbaar - mogelijk een oud inslagbekken (de kleuren op het fotomozaïek zijn overigens enorm 'versterkt').
Wetenschappers denken dat Charon misschien ooit een ondergrondse oceaan heeft gehad. Toen die bevroor (en dus uitzette) zou de korst van de Plutomaan zijn opengebarsten, en trad er grootschalig ijsvulkanisme op. (GS)
→ Pluto’s Big Moon Charon Reveals a Colorful and Violent History
30 september 2015
Op de European Planetary Science Conference 2015 in Nantes (Frankrijk) zijn nieuwe kaarten gepresenteerd van de dwergplaneet Ceres, de grootste planetoïde in het zonnestelsel. Behalve een topografische kaart, waarop hoogteverschillen zichtbaar zijn, is ook een kaart gemaakt die subtiele variaties in oppervlaktesamenstelling in beeld brengt, gebaseerd op waarnemingen op infrarode, rode en blauwe golflengten door de Amerikaanse ruimtesonde Dawn.
De grootteverdeling en de (enigszins onregelmatige) vormen van inslagkraters op Ceres doen sterk denken aan kraters op de ijzige Saturnusmaan Rhea, aldus planeetonderzoekers van het Dawn-project. Dawn ontdekte ook drie uitbarstingen van energierijke elektronen van Ceres, mogelijk indirect veroorzaakt door de wisselwerking van de dwergplaneet met de zonnewind.
Dawn zal in oktober in zijn laagste omloopbaan worden gebracht, op een hoogte van niet meer dan 375 kilometer. Naar verwachting blijft de ruimtesonde tot zomer 2016 operationeel. (GS)
→ Dawn Team Shares New Maps and Insights about Ceres
25 september 2015
Ons zonnestelsel blijkt minder uitzonderlijk te zijn dan soms wordt beweerd. Dat schrijven twee Amerikaanse astronomen in een artikel in The Astrophysical Journal. Rebecca Martin (University of Nevada, Las Vegas) en Mario Livio (Space Telescope Science Institute, Baltimore) vergeleken de eigenschappen van de planeten in ons zonnestelsel met die van de duizenden exoplaneten die de afgelopen twintig jaar zijn ontdekt. Daarbij keken ze naar massa's en dichtheden van de planeten, naar de leeftijden van de planetenstelsels, naar de ligging en afmetingen van de planeetbanen, naar de baanexcentriciteiten en naar het al dan niet voorkomen van 'super-aardes' in planetenstelsels. Als rekening wordt gehouden met selectie-effecten (kleine exoplaneten zijn bijvoorbeeld moeilijker waarneembaar dan grotere), blijkt dat ons planetenstelsel in de meeste opzichten vrij gemiddeld is. Het meest uitzonderlijke is de afwezigheid van superaardes - planeten die tussen 2 en 10 keer zo zwaar zijn als de aarde. Ook bevat het zonnestelsel geen planeten in extreem kleine omloopbanen, maar dat die bij andere sterren wel in grote aantallen zijn gevonden is mogelijk ook een selectie-effect. (GS)
→ How Normal is Our Solar System?
25 september 2015
De nieuwste foto's van Pluto, afgelopen zomer gemaakt door de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, en afgelopen week ontvangen op aarde, laten merkwaardige landschappen zien waarvoor geologen nog geen bevredigende verklaring hebben. Op de extreem gedetailleerde opnamen, die in sommige gevallen details van slechts enkele honderden meters groot, zijn uitgestrekte gebieden te zien die qua structuur meer aan boombast of slangenhuid doen denken dan aan een ijzig landschap. Andere opnamen tonen geïsoleerde ijsbergen in bevroren stikstofvlaktes waar ribbelachtige patronen in te zien zijn - mogelijk een soort sneeuwduinen. Door opnames in zichtbaar licht te combineren met foto's die gemaakt zijn op infrarode golflengten, is een nieuw kleurenbeeld van de dwergplaneet samengesteld - het meest gedetailleerde mozaïek tot nu toe. Ook zijn metingen verricht aan de verdeling van methaanijs op het oppervlak. Die is niet gelijkmatig: methaan komt vooral voor in de helderste gebieden van het Pluto-oppervlak. Er is echter nog niet bekend of methaanijs zich bij voorkeur afzet op terrein met een hoge reflectiviteit, of dat de betreffende gebieden zo helder zijn als gevolg van de aanwezigheid van bevroren methaan. (GS)
→ Perplexing Pluto: New ‘Snakeskin’ Image and More from New Horizons
17 september 2015
Kort na zijn scheervlucht langs Pluto, op 14 juli jl., keek de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons nog eens achterom. Daarbij heeft hij spectaculaire panoramafoto’s gemaakt van de ijzige dwergplaneet. De beelden, die afgelopen weekend naar de aarde zijn overgeseind, doen sterk denken aan de arctische landschappen op onze planeet, compleet met gletsjers. Ook is duidelijk de gelaagde, heiïge atmosfeer van Pluto te zien. De overeenkomsten met de aarde zijn sterker dan waarop vooraf was gerekend. Daarbij moet dan wel worden bedacht dat het ijs op Pluto niet uit bevroren water bestaat, maar uit bevroren gassen zoals stikstof. (EE)
→ Pluto ‘Wows’ in Spectacular New Backlit Panorama
10 september 2015
Sinds afgelopen weekend zendt de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons weer beelden van Pluto naar de aarde. De opnamen zijn gemaakt tijdens de scheervlucht langs de dwergplaneet, op 14 juli jl. Het overzenden van het beeldmateriaal heeft de afgelopen weken stilgelegen, omdat de ruimtesonde druk was met andere taken. De beelden die de laatste dagen zijn overgeseind bevestigen de indruk die al bij het zien van de eerste opnamen was ontstaan. Pluto vertoont een grote verscheidenheid aan landschappen, waaraan allerlei complexe processen ten grondslag liggen. Dat blijft de wetenschappers verbazen, want veel activiteit verwacht je eigenlijk niet op een vrijwel atmosfeerloze dwergplaneet met een temperatuur van meer dan 200 graden onder nul. De nieuwe opnamen tonen mogelijke duinen, gletsjers van stikstofijs en zelfs valleien die uitgesleten lijken te zijn door materiaal dat over het oppervlak van Pluto ‘stroomt’. Ook zijn grote chaotische berglandschappen ontdekt. ‘Het oppervlak van Pluto is net zo complex als dat van Mars,’ aldus geoloog Jeff Moore, die vermoedt dat de willekeurig verdeelde bergen bestaan uit enorme blokken van keihard bevroren water, die op een zachtere ondergrond van bevroren stikstof drijven. De ontdekking van duinen – áls het duinen zijn – is gezien de ijle atmosfeer van Pluto al helemaal verrassend. Het zou kunnen betekenen dat Pluto vroeger een veel dichtere atmosfeer had. Maar het is ook denkbaar dat zich op de ijzige dwergplaneet onvermoede processen afspelen. Behalve nieuwe beelden van Pluto heeft New Horizons ook betere opnamen van de manen Charon, Nix en Hydra overgeseind. Deze zullen in de loop van vandaag (vrijdag) op de onbewerkte-opnamensite van New Horizons worden geplaatst. (EE)
→ New Pluto Images from New Horizons: It’s Complicated
9 september 2015
De Amerikaanse ruimtesonde Dawn heeft nieuwe opnamen gemaakt van de krater Occator op de dwergplaneet Ceres. Het zijn de meest gedetailleerde opnamen tot nu toe, maar het raadsel van de heldere vlekken op de bodem van de krater is nog niet opgelost. Omdat de ’witte vlekken’ zo veel helderder zijn dan de rest van het oppervlak van Ceres, heeft het Dawn-team twee verschillende opnamen tot één foto gecombineerd. De ene is goed belicht voor de heldere plekken, de andere voor het omringende oppervlak. Of de intrigerende structuren uit bevroren water bestaan of – zoals sommige wetenschappers denken – uit zout, is nog steeds onduidelijk. Waarschijnlijk kan daar pas uitsluitsel over worden gekregen als Dawn begin december in een nog veel lagere baan om Ceres cirkelt. Dan wordt ook de gammastraling- en neutronendetector van de ruimtesonde ingeschakeld om de chemische samenstelling op en nabij het oppervlak van de dwergplaneet te bepalen. Aan de hand van de nieuwe beelden, die van een hoogte van 1470 kilometer zijn gemaakt, zijn ook animaties van een virtuele ‘rondvlucht’ boven Occator samengesteld. (EE)
→ Ceres’ Bright Spots Seen in Striking New Detail
28 augustus 2015
NASA heeft de nieuwe mogelijke bestemming geselecteerd voor de ruimtesonde New Horizons. Het is het kleine Kuipergordelobject 2014 MU69, dat anderhalf miljard kilometer voorbij Pluto om de zon cirkelt. Of New Horizons dit nog geen vijftig kilometer grote hemellichaampje ook echt gaat onderzoeken, staat overigens nog niet helemaal vast. Het Amerikaanse ruimteagentschap wil eerst alle voors en tegens van de verlenging van de missie op een rijtje zetten. Dat er al een nieuwe bestemming is gekozen vóórdat überhaupt zeker is dat de missie van New Horizons wordt voortgezet, heeft alles te maken met de baancorrecties die nodig zijn om 2014 MU69 te kunnen bereiken. Dat ‘bijsturen’ moet nog dit jaar gebeuren, omdat de ruimtesonde anders misschien te weinig brandstof heeft om de vervolgmissie te laten slagen. Naar verwachting zal New Horizons op 1 januari 2019 bij 2014 MU69 aankomen. Kleine Kuipergordelobjecten zijn ijzige brokstukken die ruwweg tien keer zo groot zijn als de gemiddelde komeet. Vermoed wordt dat het overblijfselen zijn van de vorming van de verre dwergplaneten van ons zonnestelsel, waaronder Pluto.New Horizons is op dit moment ongeveer vijf miljard kilometer van de aarde verwijderd. Hij moet het overgrote deel van de gegevens die hij tijdens zijn kortstondige bezoek aan Pluto heeft verzameld nog naar de aarde zenden. De laatste bitjes zullen pas eind 2016 binnenkomen. (EE)
→ NASA’s New Horizons Team Selects Potential Kuiper Belt Flyby Target
25 augustus 2015
De Amerikaanse ruimtesonde Dawn heeft een merkwaardige, 6 kilometer hoge, kegelvormige berg gefotografeerd op het zuidelijk halfrond van de dwergplaneet Ceres, het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel tussen de banen van Mars en Jupiter. De berg heeft de bijnaam 'Lonely Mountain' gekregen, naar het Dwergenkoninkrijk in The Lord of the Rings.
Dawn beschrijft momenteel een omloopbaan rond Ceres op een hoogte van 1470 kilometer. Elke elf dagen wordt het oppervlak van de dwergplaneet volledig vastgelegd, met een resolutie (beeldscherpte) van 140 meter. Eind oktober wordt Dawn in een nog lagere omloopbaan gebracht, op een hoogte van slechts 375 kilometer. (GS)
→ Dawn Sends Sharper Scenes from Ceres
18 augustus 2015
Wij hebben het bestaan van planeten zoals de aarde en Jupiter mogelijk te danken aan het zogeheten impulsmoment van het schokfront van een supernova-explosie. Dat concluderen theoretici Alan Boss en Sandra Keiser van het Carnegie Institution for Science in een artikel in The Astrophysical Journal.
Een supernova is de energierijke explosie waarmee een zware ster aan het eind van zijn leven komt. Al geruime tijd is bekend dat de schokgolf van zo'n supernova 4,6 miljard jaar geleden de aanzet heeft gegeven tot de vorming van de zon: als gevolg van de schokgolf begon een naburige interstellaire wolk van gas en stof onder zijn eigen gewicht ineen te storten.
Boss en Keiser verrichtten eerder al modelberekeningen aan de wijze waarop materiaal van de supernova zich zou verdelen over de ineenstortende gas- en stofwolk. Daaruit blijkt dat er op sommige plaatsen 'vingers' van supernova-materiaal kunnen ontstaan die tot diep in de interstellaire wolk doordringen. Op die manier valt de verdeling van radioactieve vervalproducten in het zonnestelsel te verklaren.
Uit recentere simulaties blijkt nu dat diezelfde 'vingers' ook aanleiding gegeven kunnen hebben tot (extra) rotatie van de ineenstortende wolk, dankzij de draaiing (het impulsmoment) van het schokfront. Zonder dat effect zou het overgrote deel van de samentrekkende wolk in de pasgeboren zon zijn verdwenen. Maar wanneer het rotatie-effect van het schokfront in rekening wordt gebracht, ontstaat een roterende wolk van materiaal waaruit in een later stadium planeten kunnen ontstaan. (GS)
→ Solar System formation don’t mean a thing without that spin
28 juli 2015
Op basis van waarnemingen van de Amerikaanse ruimtesonde Dawn is een topografische kaart gemaakt van de dwergplaneet Ceres, met 950 kilometer het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel tussen de banen van Mars en Jupiter. Dawn kwam afgelopen voorjaar aan in een omloopbaan rond Ceres.
De dwergplaneet blijkt een gevarieerde topografie te vertonen, met 15 kilometer grote hoogteverschillen tussen kraterbodems en bergpieken. Volgens het Dawn-team vertoont de topografie van Ceres veel overeenkomsten met die van de ijzige Saturnusmanen Dione en Tethys, die vergelijkbare afmetingen hebben. De metingen ondersteunen de theorie dat de korst van Ceres voornamelijk uit ijs bestaat.
Sommige kraters op Ceres hebben inmiddels officiële namen gekregen. Ceres was de Romeinse godin van de vruchtbaarheid en de landbouw; de kraters op Ceres zijn genoemd naar goden en godinnen uit verschillende culturen die op de een of andere manier geassocieerd zijn met de landbouw.
De grote krater waarin mysterieuze heldere plekken zijn ontdekt (vermoedelijk zeer recente ijsafzettingen) is bijvoorbeeld Occator genoemd, naar een andere Romeinse landbouwgod. Occator is 90 kilometer in middellijn en ongeveer 4 kilometer diep. Eerder werden in Occator aanwijzingen gevonden voor recente geologische activiteit; de heldere ijsgebieden zijn mogelijk afzettingen die ontstaan zijn als gevolg van een soort ijsvulkanisme.
Momenteel beweegt Dawn langzaam maar zeker naar een lagere baan rond Ceres, op een hoogte van midner dan 1500 kilometer. Vanaf half augustus zullen vanuit deze lage baan nieuwe foto's worden gemaakt en metingen worden uitgevoerd. (GS)
→ New Names and Insights at Ceres
24 juli 2015
NASA heeft nieuwe beelden van, en gegevens over, de dwergplaneet Pluto gepresenteerd, die de ruimtesonde New Horizons deze week naar de aarde heeft gezonden. In grote lijnen bevestigen deze de al eerder ontstane indruk dat Pluto een complexe, geologisch actieve wereld is. Een van de opvallende ontdekkingen is dat de luchtdruk op Pluto snel verandert. Metingen van New Horizons wijzen erop dat die luchtdruk de laatste paar jaar is gehalveerd. Mogelijk komt dit doordat Pluto zich geleidelijk van de zon verwijdert, waardoor de temperaturen dalen en steeds meer atmosferisch gas vastvriest aan het oppervlak. De huidige luchtdruk is 100.000 keer zo laag als op aarde. Uit foto’s die New Horizons heeft gemaakt nadat hij Pluto was gepasseerd, en tegen de donkere kant van de dwergplaneet aan keek, blijkt dat de atmosfeer enkele ‘mistlagen’ vertoont. Deze worden veroorzaakt door vrij complexe koolwaterstoffen die op grote hoogte onder invloed van de uv-straling van de zon ontstaan, en vervolgens omlaag dwarrelen. In de lagere, koudere delen van de atmosfeer condenseren ze tot een mist van ijsdeeltjes. Beelden van ’Tombaugh Regio’, de grote hartvormige ijsvlakte op Pluto, laten zien dat het ijs ter plaatse stroomt, ongeveer zoals aardse gletsjers dat doen. Enkele grote kraters langs de randen van de vlakte zijn volgelopen met ijs, en elders is te zien hoe het ijs zich om bergen heen heeft gewurmd. Meer beeldmateriaal, waaronder een nieuwe, scherpere overzichtsfoto van de dwergplaneet en een 'valse kleuren'-opname die de verschillen in de samenstelling van het oppervlaktemateriaal toont, is te vinden op http://www.nasa.gov/mission_pages/newhorizons/images/index.html. Alles bij elkaar is nu ongeveer vijf procent van de gegevens die New Horizons tijdens zijn recente scheervlucht langs Pluto heeft verzameld naar de aarde overgezonden. Tot medio september staat het overseinen van gegevens op een laag pitje, omdat de ruimtesonde dan druk bezig is met het onderzoeken van deeltjes en plasma in de omgeving van Pluto. (EE)
→ NASA’s New Horizons Team Finds Haze, Flowing Ice on Pluto
21 juli 2015
Op de verre dwergplaneet Pluto is een tweede terrein met ijsbergen ontdekt, aan de zuidwestrand van het heldere, hartvormige gebied Tombaugh Regio. De ijsbergen zijn vastgelegd door de LORRI-camera van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons toen die op 14 juli op kleine afstand langs Pluto scheerde. Door de trage gegevensverbinding komen de foto's en meetgegevens slechts 'druppelgewijs' binnen.
Er zijn ook foto's ontvangen van de twee kleine Plutomaantjes Nix en Hydra, die in 2005 werden ontdekt. Nix heeft afmetingen van ca. 42 bij 36 kilometer; Hydra meet 55 bij 40 kilometer. Op Nix lijkt zich een grote inslagkrater met een afwijkende kleur te bevinden.
Op een persconferentie die gepland staat voor vrijdag 24 juli zullen New Horizons-wetenschappers meer resultaten presenteren en de nu gepubliceerde foto's verder duiden.
Dichter bij de zon, tussen de banen van de planeten Mars en Jupiter, doet de eveneens Amerikaanse ruimtesonde Dawn inmiddels al geruime tijd onderzoek aan de dwergplaneet Ceres, het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel. Dawn-onderzoekers hebben vandaag gemeld dat Ceres komeetachtige activiteit vertoont: in de grote krater Occator waarin ook mysterieuze heldere plekken zijn ontdekt (vermoedelijk relatief 'vers' oppervlakteijs) zijn 'dampen' waargenomen die doen vermoeden dat er watermoleculen uit de mantel van Ceres ontsnappen. Eerder was niet bekend of de heldere plekken uit ijs of uit zoutafzettingen bestaan. (GS)
→ NASA-persbericht over Nix en Hydra
17 juli 2015
Het Amerikaanse ruimteagentschap NASA heeft een nieuwe opname van de dwergplaneet Pluto gepresenteerd. Het afgebeelde gebied is een ijsvlakte die grenst aan het eerder getoonde berggebied, en maakt deel uit van de grote hartvormige vlakte die ‘Tombaugh Regio’ is gedoopt – naar de ontdekker van Pluto. De ijsvlakte vertoont een patroon van onregelmatig gevormde, veelhoekige segmenten die omringd zijn door smalle troggen. In sommige van die troggen zijn heuvels te zien. Het ijs zelf vertoont plaatselijk talrijke putjes. De segmenten hebben afmetingen van enkele tientallen kilometers. Volgens geoloog Jeff Moore, die de foto tijdens een persconferentie van uitleg voorzag, is de structuur van de ijsvlakte moeilijk te verklaren. Het ontbreken van kraters wijst erop dat het om jong terrein gaat. Maar of de vlakte 100 miljoen jaar geleden is ontstaan of bij wijze van spreke vorige week, is onduidelijk. Ook onduidelijk is hoe de gesegmenteerde structuur is ontstaan. Mogelijk is convectie, aangedreven door warmte in het inwendige van Pluto, de oorzaak. Een andere mogelijkheid is dat het ooit een aaneengesloten ijsvlakte was, die door krimp in stukken is gebroken. De heuvels die in de troggen te zien zijn, zien eruit alsof ze uit materiaal bestaan dat vanuit het inwendige omhoog is geduwd. Maar volgens Moore is het te vroeg voor conclusies. Het is bijvoorbeeld ook denkbaar dat de heuvels boven hun omgeving uit steken, omdat ze uit erosie-bestendig materiaal bestaan, terwijl het omliggende ijs is weggesleten. Volgens het New Horizons-team is tot nu toe pas 1 à 2 procent van de door de ruimtesonde verzamelde gegevens binnen. Eind volgende week moet dat een procent of 5 zijn. Het overgrote deel van het materiaal wordt pas na half september verwacht, want vanaf eind juli heeft New Horizons het weer te druk met het doen van metingen.
Van de ijsvlakte en de naburige bergen is ook een 'flyover'-video gemaakt. (EE)
→ NASA’s New Horizons Discovers Frozen Plains in the Heart of Pluto’s ‘Heart’
15 juli 2015
Zojuist heeft NASA de eerste close-up beelden vrijgegeven van de dwergplaneet Pluto en twee van zijn manen. De opnamen zijn gemaakt door de ruimtesonde New Horizons, die afgelopen dinsdag een kort bezoek bracht aan het Pluto-stelsel. De drie opnamen – een detail aan de rand van de hartvormige ‘sneeuwvlakte’ op Pluto, een overzichtsfoto van de grote maan Charon en een blokkerig beeld van het maantje Hydra – roepen voorlopig meer vragen op dan dat ze beantwoorden. Zo zijn op de Pluto-foto jong ogende bergen van meer dan drie kilometer hoog te zien, maar helemaal geen inslagkraters. Dat betekent dat het terrein, inclusief de bergen, geologisch jong moet zijn – niet veel ouder althans dan 100 miljoen jaar. Maar welke processen hier aan het werk zijn, is nog onduidelijk. Ook grote delen van het oppervlak van Charon vertonen weinig kraters. Wel zijn op allerlei plaatsen valleien en kloven te zien, waaronder een 6 tot 10 kilometer diepe canyon. Opvallend is verder het donkere gebied bij de noordpool van Charon, waarvan de tint waarschijnlijk voor rekening komt van een dun laagje van nog onbekende samenstelling. Het maantje Hydra blijkt enigszins aardappelvormig te zijn en meet 33 bij 43 kilometer. Uit de hoeveelheid zonlicht die het maantje weerkaatst kan worden afgeleid dat het oppervlak ervan waarschijnlijk met bevroren water is bedekt. In de loop van de komende dagen en weken zullen meer opnamen van Pluto en zijn gevolg gepresenteerd worden. (EE)
→ From Mountains to Moons: Multiple Discoveries from NASA’s New Horizons Pluto Mission
15 juli 2015
Om even voor 3 uur vannacht is bij het vluchtleidingscentrum van New Horizons het verlossende bericht binnengekomen dat de ruimtesonde zijn scheervlucht langs Pluto goed heeft doorstaan. Het bericht, bestaande uit een 15 minuten durende reeks statusrapporten, maakte een einde aan een geplande zendpauze van 21 uur. New Horizons had het simpelweg te druk met het maken van foto’s en het verrichten van metingen. Alles bij elkaar verzamelt de ruimtesonde zoveel gegevens, dat het 16 maanden gaat duren voordat alles naar de aarde is overgezonden. Op de eerste close-ups van Pluto hoeven we niet zo lang te wachten: die moeten vandaag al binnenkomen. Of beter gezegd: binnendruppelen. Want door de grote afstand verloopt de data-overdracht heel langzaam: ongeveer 1 kilobit per seconde. (EE)
→ NASA’s New Horizons ‘Phones Home’ Safe after Pluto Flyby
14 juli 2015
Het oppervlak van de dwergplaneet Pluto lijkt veel jonger en dynamischer dan dat van zijn grote maan Charon. Die voorzichtige conclusie trekken planeetonderzoekers uit de laatste foto's die zijn ontvangen van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons. Vermoedelijk vindt er op Pluto op grote schaal materiaaltransport plaats via de (ijle) dampkring, deels in de vorm van sneeuw.
New Horizons vloog vandaag om 13.49 uur Nederlandse tijd op 12.500 kilometer afstand langs Pluto, na een reis van 9,5 jaar en 5 miljard kilometer. De beste opname die momenteel beschikbaar is, werd echter maandagavond rond 22.00 uur Nederlandse tijd gemaakt, vanaf 766.000 kilometer afstand. Daarop is het grote hartvormige gebied zichtbaar dat eerder al was ontdekt. Het doet nog het meeste denken aan een grote ijs- of sneeuwvlakte.
Volgens onderzoeksleider Alan Stern zijn er geen geisers, nevels of wolken op de foto's gezien, maar dat kan nog komen: de opnamen die tijdens de dichtste nadering van New Horizons zijn gemaakt, komen pas woensdagavond op aarde aan. (GS)
→ NASA's Three-Billion-Mile Journey to Pluto Reaches Historic Encounter
13 juli 2015
Pluto is de grootste ijsdwerg in de Kuipergordel. Dat blijkt uit waarnemingen van de ruimtesonde New Horizons, die vandaag op kleine afstand langs de verre dwergplaneet vliegt.
Op basis van de foto's die New Horizons tot nu toe heeft gemaakt, is vastgesteld dat de middellijn van Pluto 2370 kilometer bedraagt, met een foutmarge van plus of min 20 kilometer. Daarmee is Pluto duidelijk groter dan de in 2005 ontdekte dwergplaneet Eris (ruim 2300 kilometer). Tot voor kort werd aangenomen dat de twee hemellichamen ongeveer even groot waren.
Kort na de ontdekking in 1930 dachten astronomen dat Pluto minstens 8000 kilometer in middellijn was. Dat werd later bijgesteld naar ca. 5000 kilometer. In 1976 bleek uit infraroodwaarnemingen dat Pluto kleiner is dan de maan (de middellijn van de maan is 3476 kilometer); eind jaren tachtig was duidelijk dat hij zelfs de 2500 kilometer niet haalde. Ooit merkte een astronoom gekscherend op: als dat zo doorgaat, is Pluto halverwege de eenentwintigste eeuw verdwenen.
De massa van Pluto is bekend - die kan afgeleid worden uit de baanbeweging van de grote maan Charon. Het feit dat Pluto nu een flinke slag groter is dan tot nu toe altijd werd aangenomen, betekent dat de dichtheid lager is dan gedacht. Pluto bestaat dus voor een groter deel uit ijs.
Charon, de grote maan van Pluto, heeft een middellijn van 1208 kilometer. Die waarde is preciezer bekend: Charon heeft geen dampkring, waardoor metingen op basis van sterbedekkingen (waargenomen vanaf de aarde) nauwkeuriger resultaten opleveren. De afmetingen van de kleine Plutomaantjes Nix en Hydra zijn door New Horizons vastgesteld op 35 resp. 45 kilometer. Van Styx en Kerberos is het nog niet gelukt de afmetingen te bepalen. (GS)
→ How Big Is Pluto? New Horizons Settles Decades-Long Debate
13 juli 2015
Zowel op de dwergplaneet Pluto als op zijn grote maan Charon lijken forse inslagkraters voor te komen. Op Charon komt mogelijk ook een grote, diepe canyon voor, terwijl op Pluto aanwijzingen zijn gevonden voor het bestaan van langgerekte kliffen. Geologen buigen zich over de nieuwste foto's van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die dinsdag 14 juli op kleine afstand langs Pluto zal vliegen. Op de nieuwste foto's zijn details van enkele tientallen kilometers groot zichtbaar. Momenteel valt het nog niet mee om die precies te duiden. Over de ware aard van de grote lichte en donkere vlekken op de twee ijzige hemellichamen is bijvoorbeeld nog weinig bekend. (GS)
→ One Million Miles to Go; Pluto is More Intriguing than Ever
12 juli 2015
Op de nieuwste opname van Pluto die gemaakt is door de LORRI-camera van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons is te zien dat de donkere vlekken in het evenaarsgebied van de dwergplaneet merkwaardige vormen hebben, scherp begrensd zijn, en opmerkelijk regelmatig gespatieerd. De ware aard van de donkere vlekken is tot nu toe een raadsel. Op het lichtere noordelijk halfrond van Pluto is een soort netwerk van veelhoekige structuren te zien; momenteel is nog onduidelijk of het hier om inslagstructuren gaat of mogelijkerwijs om patronen met een geologische oorsprong. De hier getoonde opname werd op 11 juli gemaakt vanaf ca. 4,8 miljoen kilometer afstand.
Het halfrond van Pluto waarop de donkere equatoriale vlekken zich bevinden, is altijd naar de grote Plutomaan Charon gekeerd. Pluto en Charon draaien in ruim 6 dagen om elkaar heen, en tijdens de dichtste nadering op dinsdag 14 juli zal New Horizons dit gebied niet in detail kunnen zien - voor de ruimtesonde bevindt het zich dan op de 'achterzijde' van Pluto. (GS)
→ New Horizons’ Last Portrait of Pluto’s Puzzling Spots
11 juli 2015
Op de meest recente foto van dwergplaneet Pluto, op 9 juli gemaakt door de LORRI-camera van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, zijn merkwaardige geologische structuren te onderscheiden. De opname kwam op 10 juli binnen bij het vluchtleidingscentrum in Laurel, Maryland. Behalve het 'staartuiteinde' van de grote donkere vlek rond de evenaar van Pluto die de bijnaam 'de walvis' heeft gekregen, zijn op de foto ook gebieden zichtbaar met een enigszins chaotisch karakter, op het grensgebied van uitgestrekte heldere en donkere delen van het oppervlak. Daarnaast is een grote zeshoekige structuur te zien, waarvan de ware aard onbekend is. De foto toont voornamelijk het halfrond van Pluto dat altijd naar de grote Plutomaan Charon is gekeerd. De foto is gemaakt vanaf 3,3 miljoen kilometer afstand; dinsdag 14 juli vliegt New Horizons op een ruim 250 maal kleinere afstand langs Pluto. (GS)
→ New Image of Pluto: 'Houston, We Have Geology'
2 juli 2015
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons heeft nieuwe kleurenbeelden van Pluto naar de aarde gezonden. Daarop vertoont de verre dwergplaneet twee zeer verschillende gezichten. Op een daarvan is een aantal donkere vlekken te zien, die gelijkmatig langs de evenaar zijn verdeeld. De vlekken hebben ongeveer vier keer het oppervlak van Nederland. Wetenschappers hebben nog geen goede verklaring voor de fascinerende vlekken. Ook is nog onduidelijk waarom Pluto qua kleur (oranjebruin) zo anders is als zijn donkere, grijze maan Charon. Tot opluchting van diezelfde wetenschappers blijkt uit de waarnemingen die eerder deze week met telescopen op aarde en vanuit de ‘vliegende sterrenwacht’ SOFIA zijn gedaan, dat Pluto nog steeds een (ijle) atmosfeer heeft. Er bestond enige vrees dat de daarin aanwezige gassen inmiddels aan het oppervlak vastgevroren zouden zijn, omdat de afstand tussen Pluto en de zon de afgelopen 25 jaar geleidelijk is toegenomen. Ook bestaat er een kans dat er wolken in de Pluto-atmosfeer te vinden zijn. Zo ja, dan is New Horizons, die op 14 juli langs de dwergplaneet zal scheren, in staat om die te detecteren. De aanwezigheid van wolken kan worden gebruikt om de windsnelheden en -richtingen op Pluto te bepalen. (EE)
→ New Horizons Color Images Reveal Two Distinct Faces of Pluto
30 juni 2015
Over iets minder dan twee weken scheert de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons met hoge snelheid langs Pluto. Op recente beelden van de dwergplaneet is alvast een opmerkelijke structuur te zien die aan een inslagkrater doet denken. En niet zo’n kleintje ook: hij meet bijna een halve Pluto-diameter. Of het ook echt een inslagkrater is, zal nog moeten blijken. De beelden die New Horizons tot nu toe van Pluto heeft gemaakt zijn niet erg scherp en worden flink bewerkt om ze een beetje toonbaar te maken. Maar áls het een krater is, heeft de dwergplaneet een flinke dreun gehad. Inslagen van dit kaliber laten doorgaans ook andere sporen achter. Zo zou het oppervlak aan de andere kant van de planeet talrijke barsten kunnen vertonen. Ook op de veel nabijere dwergplaneet Ceres is een bijzondere ontdekking gedaan: een merkwaardige piramidevormige berg die vijf kilometer boven zijn omgeving uitsteekt. De lichte tint van de berg – de enige grote berg die tot nu toe op Ceres is ontdekt – kan erop wijzen dat hij jonger is dan zijn omgeving. (EE)
→ Is That a Big Crater on Pluto? Pyramidal Mountain Found on Ceres
30 juni 2015
Met NASA's SOFIA-observatorium (Stratospheric Observatory For Infrared Astronomy) is op 29 juni boven Nieuw-Zeeland met succes een sterbedekking door de dwergplaneet Pluto waargenomen. SOFIA is een tot vliegende sterrenwacht omgebouwde Boeing. Gedurende 90 seconden werd een ster in het sterrenbeeld Boogschutter bedekt door de 2300 kilometer grote ijsdwerg. Daarbij scheen het sterlicht door de extreem ijle dampkring van Pluto. Uit de SOFIA-waarnemingen kan informatie worden afgeleid over de druk en de temperatuur in de atmosfeer op verschillende hoogtes boven het bevroren oppervlak. De waarnemingen vormen een welkome aanvulling op de metingen die over twee weken verricht zullen worden door de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die op 14 juli op kleine afstand langs Pluto vliegt. De sterbedekking is ook door verschillende teams op de grond (m.n. in Nieuw-Zeeland) waargenomen. (GS)
→ SOFIA in the Right Place at the Right Time for Pluto Observations
23 juni 2015
Nieuwe foto's van Charon, gemaakt door de LORRI-camera van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, laten zien dat de grote Plutomaan een opvallend donkere pool heeft. New Horizons vliegt op 14 juli op kleine afstand langs Pluto en Charon; momenteel bedraagt de afstand nog ca. 25 miljoen kilometer. Op de meest recente opnamen, vandaag vrijgegeven door NASA, is ook te zien dat het Pluto-halfrond waar New Horizons overheen zal vliegen verreweg de grootste verscheidenheid aan terreintypen vertoont, van de allerdonkerste tot de allerhelderste gebieden op Pluto. (GS)
→ New from NASA's New Horizons: Increasing Variety on Pluto's Close Approach Hemisphere, and a 'Dark Pole' on Charon
12 juni 2015
De Leidse astronomen Lucie Jilkova en Simon Portegies Zwart hebben met grootschalige simulaties aangetoond hoe kandidaat-dwergplaneet Sedna en verscheidene andere planetesimalen (grote planetoïden) aan de verste rand van de Kuipergordel, van een andere ster zijn afgepikt. Zij maakten hun onderzoeksresultaat bekend op de 15e editie van het jaarlijkse wetenschaps- en media-evenement Bessensap in Den Haag. Het transneptunische object 2003VB12, beter bekend als Sedna, en een dozijn andere planetesimalen hebben afwijkende omloopbanen. Sedna beschrijft een zeer elliptische baan rond de zon met een omlooptijd van meer dan 11.000 jaar. De omloopbanen van al deze recent ontdekte ijsdwergen zijn bovendien sterk geheld ten opzichte van het vlak van het zonnestelsel. Een van deze objecten is de planetesimaal 2012VP113. Ze behoren allemaal tot de nieuwe familie van Sednoïden: te groot voor een gewone planetoïde, maar zonder de officiële status van dwergplaneet, die de vroegere negende planeet Pluto in 2006 kreeg. Door hun afwijkende eigenschappen zijn de Sednoïden maar moeilijk te vergelijken met andere objecten in het zonnestelsel. Lucie Jilkova: ‘Sedna is overduidelijk geen Kuipergordel-object, maar het object hoort ook niet bij de Oortwolk. Wij hebben de simulaties gedaan om uit te zoeken hoe de Sednoïden op deze plek aan de rand van het zonnestelsel terecht zijn gekomen in deze vreemde omloopbanen.’ Jilkova en Portegies Zwart hebben getest of Sedna en 2012VP113 achter kunnen zijn gebleven na een close encounter met een andere ster. In dat geval zouden beide objecten een extrasolaire herkomst hebben. Als dat zo is hebben beide objecten nog informatie over deze bijna-botsing in de vorm van impulsmoment (de hoeveelheid draaibeweging) en energie. Deze aanname is in de simulatie van de close encounter meegenomen. ‘Het is verbazingwekkend hoe goed dit werkte. Onze berekeningen konden de omloopbanen van de planetesimalen uitstekend reproduceren’, zo licht Jilkova toe. De conclusie van het onderzoeksteam is dat de andere ster 1,8 keer zo zwaar moet zijn geweest als de zon toen hij het zonnestelsel passeerde op een afstand van minder dan 250 maal de afstand aarde-zon. Ook de richting vanwaaruit de andere ster kwam kon nauwkeurig worden vastgesteld. Bij de passage is de schijf rond onze jonge zon afgekapt op een afstand van ongeveer 36 astronomische eenheden (één AE is ongeveer 150 miljoen kilometer, de afstand van de aarde tot de zon). Dat is precies het buitengebied van de Kuipergordel waar nu een schaarste aan planetesimalen wordt waargenomen. ‘Dit laatste kwam een beetje als een verrassing’, zegt Portegies Zwart, ‘maar komt precies overeen met de geobserveerde buitenrand van het zonnestelsel.’ Dit zet een tijdstempel op de gebeurtenis. Jilkova: ‘De passage van de andere ster moet hebben plaatsgevonden voor het zogenoemde late heavy bombardment waarbij zo'n 4 miljard jaar geleden de binnendelen van het zonnestelsel ongekend veel meteorietinslagen te verduren kregen. Dit bombardement is alleen te verklaren met een afkapping van de Kuipergordel.’ Uit de reconstructie van de close encounter blijkt dat ongeveer 2000 planetesimalen, inclusief Sedna en 2012VP113, zijn overgegaan naar ons zonnestelsel. De banen van 500 van deze objecten zijn afwijkend en vergelijkbaar met die van Sedna. Portegies Zwart vermoedt dat de andere ster ook planetesimalen heeft gestolen van onze Kuipergordel. Ook de banen van deze ijsdwergen zijn in de simulatie gereconstrueerd.
→ Oorspronkelijk persbericht
10 juni 2015
Ook beelden die de Amerikaanse ruimtesonde Dawn vanuit haar nieuwe, veel lagere omloopbaan heeft gemaakt, geven geen uitsluitsel over de aard van de raadselachtige witte vlekken op de dwergplaneet Ceres. De opnamen, gemaakt van een hoogte van 4400 kilometer, laten zien dat de vlekken zijn opgebouwd uit talrijke afzonderlijke vlekjes van uiteenlopende afmetingen. Tot dusverre hebben wetenschappers geen sluitende verklaring voor deze heldere structuren, die zich in een krater bevinden. Voorlopig houden ze het erop dat de vlekjes uit ijs of zout bestaan. Mogelijk kunnen temperatuurmetingen daar later uitsluitsel over geven. Het oppervlak van Ceres vertoont overigens nog meer intrigerende details, waaronder stromingspatronen en aardverschuivingen. Begin augustus daalt Dawn af naar een hoogte van 1450 kilometer, en kan het bijzondere landschap van de dwergplaneet van nóg dichterbij worden bekeken. (EE)
→ Bright Spots Shine in Newest Dawn Ceres Images
8 juni 2015
Tientallen foto's van het oppervlak van de dwergplaneet Ceres, gemaakt door de Amerikaanse ruimtesonde Dawn, zijn samengevoegd tot een filmpje waarin je rond en over de grote planetoïde vliegt. De opnamen zijn in de afgelopen weken gemaakt tijdens de eerste 'mapping orbit' van Dawn, waarin het oppervlak van het ca. 900 kilometer grote hemellichaam voor het eerst vrijwel volledig is vastgelegd. Op 3 juni is Dawn aan zijn tweede 'mapping orbit' begonnen, op 4400 kilometer hoogte. Op het filmpje is het verticale reliëf twee maal vergroot. (GS)
→ 2015Fly Over Ceres in New Video
3 juni 2015
Nieuw onderzoek laat zien dat de vier kleine maantjes van de dwergplaneet Pluto chaotisch en onvoorspelbaar roteren. Dat gedrag wordt deels veroorzaakt door het nogal dynamische zwaartekrachtsveld van Pluto en zijn grootste maan Charon, die in feite een ‘dubbelplaneet’ vormen (Nature, 4 juni). Dat Pluto naast Charon nog een aantal kleine manen heeft, is pas bekend sinds 2005. In dat jaar werden Nix en Hydra ontdekt. De beide andere, Kerberos en Styx, werden in 2011 en 2012 opgespoord. Hun afmetingen lopen uiteen van ca. 10 tot ca. 100 kilometer. Gegevens verzameld met de Hubble-ruimtetelescoop hebben gedetailleerde informatie opgeleverd over de bewegingen van het kleine viertal. Uit die gegevens blijkt dat deze maantjes bepaald niet rond zijn: ze hebben zo’n beetje de vorm van een rugbybal. En die afwijkende vorm versterkt hun onvoorspelbare draaigedrag. De baanbewegingen van de vier maantjes zijn juist heel voorspelbaar. Drie van de vier – Nix, Styx en Hydra – zijn zelfs op een ingewikkelde manier op elkaar afgestemd: de synodische omlooptijd van Styx en Hydra (de hoeveelheid tijd die verstrijkt tussen de momenten waarop zij elkaar aan dezelfde kant van hun planeet passeren) is vrijwel precies 1,5 keer zo groot als de synodische periode van Nix en Hydra. Zo’n zelfde ‘resonantie’ is waarneembaar bij drie van de vier grote manen van Jupiter. Hun onderlinge resonanties maken de banen van Nix, Styx en Hydra niet alleen regelmatiger en voorspelbaarder, ze voorkomen ook dat de maantjes met elkaar in botsing komen. Dat kan helpen verklaren waarom een klein object als Pluto zoveel maantjes heeft. Het onderzoek laat verder zien dat Kerberos zo donker is als houtskool, terwijl de overige manen – Charon incluis – zo helder zijn als wit zand. Vooraf gingen planeetwetenschappers ervan uit dat alle vier de kleine maantjes gelijkmatig bedekt zouden zijn met stof dat is vrijgekomen bij meteorietinslagen. Waarom Kerberos zo’n buitenbeentje is, is nog onduidelijk. Mogelijk kan de NASA-ruimtesonde New Horizons, die later deze zomer langs Pluto scheert, dit raadsel helpen oplossen. (EE)
→ Pluto’s Moons Seen In Highest Detail Yet
28 mei 2015
Het lijkt erop dat de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die op 14 juli langs de dwergplaneet Pluto scheert, geen grote obstakels zal tegenkomen. Dat blijkt uit een analyse van overzichtsopnamen die de ruimtesonde zelf van het Pluto-stelsel heeft gemaakt. De 144 foto’s zijn op 11 en 12 mei jl. van een afstand van 76 miljoen kilometer genomen. De beelden zijn nauwkeurig onderzocht op de aanwezigheid van onbekende manen of stofringen rond Pluto. Maar ze tonen alleen Pluto en zijn vijf reeds bekende manen. Dat betekent dat er verder geen manen groter dan 15 kilometer of dichte stofgordels bij de dwergplaneet te verwachten zijn. De vluchtleiding van de New Horizons-missie wil vooral zekerheid krijgen over de aanwezigheid van stof of grover puin in de omgeving van Pluto. Want als de ruimtesonde straks met een snelheid van ruwweg 50.000 kilometer per uur langskomt, kan zelfs een deeltje ter grootte van een rijstkorrel al fatale gevolgen hebben. Eind mei wordt opnieuw een risico-inschatting gemaakt. De resultaten daarvan worden rond 12 juni verwacht. Mochten er alsnog obstakels opduiken, kan de koers van New Horizons nog tot 4 juli worden aangepast. (EE)
→ So Far, All Clear: New Horizons Team Completes First Search for Pluto System Hazards
20 mei 2015
Op 16 mei heeft de Amerikaanse ruimtesonde Dawn nieuwe opnamen gemaakt van de befaamde witte vlekken op het oppervlak van de dwergplaneet Ceres. De foto’s, gemaakt van een afstand van 7200 kilometer, zijn detailrijker dan eerdere opnamen, maar geven nog geen duidelijkheid over de aard van de vlekken. Dawn-wetenschappers houden het er voorlopig maar op dat de grote helderheid van de vlekken wordt veroorzaakt door de weerkaatsing van zonlicht aan helder glimmend oppervlaktemateriaal – mogelijk ijs. Maar totdat Dawn het gebied van dichterbij heeft bekeken, kan daar eigenlijk niets met zekerheid over worden gezegd. (Zie What's the spot on world Ceres!)Dawn wordt momenteel naar een 4400 kilometer hoge omloopbaan om Ceres gemanoeuvreerd. Die zal op 6 juni a.s. worden bereikt. Vanaf 30 juni zal de baanhoogte stapsgewijs verder worden verlaagd. (EE)
→ Ceres Bright Spots Seen Closer Than Ever
11 mei 2015
De mysterieuze witte plekken op het oppervlak van de dwergplaneet Ceres bestaan uit sterk reflecterend materiaal, waarschijnlijk ijs. Die conclusie trekken planeetonderzoekers uit nieuwe opnamen van Ceres die begin mei zijn gemaakt door de Amerikaanse ruimtesonde Dawn. De nieuwe foto's zijn gemaakt vanaf 13.600 kilometer afstand en tonen details van ruim één kilometer groot. De twee witte plekken blijken te zijn opgebouwd uit verscheidene kleinere heldere gebiedjes.
Momenteel wordt Dawn langzaam maar zeker in een lagere omloopbaan rond Ceres gebracht, op een hoogte van 4400 kilometer. (GS)
→ Ceres Animation Showcases Bright Spots
29 april 2015
Nieuwe opnamen van Pluto, gemaakt door de LORRI-camera ( Long Range Reconnaissance Imager) van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, tonen voor het eerst details op het ijzige oppervlak van de dwergplaneet. Op de foto's, die in de eerste helft van april zijn gemaakt vanaf ruim 100 miljoen kilometer afstand, zijn grote heldere en donkere gebieden te zien. Eén helder gebied lijkt zich te bevinden rond een van de rotatiepolen van Pluto; mogelijk gaat het om een ijskap. New Horizons werd ruim negen jaar geleden gelanceerd, en zal op 14 juli op korte afstand langs Pluto en zijn grote maan Charon vliegen. (GS)
→ NASA’s New Horizons Detects Surface Features, Possible Polar Cap on Pluto
19 april 2015
Chondrulen - kleine, ronde steentjes met afmetingen van ongeveer een millimeter - vormen de bouwstenen van planeten zoals de aarde. Vierenhalf miljard jaar geleden ontstonden de aardse planeten door het samenklonteren van kleine planetesimalen en protoplaneten. Hoe die kleinere objecten (met afmetingen van enkele kilometers tot een paar duizend kilometer, vergelijkbaar met de huidige planetoïden) zijn ontstaan, was echter niet goed bekend.Onderzoekers van de Universiteit van Lund in Zweden en van het American Museum of Natural History in New York hebben nu nieuwe gedetailleerde computersimulaties uitgevoerd waaruit blijkt dat de kleine hemellichamen ontstaan kunnen zijn door het aaneenklitten van chondrulen. Die kleine chondrulen (ontstaan door het elektrostatisch aaneenklitten van stofdeeltjes) blijken precies de juiste grootte te hebben om te worden afgeremd door de afgeplatte schijf van gas en stof rondom de pasgeboren zon, en om vervolgens onder invloed van de zwaartekracht samen te klonteren.De resultaten van de nieuwe computersimulaties zijn gepubliceerd in Science Advances. (GS)
→ Millimetre-sized stones formed our planet
13 april 2015
Een nieuwe kleurenkaart van de dwergplaneet Ceres, gebaseerd op gegevens van de ruimtesonde Dawn, laat een gevarieerd oppervlak zien. Volgens wetenschappers wijst dit erop dat Ceres ooit een geologisch actief hemellichaam was. Het oppervlak van Ceres is, zoals verwacht, bezaaid met kraters, maar er zijn minder grote kraters dan waarop vooraf was gerekend. Opvallend zijn twee zeer heldere plekken in een krater op het noordelijk halfrond van de dwergplaneet. Onduidelijk is nog wat dit zijn, maar de eerste onderzoeksresultaten wijzen erop dat ze niet exact dezelfde kenmerken hebben. Dawn kwam in maart van dit jaar in een baan om Ceres, die deel uitmaakt van de planetoïdengordel tussen de planeten Mars en Jupiter. In 2011 en 2012 onderzocht Dawn al een ander lid van die gordel: de planetoïde Vesta, die een slag kleiner is dan Ceres. Een ander verschil is dat Vesta heel droog is, terwijl Ceres (naar verwachting) voor ongeveer een kwart uit bevroren water bestaat. (EE)
→ Dawn’s Ceres Color Map Reveals Surface Diversity
6 april 2015
De Amerikaanse ruimtesonde Dawn functioneert volledig naar verwachting, zo meldt NASA. Dawn, die eerder in een baan rond de grote planetoïde Vesta draaide, werd een maand geleden, op 6 maart, 'ingevangen' door het zwaartekrachtsveld van de dwergplaneet Ceres, het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel tussen de banen van Mars en Jupiter. Foto's van Ceres zijn sindsdien nog niet vrijgegeven; dat komt doordat Dawn de dwergplaneet eerst een stuk voorbij is gevlogen, en dus tegen de nachthelft van Ceres aankeek. Inmiddels is de ruimtesonde op weg naar de eerste min of meer cirkelvormige omloopbaan rond Ceres, op een hoogte van 13.500 kilometer.
Komende week zullen voor het eerst weer opnamen gemaakt worden door de navigatiecamera's van Dawn. Die zullen een sikkelvormig hemellichaam vertonen. Pas vanaf 23 april kan Ceres van alle kanten in beeld worden gebracht. In mei wordt de baan van Dawn opnieuw aangepast, en zal de ruimtesonde op een kleinere afstand rond Ceres gaan cirkelen.
Planeetonderzoekers zijn vooral benieuwd naar twee mysterieuze heldere plekken op het oppervlak. Mogelijk gaat het om geisers, afkomstig van ondergrondse watervoorraden. (GS)
→ Dawn in Excellent Shape One Month After Ceres Arrival
6 april 2015
De campagne 'Our Pluto', waarbij iedereen kan stemmen op namen voor kraters en bergen op de dwergplaneet Pluto, is verlengd tot 24 april. De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons zal op 14 juli op kleine afstand langs Pluto vliegen. Ongetwijfeld worden er tal van oppervlaktedetails in kaart gebracht, niet alleen op Pluto zelf maar ook op zijn manen. Via een speciale website kan iedereen een voorkeur uitspreken voor een groot aantal voorgestelde namen voor al die structuren. Ook is het mogelijk om zelf namen voor te stellen, binnen bepaalde categorieën. De Internationale Astronomische Unie beslist uiteindelijk over de naamgeving, aan de hand van bestaande regels en conventies. (GS)
→ NASA Extends Campaign for Public to Name Features on Pluto
24 maart 2015
De Internationale Astronomische Unie (IAU) organiseert in samenwerking met het New Horizons-team en het SETI-instituut een publiekscampagne voor de naamgeving van structuren op de dwergplaneet Pluto en zijn manen. De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons vliegt op 14 juli op kleine afstand langs Pluto, en zal naar verwachting talloze kraters, bergen, breuklijnen en andere structuren vastleggen. Binnen de IAU zijn thema's bepaald voor de naamgeving van al die structuren. Er kan gestemd worden op reeds geselecteerde namen, maar het is ook mogelijk om - binnen de vastgestelde thema's - zelf nieuwe namen voor te stellen. De campagne loopt tot en met 7 april. Het New Horizons-team zal daarna een selectie maken die voorgelegd wordt aan de IAU. (GS)
→ Campaign for Public Participation in Naming Features on Pluto
6 maart 2015
Vrijdagmiddag om 13.39 uur Nederlandse tijd is de Amerikaanse ruimtesonde Dawn ingevangen door het zwaartekrachtsveld van Ceres. Dawn bevond zich op dat moment op een afstand van ongeveer 61.000 kilometer van de 950 kilometer grote dwergplaneet. Een uurtje later ontving de vluchtleiding van NASA’s Jet Propulsion Laboratory (JPL) in Pasadena, Californië, het signaal van Dawn dat alles in orde was. De ruimtesonde had inmiddels haar ionenmotor geactiveerd – de indicatie dat zij nu in een omloopbaan om Ceres beweegt. Dat betekent overigens niet dat de ruimtesonde direct met haar onderzoeksprogramma kan beginnen. Pas in de loop van april wordt Dawn met behulp van de zwaartekracht van Ceres en haar eigen ionenmotor in een polaire omloopbaan gemanoeuvreerd. Vanaf dat moment zal zij de dwergplaneet van een hoogte van 13.500 kilometer kunnen observeren. In de loop van dit jaar zal die afstand verder worden verkleind. Ceres maakt deel uit van de planetoïdengordel tussen de banen van de planeten Mars en Jupiter. Anders dan andere planetoïden is zij vrijwel bolvormig. Om die reden wordt zij tot de dwergplaneten gerekend – een categorie van hemellichamen die pas in 2006 door de Internationale Astronomische Unie is ingevoerd. Dawn is de eerste ruimtesonde die zo’n dwergplaneet van dichtbij bekijkt. Ook is zij de eerste ruimtesonde die tijdens één en dezelfde missie om twee hemellichamen heeft gedraaid. In 2011/2012 cirkelde Dawn om Vesta, een planetoïde die ongeveer half zo groot is als Ceres. (EE)
→ NASA Spacecraft Becomes First To Orbit A Dwarf Planet
25 februari 2015
Op 19 februari heeft de Amerikaanse ruimtesonde Dawn weer nieuwe foto’s gemaakt van de 950 kilometer grote dwergplaneet Ceres. De opnamen tonen Ceres van een afstand van 46.000 kilometer. Voor het eerst is nu te zien dat een van de opvallend heldere plekken op het oppervlak in feite uit twee naast elkaar gelegen vlekjes bestaat. Het zouden vulkanische structuren kunnen zijn, maar dat zal verder onderzoek moeten uitwijzen. Dawn zal op 6 maart bij Ceres aankomen en de dwergplaneet vanuit een omloopbaan zestien maanden lang nauwkeurig onderzoeken. (EE)
→ 'Bright Spot' on Ceres Has Dimmer Companion
17 februari 2015
De Amerikaanse ruimtesonde Dawn heeft op 12 februari nieuwe foto's gemaakt van de 950 kilometer grote dwergplaneet Ceres. De opnamen, gemaakt vanaf 83.000 kilometer afstand, laten details van 8 kilometer groot zien. Dawn zal op 6 maart bij Ceres aankomen en vanuit een omloopbaan gedetailleerde waarnemingen gaan verrichten. Eerder onderzocht Dawn de grote planetoïde Vesta. (GS)
→ Dawn Captures Sharper Images of Ceres
4 februari 2015
Ter gelegenheid van de 109ste geboortedag van Clyde Tombaugh, de ontdekker van Pluto, zijn twee nieuwe opnamen gepresenteerd die de ruimtesonde New Horizons van de verre dwergplaneet heeft gemaakt. Toen de opnamen eind januari werden verkregen, was de ruimtesonde nog meer dan 200 miljoen kilometer van Pluto verwijderd. De opnamen tonen nog geen details, maar zijn al wel veel helderder dan de beelden die New Horizons vorig jaar juli maakte. Behalve Pluto is ook diens grootste maan, Charon, goed te zien. De komende maanden zal de ruimtesonde steeds betere opnamen van Pluto kunnen maken. Naar verwachting zullen de beelden vanaf mei meer details laten zien dan de beste opnamen die met de Hubble-ruimtetelescoop zijn gemaakt. Op 14 juli zal New Horizons op een afstand van minder dan tienduizend kilometer langs Pluto scheren. (EE)
→ New Horizons Returns New Images of Pluto
27 januari 2015
De Amerikaanse ruimtesonde Dawn, die begin maart moet aankomen in een baan rond de dwergplaneet Ceres, levert steeds scherpere beelden op van de ca. 950 kilometer grote planetoïde. Inmiddels zijn de Dawn-opnamen van Ceres scherper dan de beste foto’s die gemaakt zijn door de Hubble Space Telescope. NASA heeft een kort filmpje van het roterende hemellichaam gemaakt op basis van foto’s die op 25 januari zijn gemaakt. (GS)
→ NASA’s Dawn Spacecraft Captures Best-Ever View of Dwarf Planet
21 januari 2015
Bij onderzoek van meteorieten hebben geologen van de universiteit van Cambridge ontdekt dat deze ruimtestenen waardevolle informatie bevatten over de magnetische velden van hun moederlichamen – de planetesimalen waaruit de planeten van ons zonnestelsel zijn ontstaan (Nature, 22 januari). Tot nu toe werd aangenomen dat meteorieten een slecht magnetisch ‘geheugen’ hebben. Tijdens hun lange verblijf in de ruimte zou hun magnetische informatie vele malen zijn gewist en herschreven. Uit het nieuwe onderzoek blijkt echter dat in een bepaald type meteorieten – zogeheten pallasieten – nanodeeltjes zijn opgeslagen die in magnetisch opzicht extreem stabiel zijn. Door de variaties in het magnetische signaal van deze delen nauwkeurig in kaart te brengen, zijn de wetenschappers erin geslaagd om de geschiedenis van de magnetische activiteit van het moederlichaam van de meteoriet te reconstrueren. Daarbij kon onder meer worden vastgesteld wanneer het magnetische veld is weggevallen. Het onderzoek laat zien dat de magnetische velden die door de planetesimalen werden opgewekt veel langer bleven bestaan dan gedacht: tot enkele honderden miljoenen jaren na hun vorming. Die magnetische velden ontstonden op dezelfde manier als het magnetische veld van onze aarde: door stromingen in het vloeibare metaal in de (toen nog) hete kern van het object. Omdat de planetesimalen veel kleiner waren dan de aarde, koelden ze ook eerder af. Maar vermoed wordt dat ook de metalen kern van onze planeet bezig is om te stollen. Wanneer dat merkbare gevolgen zal hebben voor het aardmagnetische veld, is nog onduidelijk. Het stollingsproces zal nog miljarden jaren duren. (EE)
→ Death of a dynamo – A hard drive from space
19 januari 2015
De Amerikaanse ruimtesonde Dawn, die in 2011 en 2012 veertien maanden rond de grote planetoïde Vesta cirkelde, heeft de eerste redelijk gedetailleerde foto’s gemaakt van zijn volgende reisdoel: de dwergplaneet Ceres, het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel. De afgebeelde foto, op 13 januari gemaakt vanaf ca. 383.000 kilometer afstand, is qua resolutie (‘scherpte’) vergelijkbaar met de beste opnamen die vanuit een baan om de aarde gemaakt zijn door de Hubble Space Telescope. Eind januari worden er nieuwe opnamen gemaakt met een hogere resolutie.
Ceres heeft een middellijn van 950 kilometer en bevat veel ijs. Mogelijk gaat er onder het bekraterde oppervlak een oceaan van vloeibaar water schuil. Op 6 maart wordt Dawn in een omloopbaan rond Ceres gebracht. (GS)
→ Dawn Delivers New Image of Ceres
15 januari 2015
Op 25 januari begint de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons met het waarnemen van Pluto. De waarnemingen zijn bedoeld als voorbereiding op de scheervlucht langs de verre dwergplaneet, die voor 4 juli op het programma staat. New Horizons werd in januari 2006 gelanceerd en is inmiddels bijna vijf miljard kilometer van de aarde verwijderd. Die afstand is in recordtijd afgelegd. Over ruim een week richt New Horizons zijn ‘langeafstandscamera’ LORRI op Pluto. De honderden beelden die hij de komende maanden zal maken, moeten meer inzicht geven in de baanbewegingen van de vijf manen van de dwergplaneet. Dat is van belang voor de laatste koerscorrecties die de ruimtesonde zal ondergaan. Het is de bedoeling dat hij Pluto tot op minder dan tienduizend kilometer nadert. Terwijl hij bezig is om de laatste 220 miljoen kilometer naar Pluto te overbruggen, onderzoekt New Horizons de omstandigheden in het buitengebied van ons zonnestelsel. Met zijn deeltjesdetectors meet hij energierijke deeltjes die van de zon afkomstig zijn, en zijn ‘stofdeeltjesteller’ houdt bij hoe stofrijk de ruimte ter plaatse is. Het onderzoek van Pluto zal in mei verder worden opgevoerd. Vanaf dat moment zullen de camera’s en spectrometers van New Horizons betere beelden van de dwergplaneet kunnen maken dan de beste telescopen op en rond de aarde. (EE)
→ New Horizons Begins First Stages of Pluto Encounter
14 januari 2015
De kans dat er voorbij de baan van de planeet Neptunus nog heldere objecten te vinden zijn is klein. Tot die conclusie komen planeetwetenschapper Michael Brown en elf van zijn collega’s in een artikel dat binnenkort in de Astronomical Journal zal worden gepubliceerd. De wetenschappers baseren hun conclusie op een nauwgezette computeranalyse van de gegevens van twee hemelsurveys, waarbij in de loop van zeven jaar vrijwel de volledige hemel in kaart is gebracht. Deze surveys waren eigenlijk bedoeld voor het opsporen van planetoïden in de buurt van de aarde. Maar daarbij werden onvermijdelijk ook de – veel trager langs de hemel bewegende – helderste objecten aan de rand van ons zonnestelsel vastgelegd. Bij de analyse van al dat beeldmateriaal werden acht relatief heldere, verre objecten ‘ontdekt’. In alle gevallen bleek het om reeds bekende leden van ons zonnestelsel te gaan. Dat betekent dat de kans klein is dat er nog hemellichamen op ontdekking wachten die qua helderheid vergelijkbaar zijn met bijvoorbeeld de dwergplaneten Pluto en Eris. Helemaal nul is die kans echter niet, omdat het deel van de hemel waarlangs de Melkweg zich uitstrekt nog niet is verkend. Het grote aantallen sterren in deze lange hemelstrook maakt de zoektocht naar verre planeetachtige objecten erg lastig. Ook wil het gebrek aan heldere objecten niet zeggen dat er in de verre buitenwijken van ons zonnestelsel geen GROTE hemellichamen meer te vinden zijn. De helderheid van zo’n object wordt niet alleen bepaald door de hoeveelheid zonlicht die het weerkaatst, maar ook door zijn afstand. Het is dus best mogelijk dat – zoals ook uit recente berekeningen blijkt – er nog hemellichamen zijn die groter zijn dan Pluto en Eris. Maar die zijn dan wel erg ver weg. (EE)
→ Ten years of Eris
7 december 2014
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons is afgelopen nacht met succes gewekt uit zijn winterslaap. New Horizons werd in januari 2006 gelanceerd en zal op 14 juli 2015 op korte afstand langs de verre dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon scheren. Momenteel bevindt de ruimtesonde zich op een afstand van ca. vijf miljard kilometer van de aarde; de radiosignalen van het toestel doen er ongeveer vierenhalf uur over om op aarde aan te komen. Na de Plutopassage vliegt New Horizons nog langs een of twee andere ijsdwergen in de Kuipergordel, alvorens het zonnestelsel voorgoed te verlaten. (GS)
→ New Horizons
5 december 2014
De Amerikaanse ruimtesonde Dawn heeft een nieuwe opname gemaakt van de 950 kilometer grote dwergplaneet Ceres, het grootste object van de planetoïdengordel tussen Mars en Jupiter. Veel details laat de opname niet zien: het is maar een bescheiden voorproefje, gemaakt van een afstand van 1,2 miljoen kilometer. Ceres is de eindbestemming van Dawn, die eerder de grote planetoïde Vesta heeft onderzocht. Vanaf maart 2015 zal Dawn in een baan om Ceres cirkelen. (EE)
→ Dawn Snaps Its Best-Yet Image of Dwarf Planet Ceres
15 oktober 2014
Met de Hubble-ruimtetelescoop zijn drie kleine hemellichamen ontdekt waar de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons na zijn bezoek aan Pluto, in juli 2015, naartoe zou kunnen vliegen. De ontdekking van de drie zogeheten Kuipergordelobjecten is het resultaat van een gerichte zoekactie. De Kuipergordel is een brede ring van ‘oerpuin’ die ons zonnestelsel omgeeft. Dat puin bestaat uit ijsachtige objecten waarover nog vrij weinig bekend is. Pluto wordt wel beschouwd als het grootste lid van deze gordel. De Kuipergordelobjecten die met Hubble zijn ontdekt, zijn elk ongeveer tien keer zo groot als de gemiddelde komeet, maar honderd keer zo klein als Pluto. Doordat ze nooit veel zonnewarmte hebben opgevangen, zien ze er waarschijnlijk nog bijna net zo uit als 4,6 miljard jaar geleden, toen ons zonnestelsel ontstond. Het New Horizons-team is in 2011 begonnen met het zoeken naar geschikte Kuipergordelobjecten. Dat leverde tientallen ontdekkingen op, maar geen ervan lag binnen het bereik van de ruimtesonde. Dat er nu alsnog een paar veelbelovende kandidaten zijn opgespoord, is dan ook een hele opluchting. De drie nieuwe Kuipergordelobjecten bevinden zich anderhalf miljard kilometer voorbij Pluto – een afstand die New Horizons in drie tot vier jaar kan overbruggen. NASA zal overigens nog toestemming moeten geven voor het verlengen van de missie. (EE)
→ Hubble Finds Potential Kuiper Belt Targets for New Horizons
16 september 2014
Op 11 september jl. schakelde de Amerikaanse ruimtesonde Dawn zichzelf in veilige modus. Daarbij vielen zowel de aandrijving als het richtsysteem van de sonde uit. Inmiddels is Dawn weer volledig in bedrijf, maar door het kortstondig uitvallen van zijn ionenaandrijving komt hij nu pas in april 2015 aan bij Ceres. Dat is ongeveer een maand later dan gepland. Gevolgen voor het verdere onderzoeksprogramma van de sonde heeft dat niet. Het is niet voor het eerst dat Dawn zichzelf in 'spaarstand' zette. Drie jaar geleden, toen hij nog onderweg was naar de planetoïde Vesta, gebeurde dat ook al eens. Waarschijnlijk zijn beide storingen veroorzaakt doordat een elektrisch onderdeel van de sonde werd getroffen door een energierijk deeltje uit de ruimte. (EE)
→ Dawn Operating Normally After Safe Mode Triggered
25 augustus 2014
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die op 14 juli 2015 langs de dwergplaneet Pluto zal scheren, is de omloopbaan van Neptunus gepasseerd. Dat gebeurde precies 25 jaar nadat de ruimtesonde Voyager 2 een historische ontmoeting met de verre planeet had. New Horizons werd in januari 2006 gelanceerd en bevindt zich nu op 4,4 miljard kilometer van de aarde. Anders dan zijn vermaarde voorganger kan hij geen gedetailleerde foto’s van Neptunus maken, omdat de planeet zich in een heel ander deel van diens omloopbaan bevindt. Hierdoor is zijn afstand tot Neptunus momenteel bijna net zo groot als die tot de aarde. New Horizons heeft er acht jaar en acht maanden over gedaan om de Neptunusbaan te bereiken. Dat is een nieuw snelheidsrecord: Voyager 2 deed daar twaalf jaar over. Het afstandsrecord is voorlopig in handen van ruimtesonde Voyager 1, die inmiddels ongeveer 19 miljard kilometer van ons verwijderd is. (EE)
→ New Horizons Crosses Neptune's Orbit En Route to Pluto
7 augustus 2014
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons heeft in de periode 19-24 juli opnamen van Pluto gemaakt waarop duidelijk te zien is dat de grote maan Charon een baan rond de dwergplaneet beschrijft. De foto's werden gemaakt met de Long Range Reconnaissance Imager (LORRI), vanaf een afstand van ruim 420 miljoen kilometer. New Horizons is in januari 2006 gelanceerd en moet half juli 2015 op kleine afstand langs Pluto scheren.
Van eind augustus tot begin december wordt New Horizons overigens weer in 'winterslaap' gebracht. Begin januari 2015 starten de eigenlijke Pluto-waarnemingen. De verre, kleine dwergplaneet is nooit eerder van nabij bezocht door een ruimtesonde. (GS)
→ New Horizons Spies Charon Orbiting Pluto (origineel persbericht)
5 augustus 2014
Astronomen hebben, met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili, nauwkeurige metingen gedaan van de positie van Pluto. De metingen zijn bedoeld om de trage omloopbaan van de dwergplaneet beter te kunnen bepalen. Dat is van belang voor de scheervlucht die de ruimtesonde New Horizons in juli 2015 langs Pluto en zijn vijf bekende manen zal maken. Hoewel Pluto al vele tientallen jaren met steeds grotere optische telescopen op aarde en in de ruimte is waargenomen, is zijn baan rond de zon nog steeds niet exact bekend. Dat komt niet alleen door de grote afstand (een slordige 6 miljard kilometer), maar ook door het feit dat Pluto pas 84 jaar geleden – een derde van zijn omlooptijd – is ontdekt. Daardoor zit er alles bij elkaar een onzekerheid van enkele duizenden kilometers in de positie van Pluto. Sinds november 2013 is ALMA vier keer ingezet om de posities van Pluto en zijn grootste maan, Charon, te meten. Daarbij is een quasar, de heldere kern van een sterrenstelsel op meer dan 10 miljard lichtjaar van de aarde, als referentiepunt gebruikt. Doordat de aarde in de loop van de maanden in haar baan opschoof, kon met behulp van de parallax ook de veranderende afstand van Pluto worden gemeten. Het doel van deze metingen, die in oktober een vervolg krijgen, is om de onzekerheid in de positie van de Pluto te halveren. De nieuwe gegevens worden gebruikt om New Horizons zo zuinig mogelijk langs de dwergplaneet te laten vliegen. Hoe meer brandstof de ruimtesonde overhoudt, des te groter is de kans dat hij nadien nog een ander ver lid van ons zonnestelsel kan bereiken. (EE)
→ ALMA Pinpoints Pluto To Help Guide Nasa’s New Horizons Spacecraft
25 juni 2014
Iets meer dan een jaar voordat de ruimtesonde New Horizons langs Pluto scheert, hebben Britse onderzoekers uit ‘vergeten’ gegevens kunnen afleiden wat zich onder het ijsoppervlak van deze dwergplaneet bevindt. Hun resultaten worden vandaag gepresenteerd op de National Astronomy Meeting van de Royal Astronomical Society in Portsmouth. Pluto is miljarden kilometers van ons verwijderd. Hierdoor kunnen zelfs de grootste telescopen op aarde en in de ruimte geen detailrijke beelden van deze kleine ijswereld maken. Ze tonen slechts het voorbijtrekken van lichte en donkere plekken op het oppervlak ten gevolge van de rotatie van Pluto, die in iets minder dan een week om zijn as draait. De Britse wetenschappers hebben gegevens opgedoken die eind jaren negentig met de James Clerk Maxwell Telescope (JCMT) op Hawaï zijn verzameld. Met deze telescoop is Pluto waargenomen op golflengten van minder dan een millimeter – een golflengtegebied dat tussen infrarood- en radiostraling in ligt. Deze submillimeterstraling is afkomstig uit een laag die dicht onder het oppervlak van de dwergplaneet ligt. Uit de JCMT-gegevens leiden de onderzoekers af dat zich onder een van de donkere plekken op het oppervlak van Pluto mogelijk een relatief droge laag van bevroren stikstof en methaan bevindt. Het donkere gebied zelf bestaat uit bevroren water en complexe koolstofverbindingen. De verwachting is dat de donkere bovenlaag in de loop onder invloed van de zonnestraling geleidelijk zal verdampen. Door processen als deze kan het aanzien van de dwergplaneet in de loop van de duizenden jaren aanzienlijk veranderen. (EE)
→ Telescope digs for ice on Pluto
16 juni 2014
De Hubble Space Telescope gaat op zoek naar ijsdwergen buiten de baan van Neptunus die dienst kunnen doen als reisdoel voor de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons. New Horizons werd in januari 2006 gelanceerd en zal in de zomer van 2015 langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon vliegen. Het is altijd de bedoeling geweest dat de ruimtesonde daarna één of twee ijsdwergen in de Kuipergordel van nabij bestudeert - kleine ijzige hemellichamen die dateren uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. Geschikte reisdoelen zijn tot op heden echter nog niet gevonden.
Binnenkort wordt met de Hubbletelescoop een testprogramma uitgevoerd om te onderzoeken of hij inderdaad geschikt is voor het opsporen van de kleine, extreem lichtzwakke hemellichamen. Als die test slaagt, zal een uitgebreider zoekprogramma worden opgezet. (GS)
→ NASA's Hubble to Begin Search Beyond Pluto for a New Horizons Mission Target (origineel persbericht)
9 juni 2014
De ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus, vertonen een enorme verscheidenheid aan oppervlakte-eigenschappen. Dat blijkt uit metingen die tussen 2009 en 2013 zijn verricht door de Europese infraroodruimtetelescoop Herschel.
IJsdwergen zijn relatief kleine hemellichamen die dateren uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. De dwergplaneten Pluto en Eris zijn de grootste (middellijn ca. 2350 km); inmiddels zijn er ca. 1400 bekend. Herschel heeft van 132 ijsdwergen de infraroodhelderheid op verschillende golflengten bepaald. Daaruit kan de middellijn van zo'n object worden afgeleid, en door die te vergelijken met de waargenomen (optische) helderheid is dan ook het reflecterend vermogen van het oppervlak bekend.
In de afbeelding zijn de 132 ijsdwergen (de kleinste is ca. 50 km in middellijn) op schaal weergegeven, waarbij ook de kleur en de helderheid in beeld is gebracht. De donkere exemplaren hebben vermoedelijk een oppervlak waarop organische verbindingen voorkomen; de sterk reflecterende exemplaren hebben een oppervlak dat voornamelijk uit ijs bestaat. Twee ijsdwergen, Haumea en Varuna, hebben een duidelijk langgerekte vorm. (GS)
→ Herschel’s population of trans-Neptunian objects (origineel persbericht)
20 mei 2014
Over dik een jaar scheert de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons met een snelheid van 50.000 km/uur langs de verre dwergplaneet Pluto en zijn manen. Na die korte ontmoeting dringt de ruimtesonde dieper de Kuipergordel in – de gordel van ijsachtige planetoïden aan de rand van ons zonnestelsel. Indien mogelijk zou hij ook nog een van die Kuipergordelobjecten moeten bezoeken. Maar tot nu toe is geen geschikt tweede reisdoel gevonden... Toen New Horizons in 2006 werd gelanceerd was NASA er vast van overtuigd dat er uiterlijk halverwege dit jaar wel een Kuipergordelobject gevonden zou zijn dat zich binnen het bereik van de ruimtesonde zou bevinden. Grondige zoekacties met de 8,2-meter Subaru-telescoop op Hawaï en de 6,5-meter Magellan-telescoop in Chili hebben inderdaad tientallen nieuwe ‘KBO’s’ opgeleverd. Maar geen van alle zijn bereikbaar voor New Horizons. Helemaal hopeloos is de zaak nog niet. De komende maanden zal de zoektocht worden voortgezet – niet alleen met Subaru en Magellan, maar mogelijk ook met de Hubble-ruimtetelescoop. Met name die laatste zou de kans op het vinden van een geschikt tweede reisdoel voor New Horizons aanzienlijk vergroten. Of de noodzakelijke waarnemingen in het toch al zwaar overboekte schema van de ruimtetelescoop passen is echter onzeker. In het ergste geval zal New Horizons straks alleen van grote afstand naar andere KBO’s kunnen kijken. Een schrale troost misschien, maar zelfs met zijn kleine 21-centimeter telescoop ziet de ruimtesonde dan altijd nog meer dan de ruim tien keer zo grote Hubble-ruimtetelescoop, die om de aarde cirkelt. (EE)
→ Pluto-bound probe faces crisis
26 maart 2014
De Amerikaanse astronomen Scott Sheppard en Chad Trujillo hebben een nieuw klein hemellichaam ontdekt dat zich permanent in de verre buitenwijken van het zonnestelsel ophoudt. Het vertoont sterke overeenkomsten met het grotere object Sedna, dat iets meer dan tien jaar geleden werd opgespoord. Volgens de astronomen behoren de twee tot een grote populatie van ijsachtige planetoïden in het gebied tussen de Kuipergordel en de Oortwolk (Nature, 27 maart). Ons zonnestelsel kan ruwweg in drie stukken worden verdeeld. Het centrum is het domein van de rotsachtige planetoïden en planeten, waartoe ook de aarde behoort. Het gebied daaromheen wordt gedomineerd door de grote gasplaneten. En buiten de baan van de verste gasplaneet, Neptunus, begint de Kuipergordel – een gordel van ijsachtige planetoïden. Dat geheel wordt dan nog omsloten door de verre Oortwolk, de kolossale wolk van miljarden kometen die, net als de Kuipergordelobjecten, worden beschouwd als overblijfselen van het materiaal waaruit de planeten zijn gevormd. Voorbij de Kuipergordel was tot nu toe pas één object ontdekt: Sedna. Daar is nu een tweede bij gekomen: 2012 VP113. De kleinste afstand van 2012 VP113 tot de zon bedraagt twaalf miljard kilometer – tachtig keer de afstand zon-aarde. Daarmee blijft hij nog net iets verder weg dan Sedna, al heeft die laatste een veel langgerektere omloopbaan. De ontdekking van 2012 VP113 is het resultaat van een systematische speurtocht naar objecten in de buitenste regionen van ons zonnestelsel. Op grond van het kleine stukje hemel dat tot nu toe is afgespeurd, schatten Sheppard en Trujillo dat er in totaal een stuk of negenhonderd objecten met afmetingen in de orde van duizend kilometer in Sedna-achtige banen om de zon draaien. 2012 VP113 lijkt overigens een slag kleiner: ongeveer 450 kilometer. Over de herkomst van deze objecten in het niemandsland van ons zonnestelsel bestaat nog veel onduidelijkheid. Mogelijk gaat het om voormalige leden van de Kuipergordel of de Oortwolk, waarvan de banen door invloeden van buitenaf verstoord zijn geraakt. Een andere mogelijkheid is dat het gaat om ontsnapte planetoïden van andere zonnestelsels. (EE)
→ Solar System’s Edge Redefined
22 januari 2014
Sterrenkundigen hebben, met behulp van de Europese infraroodsatelliet Herschel, waterdamp ontdekt rond de dwergplaneet/planetoïde Ceres. Het is voor het eerst dat met zekerheid water is aangetroffen bij een object in de planetoïdengordel. De onderzoeksresultaten verschijnen vandaag (23 januari) in het tijdschrift Nature. Met een middellijn van 950 kilometer is Ceres het grootste hemellichaam van de planetoïdengordel tussen de omloopbanen van Mars en Jupiter. Anders dan verreweg de meeste planetoïden is Ceres vrijwel bolvormig en waarschijnlijk ook gelaagd van opbouw. Vandaar dat hij, net als Pluto, tegenwoordig tot de ‘dwergplaneten’ wordt gerekend. Vermoed wordt dat Ceres een rotsachtige kern heeft, omgeven door een mantel, die grotendeels uit bevroren water bestaat, en een ijzige korst. Juist die ijsmantel past goed in ons huidige beeld van de evolutie van het zonnestelsel. Immers, toen het zonnestelsel zich 4,6 miljard jaar geleden vormde, was het in de centrale regionen zo heet dat er bij de planeten Mercurius, Venus, aarde en Mars geen water kon condenseren. Sterrenkundigen denken dat het daar aanwezige water pas later – ongeveer 3,9 miljard jaar geleden – naar deze planeten is gebracht door een bombardement van kometen en planetoïden.Waarnemingen met HIFI, een instrument van Nederlandse makelij, hebben die theorie nu versterkt. De Herschel-satelliet was niet in staat om opnamen van Ceres zelf te maken, maar met HIFI konden de ‘signalen’ van watermoleculen in de omgeving van de dwergplaneet worden gemeten. Uit deze metingen blijkt dat bijna alle waterdamp van twee plekken op het oppervlak van Ceres afkomstig is – hoger gelegen gebieden waar meer zonlicht komt en het oppervlakte-ijs sneller in damp verandert. Gemiddeld komt er naar schatting zes kilogram waterdamp per seconde vrij. Het lijkt erop dat de uitstoot van waterdamp op Ceres een zichzelf in stand houdend proces is. Bij de opwarming verandert het bevroren water direct in damp (sublimatie) en neemt het stofdeeltjes van het oppervlak mee de ruimte in, waardoor weer nieuw ijs wordt blootgelegd. Datzelfde verschijnsel treedt ook bij veel kometen op. Een andere mogelijkheid is dat er geisers of ‘ijsvulkanen’ in het spel zijn. (EE)
→ Water op Ceres wijst op onstuimig begin zonnestelsel
14 november 2013
Het in 2002 ontdekte Kuipergordelobject 2002 UX25 heeft een geringere dichtheid dan water. Tot die conclusie komt Michael Brown, planeetwetenschapper aan het California Institute of Technology, na onderzoek van het verre hemellichaam. Gezien de grootte van het object – ongeveer 650 kilometer – is die lage dichtheid verrassend: tot nu toe gingen astronomen ervan uit dat alleen Kuipergordelobjecten kleiner dan 350 kilometer lichter dan water konden zijn. De Kuipergordel is een grote verzameling van ijsachtige hemellichamen (o.a. kometen en dwergplaneten) die voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus om de zon cirkelen. Aangenomen wordt dat deze objecten op dezelfde manier zijn ontstaan als de planeten: door het samenklonteren van materiaal dat kort na het ontstaan van het zonnestelsel rond de zon achterbleef. Volgens de meest gangbare modellen hebben kleine Kuipergordelobjecten een geringe gemiddelde dichtheid, omdat zij poreus zijn. Grotere objecten van dit type zouden zijn ontstaan door onderlinge botsingen van kleinere exemplaren en daardoor onvermijdelijk compacter zijn geworden. Maar 2002 UX25 lijkt zich daar niet aan te houden. Het heeft er dus alle schijn van dat de dichtheid van een Kuipergordelobject niet wordt bepaald door zijn afmetingen. De ontdekking dat ze allemaal even poreus zijn, heeft al tot nieuwe theorieën geleid. Volgens sommige wetenschappers is het denkbaar dat de verre hemellichamen niet gelijktijdig met de planeten zijn gevormd, maar éérder. Na het ontstaan van de planeten zouden hun banen zodanig zijn verstoord, dat het tot tal van onderlinge botsingen kwam, waardoor de Kuipergordelobjecten in brokstukken van verschillende afmetingen uiteenvielen. (EE)
→ Scientist finds medium sized Kuiper belt object less dense than water (via Phys.org)
9 oktober 2013
De regelmaat in het manenstelsel van de dwergplaneet Pluto hangt mogelijk samen met de grote inslag, meer dan vier miljard jaar geleden, waarbij de maan Charon is ontstaan. Dat hebben planeetwetenschappers van het Southwest Research Institute (SwRI) vandaag bekendgemaakt op de 45ste bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences van de American Astronomical Society in Denver, Colorado. De omlooptijden van de vier buitenste en kleinste Plutomanen vertonen een opvallende regelmaat. Ze zijn vrijwel precies drie, vier, vijf en zes keer zo lang als de omlooptijd van Charon, de binnenste en grootste maan. Hoe die regelmaat precies tot stand is gekomen, is nog onduidelijk. Aangenomen wordt dat Charon is ontstaan bij een grote botsing tussen Pluto en een kleiner object. Modellen laten zien dat bij zo’n botsing ook tal van kleine manen worden gevormd, maar dan wel in veel krappere omloopbanen dan de huidige maantjes. Het is vrijwel ondenkbaar dat de banen van enkele van deze manen geleidelijk wijder zijn geworden: dan zouden ze vrijwel zeker in botsing zijn gekomen met Charon of zelfs aan de aantrekkingskracht van Pluto zijn ontsnapt. De SwRI-wetenschappers hebben nu onderzocht wat er kan zijn gebeurd met de kleinere brokstukken die bij het ontstaan van Charon vrijkwamen. Hun berekeningen laten zien dat deze ‘oermaantjes’ al snel door onderlinge botsingen zouden zijn verwoest. Maar het puin dat daarbij vrijkwam raakte niet verloren: het bleef rond Pluto cirkelen en fungeerde als bouwmateriaal voor nieuwe maantjes. Dit proces zou zich een aantal keren hebben herhaald. En daarbij zouden soms een maantje, of de bouwstenen ervan, dicht langs Charon zijn gescheerd en naar wijdere banen zijn geslingerd. De huidige kleine Plutomanen zouden dus het schamele overblijfsel zijn van een lange reeks botsingen en klonteringen die miljarden jaren geleden heeft plaatsgevonden. (EE)
→ SWRI Study Finds That Pluto Satellites'Orbital Ballet May Hint Of Long-Ago Collisions
11 juli 2013
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die onderweg is naar de dwergplaneet Pluto, heeft voor het eerst een opname gemaakt waarop de grootste Plutomaan, Charon, te zien is. Aardig detail is dat de opname bijna precies 35 jaar na de ontdekking van Charon is gemaakt. Indrukwekkend is de foto niet, maar daarbij moet worden aangetekend dat New Horizons nog bijna 900 miljoen kilometer van zijn reisdoel is verwijderd. Bovendien is Charon amper 1200 kilometer groot en bedraagt zijn afstand tot Pluto slechts 19.000 kilometer. Op 14 juli 2015 zullen veel duidelijkere beelden van het tweetal kunnen worden gemaakt. Dan scheert New Horizons namelijk op een afstand van slechts 12.500 kilometer langs het oppervlak van Pluto. (EE)
→ Charon Revealed!
2 juli 2013
De twee kleine maantjes van de verre dwergplaneet Pluto die in 2011 en 2012 zijn ontdekt, zijn officieel Kerberos en Styx genoemd door de Internationale Astronomische Unie (IAU). Tot nu toe werden ze aangeduid als P4 en P5. De namen zijn mede op basis van een populariteitspoll op Internet uitgekozen. Daarbij werden een half miljoen stemmen uitgebracht. Kerberos was de hellehond van de onderwereld; Styx de rivier die overgestoken moest worden om de onderwereld te bereiken. De meeste stemmen gingen overigens uit naar de naam Vulcan (thuiswereld van Mr. Spock uit de tv-serie Star Trek), maar die naam is in de sterrenkunde al in gebruik, en bovendien is er volgens de IAU geen sterke associatie met Pluto. Pluto zelf (ontdekt in 1930) is genoemd naar de Romeinse god van de onderwereld. Naast Kerberos en Styx draaien er nog drie andere manen rond de dwergplaneet: de grote maan Charon en de kleine ijsmaantjes Nix en Hydra. Pluto en zijn vijf manen zullen in de zomer van 2015 in detail bestudeerd worden door de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons. (GS)
→ Pluto's Smallest Moons Get Their Official Names (origineel persbericht)
18 juni 2013
Spaanse astronomen hebben bevestigd dat het kleine, ijzige hemellichaam Crantor in vrijwel dezelfde baan rond de zon beweegt als de planeet Uranus. Dat vermoeden werd in 2006 al uitgesproken door een Uruguayaanse sterrenkundige. Ook twee andere 'ijsdwergen', 2010 EU65 en 2011 QF99, hebben dezelfde omlooptijd en dezelfde gemiddelde afstand tot de zon als de reuzenplaneet, aldus de Spanjaarden. Crantor is een ca. 70 km grote bal die voornamelijk uit ijs bestaat. Net als 2010 EU65 en 2011 QF99 behoort hij tot de zogeheten centaurs - ijsdwergen die afkomstig zijn uit de Kuipergordel, maar door zwaartekrachtsstoringen in banen terecht zijn gekomen die de banen van de buitenste reuzenplaneten kruisen. Crantor en 2010 EU65 beschrijven 'hoefijzervormige' banen (ten opzichte van Uranus); 2011 QF99 bevindt zich altijd in de buurt van een punt dat 60 graden 'voorloopt' op Uranus. De conclusies van de Spaanse astronomen zijn gepubliceerd in Astronomy & Astrophysics. (GS)
→ Three centaurs follow Uranus through the solar system (origineel persbericht)
11 februari 2013
De ontdekkers van de twee kleinste manen van de dwergplaneet Pluto nodigen het grote publiek uit om namen voor deze recent ontdekte objecten te helpen kiezen. Traditioneel krijgen Pluto-manen namen die iets met Hades en de onderwereld te maken hebben.Om die traditie in stand te houden, hebben de astronomen alvast een twaalftal toepasselijke namen gereserveerd voor de beide maantjes, die nu nog P4 en P5 'heten'. Door uiterlijk maandag 25 februari een bezoekje te brengen aan plutorocks.seti.org kan iedereen zijn favoriete namen aanwijzen. Ook is het mogelijk om zelf suggesties voor namen in te dienen.P4 werd in 2011 ontdekt op opnamen van de Hubble-ruimtetelescoop. P5 werd een jaar later opgespoord. De twee maantjes zijn slechts twintig tot dertig kilometer groot. (EE)
→ Astronomers Ask Public to Help Name Pluto's New Moons
17 december 2012
De theorie dat de vorming van ons zonnestelsel is aangewakkerd door een schokgolf uit een supernova-explosie moet misschien van tafel. Wetenschappers van de Universiteit van Chicago hebben daarvoor aanwijzingen gevonden in meteorietmateriaal.Het is onder wetenschappers een gangbare theorie dat zonnestelsels ontstaan uit grote interstellaire gaswolken die onder hun eigen zwaartekracht instorten. Voor zo’n gebeurtenis zou wel een kick-start van buitenaf nodig zijn. Bijvoorbeeld een sterke schokgolf van een krachtige supernova-explosie. Lang werd gedacht dat de vorming van ons eigen zonnestelsel ook zo is begonnen.Maar door met een grotere precisie dan ooit naar de samenstelling van op aarde neergestorte meteorieten te kijken twijfelen de Amerikaanse wetenschappers daar nu aan. Wat ze dachten te vinden waren relatief grote hoeveelheden ijzer-60, een radioactieve vorm van ijzer die alleen in supernova’ s wordt gevormd.Het ijzer zou door schokgolf van de explosie door ons hele zonnestelsels zijn verspreid en zou dus terug te vinden moeten zijn in meteorieten, het ‘oermateriaal’ van ons zonnestelsel. Maar de wetenschappers vonden tot hun verrassing juist consistent lage niveau’s van dit ijzer. Veel minder dan in eerder onderzoek werd gemeten.Bij het eventuele ontbreken van een supernova-explosie is nu de vraag welke gebeurtenis wel het begin van het zonnestelsel heeft gemarkeerd. De wetenschappers denken bijvoorbeeld aan een tijdelijke opleving van een dichtbij staande zware ster. Dat zou een schokgolf veroorzaken die in de verre toekomst zou leiden naar het zonnestelsel zoals we dat nu kennen. (Roel van der Heijden)
→ Exploding star missing from formation of solar system
27 november 2012
Een nieuwe computersimulatie van de atmosfeer van Pluto laat zien dat deze zich mogelijk tot op grote afstand van de dwergplaneet uitstrekt. Het model voorspelt dat de hoogste regionen van atmosfeer tot halverwege Charon, Pluto's grootste maan, reiken. En verdwaalde atmosferische moleculen zouden zelfs door deze maan kunnen worden opgepikt.De ijle atmosfeer van Pluto bestaat grotendeels uit methaan, stikstof en koolmonoxide – gassen die waarschijnlijk zijn vrijgekomen bij de verdamping van oppervlakte-ijs tijdens de perioden dat de afstand van de dwergplaneet tot de zon relatief klein is. Dat laatste is ook nu nog het geval, want Pluto bereikte zijn kleinste afstand tot de zon in 1989 en is door zijn trage baanbeweging nog niet ver opgeschoten.Het is niet eenvoudig om te voorspellen hoe zo'n ijle atmosfeer zich onder zulke omstandigheden gedraagt. De Pluto-atmosfeer wordt opgewarmd door infrarode en ultraviolette straling van de zon. De ultraviolette straling kan niet erg diep in de atmosfeer doordringen en speelt dus geen grote rol bij de opwarming van de onderste 'luchtlaag'. Hogerop is het juist de uv-straling die de atmosferische moleculen beïnvloedt. Tot op zekere hoogte dan. Want helemaal bovenin, in de zogeheten exosfeer, is de Pluto-atmosfeer zó ijl dat er praktisch geen botsingen tussen moleculen meer plaatsvinden. Onduidelijk is echter op welke hoogte die exosfeer begint, en dat maakt voorspellingen voor de omvang van de atmosfeer heel onzeker.Desalniettemin presenteerden wetenschappers van de universiteit van Virginia vorig jaar een model dat een schatting gaf van de uitgestrektheid van de Pluto-atmosfeer tijdens jaren dat de activiteit van de zon gering is en Pluto relatief weinig zonnewarmte ontvangt. Nu is dat model uitgebreid voor perioden van gemiddelde en hoge zonneactiviteit. En daaruit blijkt dat de atmosfeer van de verre, ijskoude dwergplaneet wel eens omvangrijker kan zijn dan gedacht. (EE)
→ Pluto Atmosphere Larger Than Thought
21 november 2012
Astronomen hebben de ijskoude dwergplaneet Makemake waargenomen terwijl deze voor een verre ster langs schoof. Hierbij kon voor het eerst worden gecontroleerd of Makemake een atmosfeer heeft of niet (Nature, 22 november).Makemake is ongeveer een derde kleiner dan de 'voormalige planeet' Pluto. Hij volgt een baan om de zon die voorbij die van Pluto ligt, maar binnen de omloopbaan van Eris, de zwaarste van de vijf bekende dwergplaneten in het zonnestelsel. Eerdere waarnemingen hebben laten zien dat Makemake veel op zijn naaste buren lijkt. Sommige astronomen verwachtten dan ook dat zijn atmosfeer, indien aanwezig, op die van Pluto zou lijken. Maar het nieuwe onderzoek toont aan dat Makemake, net als Eris, geen atmosfeer van betekenis heeft. Dat laatste blijkt uit het feit dat de ster tijdens zijn bedekking door Makemake heel abrupt uitdoofde en weer tevoorschijn kwam. Als de dwergplaneet een atmosfeer had gehad, zouden de helderheidsafname en -toename veel geleidelijker zijn gegaan.Bij de sterbedekking zijn ook de afmetingen van Makemake nauwkeurig(er) gemeten. De dwergplaneet is niet volmaakt bolvormig, maar enigszins afgeplat aan zijn polen: zijn equatoriale middellijn is 1430 kilometer, zijn polaire middellijn 1502 kilometer.Ook hebben de astronomen vastgesteld dat Makemake een albedo van ongeveer 0,77 heeft. Dat betekent dat 77 procent van het weinige zonlicht dat zijn oppervlak bereikt wordt weerkaatst. Anders gezegd: het oppervlak van Makemake heeft zo ongeveer de helderheid van vuile sneeuw. (EE)
→ Dwergplaneet Makemake heeft geen atmosfeer
2 november 2012
Lang werd vermoed dat het ontstaan van ons zonnestelsel veel langzamer ging dan andere planetenstelsels. Nieuw onderzoek naar de samenstelling van oude meteorieten laat zien dat de vorming van de planeten toch veel sneller ging en vergelijkbaar is met onze stellaire buren.De wetenschappers van de Universiteit van Kopenhagen keken naar de leeftijd van twee materialen die regelmatig worden terug gevonden in zeer oude meteorieten: zogenoemde calcium en aluminium rijke inclusies (CAI’s) en chondrules. Beide materialen vormden zich toen het zonnestelsel ‘slechts’ enkele miljoenen jaren oud was. De overheersende theorie stelde echter dat chondrules zeker twee miljoen jaar later ontstonden dan de CAI’s.Dat lijkt niet te kloppen. Door naar de verhoudingen van verschillende uranium- en lood-isotopen in CAI’s en chondrules te kijken, wisten de Denen vast te stellen dat beiden ongeveer tegelijk werden gevormd.De conclusie die daaruit wordt getrokken is dat ons zonnestelsel minder bijzonder is dan ooit werd gedacht. De waargenomen verdelingen komen overeen met wat astronomen waarnemen in andere zonnestelsels in de Melkweg, die momenteel worden gevormd.De leeftijd van het huidige zonnestelsel wordt door astronomen geschat op 4,567 miljard jaar. Aanwijzingen over de jongste jaren van het zonnestelsel zijn te vinden in meteorieten die op aarde neersloegen. De meeste van deze kosmische steenbrokken zijn sinds hun vorming onaangetast gebleven. (Roel van der Heijden)
→ Solar system's birth record revised
16 oktober 2012
De reis van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons naar de verre dwergplaneet Pluto zit er voor bijna driekwart op. Maar inmiddels maken wetenschappers zich een beetje zorgen over wat de ruimtesonde in januari 2015 zal aantreffen. Het is namelijk denkbaar dat de omgeving van Pluto het nodige ruimtepuin bevat.Toen New Horizon werd ontwikkeld kenden astronomen slechts één maan bij Pluto. Maar inmiddels is dat aantal gestegen tot vijf. En bovendien is gebleken dat deze kleine objecten, en nog te ontdekken exemplaren, door botsingen met soortgenoten veel ijsachtig puin kunnen produceren. En gezien de grote snelheid van New Horizons – ongeveer 50.000 kilometer per uur – zou zelfs een botsing met een klein deeltje de ruimtesonde kunnen beschadigen.Momenteel wordt dan ook alles in het werk gesteld om de omgeving van Pluto af te speuren naar mogelijke mini-maantjes en ringen van puin. Ook worden alternatieve trajecten onderzocht die New Horizons wat minder dicht bij de dwergplaneet brengen. (EE)
→ Pluto's moons and possible rings may be hazards
27 september 2012
Met een computermodel van ons extreem jonge zonnestelsel zijn wetenschappers erachter gekomen dat de planeten waarschijnlijk niet tegelijk zijn ontstaan, zoals eerder wel werd gedacht. Verantwoordelijk daarvoor zijn krachtige schokgolven die de zon in haar beginjaren uitzond. De aarde zou hierdoor één van de jongste planeten van het zonnestelsel zijn.Toen de zon zo’n vijf miljard jaar geleden ontstond had zij nog geen planeten. Slecht een grote gaswolk met kleine brokjes materie omringde haar. Een serie schokgolven uit de zon zou, volgens een computermodel van Tagir Abdylmyanov van de Universiteit in Kazan in Rusland, ringen in die wolk hebben gecreëerd. Onder de invloed van de zwaartekracht klonterden daaruit in de loop van miljoenen jaren de planeten samen.Volgens het model zouden de eerste schokgolven de ringen voor de buitenste planeten hebben gemaakt, Neptunus en Uranus. Pas miljoenen jaren later waren Saturnus en Jupiter aan de beurt. Als allerlaatst – toen de zon veel kalmer was – kregen de vier binnenste planeten, Mars, aarde, Venus en Mercurius de kans samen te klonteren. Het onderzoek werd vandaag gepresenteerd op het European Planetary Science Congress in Madrid. (RvdH)→ European Planetary Science Congress
2 augustus 2012
Sterrenkundigen gaan ervan uit dat het de schokgolf van een supernova-explosie was die de geboorte van ons zonnestelsel inleidde. Volgens deze theorie zou deze schokgolf ook materiaal van de ontplofte ster hebben 'geïnjecteerd' in de gaswolk waaruit later zon en planeten ontstonden. Een nieuw computermodel laat zien hoe dat proces in zijn werk is gegaan. Dat de supernova-theorie hout snijdt, blijkt uit de vondst van bepaalde chemische elementen in meteorieten. Deze elementen zijn ontstaan uit het verval van radioactieve elementen met een relatief korte halveringstijd, waaronder de isotoop ijzer-60. Dateringen laten zien dat deze stoffen kort vóór de vorming van de meteorieten zijn ontstaan. Dat laatste leek moeilijk verklaarbaar. Het zou namelijk betekenen dat de supernova-explosie, het vrijkomen van de radioactieve stoffen en de opname van deze stoffen in het materiaal waaruit de meteorieten ontstonden alles bij elkaar minder dan een miljoen jaar moet hebben geduurd - erg kort naar astronomische begrippen. Het nieuwe computermodel laat echter zien dat het inderdaad zo snel kan zijn gegaan. De schokgolf van de supernova die de oerwolk van het zonnestelsel trof en deze samendrukte, vormde uitlopers die als reusachtige 'vingers' in het oppervlak van de gaswolk prikten. Minder dan 100.000 jaar later kromp deze wolk ineen, en begon de vorming van zon en planeten. Uit het model blijkt dat één of twee van die 'vingers' al voldoende zouden zijn om de gemeten hoeveelheden radioactieve stoffen te kunnen verklaren.
Meer informatie:
Fingering the Culprit that Polluted the Solar System
25 juli 2012
Amerikaanse wetenschappers denken in één klap twee raadsels omtrent ons zonnestelsel te hebben opgelost. Die 'klap' bestaat uit een model voor de bewegingen van deeltjes in de schijf van gas en stof rond de zon, waaruit 4,5 miljard jaar geleden de planeten ontstonden. Dit model laat zien dat veel van die deeltjes heen en weer reisden tussen de hete en koude delen van de protoplanetaire schijf. De beide raadsels hebben betrekking op de samenstelling van kometen en planetoïden, die als overblijfselen uit de oertijd van het zonnestelsel worden beschouwd. Vreemd genoeg bevatten kometen, die grotendeels uit ijs bestaan, ook deeltjes die onder hoge temperaturen zijn gevormd. En onderzoek laat zien dat de randen van zulke deeltjes grote verschillen in samenstelling vertonen. In het computermodel is een (instabiele) proto-planetaire schijf nagebootst, met temperaturen die uiteenlopen van +1200 graden (Celsius) in het centrum tot -200 graden aan de buitenrand. Gekeken is wat er in zo'n schijf gebeurt met deeltjes van ongeveer een centimeter groot die in dezelfde baan om de zon cirkelen en onderhevig zijn aan de weerstand van het gas in hun omgeving en aan de aantrekkingskrachten van de zon en de schijf zelf. Aanvankelijk blijven deze denkbeeldige deeltjes eendrachtig hun rondjes draaien. Maar al na een jaar of twintig beginnen hun omloopbanen aanzienlijke verschillen te vertonen. Sommige trekken naar de zon, tot ze de binnenste begrenzing van de protoplanetaire schijf bereiken. Andere migreren juist naar de koude buitengebieden. En ongeveer tien procent van de deeltjes gaat een tijdje tussen beide uitersten heen en weer. Die laatste categorie ondergaat afwisselende perioden van verdamping en condensatie. En dat zou ze precies die eigenschappen kunnen geven die in materiaal uit de ruimte is waargenomen.
Meer informatie:
Two Solar System Puzzles Solved
17 juli 2012
Met al die regen van de laatste tijd zou je het niet zeggen, maar de aarde is een droge planeet. Minder dan één procent van de aardmassa bestaat uit water. Dat is veel minder dan het standaardmodel voor de vorming van ons zonnestelsel voorspelt. Daarom hebben astronomen aan een aanpassing van dat model gewerkt. Volgens het standaardmodel bestond er een tweedeling in de materieschijf rond de zon waaruit de planeten samenklonterden. Het binnenste deel - ruwweg tot de baan van de uiteindelijk planeet Venus - was warm en droog, het gebied erbuiten koud en rijk aan ijsachtig materiaal. Dat zou echter betekenen dat onze planeet veel meer water zou moeten bevatten dan nu het geval is. Volgens het aangepaste model, dat is ingegeven door waarnemingen van andere sterren, stak het centrale deel van de protoplanetaire schijf ingewikkelder in elkaar: warme en koude gordels wisselden elkaar af. Dat maakt het mogelijk dat ook de aarde uit droog materiaal werd opgebouwd. Ook doet het model de juiste 'voorspelling' dat ook de planeten Mercurius, Venus en Mars relatief droog zijn.
Meer informatie:
Why Is Earth So Dry?
11 juli 2012
Astronomen hebben, met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop, een vijfde maan ontdekt bij de verre dwergplaneet Pluto. Het maantje is naar schatting 10 tot 25 kilometer groot en cirkelt op een afstand van 95.000 kilometer om Pluto. Waarschijnlijk ligt zijn omloopbaan ruwweg in hetzelfde vlak als de banen van de vier overige manen. De ontdekkers verbazen zich erover dat zo'n kleine ijsplaneet zo'n grote verzameling manen kan hebben. Vermoed wordt dat het overblijfselen zijn van een botsing tussen Pluto en een soortgelijk hemellichaam, die miljarden jaren geleden zou hebben plaatsgevonden. Pluto's eerste en grootste maan, Charon, werd in 1978 opgespoord. De nummers 2 en 3, Nix en Hydra, werden in 2006 door Hubble ontdekt. En in 2011 volgde het nog naamloze maantje P4. Het vijfde maantje heeft de officiële aanduiding S/2012 (134340) 1, maar zal ook kortweg bekend staan als P5.
Meer informatie:
Hubble Discovers New Pluto Moon
22 mei 2012
In het buitengebied van ons zonnestelsel kan een nog onbekende planeet om de zon cirkelen. Dat concludeert de Braziliaanse astronoom Rodney Gomes uit modelberekeningen die bedoeld zijn om de bijzondere omloopbanen van enkele objecten voorbij de baan van de planeet Neptunus te kunnen verklaren. De vermeende planeet zou te ver verwijderd zijn van de aarde om gemakkelijk waarneembaar te zijn. Al geruime tijd is bekend dat enkele van de kleine, ijsachtige objecten buiten de Neptunusbaan enigszins afdwalen van de baan die ze zouden moeten volgen als de aantrekkingskrachten van alle bekende hemellichamen in rekening worden gebracht. Dat geldt onder meer voor de ijsdwerg Sedna, die een extreem langgerekte baan volgt. Gomes kwam er achter dat de afwijkende baanbewegingen van deze objecten goed verklaarbaar zijn als hij een extra planeet aan zijn model toevoegde. Die planeet zou maximaal vier keer zo groot kunnen zijn als de aarde en in dat geval op een afstand van 225 miljard kilometer om de zon cirkelen. Maar het zou ook kunnen gaan om een veel kleiner object dat, net als Sedna, een zeer langgerekte omloopbaan heeft, maar altijd buiten de Neptunusbaan blijft. En dan is er ook nog de mogelijkheid dat de banen van Sedna en de overige objecten al heel lang geleden verstoord zijn geraakt, toen een andere ster op relatief kleine afstand langs ons zonnestelsel trok. In dat geval is er geen extra planeet nodig om hun afwijkende banen te verklaren.
Meer informatie:
Planet X? New Evidence of an Unseen Planet at Solar System's Edge
20 december 2011
Met de nieuwe Cosmic Origins Spectrograph van de Hubble-ruimtetelescoop zijn opnieuw duidelijke aanwijzingen gevonden dat zich aan het oppervlak van de dwergplaneet Pluto complexe organische moleculen bevinden. Deze moleculen kunnen ontstaan door de interactie van zonlicht en kosmische straling met het oppervlakte-ijs van Pluto, dat onder meer uit bevroren methaan, koolmonoxide en stikstof bestaat. De organische moleculen kunnen verklaren waarom Pluto een enigszins rode tint heeft. De nieuwe Hubble-waarnemingen hebben ook aan het licht gebracht dat het ultraviolet-spectrum van Pluto sinds de jaren negentig veranderd is. Onduidelijk is nog of dat het gevolg is van daadwerkelijke veranderingen op het oppervlak van de dwergplaneet.
Meer informatie:
SwRI researchers discover new evidence for complex molecules on Pluto's surface
3 december 2011
De NASA-ruimtesonde New Horizons heeft op 2 december een bijzondere mijlpaal bereikt: nog nooit is een ruimtesonde zo dicht bij de dwergplaneet Pluto geweest. Erg dicht is hij zijn eindbestemming overigens nog niet genaderd, want zijn afstand tot Pluto bedraagt nog altijd anderhalf miljard kilometer. Het heeft New Horizons, ondanks zijn kolossale snelheid van bijna een miljoen kilometer per dag, 2143 dagen gekost om dichter bij de verre dwergplaneet te komen dan de Voyager 1 in januari 1986. Zelf heeft de ruimtesonde daar trouwens niets van gemerkt, want hij bevindt zich momenteel in winterslaap om energie te sparen voor zijn grote ontmoeting met Pluto medio 2015. Volgende maand zal New Horizons even worden gewekt om zijn systemen te testen. Spectaculaire foto's van Pluto zal dat echter nog niet opleveren: daarvoor is zijn afstand tot de dwergplaneet nog veel te groot. Pas vanaf 2014 kunnen opnamen worden gemaakt die details op de dwergplaneet laten zien.
Meer informatie:
New Horizons Becomes Closest Spacecraft to Approach Pluto
New Horizons homepage
7 november 2011
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, gelanceerd in januari 2006, zal in de zomer van 2015 op kleine afstand langs de verre dwergplaneet Pluto en zijn relatief grote maan Charon vliegen. Vluchtleiders en astronomen van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado, en het Applied Physics Laboratory van de Johns Hopkins University in Baltimore, Maryland, zijn begin november tot de conclusie gekomen dat er mogelijk een kleine kans is dat de ruimtesonde bij die scheervlucht gevaar loopt om in botsing te komen met materiaal in een baan rond Pluto.
Behalve door Charon wordt Pluto ook vergezeld door minstens drie kleine maantjes, waarvan de laatste pas afgelopen zomer werd ontdekt met de Hubble Space Telescope. Dat doet vermoeden dat er misschien veel meer kleine objecten in een baan rond de dwergplaneet bewegen. Ook het bestaan van een ring of een wolk van kleinere brokstsukken kan niet uitgesloten worden.
De komende jaren zal daar dan ook gericht naar gezocht worden, met behulp van de Hubble Space Telescope, met grote telescopen op de grond, en met de in aanbouw zijnde Atacama Large Millimeter Array in noord-Chili.
Voor het geval er inderdaad meer materiaal wordt ontdekt in een baan rond Pluto, werken vluchtleiders aan een alternatieve route, waarbij New Horizons op een veilige afstand langs de ijzige dwergplaneet vliegt, in het gebied dat door de zwaartekracht van Charon moet zijn 'schoongeveegd'.
Meer informatie:
Is the Pluto System Dangerous?
New Horizons
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
26 oktober 2011
De verre dwergplaneet Eris weerkaatst maar liefst 96 procent van het (weinige) zonlicht dat zij ontvangt. Dat is een van de conclusies die kunnen worden getrokken uit waarnemingen van een sterbedekking door dit kleine hemellichaam, die in november 2010 plaatsvond. De astronomen die deze zeldzame gebeurtenis hebben waargenomen, doen deze week verslag daarvan in het tijdschrift Nature. Twee weken geleden lekte al het nieuws uit dat de astronomen erin waren geslaagd om de grootte (2326 km) en dichtheid van Eris te bepalen. Daaruit bleek dat de dwergplaneet, anders dan haar vrijwel even grote soortgenoot Pluto, voor een groot deel uit gesteente bestaat. Het vermoeden bestaat dat Eris een grote rotsachtige kern heeft, die omgeven is door een ongeveer honderd kilometer dikke mantel van ijs. IJs dat al vele miljoenen jaren aan het ruimtemilieu is blootgesteld, verkleurt echter en kan de opvallende witheid van het oppervlak van Eris niet verklaren. Een analyse van het spectrum van de dwergplaneet wijst er echter op dat de ijsmantel is bedekt met een zeer dunne coating van vers ijs dat uit een mengsel van bevroren stikstof en methaan bestaat. Volgens de astronomen kan dit ijslaagje het gevolg zijn van het aanvriezen van de stikstof- of methaanatmosfeer van de dwergplaneet, toen deze zich in haar langgerekte baan van de zon verwijderde en in een steeds koudere omgeving terechtkwam. De ijscoating zou weer in gasvormige toestand kunnen overgaan zodra Eris de zon weer wat dichter is genaderd. (Momenteel is haar afstand tot de zon drie keer zo groot als die van Pluto.) De astronomen hebben ook een schatting kunnen maken van de oppervlaktetemperatuur van de dwergplaneet. Aan de dagzijde van Eris blijft deze steken bij 238 graden onder nul; aan de nachtzijde is het zelfs nog wat kouder.
Meer informatie:
Verre Eris is Pluto's tweelingzus
15 oktober 2011
De strijd om de titel 'grootste dwergplaneet van het zonnestelsel' is nog niet beslist. Toen in 2005 de verre ijsdwerg Eris werd ontdekt, leek het erop dat deze aanzienlijk groter was dan Pluto, die toen nog als een volwaardige planeet werd gezien. Maar nieuwe waarnemingen laten zien dat de grootte van Eris overschat is: de beide dwergplaneten zijn vrijwel even groot. De ontdekking van Eris was de aanleiding tot een discussie binnen de Internationale Astronomische Unie over wat je nou wel een planeet mag noemen en wat niet. Het resultaat van die discussie was dat er een nieuwe klasse van hemellichamen werd bedacht: die van de dwergplaneten. Pluto heeft een middellijn van ongeveer 2330 kilometer. Een recente schatting van de grootte van Eris, gebaseerd op waarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop kwam uit op 2400 kilometer, met een onzekerheid van honderd kilometer: nauwelijks groter dan Pluto dus. Maar de meest recente berekeningen laten zien dat Eris misschien zelfs maar 2326 kilometer groot is, met een onzekerheidsmarge van twaalf kilometer. Dat volgt uit waarnemingen van de bedekking van een ster door Eris, die in 2010 vanuit Chili is waargenomen. Welke van de twee nu echt het grootst is, zal uit verdere metingen moeten blijken. Eén ding staat echter nu al vast: Eris is aanzienlijk zwaarder dan Pluto en heeft dus een grotere dichtheid. Anders dan Pluto, die voor ongeveer de helft uit ijs bestaat, bestaat Eris waarschijnlijk grotendeels uit gesteente.
Meer informatie:
Pluto or Eris: Which is Bigger?
Kort verslag van de sterbedekking door Eris (pdf)
3 oktober 2011
Buiten de baan van de verre planeet Neptunus, in de zogeheten Kuipergordel, werd enkele jaren geleden een ijzig hemellichaam ontdekt met een merkwaardige zandlopervorm. IJsdwerg 2001 QG298 lijkt nog het meest op twee eieren die elkaar aan het spitse uiteinde raken. Eens in de ca. zeven uur draait het object rond een vrijwel horizontaal gelegen rotatieas, als de propeller van een vliegtuig.
De ijsdwerg staat zo ver weg dat de vorm niet direct zichtbaar is. Dat het om een extreme zandlopervorm moet gaan, blijkt uit metingen aan de extreme helderheidsvariaties van 2001 QG298, die veroorzaakt worden doordat we vanaf de aarde min of meer van opzij tegen de roterende 'propeller' aankijken.
Volgens Pedro Lacerda van Queens University Belfast, die nieuwe gedetailleerde metingen aan 2001 QG298 presenteerde op een groot internationaal planeetonderzoekscongres in Nantes, heeft minstens tien en misschien wel vijfentwintig procent van alle kleinere ijsdwergen in de Kuipergordel een vergelijkbare zandlopervorm.
Meer informatie:
Spinning hourglass object may be the first of many to be discovered in the Kuiper belt
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
16 september 2011
Volgens onderzoekers van de Universiteit van Californië in Santa Cruz heeft de verre, koude dwergplaneet Pluto mogelijk een ondergrondse oceaan. Pluto bestaat deels uit gesteenten en deels uit ijs. Als de rotsachtige kern van de dwergplaneet veertig procent van het totale volume inneemt (wat zeer aannemelijk is), bevat die kern voldoende radioactief kalium om de energie te genereren die nodig is om een deel van de ijsmantel te smelten, aldus Guillaume Robuchon en Francis Nimmo in een artikel in het vakblad Icarus. Als de buitenste ijslagen van Pluto stijf genoeg zijn, en minder beweeglijk dan het pakijs van Antarctica, wordt die inwendige warmte ook daadwerkelijk vastgehouden; bij een te beweeglijke ijskorst ontsnapt de inwendige warmte naar buiten. Waarnemingen van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die in het voorjaar van 2015 langs Pluto vliegt, kunnen het bestaan van een ondergrondse oceaan mogelijk aantonen, door nauwkeurige metingen aan de vorm van de dwergplaneet.
Artikel op www.newscientist.com
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
22 augustus 2011
De grote ijsdwerg 2007 OR10, bijgenaamd Snow White ('Sneeuwwitje'), had waarschijnlijk ooit een ijle dampkring van methaan. Dat concluderen planeetonderzoeker Mike Brown van het California Institute of Technology en zijn collega's op basis van waarnemingen van de ca. 1150 kilometer grote bewoner van de Kuipergordel, buiten de baan van de verste planeet Neptunus.
De ijsdwerg heeft een opvallend rode kleur (de bijnaam Snow White was al toegekend voordat die rode kleur werd ontdekt), maar infraroodwaarnemingen met de 6,5-meter Walter Baade-telescoop op Cerro Las Campanas in Chili laten zien dat het oppervlak van het hemellichaam toch voor ongeveer de helft uit ijs bestaat. Volgens Brown en zijn collega's wordt de rode kleur veroorzaakt door de aanwezigheid van methaan; methaanverbindingen kleuren rood onder invloed van onder andere kosmische straling. Ook de grotere ijsdwerg Quaoar vertoont die merkwaardige combinatie van een ijzige samenstelling en een rode kleur.
Als de aanwezigheid van methaan met toekomstige metingen wordt bevestigd, lijkt het aannemelijk dat 2007 OR10 lang geleden een methaanrijke dampkring heeft gehad, die in de loop van lange tijd geleidelijk is verdwenen. Het oppervlakte-ijs van Snow White (een bijnaam die in de nabije toekomst waarschijnlijk vervangen zal worden door een officiële naam) doet vermoeden dat het hemellichaam ooit actief ijsvulkanisme heeft gekend.
Meer informatie:
Astronomers Find Ice and Possibly Methane on Snow White, a Distant Dwarf Planet
Weblog van Mike Brown
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
20 juli 2011
De verre dwergplaneet Pluto heeft niet drie, maar minstens vier manen. Dat volgt uit waarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop. Het bestaan van de vierde maan kwam aan het licht bij een zoektocht naar een mogelijk ringenstelsel rond Pluto. De nieuwe maan, die voorlopig P4 heet, is ruimschoots de kleinste van de vier. Hij is naar schatting slechts 12 à 34 kilometer groot. Ter vergelijking: de grootste Plutomaan, Charon, meet ruim duizend kilometer, en de afmetingen van Nix en Hydra worden geschat op 32 tot 113 kilometer. Vermoed wordt dat alle manen van Pluto zijn ontstaan na een botsing tussen Pluto en een kleinere soortgenoot. Bij die gebeurtenis, die zich in de begintijd van het zonnestelsel moet hebben voltrokken, is veel ijzig puin de ruimte in geblazen, dat vervolgens tot manen en maantjes is samengeklonterd.
Meer informatie:
NASA's Hubble Discovers Another Moon Around Pluto
28 juni 2011
Een team van astronomen van Williams College in Williamstown, Massachusetts, heeft op 23 juni met behulp van relatief kleine telescopen op Hawaii een sterbedekking waargenomen door Charon, de 1215 kilometer grote maan van Pluto. Elf minuten later zou ook Pluto zelf voor de ster langsbewegen, maar het is nog onduidelijk of die bedekking ook is gezien. Vier dagen later, op 27 juni, bewoog Pluto voor een andere ster langs, en werd die ster ook bedekt door Hydra, een van de twee kleine Plutomaantjes, met een middellijn van slechts ca. 80 kilometer. Dit verschijnsel kon vanwege bewolking echter niet worden waargenomen.
Net als in 2005 werd op 23 juni waargenomen dat het sterlicht tijdens de bedekking door Charon heel plotseling uitdoofde, terwijl er bij sterbedekkingen door Pluto altijd sprake is van een geleidelijke helderheidsafname. Daaruit wordt afgeleid dat Charon - in tegenstelling tot Pluto - geen dampkring heeft.
Ook professionele telescopen op Hawaii hebben waarnemingen verricht aan de sterbedekkingen, evenals de vliegende infraroodsterrenwacht Sofia. Uit dit soort waarnemingen kan veel informatie worden afgeleid over de precieze afmetingen van de betreffende hemellichamen, en over de eigenschappen van de extreem ijle Plutodampkring. Pluto beweegt momenteel - gezien vanaf de aarde - door de Melkweg, zodat er de komende jaren nog veel sterbedekkingen verwacht mogen worden.
Meer informatie:
Williams and MIT Astronomers Observe Pluto and its Moons
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
24 juni 2011
Op 23 juni heeft de Stratospheric Observatory for Infrared Astronomy (SOFIA) - de 'vliegende sterrenwacht' van Duits/Amerikaanse makelij - een bijzonder hemelverschijnsel waargenomen: de bedekking van een naamloos sterretje door de dwergplaneet Pluto. Deze sterbedekking stelde wetenschappers in staat om de atmosfeer van Pluto te analyseren. De sterbedekking was alleen waarneembaar boven een leeg stuk Stille Oceaan, waar uiteraard geen normale sterrenwacht te vinden is. Hierdoor was SOFIA de enige observatiepost die astronomen ter beschikking stond. Bijkomend voordeel was dat SOFIA, een gemodificeerde Boeing 747SP met een 2,5-meter telescoop aan boord, op grote hoogte vliegt, waar weinig hinder wordt ondervonden van de waterdamp in de aardatmosfeer. Of de waarnemingen zouden lukken, bleef tot op het laatste moment spannend. Want de hemelpositie van Pluto, die uiterst nauwkeurig moest worden bepaald, was pas enkele uren voor de vlucht bekend. Hierdoor moest de vluchtroute op het laatste moment 200 kilometer naar het noorden worden opgeschoven.
Meer informatie:
SOFIA Successfully Observes Challenging Pluto Occultation
21 juni 2011
Via de website www.icehunters.org kan het grote publiek mee helpen zoeken naar toekomstige reisdoelen voor de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons. New Horizons werd in januari 2006 gelanceerd en zal in 2015 de eerste ruimtesonde zijn die een bezoek brengt aan de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon. Daarna is het de bedoeling dat de ruimtesonde nog een scheervlucht uitvoert langs één of twee kleinere ijsdwergen in de Kuipergordel - de brede band van bevroren hemellichamen buiten de baan van Neptunus, waar ook Pluto deel van uitmaakt.
Met grote telescopen op aarde zijn inmiddels foto's gemaakt van het deel van de sterrenhemel waarin zich momenteel ijsdwergen bevinden die mogelijk in aanmerking komen voor zo'n bezoek. Pamela Gay en Cory Lehan van de Southern University of Illinois in Edwardsville hebben nu de Icehunters-website ontwikkeld om het grote publiek de gelegenheid te bieden in deze opnamen mee te helpen zoeken naar tot nu toe onbekende ijsdwergen.
Meer informatie:
IceHunters Website Challenges Public to Find Icy Worlds
IceHunters
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
19 april 2011
De extreem ijle dampkring van de verre, koude dwergplaneet Pluto bevat koolmonoxide (CO). Dat blijkt uit waarnemingen met de Brits-Canadees-Nederlandse James Clerk Maxwell Telescope (JCMT) op Hawaii. De resultaten worden vandaag bekendgemaakt door Jane Greaves van de University of St Andrews, op de National Astronomy Meeting (NAM 2011) van de Royal Astronomical Society in Llandudno, Wales.
Pluto's ijle dampkring werd in 1988 ontdekt, vlak voordat de planeet in zijn elliptische omloopbaan de kleinste afstand tot de zon bereikte. De dampkring bestaat vermoedelijk grotendeels uit het moeilijk waarneembare stikstof (N2), maar bevat ook sporen van methaan (CH4). Eerder is al ontdekt dat er sterke variaties optreden in de hoeveelheden methaangas in de lagere delen van de dampkring.
Koolmonoxide (CO) is een lichter gas. Het blijkt zich - in zeer geringe hoeveelheden - uit te strekken tot maar liefst 3000 km boven het oppervlak van Pluto, die klein is en te weinig zwaartekracht heeft om een dikkere dampkring vast te houden.
De JCMT is een 15 meter grote schotelantenne die millimeterstraling uit het heelal opvangt. De telescoop werd bijna 25 jaar geleden al in gebruik genomen. De komende jaren zal hij regelmatig waarnemingen aan Pluto blijven verrichten. In de zomer van 2015 komt de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons bij de dwergplaneet aan.
Meer informatie:
Pluto has carbon monoxide in its atmosphere
James Clerk Maxwell Telescope
NAM 2011
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
11 januari 2011
Een nieuwe telescoop, die nog maar net is begonnen aan zijn verkenning van de hemel boven Hawaï, heeft zijn eerste ontdekkingen al gedaan. Het Panoramic Survey Telescope & Rapid Response System (Pan-STARRS) heeft tien objecten ontdekt in de Kuipergordel - de brede gordel van duizenden kleine, ijsachtige hemellichamen voorbij de baan van de planeet Neptunus. De tien nieuwe Kuipergordelobjecten zijn naar schatting 300 tot 500 kilometer groot. De speurtocht naar objecten in die verre buitenwijk maakt deel uit van een grote hemelverkenning waar zestig procent van de telescooptijd van Pan-STARRS in gaat zitten. Naar verwachting naast Kuipergordelobjecten ook nabije planetoïden worden opgespoord. De Pan-STARRS-telescoop is sinds juni 2010 in bedrijf. Hij is uitgerust met de grootste digitale camera ter wereld: een 1,4 gigapixel kolos.
Meer informatie:
New Telescope Exploring Solar System "Outback"
8 november 2010
Afgelopen zaterdag trok de verre dwergplaneet Eris precies voor een ster langs. Drie teams van sterrenkundigen hebben deze bijzondere sterbedekking vanuit Chili waargenomen. Hun metingen kunnen worden gebruikt om de grootte van Eris te bepalen. De definitieve meetwaarde is nog niet bekend, maar het lijkt er sterk op dat de middellijn van Eris in elk geval kleiner is dan 2340 kilometer. Dat is maar vier kilometer minder dan de grootte van Pluto, maar het uiteindelijke getal zou nog eens vijftig tot zestig kilometer lager kunnen uitvallen. Tot nog toe werd ervan uitgegaan dat Eris juist de grootste van de twee was. Als het formaat van Eris inderdaad naar beneden moet worden bijgesteld, betekent dit dat haar oppervlak nog witter is dan gedacht. Het licht-weerkaatsend vermogen komt dan uit op negentig procent of meer. Daarmee benadert Eris de helderheid van de ijsmaan Enceladus, die om de planeet Saturnus cirkelt.
Meer informatie:
Former 'tenth planet' may be smaller than Pluto
5 oktober 2010
Een team Amerikaanse wetenschappers heeft vastgesteld dat het bevroren oppervlak van Eris, voor zover bekend de grootste dwergplaneet van ons zonnestelsel, voornamelijk uit stikstofijs bestaat. In dat opzicht lijkt hij sterk op de langst bekende dwergplaneet, Pluto. De ontdekking is niet alleen gebaseerd op waarnemingen van Eris en Pluto, maar ook op onderzoek in het nieuwe 'ijslaboratorium' van Northern Arizona University. In dat lab worden de ijzige omstandigheden op de verre dwergplaneten (-390 graden Fahrenheit oftewel -234 graden Celsius) nagebootst. Vervolgens worden ijsmonsters gemaakt door mengsels van gassen zoals stikstof, methaan en argon te laten bevriezen. Door de ijsmonsters met licht te beschijnen, kan worden vastgesteld welke 'chemische vingerafdrukken' (spectraallijnen) de diverse gasmengsels in het licht achterlaten. Deze vingerafdrukken worden ten slotte vergeleken met telescoopwaarnemingen van Eris en Pluto. De conclusie is dat het ijsoppervlak van Eris voor negentig procent uit bevroren stikstof en voor tien procent uit bevroren methaan bestaat.
Meer informatie:
Nitrogen, Methane Dominate Icy Surface of Eris
5 oktober 2010
Nieuw onderzoek door een student van de universiteit van Victoria (Canada) vormt een uitdaging voor de bestaande theorie over de vorming van het buitengebied van ons zonnestelsel. Tijdens de bijeenkomst van planeetdeskundigen die deze week in Pasadena wordt gehouden, heeft Alex Parker bewijs laten zien dat de planeet Neptunus geen grote aantallen planetoïden heeft 'weggepest'. Tot nog toe is dat het idee achter de vorming van de zogeheten Kuipergordel buiten de baan van Neptunus. De Kuipergordel is een platte ring die zich uitstrekt van zes miljard tot zeven miljard kilometer van de zon. In deze gordel bevinden zich duizenden ijsachtige planetoïden groter dan honderd kilometer, die worden beschouwd als een overblijfsel uit de tijd dat de planeten van ons zonnestelsel werden gevormd. Een flinke aantal van deze ijsdwergen - ruwweg één op de drie - draait in paren om de zon. Uit Parkers computersimulaties blijkt dat veel van die dubbele ijsdwergen van elkaar gescheiden zouden zijn als de Kuipergordel inderdaad door de zwaartekrachtswerking van Neptunus naar zijn huidige locatie verbannen was. Het lijkt er sterk op dat de ijsdwergen gewoon in de buurt van hun huidige locatie zijn ontstaan.
Meer informatie:
Planet Neptune Not Guilty Of Harassment
13 september 2010
Voorbij de baan van de planeet Neptunus bevinden zich ontelbare ijsachtige hemellichamen. Deze transneptunische objecten of ijsdwergen ontvangen dermate weinig zonlicht, dat ze vanaf de aarde nauwelijks waarneembaar zijn. Maar dankzij een slimme techniek hebben astronomen met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop toch weer veertien van die ijsdwergen opgespoord. Net als de planeten draaien de ijsdwergen om de zon - zij het heel langzaam. Hierdoor verplaatsen zij zich ten opzichte van de achtergrond van vaste sterren en vertonen ze zich op lang belichte opnamen als korte streepjes. Met behulp van speciale software hebben de astronomen op honderden Hubble-opnamen naar zulke streepjes gezocht. Tussen de vele kandidaten die dat opleverde, bleken dus veertien echte ijsdwergen te zitten. Alle gevonden objecten zijn zeer bescheiden van omvang: ze zijn veertig tot honderd kilometer groot. Twee van de veertien vormen een duo dat om elkaar heen draait. Omdat voor dit onderzoek maar een heel klein stukje hemel is afgespeurd, is de verwachting dat er in de Hubble-archieven nog honderden ijsdwergen op ontdekking wachten.
Meer informatie:
NASA's Hubble Harvests Distant Solar System Objects
23 augustus 2010
Het zonnestelsel zou weleens bijna twee miljoen jaar ouder kunnen zijn dan tot nu toe werd aangenomen. Dat schrijven Amerikaanse onderzoekers in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Geoscience, dat zondag is gepubliceerd. De onderzoekers van de Universiteit van Arizona in Tempe baseren zich op een 1,5 kilo zware meteoriet die in 2004 in de Marokkaanse Saharawoestijn is gevonden. Uit metingen aan de relatieve hoeveelheden van verschillende lood-isotopen concluderen de wetenschappers dat het zonnestelsel 4456,82 miljoen jaar oud is. Dat is tussen de 300.000 en 1,9 miljoen jaar ouder dan eerder werd geschat.
De ontdekking betekent ook dat de interstellaire gas- en stofwolk waaruit het zonnestelsel ontstond veel meer ijzer-60 bevatte dan voorheen werd aangenomen. Dat doet vermoeden dat ons zonnestelsel ontstaan is in een sterrenhoop waarin verschillende supernova-explosies plaatsvonden. Bij die explosies werd (o.a.) die ijzer-isotoop de ruimte in geblazen, en ontstonden ook verdichtingen en schokgolven waaruit nieuwe sterren werden geboren.
Nieuwsbericht over de ontdekking (Nature)
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
16 juni 2010
Op 9 oktober 2009 is vanaf de Hawaï-eilanden een bijzonder, maar nogal onopvallend hemelverschijnsel waargenomen: de bedekking van een ster door een ijzige planetoïde die zich ver buiten de baan van de planeet Neptunus bevindt. Amerikaanse wetenschappers hebben deze gelegenheid benut om de verre 'ijsdwerg' op te meten (Nature, 17 juni). IJsdwerg KBO 55636 maakt deel uit van de zogeheten Kuipergordel. In die gordel bevinden zich naar schatting 70.000 objecten groter dan honderd kilometer. Maar tot nog toe zijn er maar ruim duizend ontdekt. Door hun grote afstanden is over de meeste Kuipergordelobjecten weinig bekend: zelfs hun afmetingen zijn onzeker. Daarom kwam het mooi uit dat KBO 55636 vorig jaar precies voor een ster langs bewoog. Waarnemingen van zo'n sterbedekking kunnen namelijk worden gebruikt om de grootte van de ijsdwerg te bepalen. Uit de resultaten van 9 oktober blijkt dat KBO 55636 aanzienlijk kleiner is dan verwacht. Zijn diameter bedraagt slechts 143 kilometer, terwijl eerdere schattingen uitkwamen op 360 tot 700 kilometer. Daaruit kan worden geconcludeerd dat het oppervlak van de ijsdwerg zo wit is als verse sneeuw en ijs. Dat is verrassend, omdat zo'n ijsoppervlak onder invloed van zonnestraling en stofafzettingen in de loop van de tijd heel donker wordt. Vermoed wordt dat KBO 55636 een relatief vers brokstuk is van een aanzienlijk groter Kuipergordelobject dat lang geleden in botsing is gekomen met een soortgenoot.
Meer informatie:
MIT astronomer leads the first team to study a Kuiper Belt object during a stellar occultation
6 mei 2010
Wetenschappers hebben op Antarctica twee minuscule meteorietjes gevonden die aanwijzingen bevatten over de vorming van ons zonnestelsel. De micrometeorieten, beide slechts een fractie van een millimeter groot, zijn opgedoken uit sneeuwlagen die naar schatting 40 tot 55 jaar oud zijn. Het zijn waarschijnlijk de neergedwarrelde restanten van een komeet die ooit in de buurt van de aarde kwam. De flintertjes ruimtepuin zijn rijk aan koolstof en bevatten veel meer deuterium (een vorm van waterstof) dan aards materiaal. Volgens deskundigen komen de aangetroffen koolstofverbindingen doorgaans uit de verre ruimte, waar grote gaswolken samentrekken tot nieuwe sterren. Maar dat kan bij deze micrometeorieten niet het geval zijn: ze bevatten namelijk kleine kristallen, wat erop wijst dat ze in de omgeving van de zon zijn gevormd. Deze bevindingen wijzen erop dat het materiaal van de meteorietjes afkomstig is uit de grote schijf van gas en stof rond de zon waaruit de planeten zijn ontstaan. De verwachting is dat verder onderzoek van Antarctische micrometeorieten uiteindelijk de aanwezigheid van organische materialen op aarde zal kunnen verklaren.
Meer informatie:
Cosmic 'dandruff' may have brought carbon to Earth
4 februari 2010
De dwergplaneet Pluto is een stroopkleurige, vlekkerige ijswereld die seizoensveranderingen ondergaat. Dat blijkt uit de meest gedetailleerde opnamen die ooit van het hemellichaam zijn gemaakt. De foto's, gemaakt met de Hubble-ruimtetelescoop laten zien dat Pluto in korte tijd (de periode 2000-2002) aanzienlijk roder is geworden. Tegelijkertijd werd het door de zon beschenen noordelijke halfrond helderder van tint -waarschijnlijk door de verdamping van oppervlakte-ijs. De Hubble-beelden onderstrepen dat Pluto geen saaie bal van ijs en gesteente is, maar een dynamische wereld die duidelijke atmosferische veranderingen ondergaat. Deze zijn het gevolg van de stand van zijn rotatie-as en de langgerekte vorm van zijn baan om de zon. Dit resulteert in zeer ongelijke seizoenen, waarbij de overgang van winter naar 'zomer' op het noordelijk halfrond veel korter duurt dan op het zuidelijk halfrond. Pluto is dermate ver van ons verwijderd, dat er bijna geen details op zijn oppervlak te zien zijn. En zelfs dát lukt alleen met het nodige kunst- en vliegwerk. Op afzonderlijke Hubble-opnamen is het planeetje namelijk maar een paar pixels groot. Door de beeldgegevens van meerdere opnamen met elkaar te combineren, en computers flink aan het rekenen te zetten, kan een wat gedetailleerde reconstructie van het Pluto-oppervlak worden verkregen. Hierdoor zijn op de nieuwe opnamen 'details' van slechts enkele honderden kilometers groot te zien. Over een jaar of vijf zullen overigens veel betere opnamen van Pluto gepresenteerd kunnen worden. Dan krijgt de dwergplaneet namelijk kortstondig bezoek van de ruimtesonde New Horizons.
Meer informatie:
New Hubble Maps of Pluto Show Surface Changes
Pluto, the Ninth Planet
7 januari 2010
Nieuwe computersimulaties geven een mogelijke verklaring voor het feit dat de bouwstenen voor planeten zoals de aarde niet vroegtijdig op de zon zijn neergestort. Dat is namelijk wat modellen van planeetvorming laten zien. Het bestaan van de aarde bewijst dat deze modellen niet kunnen kloppen. Planeten ontstaan uit condensaties in het gas en stof dat in een schijf rond een pas geboren ster achterblijft. Het materiaal in zo'n schijf klontert geleidelijk samen, wat tot de vorming van zogeheten planetesimalen leidt - de kilometers grote bouwstenen waaruit door onderlinge botsingen uiteindelijk planeten ontstaan. Maar modelberekeningen laten zien dat de planetesimalen zoveel hinder zouden moeten ondervinden van het gas en stof in de protoplanetaire schijf, dat zij in hun baanbeweging worden afgeremd en naar de ster toe spiralen. Volgens sterrenkundigen Mordecai-Mark Mac Low en Sijme-Jan Paardekooper moet de oplossing voor deze paradox worden gezocht bij de temperatuur van de gasschijf. In conventionele modellen zijn de lokale temperaturen in de schijf onveranderlijk. De onvermijdelijke dichtheidsvariaties in de schijf zouden er echter toe leiden dat sommige delen gemakkelijker afkoelen dan andere. De temperatuurverschillen die hierdoor ontstaan hebben grote gevolgen voor de migratie van de planetesimalen. Er ontstaan zelfs zones in de schijf waar de planetoïden een naar buiten gerichte druk ondervinden. Het netto resultaat is dat in de loop van de tijd planeten in banen terechtkomen die ingeklemd zitten tussen gebieden van naar binnen gerichte en naar buiten gerichte migratie. Doordat het materiaal van de schijf geleidelijk verdampt, bewegen ze nog wel een stukje naar de ster toe. Maar op een gegeven moment wordt de gasdichtheid dermate laag dat de planeetbanen niet meer worden beïnvloed. Waar een planeet terechtkomt, zou afhankelijk zijn van zijn massa.
Meer informatie:
How the Earth survived birth
16 december 2009
Met de Hubble-ruimtetelescoop is een nieuw object ontdekt in de Kuipergordel - de brede gordel van ijsachtige hemellichamen buiten de baan van de planeet Neptunus. Met een geschatte afmeting van één kilometer is dit Kuipergordelobject verreweg het kleinste dat tot nog toe is waargenomen (Nature, 17 december). Het ijsdwergje bevindt zich op een afstand van bijna 7 miljard kilometer en is eigenlijk te zwak om door de ruimtetelescoop opgemerkt te worden. Dat dit toch is gelukt, is te danken aan een slimmigheidje. Sterrenkundigen hebben gebruik gemaakt van de drie optische instrumenten die deel uitmaken van het richtsysteem van de ruimtetelescoop. Deze sensoren gebruiken het golfkarakter van licht om metingen te doen van de posities van sterren. Dat gebeurt dermate nauwkeurig dat zelfs hele kleine verstoringen in de lichtgolven worden gedetecteerd, zoals die ontstaan als een object voor een van de sterren langs beweegt. De onderzoekers hebben 4,5 jaar aan gegevens van de richtsensoren doorgespit. En daarbij kwam er dus eentje aan het licht, die overigens van zeer korte duur was: de 'sterbedekking' duurde minder dan een halve seconde
Meer informatie:
Hubble Finds Smallest Kuiper Belt Object Ever Seen
8 oktober 2009
De Europese infraroodkunstmaan Herschel zal de komende maanden metingen verrichten aan honderdveertig ijsdwergen - kleine bevroren hemellichamen in de zogeheten Kuipergordel buiten de baan van Neptunus. Herschel werd afgelopen voorjaar gelanceerd. Het ruimte-observatorium neemt de thermische straling van hemellichamen waar, op lange infrarode golflengten.
IJsdwergen zijn overblijfselen uit de ontstaansperiode van ons zonnestelsel. Pluto was in 1930 de eerst ontdekte ijsdwerg; pas in 1992 werd de tweede gevonden. Inmiddels zijn er ruim duizend bekend, waaronder Eris, die zelfs een slag groter is dan Pluto. De meeste bekende ijsdwergen hebben afmetingen van een paar honderd kilometer.
Astronomen van het Max-Planck-Instituut voor Zonnestelselonderzoek in Lindau, Duitsland, gaan de komende maanden een groot onderzoeksprogramma beginnen om van honderdveertig ijsdwergen nauwkeurig de middellijn, dichtheid en oppervlaktesamenstelling te bepalen. Daarvoor is in totaal ongeveer vierhonderd uur waarnemingstijd op Herschel vrijgemaakt.
Het waarneemprogramma is vandaag gepresenteerd op de 41e bijeenkomst van de Division of Planetary Sciences (DPS) van de American Astronomical Society in Fajardo, Puerto Rico.
Max-Planck-Instituut voor Zonnestelselonderzoek
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
16 september 2009
Een grote donkere vlek op de merkwaardige dwergplaneet Haumea is veel roder van kleur dan zijn omgeving. Dat doet vermoeden dat de vlek rijk is aan mineralen en organische moleculen (verbindingen van koolstof, waterstof, stikstof en zuurstof).
Haumea is de op drie na grootste dwergplaneet in de Kuipergordel, een gebied buiten de baan van Neptunus waar veel ijzige hemellichamen voorkomen die dateren uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel.
De ijsdwerg draait extreem snel om zijn as - eens in de 3,9 uur - waardoor hij de vorm van een rugbybal heeft, met afmetingen van ca. 2000 x 1600 x 1000 kilometer.
Uit helderheidsmetingen tijdens de snelle rotatie van Haumea blijkt dat er een grote donkere vlek op het oppervlak moet voorkomen. Nieuwe metingen, verricht op verschillende golflengten, laten nu duidelijk zien dat die vlek een veel rodere kleur heeft dan de rest van het oppervlak.
Planeetdeskundigen denken dat Haumea meer dan een miljard jaar geleden in botsing moet zijn gekomen met een andere, kleinere ijsdwerg. Die botsing zou tot de snelle rotatie (en tot de vorming van de twee maantjes van Haumea) hebben geleid.
Als de donkere vlek het litteken van die inslag is, zou de rode kleur er mogelijk op kunnen wijzen dat het projectiel rijk was aan organische verbindingen en mineralen.
De nieuwe metingen worden vandaag gepresenteerd op het European Planetary Science Congress in Potsdam, Duitsland.
European Planetary Science Congress 2009
Filmpje van de roterende rode vlek op Haumea
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
14 september 2009
Uit de afmetingen, aantallen en verdeling van inslagkraters op de grote planetoïde Vesta en de dwergplaneet Ceres kunnen planeetdeskundigen informatie afleiden over de ontstaansgeschiedenis van de reuzenplaneet Jupiter. De twee planetoïden - rotsachtige hemellichamen tussen de banen van Mars en Jupiter - krijgen in 2011 en 2015 bezoek van de Amerikaanse ruimtesonde Dawn, die Vesta en Ceres gedetailleerd in kaart zal brengen.
Computersimulaties van Italiaanse planeetonderzoekers laten zien dat de reuzenplaneet Jupiter tijdens zijn ontstaan verschillende fasen doormaakte, waarbij hij steeds op een andere manier de bewegingen van kleine kometen en planetoïden verstoorde. Die baanverstoringen leiden tot onderlinge botsingen van die kleine hemellichamen.
Tijdens de laatste fasen van de geboorte van de reuzenplaneet moeten Vesta en Ceres te lijden hebben gehad onder een hevig bombardement van kleinere brokstukken, aangenomen dat de twee grote planetoïden toen zelf al waren ontstaan.
De resultaten van de computersimulaties worden vandaag gepresenteerd op het European Planetary Science Congress in Potsdam, Duitsland.
Meer informatie:
Craters on Vesta and Ceres could hold key to Jupiter's age
European Planetary Science Congress 2009
Dawn
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
16 juni 2009
De gas- en stofwolk waaruit ruim vierenhalf miljard jaar geleden het zonnestelsel is ontstaan, bevatte materiaal dat door een eerdere generatie sterren de ruimte in is geblazen. Deze kosmische kringloop blijkt zich sneller te voltrekken dan tot nu toe werd aangenomen, aldus onderzoekers van de Universiteit van Chicago. Ze bestudeerden tweeëntwintig korrels in de beroemde Murchison-meteoriet, waarvan eerder op basis van een afwijkende chemische samenstelling al was vastgesteld dat ze vóór het ontstaan van de zon en de planeten zijn gevormd. De korrels moeten gecondenseerd zijn in materiaal dat door andere sterren is uitgestoten. Philipp Heck en zijn collega's hebben nu precisiemetingen aan de samenstelling van de korrels verricht, waarbij de hoeveelheid neon werd bepaald. Neon ontstaat onder invloed van kosmische straling. Uit de meetresultaten volgt dat het grootste deel van de korrels minder dan tweehonderd miljoen jaar in de interstellaire ruimte heeft doorgebracht; misschien zelfs niet meer dan enkele tientallen miljoenen jaren. Eerder was op basis van theoretische overwegingen aangenomen dat de 'kringlooptijd' minstens vijfhonderd miljoen jaar zou bedragen.
Meer informatie:
Meteorite grains divulge Earth's cosmic roots
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
16 april 2009
Thales Alenia Space, een gerenommeerd Europees ruimtevaartbedrijf, speelt met de gedachte om de dwergplaneet Ceres met een bezoekje te vereren. Uitgangspunt is een goedkope onbemande ruimtesonde, de Ceres Polar Lander, die gebruik maakt van bestaande technologie die voor andere ruimtevaartprojecten is ontwikkeld. De ruimtesonde zou vier jaar na zijn lancering op zijn bestemming aankomen en dan een kleine landingsmodule moeten afkoppelen die ook een mobiele verkenner bij zich heeft. De onderzoeksmissie zou grotendeels geautomatiseerd moeten verlopen. Gemikt wordt op een landing in de buurt van een van de polen van Ceres, waar de omstandigheden vergelijkbaar (koud) zijn met die op de ijsmanen van Jupiter en Saturnus. De aldus opgedane ervaring kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor landingen op de Jupitermaan Europa en de Saturnusmaan Enceladus. Dwergplaneet Ceres draait tussen de banen van Mars en Jupiter om de zon en zou een ondergrondse oceaan van vloeibaar water kunnen hebben. Sommige wetenschappers achten het mogelijk dat zich daar primitieve organismen bevinden. Overigens is momenteel ook de Amerikaanse ruimtesonde Dawn onderweg naar Ceres (aankomst in 2015), maar deze zal niet naar het oppervlak van de dwergplaneet afdalen.
Meer informatie:
Destination: Ceres!;
13 april 2009
Houdt zich in de buitenwijken van ons zonnestelsel een grote onbekende planeet schuil? En ook nog een (donkere) ster misschien? Deze 'Planeet X' en 'Nemesis' houden de gemoederen al een hele tijd bezig en spelen een hoofdrol in de meest wilde doemscenario's. Maar hoe sterrenkundigen ook hun best hebben gedaan, tot nog toe is geen van beide hypothetische hemellichamen opgespoord. En het is nog maar de vraag of dat ooit nog zal gebeuren. De Italiaanse wetenschapper Lorenzo Iorio heeft, op basis van de baanbewegingen van de bekende planeten in de binnenste delen van ons zonnestelsel, berekend waar we hoe dan ook niet op hoeven te rekenen. Grote hemellichamen oefenen immers een flinke zwaartekracht uit, en de gevolgen daarvan zouden zelfs op grote afstand merkbaar moeten zijn. Uit de berekeningen van Iorio blijkt dat als Planeet X een massa heeft die vergelijkbaar is met die van de planeet Mars, zijn afstand minimaal acht keer zo groot zou moeten zijn als die van de verst bekende planeet (Neptunus). Een nog zwaardere Planeet X zou nog aanzienlijk verder weg zijn. Nemesis moet op een nog veel grotere afstand gezocht worden. Deze hypothetische ster zou zich op een afstand van twee lichtjaar kunnen bevinden, maar alleen als het er eentje van de kleinste soort is (een bruine of rode dwerg). En zelfs in dat geval kan Nemesis waarschijnlijk niet door de zwaartekracht aan onze zon gebonden zijn. Op die grote afstand ondervindt een ster immers evenveel aantrekkingskracht van andere sterren als van onze zon. Kortom: Planeet X en ster Nemesis bevinden zich op veilige afstand van zon en aarde of bestaan gewoon niet.
Meer informatie:
Where is Planet X? Where is Nemesis?
7 april 2009
De maan van de grote, Pluto-achtige ijsdwerg Orcus, die in februari 2004 werd ontdekt door de Californische astronoom Mike Brown, krijgt de naam Vanth. De maan van Orcus, officieel aangeduid als S/1 90482 (2005), werd in november 2005 ontdekt door Brown en zijn collega T.-A. Suer met behulp van de Hubble Space Telescope. Terwijl Orcus - genoemd naar de Etruskische god van de onderwereld - een middellijn van ca. 950 kilometer heeft, is de satelliet ongeveer 250 kilometer groot. Hij beweegt in een kleine, cirkelvormige omloopbaan met een omlooptijd van 10 dagen. Op basis van publiekssuggesties heeft Brown de naam Vanth gekozen voor de maan van Orcus. Vanth (voorgesteld door Sonya Taaffe) was een Etruskische demon die de doden begeleidde naar de onderwereld.
Meer informatie:
Weblog van Mike Brown over de naamgeving
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
5 maart 2009
Bij de speurtocht naar leven elders in het zonnestelsel denk je in eerste instantie aan een planeet als Mars of de Jupitermaan Europa. Maar volgens wetenschapper Joop Houtkooper van de universiteit van Giessen moet ook een ander hemellichaam tot de kandidaten worden gerekend: de dwergplaneet Ceres. Van Ceres is bekend dat zijn mantel waarschijnlijk voor een belangrijk deel uit bevroren water bestaat. Diep onder het oppervlak kan zelfs nog een 'oceaan' van vloeibaar water aanwezig zijn. En volgens Houtkooper is zo'n inwendige oceaan een goede voedingsbodem voor levende organismen. Het is zelfs denkbaar dat Ceres de bron van het leven op aarde is. Dat lijkt vergezocht, maar Houtkooper wijst op het feit dat de meeste hemellichamen in de binnenste delen van ons zonnestelsel in hun begintijd vele malen getroffen zijn door inslaande planetoïden. Dat maakte het ontstaan van leven er niet makkelijker op. Ceres lijkt die periode echter tamelijk ongeschonden te hebben doorstaan. Als ook deze dwergplaneet aan het grote bombardement had blootgestaan, was hij ongetwijfeld al zijn water kwijtgeraakt. Kleine brokstukken van Ceres die daarbij de ruimte in werden geblazen, zouden uiteindelijk primitieve organismen naar de aarde kunnen hebben gebracht. Wellicht dat in 2015, als de Amerikaanse ruimtesonde Dawn bij Ceres aankomt, meer duidelijkheid kan worden verkregen over de levensvatbaarheid van deze kleine wereld.
Meer informatie:
Could Life on Earth Have Come From Ceres?
2 maart 2009
Europese sterrenkundigen hebben met behulp van de Very Large Telescope in Chili de atmosfeer van de dwergplaneet Pluto onderzocht. Daarbij hebben zij onverwacht grote hoeveelheden methaan ontdekt. Bovendien blijkt de atmosfeer van de planeet ongeveer 40 graden warmer te zijn dan het oppervlak. Desondanks blijft de thermometer steken bij 180 graden onder nul. Vermoed wordt dat het methaan de oorzaak is van de waargenomen 'warmte'. Dat Pluto een (ijle) atmosfeer heeft, is al meer dan twintig jaar bekend. Deze bestaat voornamelijk uit stikstof, maar bevat ook sporen van methaan. In perioden dat Pluto relatief dicht bij de zon staat - zoals nu - stijgt de temperatuur aan het oppervlak, waardoor het daar aanwezige bevroren methaan verdampt. Dat verdampingsproces remt de verdere opwarming van het Pluto-oppervlak en zorgt tegelijkertijd voor een stijging van de temperatuur van de atmosfeer.
Meer informatie:
The lower atmosphere of Pluto revealed
30 oktober 2008
Onderzoek van enkele bijzondere meteorieten heeft nieuwe aanwijzingen opgeleverd over het ontstaan van de planeten van ons zonnestelsel. De oude ruimtestenen hebben informatie daarover als een soort harde schijven opgeslagen in hun eigen magnetische velden (Science, 30 oktober). Een en ander blijkt uit bestudering van drie zogeheten angrieten, een zeldzaam soort steenmeteorieten, door wetenschappers van het Massachusetts Institute of Technology. Uit dat onderzoek blijkt dat tijdens de vorming van het zonnestelsel, toen stof en puin in de schijf rond de jonge zon tot steeds grotere brokstukken samenklonterden, zelfs de kleine voorlopers van de planeten - de ruim honderd kilometer grote planetesimalen - groot genoeg waren om helemaal te smelten. Door dat smeltproces trad een scheiding op van zware materialen zoals ijzer, die naar de kern zakten, en lichtere materialen zoals silicaten, die uiteindelijk de korst zouden vormen. Stromingen in het vloeibare ijzer in de kern zorgden voor een dynamo-effect dat een krachtig magnetisch veld deed ontstaan, net zoals dat ook nu nog bij de aarde gebeurt. Restanten van dat magnetische veld zijn terug te vinden in brokstukken van die planetesimalen: de eerder genoemde angrieten. Tot voor kort gingen wetenschappers er nog van uit dat planetesimalen vaste, homogene hemellichamen waren. En dat maakte het lastig om te verklaren hoe meteorieten magnetisch konden zijn.
Meer informatie:
MIT researchers find clues to planets' birth
15 oktober 2008
Dwergplaneet Haumea heeft een schokkend verleden. Overal in de Kuipergordel, de ring van kleine ijsachtige hemellichamen voorbij de baan van Neptunus, worden brokstukken van haar aangetroffen. En haar oppervlak vertoont een donkere, rode vlek die mogelijk door een grote inslag is veroorzaakt. Haumea is een langwerpig hemellichaam, niet veel kleiner dan Pluto, dat in 2005 werd ontdekt. De dwergplaneet heeft twee kleine manen, waarvan wordt aangenomen dat ze miljarden jaren geleden ontstaan zijn na een botsing met een andere bewoner van de Kuipergordel. Maar bij diezelfde botsing zijn nog méér brokstukken vrijgekomen. Vijf daarvan waren al eerder ontdekt, en daar zijn er recent twee bijgekomen. De banen van deze brokstukken vertonen overeenkomsten met die van Haumea, maar de belangrijkste overeenkomst is hun oppervlak, dat uit vrijwel zuiver waterijs bestaat. Verwacht wordt dat er in de toekomst nog veel meer stukjes Haumea worden opgespoord.
Meer informatie:
Dwarf planet's body parts litter outer solar system
14 oktober 2008
In 2001 werd voorbij de baan van Neptunus een klein object gevonden: 2001 QW322. Al kort na die ontdekking bleek dat deze 'ijsdwerg' uit twee afzonderlijke hemellichamen bestaat. Beide ontdekkingen waren niet uniek: ijsdwergen zijn er bij bosjes en zelfs dubbele exemplaren waren al eerder gezien. Maar nader onderzoek leert dat 2001 QW322 zich in één opzicht van alle andere ijsdwergparen onderscheidt: het tweetal vormt het 'wijdste' dubbelsysteem van het zonnestelsel (Science, 16 oktober). De twee ijsdwergen zijn niet veel groter dan een kilometer of vijftig, maar draaien op een afstand van 105.000 tot 135.000 kilometer om elkaar. Eén omloop duurt 25 tot 30 jaar. Een en ander betekent dat de dubbele ijsdwerg maar nét door de zwaartekracht bijeengehouden wordt - een kleine verstoring is voldoende om hun onderlinge relatie te verbreken. Volgens de onderzoekers duidt dat erop dat het paar nog niet zo lang bestaat: ze zouden zijn gevormd na een botsing tussen ijsdwergen die minder dan een miljard jaar geleden heeft plaatsgevonden. Een andere mogelijkheid is dat het tweetal al sinds de begindagen van het zonnestelsel bestaat, maar in de loop van de miljarden jaren door baanverstoringen uiteengedreven is.
Meer informatie:
So Close, Yet So Far Away
3 oktober 2008
De Kuipergordel, buiten de baan van de planeet Neptunus, bevat minder kleine objecten dan tot nu toe werd gedacht. Dat concluderen sterrenkundigen op basis van de eerste twee jaar aan waarnemingsgegevens van de TAOS-survey (Taiwanese-American Occultation Survey). De Kuipergordel bevat ijsdwergen in alle soorten en maten: hele grote, zoals de dwergplaneten Pluto, Eris, Makemake en Haumea, die afmetingen hebben van tweeduizend kilometer of meer, en veel kleinere, die hooguit een paar honderd kilometer in middellijn meten. Nóg kleinere ijsdwergen in de Kuipergordel kunnen vanaf de aarde niet direct worden waargenomen, maar algemeen werd verwacht dat ze enorm veel talrijker zijn dan hun grotere soortgenoten. In dat geval moeten er met gepaste regelmaat kleine ijsdwergen voor ver verwijderde sterren langs bewegen, waardoor er korte bedekkingen optreden. Met de geautomatiseerde telescopen van TAOS is de afgelopen twee jaar naar dat soort kortstondige sterbedekkingen gezocht. In totaal is er tweehonderd uur aan waarnemingsmateriaal verzameld, maar op 1 oktober schrijft het TAOS-team in Atrophysical Journal Letters dat er geen bedekkingen zijn waargenomen. Dat doet vermoeden dat het aantal kleine ijsdwergen, met afmetingen tussen ca. 3 en 30 kilometer, veel kleiner is dan gedacht, mogelijk doordat veel kleine objecten in de begindagen van het zonnestelsel toch al zijn samengevoegd tot grotere hemellichamen. Hoewel de TAOS-resultaten dus eigenlijk negatief zijn, leiden ze toch tot een beter inzicht in de vroege evolutie van het zonnestelsel.
Meer informatie:
Outer solar system not as crowded as astronomers thought
TAOS-survey
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl;
2 oktober 2008
Al decennialang vermoeden wetenschappers dat het zonnestelsel is ontstaan als gevolg van de schokgolf van een ontploffende ster, die een verdichting veroorzaakte in de wolk van gas en stof waaruit vervolgens zon en planeten ontstonden. Maar de gedetailleerde modellen waarmee dit vormingsproces werd nagebootst, bleken tot nu toe alleen te werken als de simplificatie werd ingebouwd dat de temperaturen na deze 'kleine oerknal' min of meer constant bleven. En dat was alleen mogelijk als de schokgolf van de sterexplosie al sterk was afgeremd voordat hij de oerwolk van het zonnestelsel bereikte. Dat leidde echter tot een andere complicatie: als die schokgolf echt zo traag was, zou de oermaterie van het zonnestelsel onvoldoende zijn verrijkt met zware elementen van de ontplofte ster, om de gemeten chemische samenstelling van meteorieten - de oudste brokstukjes in ons zonnestelsel - te kunnen verklaren. Amerikaanse astrofysici hebben nu aangetoond dat het geschetste scenario tot het gewenste resultaat kan leiden als de supernova-explosie wél grote temperatuurverschillen heeft veroorzaakt. De sleutel bleek te liggen bij een verbeterde 'koelwet', die het temperatuurverloop in de wolk oermaterie regisseert. Het nieuwe model laat nu zien dat de temperatuur in de oerwolk aanvankelijk snel tot boven de 700 graden Celsius steeg, maar ook weer snel genoeg daalde om de samentrekking van het gas en stof niet te belemmeren.
Meer informatie:
'Little bang' triggered solar system formation
17 september 2008
Het zonnestelsel telt met ingang van vandaag officieel vijf dwergplaneten: Eris, Pluto, Ceres, Makemake en Haumea. Die laatste naam is gegeven aan de grote ijsdwerg (136108) 2003 EL61, waarvan de ontdekking in de zomer van 2005 bekend werd gemaakt. Haumea is de Hawaïaanse godin van vruchtbaarheid en geboorte. Het ijzige hemellichaam, dat net als Eris, Pluto en Makemake deel uitmaakt van de Kuipergordel buiten de baan van de buitenste planeet Neptunus, heeft een langgerekte vorm als gevolg van zijn snelle rotatie, en meet ongeveer tweeduizend kilometer in middellijn. Er zijn twee kleine maantjes bij ontdekt, die voortaan Hi'iaka en Namaka worden genoemd, naar twee van de vele nakomelingen van Haumea. De naamgeving van de vijfde dwergplaneet is overigens omstreden: de naam werd voorgesteld door het team van de Californische astronoom Mike Brown, dat het object eind 2004 ontdekte, en dat ook de grote ijsdwergen 2003 UB313 (nu Eris geheten) en 2005 FY9 (Makemake) vond. De ontdekking werd op 25 juli 2005 echter voor het eerst officieel gemeld door een Spaans team onder leiding van José-Luis Ortiz, aan wie dus officieel het naamgevingsrecht zou moeten toevallen. Onderzoek heeft indertijd echter uitgewezen dat Ortiz zijn 'ontdekking' pas meldde nadat hij via internet de waarnemingslogboeken van Brown had geraadpleegd. Van de vijf dwergplaneten die het zonnestelsel nu telt is Eris de grootste (ca. 2400 km), Pluto de op een na grootste (ca. 2300 km), en Ceres (ca. 950 km) de kleinste en tevens de enige die zich niet in de Kuipergordel bevindt: Ceres is de grootse planetoïde, tussen de banen van Mars en Jupiter. Dwergplaneten zijn hemellichamen die wel in hydrostatisch evenwicht zijn, wat betekent dat hun vorm bepaald wordt door hun eigen zwaartekracht (doorgaans zijn ze bolvormig), maar die hun baanomgeving delen met een groot aantal soortgenoten.
Meer informatie:
IAU names fifth dwarf planet Haumea
Webpagina over Haumea van Mike Brown
Achtergrondinformatie over de naamgeving
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
4 september 2008
Met de Canada-France-Hawaii Telescope op Mauna Kea is op ruim 52 miljoen kilometer afstand van de zon een ijsdwerg gevonden in een merkwaardige steile, teruglopende baan. IJsdwergen zijn hemellichamen van enkele tientallen of honderden kilometers in middellijn die buiten de baan van Neptunus rond de zon bewegen, in de zogeheten Kuipergordel; de grootste exemplaren zijn Eris en Pluto. De Kuipergordel is een overblijfsel van het ontstaansproces van het zonnestelsel, en is sterk afgeplat: de banen van de ijsdwergen zijn meestal niet meer dan een paar graden geheld ten opzichte van de banen van de planeten. Bovendien draaien alle tot nu toe ontdekte ijsdwergen in dezelfde richting rond de zon als waarin de planeten bewegen. Dat geldt echter niet voor 2008 KV42, die een geschatte middellijn heeft van 50 kilometer. De baanhelling bedraagt 104 graden (de baan staat dus vrijwel loodrecht op het baanvlak van de planeten), en omdat die helling groter is dan 90 graden, beweegt het ijzige hemellichaam in een teruglopende baan om de zon. Volgens teamleider Brett Gladman van de Universiteit van Brits Columbia gaat het om een grote komeet die oorspronkelijk afkomstig is uit de Oortwolk (op veel grotere afstand van de zon), en kan de ontdekking nieuw licht werpen op de manier waarop Oortwolk-kometen evolueren tot relatief kortperiodieke kometen zoals bijvoorbeeld komeet Halley.
Meer informatie:
Astronomers discover missing link for origin of comets
Canada-France Ecliptic Plane Survey
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
18 augustus 2008
Op opnamen van de Sloan Digital Sky Survey is bij toeval een opmerkelijke ijsdwerg ontdekt. Het verre hemellichaam, dat de prozaïsche aanduiding 2006 SQ372 heeft gekregen, bevindt zich nu nog binnen de baan van de planeet Neptunus, maar is bezig om zich van ons te verwijderen. De ijsdwerg volgt een zeer langgerektebaan met een omlooptijd van 22.500 jaar, die hem naar een afstand van 240 miljard kilometer brengt - bijna 1600 maal de afstand zon-aarde. Het enige andere bekende object dat een vergelijkbare baan heeft, is Sedna, maar zelfs die verwijdert zich nooit zo ver van de zon. 2006 SQ372 is overigens maar 100 tot 200 kilometer groot: in zekere zin is het een komeet die nooit dicht genoeg bij de zon komt om een staart te ontwikkelen. Mogelijk is de kleine ijsdwerg/forse komeet afkomstig uit de binnendelen van de zogeheten Oort-wolk - de bolvormige wolk van komeetkernen die het gehele zonnestelsel omhult.
Meer informatie:
See You Again In 22,000 Years
12 augustus 2008
In 2006 bedacht de Internationale Astronomische Unie (IAU) een nieuwe, vrije ingewikkelde definitie voor het begrip 'planeet'. Dat had onder meer tot gevolg dat Pluto werd 'gedegradeerd' tot dwergplaneet. Maar dat is iets wat honderden (veelal Amerikaanse) planeetdeskundigen nog steeds niet kunnen verkroppen. Het zit hen zelfs zó hoog, dat er deze week een driedaagse conferentie over 'Het grote planetendebat' wordt gehouden in het Applied Physics Laboratory van de Johns Hopkins Universiteit. Aan de vooravond van het eigenlijke debat heeft Mark Sykes, directeur van het Planetary Science Institute in Arizona, alvast een schot voor de boeg gegeven. Wat hem betreft moet elk niet-stellaire hemellichaam dat bolvormig is en rond een ster draait gewoon planeet worden genoemd, omdat zulke objecten sterke geofysische overeenkomsten vertonen. Als Sykes en de zijnen uiteindelijk ook de IAU hiervan weet te overtuigen, telt ons zonnestelsel opeens dertien planeten in plaats van acht. Want naast Pluto voldoen ook de dwergplaneten Ceres, Eris en Makemake en Pluto's maan (!) Charon aan zijn definitie. En datzelfde zou natuurlijk ook gelden voor de grote bolvormige hemellichamen die de komende jaren ongetwijfeld nog in de verre buitenwijken van ons zonnestelsel ontdekt gaan worden. Kortom: wordt vervolgd.
Meer informatie:
The Great Planet Debate
PSI Director Promotes 13-Planet Solar System During Great Planet Debate
7 augustus 2008
Bij het opstellen van theorieën over het ontstaan van ons zonnestelsel wordt er vaak van uitgegaan dat ons zonnestelsel in alle opzichten 'gemiddeld' is. Maar nieuw onderzoek door sterrenkundigen van Northwestern University (NU), gebaseerd op de gegevens van planeten bij andere sterren, zet die gedachte op z'n kop. Volgens de onderzoekers is ons zonnestelsel heel bijzonder en had het niet veel gescheeld of ook hier waren nare dingen gebeurd (Science, 8 augustus). De sterrenkundigen van NU zijn de eersten die met computersimulaties de complete ontwikkeling van planetenstelsels hebben uitgeplozen- van het ontstaan van de protoplanetaire schijf tot de vorming van volwaardige planeten. In verreweg de meeste gevallen gaat er van alles mis: de gasschijf waaruit de planeten ontstaan, drijft de planeten-in-wording naar de ster toe, waardoor hun banen steeds dichter bij elkaar komen te liggen. Vervolgens ontstaat er een messcherpe concurrentiestrijd om de beschikbare materie, waardoor planeten van sterk uiteenlopende massaâs ontstaan. Maar daar blijft het niet bij: in veel gevallen ontstaan er resonanties tussen de baanbewegingen van de planeten, waardoor hun banen steeds langgerekter worden. Hierdoor storten sommige planeten neer op de centrale ster, terwijl andere juist uit het planetenstelsel weg worden geslingerd. Een zonnestelsel als het onze ontstaat eigenlijk alleen als de protoplanetaire schijf niet zo veel materie bevat, dat het een chaos van zware reuzenplaneten wordt, en niet zo weinig dat het bij de vorming van één eenzame planeet blijft.
Meer informatie:
We Are Pretty Special: New Computer Simulations Put Solar System In Perspective
16 juli 2008
De categorie van de dwergplaneten zit misschien wel logischer in elkaar dan je op het eerste gezicht zou denken. Dat vindt planeetdeskundige William McKinnon van Washington University tenminste. Volgens hem is het niet ondenkbaar dat het grootste object in de planetoïdengordel tussen de banen van Mars en Jupiter, de dwergplaneet Ceres, een naaste verwant is van de overige dwergplaneten, die de Kuipergordel voorbij de baan van Neptunus bevolken. Ceres zou bij de chaotische toestanden die zich vroeg in de geschiedenis van het zonnestelsel hebben afgespeeld naar zijn huidige locatie zijn 'verhuisd'. Met een gemiddelde diameter van 940 kilometer is Ceres verreweg het grootste hemellichaam in de planetoïdengordel. Maar dat is niet de enige reden waarom McKinnon de dwergplaneet als buitenbeentje beschouwd: ook de samenstelling van Ceres wijkt behoorlijk af van die van andere planetoïden. Met een gemiddelde dichtheid van 2,2 gram per kubieke centimeter - vergelijkbaar met de dichtheden van de Neptunusmaan Triton en de verre dwergplaneet Eris - lijkt Ceres voor zeker een kwart uit bevroren water te bestaan. McKinnon deed zijn theorie uit de doeken tijdens de Asteroids, Comets, Meteors-bijeenkomst, die deze week in Baltimore plaatsvindt.
Meer informatie:
Could Ceres Be A Refugee From The Kuiper Belt?
Programma ACM 2008
13 juli 2008
De Internationale Astronomische Unie heeft 2005 FY9, een lid van de verre Kuipergordel, een officiële naam gegeven: Makemake ('mahkee-mahkee'). De naam is een voorstel van de ontdekkers van het object, dat nu ook officieel een dwergplaneet van het type plutoïde is: Mike Brown, Chad Trujillo en David Rabinowitz. In de mythologie van de bevolking van het eiland Rapa Nui (oftewel Paaseiland - de ontdekking van 2005 FY9 vond kort na Pasen 2005 plaats) is Makemake de schepper van de mensheid en de god van de vruchtbaarheid. Hij wordt afgebeeld als een man met een vogelkop. Makemake is ongeveer een derde kleiner dan Pluto en is na laatstgenoemde de helderste van alle Kuipergordelobjecten. Zijn oppervlak is bedekt met grote hoeveelheden vrijwel zuiver methaanijs. Na Ceres, Pluto en Eris is Makemake de vierde dwergplaneet van ons zonnestelsel.
Meer informatie:
Fourth dwarf planet named Makemake
What's in a name? [part 2]
Distant solar system body named 'Makemake'>
11 juni 2008
De Internationale Astronomische Unie heeft besloten om dwergplaneten zoals Pluto aan te duiden met de term 'plutoïde'. Het besluit komt bijna twee jaar na de 'degradatie' van Pluto van planeet tot dwergplaneet. Plutoïden zijn nu gedefinieerd als om de zon draaiende, (vrijwel) bolvormige hemellichamen, op afstanden groter dan die van de planeet Neptunus, die de omgeving van hun baan niet hebben schoongeveegd. Op dit moment zijn er slechts twee van zulke objecten bekend: Pluto en Eris. Maar de verwachting is dat er nog meer ontdekt zullen worden. De derde dwergplaneet die ons zonnestelsel rijk is, Ceres, krijgt verder geen bijzondere aanduiding: dit object in de zogeheten planetoïdengordel is en blijft de enige in zijn soort.
Meer informatie:
Plutoid chosen as name for Solar System objects like Pluto
12 oktober 2007
Bijna dertig jaar na de ontdekking van de grote maan Charon, heeft sterrenkundige David Tholen van de universiteit van Hawaï op 5 september jl. bijzonder scherpe opnamen van Pluto en zijn manenstelsel gemaakt. Daarbij is gebruik gemaakt van het adaptieve optische systeem van één van de beide Keck-telescopen én van de uitzonderlijk goede atmosferische omstandigheden van die avond. Alles bij elkaar zijn zestien afzonderlijke opnamen gemaakt, die tot één foto zijn gecombineerd. Naast Charon zijn ook de recent ontdekte maantjes Nix en Hydra vastgelegd. De komende tijd hopen sterrenkundigen de beide laatste vaker te fotograferen, om zo hun onderlinge zwaartekrachtsaantrekking en daarmee hun massa's te kunnen vaststellen. Tot nog toe is van het tweetal niet veel meer bekend dan dat ze waarschijnlijk kleiner dan honderd kilometer zijn.
Meer informatie:
Sharpest Picture of Pluto System
17 juli 2007
Uit spectra die bij de Gemini-sterrenwacht op Hawaï zijn opgenomen, leiden onderzoekers af dat het ijsoppervlak van de grote Plutomaan Charon zich voortdurend ververst. De Gemini-spectra laten namelijk een vlekkerige verdeling van verse ijskristallen zien. Dat duidt erop dat er ijsfonteinen of 'geisers' op Charon zijn: breuken in de ijskorst waardoor vloeibaar water uit het inwendige naar buiten wordt geperst, om in een nevel van ijskristallen te veranderen. Heel oud kunnen de ijsafzettingen in elk geval niet zijn, omdat ijs onder invloed van de ultraviolette straling van de zon en kosmische straling binnen enkele tienduizenden jaren zijn kristalstructuur kwijtraakt. Waarschijnlijk is het water in de korst van Charon plaatselijk vloeibaar, omdat het is vermengd met ammoniak, dat als een soort antivries werkt, en doordat het wordt verwarmd ten gevolge van het verval van radioactieve materialen.
Meer informatie:
Charon: an ice machine in the ultimate deep freeze
14 juni 2007
Eris, de grote dwergplaneet ver buiten de baan van Neptunus, is 25 procent zwaarder dan Pluto. Dat blijkt uit de baanbeweging van Dysnomia, het kleine maantje van de grote ijsdwerg. De waarnemingen zijn verricht door Mike Brown, die Eris begin 2005 ontdekte op foto's uit oktober 2003, en zijn collega Emily Schaller. Brown ontdekte in september 2005 het maantje van de ijsdwerg. De twee hemellichamen (oorspronkelijk aangeduid met de bijnamen Xena en Gabrielle) kregen vorig najaar hun definitieve naam. Uit Hubble-waarnemingen was al bekend dat Eris zo goed als zeker een slag groter is dan Pluto - de middellijn wordt geschat op 2400 kilometer. De massabepaling is echter veel nauwkeuriger; die volgt direct uit de baanstraal en de omlooptijd van Dysnomia. Nu de massa en de middellijn bekend zijn, kan ook de soortelijke dichtheid van Eris berekend worden: 2,3 gram per kubieke centimeter, iets hoger dan de dichtheid van Pluto. De twee dwergplaneten bestaan dan ook waarschijnlijk voor ca. 70 procent uit gesteenten, en voor de resterende 30 procent uit ijs. De resultaten van Brown en Schaller zijn deze week gepubliceerd in Science.
Meer informatie:
The Dwarf Planet Known as Eris is More Massive than Pluto, New Data Shows
Persbericht Space Telescope Science Institute
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
18 april 2007
Britse wetenschappers bereiden zich voor op het onderzoek van de minuscule inslagkratertjes die de Amerikaanse ruimtesonde Stardust heeft verzameld terwijl hij door interstellaire stofstromen vloog. In de kratertjes moeten de overblijfselen zitten van stofdeeltjes die ouder zijn dan ons zonnestelsel. De interstellaire stofdeeltjes zijn ongeveer tien nanometer groot en daarmee nog kleiner dan de meeste deeltjes die Stardust later oppikte bij zijn tocht door de coma van komeet Wild 2. De ervaring die is opgedaan bij het onderzoek van de kometendeeltjes zal worden gebruikt om de interstellaire deeltjes te analyseren. Met behulp van een bundeltje elektrisch geladen deeltjes worden de restanten van de ingeslagen deeltjes uit de mini-kratertjes getrokken. Deze worden vervolgens met een elektronenmicroscoop bekeken.
Meer informatie:
UK scientists sift superfine Stardust
14 maart 2007
Een van de recent ontdekte objecten in de zogeheten Kuipergordel voorbij de baan van de planeet Neptunus, 2003 EL61, lijkt qua vorm en rotatie nog het meest op een weggeschopte rugbybal. Uit nader onderzoek blijkt bovendien dat er in de omgeving van 2003 EL61 tal van kleinere objecten zijn (waaronder twee manen), die soortgelijke oppervlakte- en baaneigenschappen hebben. Volgens de onderzoekers duidt dit erop dat de verre familie het resultaat is van een grote botsing die 4,5 miljard jaar geleden heeft plaatsgevonden (Nature, 15 maart). Oorspronkelijk zou 2003 EL61 een gewone, bolvormige dwergplaneet ter grootte van Pluto zijn geweest. Door de botsing is het gehavende hemellichaam dermate snel om zijn as gaan tollen, dat hij een langgerekte vorm heeft gekregen. De talrijke fragmenten die bij de botsing zijn losgeslagen zijn deels in de Kuipergordel gebleven, maar vele zijn waarschijnlijk als kometen richting zon (en aarde) gegaan. Dat laatste lot zal de dwergplaneet 2003 EL61 waarschijnlijk óók ondergaan. Zijn baan is namelijk dermate instabiel dat hij over ongeveer een miljard jaar een komeetachtig traject gaat volgen. De superkomeet zal de bekende komeet Hale-Bopp van tien jaar geleden dan met een factor 6000 in helderheid overtreffen.
Meer informatie:
Kuiper-belt Object Was Broken up by Massive Impact 4.5 Billion Years Ago, Study Shows
2003 EL61, the strangest known object in the Kuiper belt
21 september 2006
De dwergplaneet Pluto heeft een zeer ijle dampkring die voornamelijk uit methaan en stikstof bestaat. Alleen wanneer Pluto in zijn excentrische baan dicht bij de zon staat, kunnen methaan en stikstof in de gasvorm voorkomen. Als de dwergplaneet zich weer van de zon verwijdert en afkoelt, zal de dampkring in de vorm van ijskristallen neerslaan op het oppervlak. Onderzoek aan de Pluto-dampkring heeft nu uitgewezen dat die afkoeling nog steeds niet is begonnen, ook al verwijdert Pluto zich sinds 1989 van de zon. Hij ontvangt zes procent minder zonnewarmte dan in 1989, maar dat heeft nog geen effect op de dampkring als gevolg van 'thermische traagheid'. Ook is ontdekt dat er methaan is opgelost in het stikstofijs aan het Pluto-oppervlak, en dat zal er naar verwachting toe leiden dat het afkoelen en neerslaan van de ijle dampkring straks zeer snel zal gebeuren, ook al weet niemand precies wanneer. De nieuwe resultaten zijn verkregen uit onderzoek aan een sterbedekking door Pluto: door metingen te verrichten aan het licht van de verre ster terwijl dat door de Pluto-dampkring heen scheen, kon informatie worden afgeleid over de opbouw en de eigenschappen van de atmosfeer.
Meer informatie:
Does Pluto’s atmosphere go through the fast-freeze?
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
14 september 2006
De Internationale Astronomische Unie heeft de dwergplaneet 2003 UB313 een officiële naam gegeven. De verre soortgenoot van Pluto heet nu voluit 136199 Eris; het nummer verwijst naar de lijst van kleine objecten waar de dwergplaneet sinds kort op staat. Eerder werd het in januari 2005 ontdekte object ook wel ‘Lila’ of ‘Xena’ genoemd, maar het was van het begin af aan duidelijk dat geen van beide namen de definitieve zou worden. De naam Eris, die is voorgedragen door haar ontdekker Mike Brown, verwijst naar de Griekse godin van de twist, wat heel toepasselijk is, gezien de recente discussie over de status van de dwergplaneten. Tegelijkertijd is ook de maan van 2003 UB313 van een naam voorzien: Dysnomia ('wetteloosheid'), naar de dochter van Eris.
Meer informatie:
IAU names dwarf planet Eris
Wikipedia
7 september 2006
Hoewel er nog steeds petities worden opgesteld om de Internationale Astronomische Unie op andere gedachten te brengen, wordt de ‘degradatie’ van Pluto steeds meer geformaliseerd. Zoals bekend, is er een nieuwe categorie van dwergplaneten bedacht, waartoe naast Pluto in elk geval ook Ceres en de ‘ijsdwerg’ 2003 UB313 behoren. Omdat Ceres al op de planetoïdenlijst stond (als nummer 1), heeft het Minor Planet Center besloten om volledigheidshalve ook Pluto en 2003 UB313 ‘planetoïdennummers’ toe te kennen: 134340 en 136199. De kans is overigens groot dat ook enkele andere ijsdwergen die nu in de lijst zijn opgenomen straks het stempel ‘dwergplaneet’ opgedrukt krijgen.
Meer informatie:
MPEC 2006-R19 : Editorial Notice
Pluto Petition
31 augustus 2006
Het zal niemand verbazen dat de recente beslissing van de Internationale Astronomische Unie om Pluto van zijn planetenvoetstuk te stoten, niet bij iedereen in goede aarde is gevallen. Met name (de veelal Amerikaanse) onderzoekers die betrokken zijn bij het onderzoek naar ijsdwergen en bij het New Horizons-project (de ruimtesonde die onderweg is naar Pluto) roeren zich danig. Zij beklagen zich erover dat slechts 428 van de bijna tienduizend leden van de IAU bij de stemming over het uiteindelijke voorstel aanwezig waren en dat de gemeenschap van planeetdeskundigen nauwelijks bij de besluitvoering betrokken is geweest. De critici hebben petitie opgesteld, ondertekend door 300 planeetonderzoekers, waarin zij de IAU oproepen om een ‘betere’ definitie van het begrip ‘planeet’ op te stellen. De opstellers geven aan de huidige definitie te negeren en blijven Pluto dus gewoon planeet noemen.
Meer informatie:
CSEPR examines movement to set aside IAU planet definition ruling
Planetary scientists and astronomers oppose new planet definition
24 augustus 2006
Het zonnestelsel heeft acht planeten in plaats van negen. De kleine, verre ijswereld Pluto is sinds donderdagmiddag niet langer een planeet, maar een 'dwergplaneet'. Dat is de uitkomst van de stemming over een nieuwe planeetdefinitie die donderdagmiddag werd gehouden in Praag, tijdens de slotbijeenkomst van de algemene vergadering van de Internationale Astronomische Unie (IAU). De aanwezige astronomen hebben met nadruk te kennen gegeven dat een dwergplaneet geen planeet is. Voortaan moeten we het dus doen met acht planeten (Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus), en met minstens drie dwergplaneten (de planetoide Ceres, deex-planeet Pluto, en de grote ijsdwerg 2003 UB313 (bijgenaamd Xena), die vorig jaar gevonden werd buiten de baan van Pluto en die zelfs een slag groter is. In de nabije toekomst komen er ongetwijfeld nog vele nieuwe dwergplaneten bij. De uiitkomst van de stemming wijkt sterk af van het oorspronkelijke 'twaalf-planetenvoorstel' dat op 16 augustus gepresenteerde was door een speciale IAU-commissie die belast was met het opstellen van een definitie van de term 'planeet'.
Meer informatie:
Origineel persbericht (Engelstalig)
Persbericht California Institute of Technology
Persbericht Johns Hopkins University
Achtergrondartikel Jet Propulsion Laboratory
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
16 augustus 2006
Twee jaar lang hebben sterrenkundigen van de Internationale Astronomische Unie gezocht naar goede definities om de hemellichamen van ons zonnestelsel te classificeren. Dat was nodig geworden, omdat er nogal wat verwarring was ontstaan over de status van de planeet Pluto en de andere grote objecten die voorbij de baan van Neptunus zijn aangetroffen. Vandaag is het resultaat van alle discussies bekendgemaakt: volgens het slotvoorstel – dat op 24 augustus in stemming wordt gebracht – telt het zonnestelsel voortaan niet acht, niet negen, maar (minstens) twaalf planeten. Hiertoe behoren de acht grote planeten, het grootste lid van de planetoïdengordel (Ceres) en drie zogeheten ‘plutonen’: Pluto, Charon (!) en de nog naamloze ‘ijsdwerg’ 2003 UB313. Dat is een direct gevolg van de nieuwe definitie van ‘planeet’ die voortaan gehanteerd zal worden: ‘Een hemellichaam dat (a) zo veel massa heeft dat het onder invloed van zijn eigen zwaartekracht (vrijwel) bolvormig is geworden, en (b) om een ster draait en zelf geen ster of planeetmaan is.’ Aan het eerste criterium is ruwweg voldaan als een hemellichaam groter dan 800 kilometer is, maar dat is geen scherpe grens. Bij het tweede criterium moet worden aangetekend dat een hemellichaam dat om een planeet draait alleen dan een maan wordt genoemd, als het gezamenlijke zwaartepunt van planeet en maan binnen de planeet ligt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het aarde-maanstelsel, maar niet bij Pluto en Charon. Daardoor promoveert Charon automatisch van ‘maan’ tot ‘planeet’ en wordt het Pluto-Charon-systeem voortaan als dubbelplaneet beschouwd. Ook de aanduiding ‘pluton’ is gedefinieerd. Deze term is gereserveerd voor hemellichamen die aan het planetencriterium voldoen en een omlooptijd van meer dan 200 jaar hebben. Het betreft dus de grootste van de zogeheten ‘ijsdwergen’, die zich voorbij de baan van de planeet Neptunus bevinden. En dat betekent dat er de komende jaren nog wel meer ‘planeetbenoemingen’ zullen volgen.
Meer informatie:
The IAU draft definition of "planet" and "plutons"
Meer planeten in zonnestelsel
10 augustus 2006
In de buitenwijken van ons zonnestelsel, voorbij de baan van de planeet Neptunus, wemelt het waarschijnlijk van de kleine, ijsachtige planetoïden, die kortweg wel ijsdwergen worden genoemd. Met gewone telescoopwaarnemingen zijn er ongeveer duizend opgespoord, maar de meeste zijn onwaarneembaar klein – althans dat dácht men. Onderzoekers van de Tsing Hua-universiteit in Taiwan en de universiteit van Californië in Irvine (Californië) denken nu 58 kleine ijsdwergen te hebben opgespoord (Nature, 10 augustus). Dat concluderen zij uit waarnemingen van de röntgenstraling van de ster Scorpius X-1. De Amerikaanse satelliet Rossi X-Ray Timing Explorer heeft namelijk kortstondige dipjes waargenomen in de röntgenintensiteit van deze ster. Zo’n dipje zou worden veroorzaakt doordat tijdens de waarneming een ijsdwerg voor de ster langs beweegt. Uit de duur van de ‘verduisteringen’ (enkele milliseconden) kan worden afgeleid dat de bedekkende ijsdwergen ongeveer honderd meter groot zijn.
22 juni 2006
De Internationale Astronomische Unie heeft de twee nieuwe Plutomaantjes die eerder dit jaar ontdekt zijn van officiële namen voorzien. Het tweetal gaat nu door het leven als Hydra en Nix. De naamgeving van de laatste gaf een kleine complicatie: eigenlijk wilde men het maantje Nyx noemen, naar de Griekse godin van de nacht en moeder van Charon (waar de eerste Plutomaan naar genoemd is), maar er was al een planetoïde met die naam. Daarom is gekozen voor het Egyptische equivalent, dat met een ‘i’ wordt gespeld. Hydra is vernoemd naar het negenkoppige monster uit de Griekse mythologie; de beginletter is een eerbetoon aan de Hubble-ruimtetelescoop, het instrument waarmee het maantje ontdekt is. Naar verwachting zullen alledrie de Plutomanen in 2015 van dichtbij worden bekeken door onlangs gelanceerde ruimtesonde New Horizons.
Meer informatie: http://www.swri.org/9what/releases/2006/NixHydra.htm
11 april 2006
De 'tiende planeet', waarvan de ontdekking vorige zomer bekend werd gemaakt, is slechts een tikje groter dan Pluto. Dat blijkt uit opnamen die eind 2005 zijn gemaakt met de Hubble Space Telescope. Eerder meenden sterrenkundigen dat het object (officieel 2003 UB313 geheten) fors groter is dan Pluto. Daarbij baseerde men zich onder andere op infraroodwaarnemingen. Op de Hubble-foto's is de middellijn van 2003 UB313 echter direct te meten. De ijsdwerg, die deel uitmaakt van de zogeheten Kuipergordel, blijkt een middellijn te hebben van ca. 2400 kilometer; Pluto's middellijn bedraagt ca. 2300 kilometer. In elk geval staat nu definitief vast dat 2003 UB313 (in de wandelgangen ook wel aangeduid met de tijdelijke bijnaam Xena) groter is dan Pluto. Volgens ontdekker Mike Brown moet het object dan ook echt beschouwd worden als de tiende planeet. Een speciale commissie van de Internationale Astronomische Unie buigt zich momenteel echter over een sluitende definitie van het begrip 'planeet'; in september 2006 hoopt men eruit te zijn.
Meer informatie:
Hubble finds that the 'tenth planet' is slightly larger than Pluto
Pagina over 2003 UB313 van ontdekker Mike Brown
Dit nieuwsbericht is toegevoegd door Govert Schilling - allesoversterrenkunde.nl
10 maart 2006
Nieuwe opnamen die met de Hubble-ruimtetelescoop zijn gemaakt, duiden erop dat de drie manen van Pluto dezelfde kleur hebben. Dat bevestigt de heersende theorie dat het manenstelsel van de verre planeet het resultaat is van één en dezelfde grote inslag. In tegenstelling tot Pluto zelf, die een enigszins rode tint heeft, zijn Charon en de beide kleine manen P1 en P2 neutraal van kleur. Volgens de onderzoekers kan het bijna niet anders of het drietal is ontstaan uit het puin dat werd opgeworpen nadat Pluto getroffen was door een soortgenoot van vergelijkbare afmetingen.
Meer informatie:
http://www.jhuapl.edu/newscenter/pressreleases/2006/060310.as
22 februari 2006
Nieuwe Hubble-opnamen bevestigen dat de planeet Pluto ten minste drie manen heeft. En volgens Amerikaanse sterrenkundigen is dit drietal ontstaan uit het puin dat is vrijgekomen bij één en dezelfde grote inslag op Pluto. Dat laatste leiden zij af uit het feit dat de kleine maantjes, die voorlopig kortweg P1 en P2 worden genoemd, in cirkelbanen om de planeet draaien die in hetzelfde vlak liggen als de baan van Charon. Bovendien lijkt er sprake te zijn van baanresonantie: in de tijd dat Charon twaalf keer om Pluto is gedraaid, heeft P1 twee rondjes voltooid en P2 drie. Deze baankenmerken zouden niet tot stand zijn gekomen als P1 en P2 door Pluto ingevangen objecten waren. De onderzoekers houden trouwens de intrigerende mogelijkheid open dat er nog meer om de planeet draait. Omdat P1 en P2 zo klein zijn, kan stof dat bij kleine inslagen wordt opgeworpen gemakkelijk aan de zwaartekracht van de maantjes ontsnappen. Zulk stof ontkomt echter niet aan de zwaartekrachtsgreep van Pluto zelf en zou ijle stofringen kunnen vormen.
Meer informatie:
http://hubblesite.org/newscenter/newsdesk/archive/releases/2006/09/
http://www.jhuapl.edu/newscenter/pressreleases/2006/060222.asp
http://www.swri.org/9what/releases/2006/pluto.htm
4 januari 2006
Op 11 juli 2005 bedekte de Pluto-maan Charon een onbeduidend sterretje. Het bijzondere aan deze sterbedekking was dat hij onder meer waarneembaar was met de Europese Very Large Telescope in Chili. Hierdoor kon de bedekking zeer nauwkeurig worden waargenomen en de diameter van Charon nauwkeuriger dan voorheen worden bepaald: 1207 kilometer met een nauwkeurigheid van een kilometer of tien. Daaruit volgt een gemiddelde dichtheid van 1,71 maal die van water, wat er op duidt dat Charon ongeveer half om half uit gesteenten en ijs bestaat. Ook blijkt de maan een atmosfeer te hebben, die echter honderd keer zo ijl is als de toch al ijle Pluto-atmosfeer.
Meer informatie:
http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2006/pr-02-06.html
http://www.williams.edu/admin/news/releases.php?id=1106
Nature, 5 januari 2006
3 januari 2006
Amerikaanse onderzoekers hebben vastgesteld dat de planeet Pluto kouder is dan je op grond van zijn afstand tot de zon zou mogen verwachten. Het meten van deze temperatuur was niet eenvoudig, omdat de telescopen waarmee dat mogelijk is Pluto en zijn relatief grote maan Charon tot nog toe als één object zagen. Met de nieuwe SubMillimeter Array op Hawaï is nu de temperatuur van de beide objecten afzonderlijk gemeten. Daarbij is gebleken dat Pluto zelfs tien graden kouder is dan zijn eigen maan: 230 graden onder nul. De oorzaak van de extra afkoeling is de verdamping van het stikstofijs aan het oppervlak van de planeet, waar het momenteel nog ‘zomer’ is. Een deel van de zonne-energie die Pluto bereikt wordt nu niet gebruikt om het oppervlak op te warmen, maar om stikstofijs in gas om te zetten.
Meer informatie: http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0601.html
13 december 2005
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft wederom een opmerkelijk object ontdekt in de verre Kuipergordel. Het object – dat de officiële aanduiding 2004 XR190 draagt, maar ook wel ‘Buffy’ wordt genoemd – bevindt zich op ongeveer tweemaal zo grote afstand tot de zon als Neptunus en is ongeveer half zo groot als Pluto. Het bijzondere aan de kleine ‘planeet’ is de vrijwel cirkelvormige baan ervan, die hem nooit dichter dan 50 astronomische eenheden van de zon brengt. Daarmee bevindt hij zich aan de (theoretische rand) van de Kuipergordel. Een andere bijzonderheid is de zeer schuine stand van zijn baan, die een hoek van maar liefst 47 graden met de meeste andere planeetbanen maakt.
Meer informatie: http://www.cfeps.astrosci.ca/4b7/index.html
31 oktober 2005
Met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop zijn mogelijk twee nieuwe manen bij Pluto ontdekt. Daarmee zou deze het eerste object in de Kuipergordel zijn dat meer dan één maan heeft. De eerste Plutomaan, Charon, werd al in 1978 ontdekt. De twee kandidaat-maantjes bevinden zich twee tot drie keer zo ver van hun moederplaneet en zijn waarschijnlijk ongeveer 150 kilometer groot' duidelijk kleiner dan Charon dus. Of het ook echt objecten zijn die om Pluto draaien, zal pas in februari komen vast te staan, als de ruimtetelescoop opnieuw waarnemingen zal doen.
Meer informatie:
http://hubblesite.org/newscenter/newsdesk/archive/releases/2005/19/full/
http://www.boulder.swri.edu/plutomoons/
http://science.nasa.gov/headlines/y2005/01nov_moonsofpluto.htm?list133910
2 oktober 2005
De ‘tiende planeet’' de verre planetoïde 2003 UB313' heeft een maan. De begeleider, die in enkele weken om de planeet draait en waarschijnlijk slechts enkele honderden kilometers groot is, is ontdekt met de 10-m Keck-telescoop op Hawaï. Verdere waarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop, die voor november en december gepland staan, moeten uitwijzen welke baan het maantje precies volgt. Het zal dan ook mogelijk zijn de massa van 2003 UB313 te bepalen.
Meer informatie:
http://www.gps.caltech.edu/~mbrown/planetlila/
http://www2.keck.hawaii.edu/news/science/051003_gabrielle/index.html
8 september 2005
Binnenkort hopen sterrenkundigen meer te weten over de afmetingen van de drie ijsdwergen, waarvan het bestaan afgelopen zomer bekend werd gemaakt. Vast staat al wel dat de drie objecten ongeveer zo groot zijn als Pluto of groter en in langgerekte elliptische banen om de zon bewegen, die schuin op het vlak van de planeten staan. Uit deze baaneigenschappen leiden de onderzoekers af dat de ijsdwergen dichter bij de zon zijn ontstaan, maar door de zwaartekrachtswerking van de reuzenplaneten naar hun huidige banen zijn verbannen. Het wachten is nu op de resultaten van het onderzoek met de infraroodsatelliet Spitzer en de Spaanse IRAM-telescoop. Deze resultaten zullen een bovengrens opleggen aan de afmetingen van het drietal.
Meer informatie: http://pr.caltech.edu/media/Press_Releases/PR12734.html
7 september 2005
Hubble-waarnemingen van Ceres, de grootste planetoïde in de planetoïdengordel tussen Mars en Jupiter, duiden erop dat dit 930 kilometer grote hemellichaam een aantal planeetachtige kenmerken heeft. Onder zijn oppervlak zouden zelfs grote hoeveelheden bevroren water schuilgaan. Dat laatste leidt men af uit het feit dat de dichtheid van Ceres gering is en er aan zijn oppervlak waterhoudende mineralen te vinden zijn.
Meer informatie:
http://hubblesite.org/newscenter/newsdesk/archive/releases/2005/27/text/
Nature, 8 september 2005
29 juli 2005
Het lijkt erop dat er in de Kuipergordel niet 1, niet 2, maar 3 nieuwe objecten zijn ontdekt die de ‘planeet’ Pluto naar de kroon steken. De eerste heeft de aanduiding 2003 EL61 en bevindt zich momenteel op een afstand van ruim 51 astronomische eenheden. Desondanks is zijn helderheid van magnitude 17,6. Dat laatste duidt erop dat hij forse afmetingen heeft. Maar omdat er ook een maan bij het object is waargenomen, kon zijn massa al nauwkeurig worden bepaald: deze is drie keer zo klein als die van Pluto, wat erop duidt dat zijn afmetingen een stuk kleiner zijn. Het tweede object, 2003 UB313, bevindt zich op 97 astronomische eenheden en is vrijwel zeker groter (!) dan Pluto. Nummer drie, 2005 FY9, bevindt zich op 52 astronomische eenheden en zit qua grootte waarschijnlijk tussen de beide andere in.
Meer informatie:
http://www.nasa.gov/vision/universe/solarsystem/newplanet-072905.html
http://www.gps.caltech.edu/~mbrown/2003EL61/
http://hohmanntransfer.com/mn/0507/stak3.htm
20 juli 2005
Amerikaanse onderzoekers hebben in de nacht van 10 op 11 juli een bijzonder zeldzame bedekking waargenomen: die van een ster door de Plutomaan Charon. Naar verwachting zal dat nieuwe informatie opleveren over de vorm en grootte van deze maan en de eventuele aanwezigheid van een atmosfeer. De resultaten van het onderzoek zullen in september worden bekendgemaakt.
Meer informatie: http://web.mit.edu/newsoffice/2005/charon.html
25 mei 2005
Zoals bekend zijn aan de voorkant van de maan talrijke donkere vlekken te zien: de ‘maanzeeën’. Ze bevatten geen water, maar gestolde lava en zijn naar schatting 700 miljoen jaar na de vorming van het aarde-maanstelsel ontstaan. Dat duidt erop dat er rond die tijd een zwaar ‘bombardement’ van planetesimalen (planetaire bouwstenen) heeft plaatsgevonden. Maar hoe kwam dat?
Amerikaanse en Europese onderzoekers doen deze week in Nature de boel uit de doeken. Zij zoeken de oorzaak bij de reuzenplaneten, waarvan de banen kort na het ontstaan van het zonnestelsel veel dichter bij elkaar zouden hebben gelegen dan nu het geval is. Uit een computermodel blijkt dat deze planeten veel planetaire planetesimalen uit hun omgeving hebben weggeslingerd, en daardoor geleidelijk van baan veranderden: Jupiter schoof op in de richting van de zon, terwijl de andere drie juist van de zon weg bewogen. Het was een traag proces dat vele miljoenen jaren duurde. Maar na ongeveer 700 miljoen jaar ontstond de bijzondere situatie dat de omlooptijd van Saturnus precies tweemaal die van Jupiter was. Door deze ‘baanresonantie’ werden de banen van zowel Jupiter als Saturnus meer elliptisch en tegelijkertijd werden de banen van Uranus en Neptunus heel chaotisch.
Het zou deze laatste ontwikkeling zijn geweest die tot een grote verstrooiing van planetesimalen heeft geleid. Computersimulaties laten zien dat aarde en maan daarbij flink werd bekogeld. Tegelijkertijd zorgde de interacties met de planetesimalen ervoor dat de banen van Uranus en Neptunus stabiliseerden.
Meer informatie:
http://www.swri.org/9what/releases/2005/Spots.htm
Nature, 26 mei 2005
5 april 2005
Amerikaanse sterrenkundigen hebben het raadsel van de ‘ontbrekende’ maan van de verre planetoïde Sedna waarschijnlijk opgelost. Sedna leek veel langzamer om zijn as te draaien dan vergelijkbare objecten en vaak wordt zo’n trage rotatie veroorzaakt doordat het object wordt afgeremd door de getijdenwerking van een (forse) maan. Maar uit nader onderzoek is nu gebleken dat Sedna toch veel sneller om zijn as draait: eenmaal per 10 uur in plaats van eenmaal per 20 dagen. Tijdens zijn aswenteling vertoont de planetoïde minieme helderheidsvariaties die zich niet gemakkelijk laten interpreteren. Ook nu nog is de onzekerheid in de gemeten rotatie groot.
Meer informatie: http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0510.html
27 januari 2005
Pluto is misschien betrokken geweest bij een botsing met een object dat net zo groot was als hijzelf. Dat zeggen Amerikaanse sterrenkundigen die onderzoek hebben gedaan naar het mogelijke ontstaan van het Pluto-Charon-stelsel. Pluto en zijn maan Charon vertonen op het eerste gezicht sterke overeenkomsten met het aarde-maanstelsel. De meest recente theorie over het ontstaan van de maan gaat ervan uit dat deze is ontstaan na een schampende inslag op aarde van een object ter grootte van de planeet Mars. Uit het recente onderzoek blijkt dat de eigenschappen van het Pluto-Charon-stelsel op vergelijkbare manier verklaard kunnen worden. Er is één belangrijk verschil: Charon is relatief groter dan onze maan en er moet dus een (relatief) grotere inslag hebben plaatsgevonden.
Een ‘filmpje’ van het mogelijke ontstaan van Charon is te zien op: http://www.swri.org/press/plutocharon.htm
18 januari 2005
Nader onderzoek duidt erop dat de verre ijsdwerg Sedna mogelijk toch in de verre buitenwijken van ons zonnestelsel is ontstaan. Aanvankelijk gingen onderzoekers ervan uit dat Sedna dichterbij de zon was gevormd en later naar zijn huidige positie was verbannen. Maar daarbij ging men ervan uit dat de protoplanetaire schijf rond de zon vrij klein was. Computersimulaties laten nu zien dat als deze schijf bijvoorbeeld zo omvangrijk was als die van de ster Beta Pictoris (1500 AE), er op 75 tot 500 AE van de zon gemakkelijk objecten ter grootte van Sedna konden ontstaan. Als deze simulaties een goede afspiegeling zijn van de werkelijkheid, zou dat betekenen dat de Kuipergordel van planetoïden zich tot op veel grotere afstand van de zon voortzet dan men dacht.
Meer informatie: http://www.swri.org/9what/releases/2005/Sedna.htm
9 december 2004
Quaoar is (na Pluto) het grootste object in de Kuipergordel' de zone voorbij de baan van de planeet Neptunus waar zich veel ijsachtige restanten van de vorming van ons zonnestelsel bevinden. Uit recente infraroodmetingen is gebleken dat er aan het oppervlak van deze ‘ijsdwerg’ kristallen van waterijs liggen. Dat is opmerkelijk, omdat zulke kristallen alleen kunnen ontstaan bij een temperatuur die hoger ligt dan 163 graden onder nul. Gezien zijn grote afstand tot de zon zou het op Quaoar echter kouder dan 200 graden onder nul moeten zijn. Waar de extra warmte vandaan komt is nog niet duidelijk: gedacht wordt aan inslagen van kleinere objecten of aan verval van radioactieve elementen in het inwendige van de ijsdwerg.
Meer informatie: http://www.ifa.hawaii.edu/faculty/jewitt/quaoar.html
2 december 2004
Uit computersimulaties blijkt dat ons zonnestelsel ongeveer vier miljard jaar geleden mogelijk door een andere ster is genaderd. Dat zou althans een aantal eigenschappen van het huidige zonnestelsel, zoals de scherpe begrenzing ervan, kunnen verklaren. Met behulp van het computermodel hebben de onderzoekers nagebootst wat er zou gebeuren als een zonachtige ster die omcirkeld wordt door stof, gas en planeten-in-wording op 20 tot 30 miljard kilometer door een soortgenoot wordt gepasseerd. Dat zou de nodige commotie in de planetaire schijven van beide sterren veroorzaken, waarbij zelfs objecten van het ene stelsel naar het andere konden ‘overlopen’. Dat laatste zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn met de planetoïde Sedna, die zich ver buiten de rest van het zonnestelsel begeeft.
Meer informatie:
http://www.utah.edu/unews/releases/04/dec/starencounter.html
http://www.cfa.harvard.edu/press/pr0434.html
27 november 2004
In de Kuipergordel, het gebied voorbij de baan van de planeet Neptunus, is een mogelijke dubbelplanetoïde opgespoord. Het object, 2001 QG298, vertoont regelmatige helderheidsveranderingen met een periode van bijna 7 uur, die erop duiden dat het de vorm heeft van een ongepelde pinda. De onderzoekers denken dat de 180 kilometer lange planetoïde in werkelijkheid uit twee stukken bestaat die op zeer geringe afstand om elkaar draaien. Daarmee zou 2001 QG298 de derde dubbelplanetoïde van deze omvang zijn.
Meer informatie: http://skyandtelescope.com/news/article_1394_1.asp
10 november 2004
Het begint erop te lijken dat de Kuipergordelobjecten die de afgelopen jaren zijn ontdekt minder groot zijn dan men dacht. Voorbij de baan van Neptunus bevinden zich naar schatting 10.000 ijsachtige planetoïden groter dan honderd kilometer (‘ijsdwergen’), waarvan er tot nu toe bijna duizend ontdekt zijn. Enkele daarvan zouden meer dan duizend kilometer groot zijn, maar dat is in de meeste gevallen slechts een schatting, gebaseerd op de veronderstelling dat deze objecten' net als kometen' een donker oppervlak hebben, dat slechts vier procent van het opvallende zonlicht weerkaatst. Onderzoekers hebben nu echter met behulp van de infraroodsatelliet Spitzer vastgesteld dat het lichtweerkaatsend vermogen van het Kuipergordelobject 2002 AW197 maar liefst 18 procent bedraagt. Daarmee zakt zijn geschatte diameter naar 700 kilometer: dat is een kwart minder dan eerdere metingen aangaven.
Meer informatie: http://uanews.org
14 april 2004
Met de Hubble-ruimtetelescoop zijn opnamen gemaakt van Sedna, het grote Kuipergordelobject waarvan de ontdekking een maand geleden bekend werd gemaakt. Sedna blijkt geen maan te hebben, zoals Pluto. Dat is enigszins verrassend, omdat hij zeer traag roteert (‘eenzame’ objecten draaien gewoonlijk heel snel om hun as). Aangenomen werd dat de rotatietijd van 40 dagen (!) een gevolg was van de getijdenwerking van een maan. Uit de opnamen blijkt verder dat Sedna hooguit 1600 km groot is.
Meer informatie: http://hubblesite.org/news/2004/14
15 maart 2004
Sterrenkundigen hebben een nieuw object in de buitenwijken van ons zonnestelsel ontdekt. Sommige berichten spreken van de “tiende planeet”, maar dan zou het eerder planeet 500-nogwat zijn. Voorbij de baan van Neptunus zijn de afgelopen jaren immers tal van objecten ontdekt, die deel uitmaken van de zogeheten Kuipergordel. Het nieuwe object, dat de naam Sedna heeft gekregen, is wel een bijzonder geval: het is verder van zon (en aarde) verwijderd dan al zijn soortgenoten. Zijn huidige afstand bedraagt een slordige 13 miljard kilometer' drie keer de afstand zon-Pluto' maar de langgerekte baan die Sedna volgt heeft een verste punt dat nog eens tien maal verder weg ligt. Deze grote afstand kan erop duiden dat Sedna niet bij de Kuipergordel hoort, maar bij de voortzetting daarvan: de Oortwolk. Dat het object desondanks met een kleine 1-meter telescoop ontdekt kon worden, geeft al aan dat het een fors exemplaar betreft. De geschatte middellijn bedraagt (hooguit) 2000 kilometer.
Meer informatie:
http://www.spitzer.caltech.edu/Media/releases/ssc2004-05
http://www.nasa.gov/vision/universe/solarsystem/planet_like_body.html
20 februari 2004
Sterrenkundigen hebben een nieuw groot object gevonden in de Kuipergordel' het gebied voorbij de baan van Neptunus. Het object, 2004 DW, bevindt zich op ongeveer 7 miljard kilometer van de aarde en is naar schatting 1400 kilometer groot. Omdat er nog geen opnamen van het object zijn gevonden, kan zijn exacte baan nog niet goed worden vastgesteld. Wel is al duidelijk dat de baan een flinke hoek met de ecliptica maakt, net als de baan van Pluto.
Meer informatie: http://pr.caltech.edu/media/Press_Releases/PR12495.html
26 november 2003
Franse en Amerikaanse onderzoekers denken een oplossing te hebben gevonden voor een van de onverklaarde aspecten van de Kuipergordel, het gebied voorbij de baan van Neptunus waar zich tal van ijzige planetoïden bevinden. Deze objecten hebben afmetingen tot iets van duizend kilometer, maar de vraag is hoe ze ontstaan zijn: de Kuipergordel is namelijk veel te ‘leeg’ om de vorming van zulk grote objecten mogelijk te maken. Volgens de onderzoekers zijn alle objecten in het zonnestelsel echter binnen de baan van Neptunus ontstaan en zijn de Kuipergordelobjecten pas tegen het einde van planeetvormingsfase naar de donkere buitenwijken opgeschoven. Dat zou zijn gebeurd onder invloed van Neptunus, waarvan de baan (net als die van Uranus) oorspronkelijk dichterbij de zon heeft gelegen.
Meer informatie: http://www.swri.org/9what/releases/Kuiper.htm
6 september 2003
Met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop zijn drie nieuwe planetoïden voorbij de baan van de planeet Neptunus ontdekt. De objecten maken deel uit van de zogeheten Kuipergordel en zijn slechts een kilometer of 15 groot. Het meest verrassende aan deze ontdekking is dat bij het onderzoek zo weinig van deze kleine objecten zijn opgespoord: men verwachtte er ten minste 60.
Meer informatie:
http://hubblesite.org/newscenter/archive/2003/25/text
http://www.upenn.edu/pennnews/news.php
8 juli 2003
Waarnemingen met een achttal telescopen in de VS en op Hawaï duiden erop dat de atmosfeer van Pluto nog steeds uitdijt, alhoewel de afstand van de planeet tot de zon groter wordt. De onderzoekers verwachtten eigenlijk dat de Pluto-atmosfeer door het dalen van de temperatuur verder zou bevriezen. Maar sinds Pluto’s dichtste nadering van de zon (in 1989) is het juist 1 graad warmer geworden! Aangenomen wordt dat er sprake is van een vertragingseffect, en dat het ‘warmste’ moment op Pluto enkele jaren ná zijn kleinste afstand tot de zon wordt bereikt.
Meer informatie: http://web.mit.edu/newsoffice/nr/2003/pluto.html
30 oktober 2002
Onderzoekers van het Amerikaanse Southwest Research Institute (SwRI) hebben ontdekt dat een deel van de kosmische straling die de aarde bereikt het resultaat is van interacties met stofdeeltjes in de Kuipergordel' de gordel van ijsachtige planetoïden voorbij de baan van Neptunus. De ontdekking zou de aanwezigheid van ijzer-, silicium- en koolstofdeeltjes in de zogeheten anomale kosmische straling kunnen verklaren. Deze elementen komen weliswaar overal in de ruimte voor, maar raken gemakkelijk elektronen kwijt, waardoor ze in positief geladen ionen veranderen. Zulke ionen zouden normaal gesproken niet gemakkelijk tot in de binnenste delen van het zonnestelsel door kunnen dringen, maar worden wél waargenomen in de kosmische straling. Om dit te kunnen verklaren is men op zoek gegaan naar een bron binnen het zonnestelsel, en dat zijn de verre stofdeeltjes, die onder invloed van de zonnewind de waargenomen ionen zouden kunnen vrijgeven.
Meer informatie: http://www.swri.edu/9what/releases/cosmic.htm
9 oktober 2002
Pluto lijkt warmer te worden. Dat blijkt uit het feit dat de atmosferische druk op de planeet de afgelopen 14 jaar met een factor drie is toegenomen. Hieruit kan men afleiden dat bevroren stikstof van het oppervlak aan het verdampen zijn. Het dichter worden van de dampkring is vastgesteld door sterbedekkingen van Pluto waar te nemen. Dat de planeet warmer is geworden (een graad of twee) komt niet als een verrassing: in 1989 bereikte Pluto zijn ‘kleinste’ afstand tot de aarde.
Meer informatie: http://web.mit.edu/newsoffice/www
7 oktober 2002
In de Kuipergordel, een zone met ijsachtige planetoïden voorbij de baan van de planeet Neptunus, is een nieuw groot object ontdekt. Het Kuipergordelobject heeft de officiële aanduiding 2002 LM60, maar wordt ook wel “Quaoar” genoemd. De planetoïde bevindt zich op een afstand van ongeveer 6,5 miljard kilometer en volgt een vrijwel cirkelvormige baan om de zon. Metingen duiden erop dat Quaoar iets groter is dan de vorige ‘recordhouder’ van de Kuipergordel (2001 KX76; zie archief zonnestelsel (overige), 2 juli 2001): een kilometer of 1300. In de Kuipergordel zijn tot nog toe meer dan 500 objecten ontdekt. Het is niet uitgesloten dat hier ooit nog een object wordt ontdekt dat groter is dan de ‘planeet’ Pluto.
Meer informatie:
http://oposite.stsci.edu/pubinfo/pr/2002/17
http://www.gps.caltech.edu/~chad/quaoar
http://www.mpifr-bonn.mpg.de/staff/bertoldi/kbo/pr_kbo.html
http://www.joyoftech.com/joyoftech/joyarchives/394.html
10 september 2002
De Kuipergordel' de gordel van ijzige planetoïden voorbij de baan van Neptunus' blijft verbazen. In de gordel zijn sinds 1992 ongeveer 500 objecten ontdekt, die meestal KBO’s worden genoemd, en daarvan blijken er nu al 7 in het bezit van een ‘maantje’. Het opmerkelijke is dat deze ‘maantjes’ meestal niet veel kleiner zijn dan de planetoïde waar ze omheen draaien. Tot nog toe werd aangenomen dat zulke ‘dubbelplanetoïden’ het resultaat zijn van onderlinge botsingen, maar daarvoor lijken de waargenomen aantallen te groot. Mogelijk is er een ander proces aan de gang, maar het kan ook zijn dat de huidige schattingen van de grootte van KBO’s, die voornamelijk is gebaseerd op de aanname dat ze een donker oppervlak hebben, onjuist zijn. Het zou kunnen zijn dat hun oppervlak meer licht reflecteert, en dat ze kleiner en lichter zijn dan we nu denken. In dat geval zijn er minder hevige botsingen nodig om de dubbele objecten te laten ontstaan.
Meer informatie: http://www.swri.org/9what/releases/KBMystery.htm
28 augustus 2002
In juli is met de Very Large Telescope een wel heel bijzondere sterbedekking waargenomen: die van Pluto en zijn maan Charon van een drievoudige ster. Bedekkingen als deze worden gebruikt om meer informatie over de ijle Pluto-atmosfeer te verzamelen. (Zie ook 14 augustus.)
Meer informatie:
http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-2002/phot-21-02.html
http://despa.obspm.fr/~sicardy/pluton/results.html
17 april 2002
In het meest recente nummer van Nature berichten sterrenkundigen over de dubbelplanetoïde 1998 WW31 die vier jaar geleden in de Kuipergordel voorbij de planeet Neptunus is gevonden. De Kuipergordel bevat grote ijsrijke planetoïden' ook wel ijsdwergen genoemd' die zijn overgebleven na de vorming van de planeten van ons zonnestelsel. De gordel is tevens de bron van de kortperiodieke kometen die om de zon bewegen. Inmiddels is vast komen te staan dat ten minste één procent van de ongeveer 500 bekende ijsdwergen in paren voorkomen. Bij dit soort om elkaar draaiende objecten is het in beginsel mogelijk de totale massa van zo’n duo te bepalen. Nieuwe Hubble-gegevens duiden er nu op dat de beide ijsdwergen van 1998 WW31 in 570 dagen om elkaar heen draaien en ongeveer 5000 maal zo licht zijn als de ‘planeet’ Pluto en zijn maan Charon. Onduidelijk is nog of dit soort dubbelplanetoïden ‘dubbel’ zijn ontstaan of dat ze elkaar later ‘gevonden’ hebben.
Meer informatie: http://oposite.stsci.edu/pubinfo/pr/2002/04