In deze rubriek is alles opgenomen wat niet goed in een van de andere rubrieken past: (geo)fysische onderwerpen, diverse (bemande) ruimtevaartzaken, personalia en al het andere waar ik zo gauw geen raad mee wist. :o)=

   
31 oktober 2024 • Heelal bestaat veel te kort om apen Shakespeare te laten reproduceren
Onderzoek door wiskundigen van de University of Technology Sydney (UTS, Australië) laat zien dat de zogeheten Stelling van de eindeloos typende apen weliswaar correct is, maar ook enigszins misleidend. Ons heelal zal namelijk bij lange na niet lang genoeg bestaan om een willekeurig typende aap bij toeval het complete werk van Shakespeare te laten reproduceren (Franklin Open, december 2024). Het bekende gedachte-experiment van de typende aap wordt gebruikt om de beginselen van waarschijnlijkheid en willekeur begrijpelijk te maken. Het zeer tot de verbeelding sprekende idee duikt op allerlei plekken op – van tv-series zoals The Simpsons tot het Transgalactisch Liftershandboek van Douglas Adams en TikTok. In zijn oorspronkelijke vorm maakt de stelling gebruik van ofwel een oneindig aantal apen, ofwel een oneindige periode van ‘apenarbeid’. UTS-wiskundigen Stephen Woodcock en Jay Falletta besloten echter om te kijken naar de waarschijnlijkheid dat een gegeven reeks letters wordt getypt door een eindig aantal apen, binnen een eindige tijdperiode die in overeenstemming is met de geschatte levensduur van ons heelal. Bij hun berekeningen zijn Woodcock en Falletta ervan uitgegaan dat een toetsenbord alle letters van de Engelse taal bevat evenals enkele leestekens. Behalve met één enkele aap hebben ze de berekeningen ook uitgevoerd met de huidige wereldbevolking van ongeveer tweehonderdduizend chimpansees. Daarbij gebruikten ze een nogal optimistische typesnelheid van één toetsaanslag per seconde tot aan de voorspelde warmtedood van het heelal over ongeveer 10^100 jaar (een 1 gevolgd door 100 nullen). De resultaten laten zien dat er een kans van ongeveer vijf procent bestaat dat een chimpansee gedurende zijn leven bij toeval een keer het woord ‘bananen’ typt. Maar zelfs alle chimpansees tezamen kunnen het complete werk van Shakespeare (bijna 900.000 woorden) vrijwel zeker niet reproduceren voordat het heelal aan zijn eind komt. (EE)
Meer informatie:
It's not to be. Universe too short for Shakespeare typing monkeys

   
2 oktober 2024 • Meetinstrument Voyager 2 uitgezet om stroom te besparen
Technici van NASA hebben de plasmasensor van Voyager 2 uitgezet, de stroomvoorziening van deze 47 jaar oude ruimtesonde geleidelijk terugloopt. Voyager 2 is inmiddels ruim twintig miljard kilometer van de aarde verwijderd en blijft met vier meetinstrumenten onderzoek doen van de heliosfeer – de beschermende bel van deeltjes en magnetische velden die door de zon in stand wordt gehouden. Er is nog genoeg elektrisch vermogen om dit verre gebied tot zeker 2030 te blijven verkennen. De plasmasensor mat de aantallen elektrisch geladen atomen in de ruimte en de richting waarin deze bewegen. Maar de laatste jaren leverde dat weinig meer op. Binnen de heliosfeer stromen deeltjes van de zon naar buiten, maar omdat Voyager 2 de heliosfeer inmiddels heeft verlaten, is het aantal detecties sterk afgenomen. Voyager 2 wordt – net als zijn broertje Voyager 1 – van energie voorzien door een voorraadje plutonium. Dat is een hoogradioactieve stof die spontaan in lichtere elementen uiteenvalt. Bij dit verval komen straling en warmte vrij. De vrijkomende warmte wordt gebruikt om elektriciteit op te wekken, maar doordat de plutoniumvoorraad geleidelijk afneemt, is er steeds minder stroom beschikbaar. Vandaar dat NASA al sinds eind jaren 80, toen de Voyagers de grote planeten van ons zonnestelsel hadden verkend, allerlei stroombesparende maatregelen heeft genomen, waaronder het uitschakelen van verwarmingselementen en enkele meetinstrumenten. (EE)
Meer informatie:
NASA Turns Off Science Instrument to Save Voyager 2 Power

   
23 augustus 2024 • Opnamen van wetenschappelijke camera van ruimtesonde Juice gepresenteerd
Nadat de Europese Jupiter Icy Moons Explorer (Juice) eerder deze week dicht langs de maan en de aarde was gescheerd, liet het Europese ruimteagentschap ESA beelden zien die bij deze gelegenheid met een eenvoudige ‘bewakingscamera’ en navigatiecamera waren gemaakt. Vandaag zijn daar de eerste beelden van de wetenschappelijke camera JANUS aan toegevoegd. Deze camera is ontworpen om detailrijke foto’s te maken van de planeet Jupiter en diens ijsmanen. JANUS zal na aankomst bij Jupiter, in juli 2031, oppervlaktekenmerken en processen op de ijsmanen in kaart brengen, evenals het wolkendek van Jupiter. De beelden zullen in het geval van Jupiter een resolutie van 2,4 meter per pixel hebben, en in het geval van de grote maan Ganymedes ongeveer 10 kilometer per pixel. Het belangrijkste doel van de waarnemingen die JANUS tijdens zijn scheervlucht langs aarde en maan heeft gedaan, was om te testen of de camera goed werkt, niet om wetenschappelijk onderzoek te doen. JANUS heeft simpelweg plaatjes geschoten met verschillende camera-instellingen en belichtingstijden, zoals je zelf ook met een past aangekocht fototoestel zou doen. De beelden geven een goede indruk van de kwaliteit van de opnamen die JANUS straks van de ijsmanen van Jupiter zal maken. Daarbij wordt een vijftig keer zo hoge resolutie bereikt als bij eerdere camera’s die naar het Jupiter-stelsel zijn gezonden. De camera is uitgerust met een computer die alle instrumentele functies regelt en de data naar de aarde overseint. (EE)
Meer informatie:
First views from Juice’s science camera

   
12 augustus 2024 • Astronomen vragen hulp bij het vinden van pasgevormde zwarte gaten
Het Dutch Black Hole Consortium heeft een achttalige versie van de BlackHoleFinder-app gelanceerd waarmee burgers over de hele wereld kunnen helpen bij het identificeren van pasgevormde zwarte gaten. Tot nu toe was de app alleen beschikbaar in het Nederlands en Engels. Nu zijn Spaans, Duits, Chinees, Bengaals, Pools en Italiaans toegevoegd, waardoor het aantal mensen dat toegang heeft tot de citizenscience-app sterk is toegenomen. De uitbreiding van de app werd aangekondigd tijdens de 32ste Algemene Vergadering van de IAU in Kaapstad, Zuid-Afrika. Burgers over de hele wereld wordt gevraagd om wetenschappers te helpen bepalen welke astronomische bronnen interessant zijn en snel moeten worden opgevolgd – potentiële zogeheten kilonova’s – en welke bronnen vals zijn. De eerste, en tot nu toe enige, waarneming van een kilonova was op 18 augustus 2017: een korte lichtflits veroorzaakt door de versmelting van twee neutronensterren. Dit resulteerde in de vorming van een stellair zwart gat. Het was een unieke gebeurtenis; naast een lichtflits werden er in de milliseconden voorafgaand aan de versmelting ook zwaartekrachtgolven waargenomen. Dit was de eerste keer dat astronomen zowel zwaartekrachtgolven als elektromagnetische straling van dezelfde gebeurtenis konden waarnemen. Het licht van een kilonova dooft snel uit en kan maar enkele dagen worden waargenomen. Daarom moeten telescopen snel worden gericht op het gebied aan de hemel waar het zwaartekrachtgolfsignaal vandaan komt. Zwaartekrachtgolfdetectoren zoals LIGO en Virgo kunnen de locatie echter alleen bepalen met een nauwkeurigheid die meestal honderden vierkante graden aan de hemel beslaat, een gebied dat veel groter is dan het beeldveld van de grootste telescopen. Om de locatie nauwkeuriger te bepalen, hebben astronomen aangepaste telescopen gebouwd om snel het zwakke optische signaal te vinden dat geassocieerd wordt met de gebeurtenis. Een recente toevoeging is de gevoelige BlackGEM-array van telescopen in het noorden van Chili. Zodra een zwaartekrachtgolfsignaal wordt gedetecteerd, maakt BlackGEM een snelle scan van het bijbehorende grote hemelgebied. De vergelijking van deze nieuwe waarnemingen met oudere waarnemingen levert een grote hoeveelheid echte en nieuwe kandidaat-bronnen op. Vanwege het grote aantal kandidaat-bronnen gebruiken astronomen kunstmatige intelligentietechnieken om te beslissen welke bronnen interessant zijn en welke genegeerd kunnen worden. Maar mensen zijn nog steeds veel beter in het herkennen van patronen dan de AI-algoritmes. Door de app te gebruiken kunnen burgers de algoritmes helpen verbeteren om onderscheid te maken tussen echte en valse bronnen. De BlackHoleFinder-app is beschikbaar in de appstores van Apple en Android, en via https://www.blackholefinder.org.
Meer informatie:
Oorspronkelijk persbericht

29 juli 2024
In samenwerking met hun Japanse collega's zijn NASA-technici erin geslaagd een gereflecteerd lasersignaal te ontvangen van de onfruinlijke Japanse maanlander SLIM (Smart Lander for Investigating the Moon). SLIM landde op 20 januari, maar kwam daarbij op zijn zij terecht. Aan de bovenzijde van de lander bevond zich een zogeheten retroreflector. gebouwd door NASA's Goddard Space Flight Center, die lasersignalen vanaf de aarde zou moeten weerkaatsen. Door de 'omgevallen' positie van de lander was dat echter niet langer mogelijk. Met de Amerikaanse Lunar Reconnaissance Orbiter (LRO), die in een lage baan rond de maan draait (op 70 kilometer boven het oppervlak), is dat nu wél gelukt. Daartoe moest de positie van SLIM heel nauwkeurig bekend zijn, en moest het lasersignaal tot op een honderdste graad nauwkeurig gericht worden. Op 24 mei heeft LRO voor het eerst een gereflecteerd signaal van de Japanse lander opgevangen. Op 12 december 2023 lukte dat ook al met de Indiase Vikram-lander. (GS)
Origineel persbericht

22 juli 2024
De in december 2013 gelanceerde Europese ruimtetelescoop Gaia is bezig om, met grote precisie, de posities en bewegingen van meer dan een miljard sterren in ons Melkwegstelsel te meten. Maar de afgelopen maanden zijn deze metingen enkele malen ruw verstoord. In april sloeg een piepklein deeltje, kleiner dan een zandkorrel, met hoge snelheid in op Gaia. De aarde wordt voortdurend bestookt met zulke zogeheten micrometeoroïden, maar die verbranden in de atmosfeer. Omdat Gaia zich op anderhalf miljoen kilometer van onze planeet bevindt – ver buiten de beschermende aardatmosfeer dus – wordt zij vaak door micrometeoroïden getroffen. Doorgaans is de ruimtetelescoop daar goed tegen bestand, maar in dit geval sloeg het deeltje met hoge snelheid onder precies de verkeerde hoek in, en raakte het beschermende schild van Gaia beschadigd. Daarbij ontstond een gaatje waar zonlicht doorheen ‘piept’, wat haar zeer gevoelige sensoren van de wijs bracht. Terwijl Gaia-technici bezig waren om dit probleem te omzeilen, ontstond er alweer een volgend probleem: één van de ruim honderd ccd-sensoren van de ruimtetelescoop, die licht omzetten in elektrische signalen, begaf het. En dat was uitgerekend een sensor die cruciaal is voor de detectie van sterren. As gevolg daarvan begon Gaia duizenden valse detecties te registreren. Het vermoeden bestaat dat deze storing werd veroorzaakt door de grote uitbarsting van de zon, afgelopen voorjaar. Experts van het Europese ruimteagentschap en de fabrikant van de ruimtetelescoop, Airbus Defence and Space, hebben de afgelopen maanden nauw samengewerkt om de ontstane problemen op te lossen. Uiteraard kunnen bij een ruimtetelescoop op anderhalf miljoen kilometer geen onderdelen worden vervangen, maar in dit geval konden de ergste problemen – het strooilicht en de valse detecties – worden omzeild met behulp van software-aanpassingen. Sterker nog: de technici hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om de optiek van de twee telescopen waaruit Gaia bestaat nog eens goed scherp te stellen. (EE)
Double trouble: Gaia hit by micrometeoroid and solar storm

12 juli 2024
Op 10 mei jl. vond een grote uitbarsting op de zon plaats die tot een krachtige geomagnetische storm leidde. In reactie daarop moesten naar schatting vijfduizend satellieten naar hogere omloopbanen verhuizen – de grootste migratie in zijn soort. ‘De meeste waren Starlink-satellieten van SpaceX,’ aldus William Parker van het Massachusetts Institute of Technology, hoofdauteur van een artikel dat zojuist is geaccepteerd voor publicatie in het vakblad Journal of Spacecraft and Rockets. ‘Elke satelliet heeft een GNSS-ontvanger en kan autonoom ‘bijsturen’ om botsingen te vermijden. Toen ze de gevolgen van de storm voelden, besloten duizenden satellieten om naar hogere banen te manoeuvreren’. De noodzaak om naar hogere banen te migreren werd veroorzaakt door een plotselinge toename van de luchtweerstand die de satellieten ondervonden. De atmosfeer van de aarde had een enorme hoeveelheid energie van de zonnestorm geabsorbeerd, waardoor zij opzwol. Hierdoor verloren de satellieten geleidelijk hoogte. De aardatmosfeer is wel vaker zo sterk opgewarmd, bijvoorbeeld tijdens de geomagnetische storm van Halloween 2003. Maar toen was de satellietpopulatie nog vrij klein (nog geen 1000) en bleef een massamigratie uit. Vooral dankzij de komst van Starlink in 2019 cirkelen er nu echter bijna tien keer zoveel actieve satellieten om de aarde. En wanneer een fractie daarvan onverwacht ‘besluit’ om gelijktijdig van koers te veranderen, moeten satellietbedrijven in actie komen om ze te volgen en botsingen te voorkomen – met alle risico’s van dien. Dit is een probleem dat de komende jaren waarschijnlijk alleen maar groter zal worden. Ergens in de loop van 2024/2025 zal de activiteit van de zon een nieuw hoogtepunt bereiken, en ondertussen neemt de satellietpopulatie verder toe. (EE)
Superstorm Triggered a Mass Migration of Satellites (Spaceweather.com)

9 juli 2024
Afgelopen vrijdag, 5 juli 2024, is op 81-jarige leeftijd de bekende hemelcartograaf Wil Tirion overleden. Tirion maakte sterrenkaarten voor tal van boeken en tijdschriften, waaronder de jaarlijks verschijnende Sterrengids. Tirion was oorspronkelijk grafisch ontwerper en tekenaar. Hij heeft nooit een formele opleiding in de sterrenkunde gevolgd, maar raakte al op twaalfjarige leeftijd geboeid door sterrenkaarten. In 1977 maakte Tirion zijn eerste sterrenatlas, die twee jaar later werd opgenomen in de Encyclopedia of Astronomy van Colin Ronan en uiteindelijk ook als losse kaartenset werd uitgegeven. Deze kaarten werden nog volledig met de hand getekend, maar de grote steratlassen die hij later uitgaf, zoals de Uranometria 2000.0, werden met behulp van een computer vervaardigd. De resulterende kaarten werden wel nog door hem handmatig gecorrigeerd en aangevuld met extra objecten. In 1987 ontving Tirion de J. van der Biltprijs van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde voor zijn prestaties op het gebied van hemelcartografie en steratlassen. En in 1993 is een planetoïde naar hem genoemd: (4648) Tirion. (EE)
Website Wil Tirion

21 mei 2024
De Working Group on Small Body Nomenclature (WGSBN) van de Internationale Astronomische Unie (IAU) heeft op voorstel van ontdekker Marco Langbroek besloten planetoïde 677772 te noemen naar Felix Bettonvil, ingenieur en projectmanager bij de Optische/Infraroodgroep van de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA), en tevens actief meteorenwaarnemer en bestuurslid van de Werkgroep Meteoren van de KNVWS. De vernoeming is vanwege zijn grote verdienste voor de amateurastronomie (en specifiek meteoren). (677772) Bettonvil werd op 18 oktober 2012 ontdekt door Krisztián Sárnecszky en Marco Langbroek met de 0,6-meter Schmidt telescoop van de MPC 461 Piszkéstetö Observatory in Hongarije. (677772) Bettonvil is ongeveer 0,5 tot 1 km groot. Bettonvil was voor NOVA projectleider van het MATISSE-instrument dat sinds 2018 wordt gebruikt voor interferometrische waarnemingen met de vier telescopen van ESO's Very Large Telescope. Momenteel leidt hij het internationale consortium dat het METIS-instrument bouwt voor ESO's Extremely Large Telescope (ELT). De camera/spectrograaf METIS is een van de zogeheten 'first-light'-instrumenten op de ELT, die nu in aanbouw is in het noorden van Chili. (677772) Bettonvil is de 404e planetoïde met een Nederlandse naam, en op dit moment de hoogste genummerde planetoïde die een naam heeft gekregen.
Origineel persbericht

13 mei 2024
Sterrenkundige Alex de Koter ontvangt de eerste Kees de Jagerpijs voor onderwijs in de sterrenkunde. Dat is maandagmiddag bekendgemaakt tijdens de Nederlandse Astronomenconferentie in Egmond aan Zee. De Koter krijgt de prijs onder meer voor zijn inspanningen om moderne sterrenkunde in het vak natuurkunde van de middelbare school te krijgen, en voor zijn uitmuntende docentschap. Alex de Koter (1964) is hoogleraar sterrenkunde aan de Universiteit van Amsterdam en aan de KU Leuven. Hij bestudeert zware sterren en geeft colleges over diverse sterrenkundige onderwerpen aan bachelor- en masterstudenten. De Koter was sinds 2013 betrokken bij de totstandkoming van meerdere schoolboeken voor het vak natuurkunde op de middelbare school. In de ‘nieuwe natuurkunde’ is meer plek voor sterrenkunde dan voorheen. De Koter zorgde er mede voor dat de sterrenkunde in een aantal schoolboeken gemoderniseerd werd en aansluit bij wat er in de wetenschap gebeurt. De Kees de Jagerprijs voor sterrenkunde-onderwijs is vernoemd naar de befaamde astronoom prof. dr. Cornelis (Kees) de Jager (1921-2021). De Jager droeg in uitzonderlijke mate bij aan het onderwijs in de sterrenkunde en de popularisatie van het onderzoek. (EE)
Volledig persbericht

23 april 2024
Na inventief speurwerk kan het missieteam van Voyager 1 de actuele status van deze oude ruimtesonde weer uitlezen – iets was sinds november vorig jaar niet meer lukte. Helemaal in bedrijf is Voyager 1 nog niet: als volgende zal worden geprobeerd om hem ook weer nieuwe meetgegevens naar de aarde over te laten seinen. Samen met zijn ‘tweelingbroer’, Voyager 2, is Voyager 1 de enige ruimtesonde ooit die de interstellaire ruimte (de ruimte tussen de sterren) heeft bereikt. Op 14 november 2023 stopte Voyager 1 met het terugsturen van leesbare wetenschappelijke en technische gegevens naar de aarde, alhoewel het missieteam wel kon zien dat de ruimtesonde nog steeds commando’s ontving en verder normaal functioneerde. Uiteindelijk bleek dat het probleem te maken had met een van de drie computers aan boord van de ruimtesonde: het flight data subsystem (FDS), dat verantwoordelijk is voor het ‘inpakken’ van de datapakketjes die naar de aarde worden overgeseind. Het team ontdekte dat een chip die verantwoordelijk is voor de opslag van een deel van de softwarecode van de FDS-computer niet werkt. En dat maakte de wetenschappelijke en technische gegevens onbruikbaar. Omdat de chip niet gerepareerd kon worden, besloot het missieteam om de betreffende computercode elders in het FDS-geheugen op te slaan, maar er was geen plek waar de volledige code kon worden gestald. Daarom is de betreffende code, met wat aanpassingen, over verschillende locaties verdeeld. Daar ging wel wat tijd overheen, want een radiosignaal doet er ruim 22 uur over om de afstand naar Voyager 1 (24 miljard kilometer) te overbruggen, en hetzelfde geldt voor de signalen die de ruimtesonde terugstuurt. Maar op 20 april meldde de ruimtesonde dat de modificatie is gelukt. (EE)
NASA’s Voyager 1 Resumes Sending Engineering Updates to Earth

15 december 2023
NASA-technici zijn bezig met het oplossen van een probleem met een van de drie boordcomputers van de oude ruimtesonde Voyager 1: het Flight Data System (FDS). Het ruimteschip ontvangt en voert opdrachten uit die vanaf de aarde zijn verzonden, maar het FDS communiceert niet goed met een van de subsystemen van de sonde, de telemetriemodulatie-eenheid (TMU). Hierdoor worden er geen wetenschappelijke of technische gegevens naar de aarde overgeseind. Het Flight Data System is onder meer ontworpen om gegevens van de wetenschappelijke instrumenten en technische gegevens over de gezondheid en status van de ruimtesonde te verzamelen. Vervolgens combineert het deze informatie tot één enkel ‘data-pakket’ dat door de TMU naar de aarde wordt gezonden. De data bestaan binaire code, oftewel een lange reeks van enen en nullen. Het probleem is dat de TMU sinds kort een repeterend patroon van enen en nullen uitzendt, net alsof het systeem blijft ‘hangen’. De oorzaak ligt waarschijnlijk bij het FDS, maar zelfs een herstart heeft niets uitgehaald. Het kan nog weken duren voordat de technici met een nieuw plan komen om de ruimtesonde weer aan de praat te krijgen. Voyager 1 werd, samen met zijn tweelingbroer Voyager 2, in 1972 gelanceerd. Het zijn de twee langst werkende ruimtesondes, en ze hebben hun beste tijd wel gehad. Om oplossingen te vinden voor de problemen die de beide sondes vertonen, moeten vaak tientallen jaren oude documenten worden geraadpleegd die zijn geschreven door ingenieurs die de huidige problemen niet hadden voorzien. Het Voyager-team heeft dus tijd nodig om te begrijpen hoe een nieuw commando de werking van het ruimteschip beïnvloedt, om onbedoelde gevolgen te voorkomen. Daarbij komt nog dat het 22,5 uur duurt voordat commando’s van de vluchtleiding Voyager 1, die inmiddels meer dan 24 miljard kilometer van ons is verwijderd, bereiken. Dat betekent dat pas na 45 uur duidelijk wordt of een commando het beoogde resultaat had. (EE)
Engineers Working to Resolve Issue With Voyager 1 Computer

23 november 2023
Een onderzoeksteam onder leiding van Toshihiro Fujii (Osaka Metropolitan University, Japan) heeft een kosmisch deeltje gedetecteerd dat bijna het staande energierecord uit 1991 brak. Het deeltje is door zijn ontdekkers Amaterasu gedoopt, naar de Japanse zonnegodin (Science, 24 november). Onze planeet wordt voortdurend bestookt met energierijke deeltjes uit de ruimte, die doorgaans worden aangeduid met de verzamelnaam ‘kosmische straling’. Waar deze deeltjes vandaan komen is slechts ten dele bekend. Laag-energetisch deeltjes zijn afkomstig van de zon, de meer energierijke van supernova-explosies binnen ons Melkwegstelsel en de nog energierijkere van andere sterrenstelsels. Kosmische straling kan energieën bereiken van meer dan een exa-elektronvolt oftewel een triljoen elektronvolt (een 1 met 18 nullen). Dat is ruwweg een miljoen keer zo hoog als de energie van de krachtigste deeltjesversnellers die de mens ooit heeft gebouwd. Maar kosmische deeltjes met zoveel energie zijn bijzonder schaars. Fujii en zijn team zijn al sinds 2008 betrokken bij het Telescope Array-experiment, dat op een hoogte van 1400 meter staat opgesteld in de Amerikaanse staat Utah. De Telescope Array bestaat uit een combinatie van ruim vijfhonderd deeltjesdetectors op de grond die een gebied van 700 vierkante kilometer beslaan, aangevuld met telescopen die de regens van secundaire deeltjes registreren die een kosmisch stralingsdeeltje in de aardatmosfeer losmaakt. Op 27 mei 2021 registreerde deze opstelling een deeltje met een energie van maar liefst 244 exa-elektronvolt – een uitschieter zoals die in geen dertig jaar was gezien. Het Amaterasu-deeltje kwam daarmee dicht in de buurt van het in 1991 gedetecteerd Oh-my-God-deeltje dat een geschatte energie van 320 exa-elektronvolt had. Waar het kosmische deeltje vandaan is gekomen, is onduidelijk. In de richting waaruit het deeltje kwam is geen opvallend hemelobject te vinden, wat erop kan wijzen dat zeldzaam energierijke deeltjes als deze door een nog onbekend astronomisch verschijnsel worden veroorzaakt. (EE)
‘Amaterasu’ particle: a new cosmic mystery

3 oktober 2023
Waarnemingen van de BlueWalker 3 satelliet laten zien dat deze bijna alle sterren aan de nachtelijke hemel in helderheid overtreft. Astronomen zijn bezorgd: zonder verzachtende maatregelen zouden groepen van zulke grote satellieten ons vermogen om de sterren vanaf de aarde te observeren en radioastronomie te bedrijven kunnen verstoren (Nature, 2 oktober). Verschillende bedrijven hebben plannen voor de lancering van ‘constellaties’ van satellieten – groepen van soms wel honderden satellieten die overal ter wereld mobiele of breedbanddiensten kunnen leveren. Deze satellieten moeten in lage aardbanen worden gebracht en kunnen relatief groot zijn. BlueWalker 3 werd op 10 september 2022 in een lage aardbaan gebracht door AST SpaceMobile, als prototype voor een geplande constellatie van meer dan honderd vergelijkbare satellieten ten behoeve van mobiele communicatie. Uit waarnemingen die binnen enkele weken na de lancering werden gedaan, bleek dat de satelliet een van de helderste objecten aan de hemel was. Om de gevolgen voor de astronomie beter te begrijpen, startte het IAU Centre for the Protection of the Dark and Quiet Sky From Satellite Constellation Interference (CPS) een internationale waarnemingscampagne. Als onderdeel van dit initiatief werden zowel professionele als amateur-waarnemingen gedaan, vanaf locaties in Chili, de VS, Mexico, Nieuw-Zeeland, Nederland en Marokko. De onlangs vrijgegeven gegevens, die de helderheid van BlueWalker 3 over een periode van 130 dagen documenteren, laten een abrupte helderheidstoename zien die samenvalt met de volledige ontvouwing van de antenne-array, die met 64 vierkante meter het grootste commerciële antennesysteem is dat ooit in een lage aardbaan is gebracht. Een deel van de waarnemingen werd ook gebruikt om de baan van de satelliet in de tijd te berekenen. Het is belangrijk om de posities van satellieten te kennen, zodat astronomen kunnen proberen ze te vermijden of in ieder geval weten waar ze in de gegevens te zien zijn. Aan hun helderheid kan echter weinig worden gedaan, behalve het maskeren van het stukje hemel waar de satelliet zich bevindt. En dat betekent: verlies van gegevens. Behalve optische waarnemingen zou BlueWalker 3 ook de radioastronomie kunnen verstoren, omdat deze gebruik maakt van golflengten die dicht bij de golflengten liggen waarop radiotelescopen hun waarnemingen doen. Hoewel sommige radiotelescopen zich in speciale ‘radiostille’ zones bevinden, gelden de beperkingen om deze gebieden te beschermen momenteel alleen voor zenders op aarde, niet voor satellieten. (EE)
Further Understanding BlueWalker 3’s Impact on Astronomy

19 september 2023
Het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium staat vanaf nu op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Daarmee erkent het Werelderfgoedcomité van UNESCO de uitzonderlijke universele waarde van dit indrukwekkend grote model van ons zonnestelsel, dat tussen 1774 en 1781 is vervaardigd door de Friese wolfabrikant en amateurastronoom Eise Eisinga. Het Eisinga Planetarium geeft een actueel en realistisch beeld van de posities van de zon, de maan, de aarde en de vijf overige planeten die destijds bekend waren. Het mechaniek is ingebouwd in het plafond van de voormalige woon- en slaapkamer van Eisinga en heeft nog altijd de functie die Eisinga destijds voor ogen had. Al 242 jaar wordt het gebruikt om bezoekers uitleg te geven over de werking van ons zonnestelsel. Het is daarmee het oudste werkende planetarium ter wereld. ICOMOS, het internationale adviesorgaan voor UNESCO Werelderfgoed, concludeert in zijn rapport dat het Eisinga Planetarium van ‘uitzonderlijke universele waarde’ is – een cruciale voorwaarde voor het verkrijgen van de Werelderfgoedstatus. ‘Het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium is een uitstekend voorbeeld van een technologisch ensemble dat een bewegend schaalmodel van het zonnestelsel toont zoals dat bekend was aan het eind van de achttiende eeuw. Het illustreert duidelijk een bijzonder moment in de geschiedenis van de wetenschap en in het begrijpen van het heliocentrische model van het zonnestelsel.’ Aan het verkrijgen van de Werelderfgoedstatus is een lang traject voorafgegaan. Het idee om deze status aan te vragen ontstond al in 2003. (EE)
Website Eisinga Planetarium

31 juli 2023
Ongeveer een week geleden zonden NASA-technici een reeks commando’s naar de oude ruimtesonde Voyager 2 die er onbedoeld toe leidden dat deze zijn schotelantenne iets van de aarde af richtte. Als gevolg hiervan is het contact met de ruimtesonde, die inmiddels al bijna een halve eeuw oud is en momenteel bijna 20 miljard kilometer van ons verwijderd is, verbroken. Vooralsnog zijn NASA en de bij de ruimtemissie betrokken wetenschappers nog niet in paniek. In een afgelopen vrijdag gepubliceerde update zegt de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie dat Voyager 2 is geprogrammeerd om zijn oriëntatie een paar keer per jaar opnieuw in te stellen om zijn antenne op de aarde gericht te houden. Het is de bedoeling dat dit op 15 oktober weer gebeurt, zodat de communicatie kan worden hervat. De ruimtesondes Voyager 1 en 2, die in 1977 afzonderlijk van elkaar werden gelanceerd waren echte baanbrekers. Nooit eerder had een ruimteschip vier planeten achter elkaar bezocht, zoals de beide Voyagers in de jaren 70 en 80 deden met Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. Ondanks hun hoge leeftijd zijn de twee ruimtesondes nadien doorgegaan met verkennen. Voyager 1, op een afstand van 24 miljard km van de aarde, en Voyager 2 hebben inmiddels allebei het zonnestelsel verlaten en hebben de interstellaire ruimte bereikt. En al die tijd hebben ze trouw met huis gebeld. (EE)
NASA temporarily loses contact with one of its most distant spacecraft (Ars Technica)

19 juli 2023
ICOMOS, het internationale adviesorgaan voor UNESCO Werelderfgoed, heeft een positief advies uitgebracht over het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium. Het orgaan is ervan overtuigd dat het Planetarium moet worden toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst. Het positieve advies is de op één na laatste stap richting de Werelderfgoed-status, een weg die in 2003 werd ingeslagen. In september neemt het Werelderfgoed-comité een definitief besluit. ICOMOS concludeert in haar rapport dat het Planetarium van ‘uitzonderlijke universele waarde’ is – een cruciale voorwaarde voor het verkrijgen van de Werelderfgoed-status. ‘Het is een uitstekend voorbeeld van een technologisch ensemble dat een bewegend schaalmodel van het zonnestelsel toont zoals dat bekend was aan het einde van de achttiende eeuw. Het illustreert duidelijk een bijzonder moment in de geschiedenis van de wetenschap en in het begrijpen van het heliocentrische model van het zonnestelsel.’ Het Planetarium, dat tussen 1774 en 1781 door Eise Eisinga in Franeker is gebouwd, heeft nog altijd de functie die Eisinga destijds voor ogen had. Vanaf de voltooiing van het instrument in 1781 tot op de dag van vandaag krijgen bezoekers uitleg over de werking van ons zonnestelsel. De vrijwel complete reeks gastenboeken die sindsdien is bijgehouden, vormt het tastbare bewijs daarvan. Het gaat nu nog nadrukkelijk om een advies. Het definitieve besluit over de status van het Planetarium wordt genomen tijdens de vergadering van het Werelderfgoed-comité, tussen 10 en 25 september in Riyad, Saoedi-Arabië. 
Website Eisinga Planetarium

7 juni 2023
De detectie van zwaartekrachtgolven die worden geproduceerd tijdens het samensmelten van zwarte gaten, leert ons van alles over de eigenschappen van deze extreme objecten. Een team van onderzoekers in de groep van Gianfranco Bertone aan de Universiteit van Amsterdam ontwerpt nieuwe technieken om informatie te winnen, niet alleen over de zwarte gaten zelf, maar ook over hun omgeving. In een nieuwe analyse, uitgevoerd onder leiding van Pippa Cole, laten vroegere en huidige leden van het onderzoeksteam zien dat het met toekomstige zwaartekrachtgolfdetectoren in de ruimte, zoals LISA, mogelijk wordt om onderscheid te maken tussen schijven van gas, donkere materie, en nieuwe lichte deeltjes rond zwarte gaten (Nature Astronomy, 5 juni). De eerste detectie van zwaartekrachtgolven, in 2015, heeft een venster geopend op het heelal waarmee het in het bijzonder mogelijk werd om het samensmelten van paren van massieve zwarte gaten waar te nemen. Het jonge onderzoeksgebied is snel volwassen geworden, en op dit moment zijn er al tientallen van zulke samensmeltingen waargenomen. De huidige waarnemingen zijn beperkt tot de allerlaatste stadia van het ineenstorten – vaak maar een paar seconden – omdat de uitgezonden zwaartekrachtgolven dan extreem sterk zijn. Gelukkig zijn er verschillende nieuwe experimenten in de maak die het mogelijk maken om de paren van zwarte gaten veel langer waar te nemen voor ze samensmelten, mogelijk zelfs jarenlang. Wanneer de nieuwe, nauwkeurige metingen binnen beginnen te stromen, willen de onderzoekers er klaar voor zijn om ze te interpreteren. Pippa Cole, postdoc in de groep van Gianfranco Bertone en eerste auteur van de nieuwe publicatie, legt uit: ‘Met de huidige metingen kunnen we wat eigenschappen van de samensmeltende zwarte gaten achterhalen, maar heel weinig over de omgeving waarin het samensmelten plaatsvindt.’ Er bestaan ten minste drie verschillende soorten interessante omgevingen waarin zwarte gaten mogelijk voorkomen. De bekendste daarvan is de zogeheten accretieschijf: een schijf van heel heet gas die rond het zwarte gat wervelt, zoals recent gefotografeerd door de Event Horizon Telescope. Maar er zijn ook andere mogelijkheden. Een zwart gat zou omringd kunnen zijn door een wolk van ultralichte deeltjes, waarmee een structuur gevormd wordt die astronomen een ‘gravitationeel atoom’ noemen. En ten slotte zou er donkere materie kunnen zijn: een ongrijpbare vorm van materie die de kosmos op alle schalen lijkt te doordringen, maar waarvan de fundamentele aard nog altijd onbekend is. Donkere materie zou zich rond zwarte gaten moeten verzamelen, terwijl die ontstaan en groeien, en daar uiteindelijk in een hoge dichtheid moeten voorkomen – een configuratie die bekendstaat als een spike, een piek. Cole: ‘Het mooie is dat het met de nieuwe waarnemingen mogelijk wordt om onderscheid te maken tussen alle drie de situaties, en ze ook te onderscheiden van het geval waarin de achtertuin van het zwarte gat simpelweg leeg is.’
Volledig persbericht

5 juni 2023
Nieuwe computersimulaties suggereren dat de cocons van puin rond stervende sterren waarschijnlijk zwaartekrachtgolven uitzenden. Zulke cocons ontstaan wanneer een zware ster puin uitstoot terwijl hij tot een zwart gat ineenstort. Het recent verbeterde Laser Interferometer Gravitational-Wave Observatory (LIGO) zou in staat moeten zijn om de zwaartekrachtgolven van cocons te detecteren. Het nieuwe resultaat is gepresenteerd tijdens de 242e bijeenkomst van de American Astronomical Society die deze week in Albuquerque (VS) wordt gehouden. Tot nu toe hebben astronomen alleen zwaartekrachtgolven gedetecteerd die afkomstig zijn van botsingen tussen twee zwarte gaten, twee neutronensterren of één van elk. Hoewel in theorie ook zwaartekrachtgolven van enkelvoudige objecten meetbaar zouden moeten zijn, is dat tot nu toe niet gelukt. Een team van onderzoekers van Northwestern University, onder leiding van Ore Gottlieb, heeft nu echter met behulp van geavanceerde simulaties aangetoond dat ook de turbulente, energierijke cocons van puin rond stervende zware sterren zwaartekrachtgolven kunnen uitzenden. Wanneer zware sterren ineenstorten tot zwarte gaten, kunnen ze krachtige deeltjesstromen (jets) produceren die zich met bijna de snelheid van het licht voortplanten. Gottlieb en zijn team hebben dit proces gemodelleerd vanaf het moment dat de ster ineenstort tot een zwart gat stort totdat de straal door de cocon heen breekt. Aanvankelijk wilde Gottlieb zien of de accretieschijf die zich rond een zwart gat vormt detecteerbare zwaartekrachtgolven kon uitzenden. Maar uit zijn gegevens kwam steeds iets onverwachts naar voren. Toen hij de zwaartekrachtsgolven uit de omgeving van het zwarte gat berekende, vond hij een andere bron die zijn berekeningen verstoorde: de cocon. In eerste instantie probeerde hij deze bijdrage te negeren, maar dat bleek onmogelijk. En toen realiseerde hij zich dat de cocon een interessante bron van zwaartekrachtgolven was. Cocons zijn turbulente oorden, waar hete gassen en puin zich willekeurig vermengen en in alle richtingen van de jet verwijderen. Wanneer deze energierijke bubbel versnelt, verstoort hij de ruimtetijd en ontstaat een rimpeling van zwaartekrachtgolven. (EE)
Dying stars’ cocoons could be new source of gravitational waves

2 juni 2023
Stephen Hawking had gelijk over zwarte gaten, maar niet helemaal, blijkt uit nieuw theoretisch onderzoek van Michael Wondrak, Walter van Suijlekom en Heino Falcke van de Radboud Universiteit. Door Hawking-straling zullen zwarte gaten uiteindelijk verdampen, maar de waarnemingshorizon is daarbij niet zo cruciaal als werd gedacht. De zwaartekracht en de kromming van de ruimte zorgen al voor het ontstaan van straling. Hierdoor zullen álle grote objecten in het heelal, zoals restanten van sterren, uiteindelijk verdampen (Physical Review Letters, 2 juni).Stephen Hawking stelde middels een slimme combinatie van kwantumfysica en Einsteins zwaartekrachttheorie dat er in de buurt van de waarnemingshorizon (het punt waar voorbij je niet meer kunt ontsnappen aan de aantrekking van een zwart gat) spontane creatie en vernietiging van deeltjesparen moet plaatsvinden. Een deeltje en zijn antideeltje worden voor een kort moment uit het kwantumveld gecreëerd en verdwijnen direct daarna weer. Maar soms komt een van de deeltjes in het zwarte gat terecht en dan kan het andere deeltje ontsnappen: de Hawking-straling. Volgens Hawking zou dit er uiteindelijk toe leiden dat zwarte gaten verdampen.In de nieuwe studie bekeken de onderzoekers van de Radboud Universiteit of deze bekende verklaring een goed beeld van het proces schetst en of inderdaad de waarnemingshorizon cruciaal is. Hiervoor combineerden ze technieken van de natuurkunde, sterrenkunde en wiskunde om te achterhalen wat er gebeurt als zulke deeltjesparen gecreëerd worden in de omgeving van zwarte gaten. Uit de studie blijkt dat ook ver voorbij die horizon nieuwe deeltjes gemaakt kunnen worden. De onderzoekers tonen aan dat al ver buiten een zwart gat de kromming van de ruimte een grote rol speelt bij het ontstaan van straling. De deeltjes worden daar al uit elkaar gescheurd door de getijdenkrachten van het zwaartekrachtveld. Waar voorheen werd gedacht dat er geen straling mogelijk was zonder waarnemingshorizon, toont dit onderzoek aan dat deze horizon niet nodig is. Dat betekent dat ook objecten zonder waarnemingshorizon, zoals restanten van dode sterren en andere grote objecten in het heelal, dit soort straling hebben. En dat zou ertoe leiden dat na een heel lange periode alles in het heelal uiteindelijk zal verdampen, net als zwarte gaten. (EE)
Volledig persbericht

4 april 2023
Over Eise Eisinga (1744-1828) is vaak geschreven dat hij een autodidact was. De bouwer van het Planetarium in Franeker zou ‘een eenzaam genie zijn dat zichzelf wiskunde en astronomie leerde’. Een spectaculaire vondst in de collectie van Tresoar rekent voorgoed af met dit beeld. In de archieven ontdekte Arjen Dijkstra, directeur van Tresoar, een handschrift met de summiere omschrijving ‘Meetkonst van W.W. 4to’. Daarin herkende hij wiskundige opgaven die identiek zijn aan opgaven in Eisinga’s handschriften. De ‘W.W.’ in de omschrijving verwijst naar Willem Wytzes, een wolkammersknecht. Hij woonde en werkte in Franeker en volgde daar wiskundelessen aan de universiteit. Wiskunde was het enige vak dat open stond voor studenten die geen Latijn kenden – speciale colleges waar ook een wolkammersknecht aan deel kon nemen. Vanwege de overeenkomst tussen de opgaven van Willem Wytzes en Eisinga, lijkt het logisch om te veronderstellen dat Willem Wytzes zijn lessen aan Eisinga gaf, op basis van wat hij zelf aan de universiteit van Franeker leerde. In zijn biografie van Eisinga betoogde Dijkstra al dat een groot deel van de opgaven die Eisinga maakte uit andere boeken kwamen, en dat hij les kreeg. Behalve dat er in het handschrift van Wytzes een paar Latijnse termen zijn vervangen door Nederlandse, is vrijwel alles exact terug te vinden in Eisinga’s uitwerkingen. Hiermee is dus duidelijk geworden dat Eise Eisinga niet in afzondering van de universiteit werkte, maar er juist de vruchten van plukte. En dat stelt hem in een heel ander, veel begrijpelijker licht. (EE)
Spectaculaire vondst bij Tresoar zet Eise Eisinga in ander licht

2 maart 2023
Christiaan Huygens maakte in de zeventiende eeuw uitstekende lenzen, maar zijn telescopen misten scherpte in vergelijking met wat in die tijd mogelijk was. Alex Pietrow, die na zijn studie sterrenkunde in Leiden en zijn promotie aan Stockholm University in Zweden, nu onderzoeker is aan het Leibniz Instituut voor Astrofysica in Potsdam (AIP) in Duitsland, heeft de berekeningen van Huygens onderzocht en concludeert dat de Nederlandse astronoom en wiskundige waarschijnlijk bijziend was en een bril nodig zou hebben gehad om zijn telescopen te verbeteren. Christiaan Huygens was een 17de-eeuwse Nederlandse wetenschapper die een revolutie veroorzaakte op het gebied van de optica, mechanica, tijdmeting en astronomie. Hij vond bijvoorbeeld het slingeruurwerk uit, ontwikkelde de golftheorie van licht, ontdekte de Saturnus-maan Titan en beschreef de ware aard van de ringen van Saturnus. Zijn telescopen en lenzen staan bekend om hun uitstekende kwaliteit voor die tijd, maar toch bereikten ze niet dezelfde scherpte als die van zijn concurrenten. Het nieuwe onderzoek, gepubliceerd in het tijdschrift Notes and Records: the Royal Society Journal of the History of Science, werpt een ongebruikelijke blik op het werk van Huygens en suggereert dat het gebrek aan scherpte in zijn lenzen werd veroorzaakt door zijn gezichtsvermogen. De wetenschapper had mogelijk myopie (bijziendheid), een aandoening waardoor objecten in de verte wazig lijken. Alex Pietrow is postdoctoraal onderzoeker bij het AIP bij de afdeling Zonnefysica, en is daarnaast een liefhebber van wetenschapsgeschiedenis. Hij onderzocht de regels en vergelijkingen die Huygens opstelde voor het ontwerpen van telescopen, en stelt vast dat deze tekortschoten in vergelijking met moderne optische principes. Huygens’ benadering van het maken van lenzen was experimenteel en berustte op trial and error, wat betekent dat hij de combinaties van verschillende lenzen en oculairs testte om de best werkende telescoop te vinden. Toen hij dat eenmaal had gedaan, maakte hij tabellen en vergelijkingen, die hij vervolgens gebruikte om telescopen met de gewenste vergroting te bouwen. De telescopen die Huygens met behulp van deze vergelijkingen ontwierp, bleven echter achter bij het theoretisch optimum. Zo stelde de eerste directeur van de Leidse Sterrewacht Frederik Kaiser in 1846 dat Huygens onberispelijke lenzen sleep, maar dat zijn telescopen een merkbaar lager oplossend vermogen hadden dan andere telescopen. De nieuwe studie suggereert dat Huygens’ gezichtsvermogen de reden kan zijn geweest. Het verschil tussen zijn vergelijkingen en moderne optiek zou zijn opgelost met een bril van -1,5 dioptrie. Huygens’ bijziendheid was mild genoeg om geen problemen te veroorzaken in het dagelijks leven in de zeventiende eeuw en bleef dus onopgemerkt. 
Oorspronkelijk persbericht

23 februari 2023
Een van de wijngaarden in de buurt van de Zuid-Franse stad Béziers ligt in een ronde, 200 meter brede depressie of laagte die op een inslagkrater lijkt. Een team onder leiding van kosmochemicus Frank Brenker van de Goethe Universiteit Frankfurt heeft nu aan de hand van gesteente- en bodemanalyses vastgesteld dat deze structuur is ontstaan door de inslag van een ijzer-nikkel-meteoriet. Ontelbare meteorieten zijn in het verleden op de aarde ingeslagen, maar herkenbare meteorietkraters zijn zeldzaam, omdat de meeste sporen van hun veroorzakers allang zijn uitgewist. Dit komt door erosie en verschuivingen in de aardkorst, de zogeheten platentektoniek. Vandaar dat in de Earth Impact Database wereldwijd slechts 190 inslagkraters vermeld staan, waaronder drie in West-Europa, die nauwelijks als zodanig herkenbaar zijn. Brenker is ervan overtuigd dat de meteorietkrater in Zuid-Frankrijk aan deze lijst zal worden toegevoegd. Tijdens een vakantie werd zijn aandacht getrokken door het wijnhuis ‘Domaine du Météore’. Een van de wijngaarden daarvan ligt in een ronde depressie van ongeveer 220 meter breed en 30 meter diep, en de eigenaars gebruiken de hypothese dat het de inslagkrater van een meteoriet is als marketingstunt voor hun wijn. Deze verklaring werd al in de jaren 50 door verschillende geologen opgevoerd, maar later door befaamdere collega’s afgeschreven. Samen met zijn vrouw verzamelde Brenker gesteentemonsters voor analyse in de laboratoria van de Goethe Universiteit, en daarin werden inderdaad tekenen van een inslag ontdekt. Uit de microanalyse bleek dat donkergekleurde lagen in een van de schisten in het gesteente, die gewoonlijk veel mica bevatten, schokaders zouden kunnen zijn, ontstaan door het schuren en breken van het gesteente tijdens een inslag. Ook werd breccie aangetroffen – hoekig gesteentepuin dat bijeengehouden wordt door een soort ‘cement’ dat eveneens bij een meteorietinslag kan ontstaan. Het jaar daarop nam Brenker zijn collega Andreas Junge en een groep studenten mee naar Zuid-Frankrijk om de krater in detail te onderzoeken. Zij ontdekten dat het aardmagnetisch veld ter plaatse iets zwakker is dan in de omgeving. Dit is kenmerkend voor inslagkraters, omdat de inslag het gesteente verbrijzelt of zelfs smelt, waardoor het minder kan bijdragen aan het aardmagnetisch veld. Met behulp van sterke magneten die aan een plaat waren bevestigd, vonden de onderzoekers minuscule ijzeroxidebolletjes met diameters tot één millimeter. Dergelijke microbolletjes zijn eerder ook in andere inslagkraters aangetroffen. Uit latere laboratoriumanalyses bleek dat de bolletjes tevens nikkelhoudend ijzer bevatten en een kern van mineralen omsluiten die karakteristiek zijn voor de krateromgeving. Daarnaast hebben de onderzoekers talrijke microdiamantjes ontdekt die zijn ontstaan door de hoge druk die bij de inslag optrad. In combinatie met het zwakkere magnetische veld en de overige geologische en mineralogische ontdekkingen is volgens de onderzoekers dan ook maar één conclusie mogelijk: er is hier inderdaad een meteoriet ingeslagen. (EE)
Meteorite crater discovered in French winery

20 februari 2023
Van vrijdag 24 tot en met zondag 26 februari vinden de Landelijke Sterrenkijkdagen plaats. Op deze dagen kan het publiek op tientallen locaties in Nederland door een telescoop de sterrenhemel bewonderen. De sterrenkijkdagen zijn al 47 jaar hét moment voor iedereen met belangstelling voor de sterrenhemel om kennis te maken met het sterrenkijken, of een eerste bezoek aan een sterrenwacht te brengen. Op de meeste locaties is de toegang gratis, kijk op www.sterrenkijkdagen.nl voor alle details. En kijk in de agenda van astronomie.nl naar de activiteiten van de universiteiten van Amsterdam (UvA), Groningen, Leiden en Nijmegen. Als het weer ongeschikt blijkt voor het sterrenkijken, is er op veel deelnemende locaties een aanvullend programma met fascinerende verhalen over actuele sterrenkundige onderwerpen. Ook zijn er planetariumvoorstellingen, demonstraties van telescopen en kun je informatie krijgen over weer- en sterrenkunde als hobby. Tijdens de sterrenkijkdagen is de maan als een sikkel te zien aan de avondhemel. Door de schaduwwerking zijn de maankraters langs de dag-nachtgrens op de maan dan indrukwekkend goed te zien. Het wintersterrenbeeld Orion staat met zijn karakteristieke zandlopervorm prominent aan de zuidelijke hemel. In de onderste helft van het sterrenbeeld is de Orionnevel zichtbaar, een ‘kosmische kraamkamer’ waar nieuwe sterren en planeten worden gevormd. Deze nevel leert ons ook iets over hoe het zonnestelsel is ontstaan. Vroeg in de avond, vóór 20.00 uur, zijn boven de westelijke horizon de planeten Venus en Jupiter zichtbaar. De planeet Mars staat de hele avond hoog aan de hemel. Door een telescoop ontdek je dat deze ‘sterren’ veel meer detail hebben dan het lichtpuntje doet vermoeden. 
Oorspronkelijk persbericht

6 februari 2023
Een internationaal onderzoeksteam, onder leiding van de Nederlander Jordy Bouwman van de Universiteit van Colorado in Boulder (VS), heeft iets ontdekt wat weleens een cruciale stap zou kunnen zijn in de chemische evolutie van ‘stellaire kraamkamers’ – enorme wolken van koud gas en stof in de ruimte waarin biljoenen moleculen door elkaar krioelen, en waaruit uiteindelijk nieuwe sterren en planeten ontstaan (Nature Astronomy, 6 februari). Net als levende organismen bevatten stellaire kraamkamers veel organische moleculen, die voornamelijk uit koolstof- en waterstofatomen bestaan. De resultaten van het team laten zien hoe zich bepaalde grote organische moleculen in deze wolken kunnen vormen. Voor dit onderzoek is Bouwman – samen met collega’s uit de VS, Duitsland, Nederland en Zwitserland – in een stellaire kraamkamer ‘gedoken’ die bekendstaat als het Taurus/Auriga-complex. Dit complex van moleculaire wolken bevindt zich in het sterrenbeeld Stier en is ongeveer 440 lichtjaar van de aarde verwijderd. Deze chemisch complexe omgeving is bezig om samen te trekken, maar er zijn nog geen sterren in ontstaan. De bevindingen van het team berusten op een bedrieglijk eenvoudige molecuul, ortho-benzyn geheten. Op basis van experimenten op aarde en computersimulaties hebben de onderzoekers aangetoond dat dit molecuul zich in de ruimte gemakkelijk met andere kan verbinden tot een groot aantal grotere organische moleculen. Oftewel: kleine bouwstenen worden grote bouwstenen. En dat zou weleens een teken kunnen zijn dat stellaire kraamkamers veel interessanter zijn dan wetenschappers denken. Op het eerste gezicht lijken koude moleculaire wolken niet te bruisen van chemische activiteit. Zoals hun naam al doet vermoeden, zijn deze galactische ‘oersoepen’ doorgaans ijskoud – vaak rond de -263 graden Celsius – slechts tien graden boven het absolute nulpunt. En de meeste chemische reacties hebben op z’n minst een beetje warmte nodig om op gang te komen. Maar koud of niet, in stellaire kraamkamers lijken wel degelijk complexe chemische reacties plaats te vinden. Met name het Taurus/Auriga-complex bevat verrassende concentraties relatief grote organische moleculen. Om erachter te komen wat voor complexe chemie zich in het Taurus/Auriga-complex zoal kan afspelen, hebben Bouwman en zijn collega’s gebruikt gemaakt van ‘fotoelektronen-fotoionen-coïncidentie-spectroscopie’. Dat is een laboratoriumtechniek waarbij moleculair gas met straling wordt bestookt, om zo de producten van chemische reacties in dat gas te kunnen identificeren. Aldus hebben de onderzoekers ontdekt dat ortho-benzyn en methylradicalen – een ander veel voorkomende bestanddeel van moleculaire wolken - zich gemakkelijk combineren tot grotere en complexere organische verbindingen. Vervolgens heeft het team aan de hand van computermodellen onderzocht welke rol ortho-benzyn in een lichtjaren grote stellaire kraamkamer speelt. De resultaten zijn veelbelovend: de modellen genereerden gaswolken met ongeveer dezelfde mix van organische moleculen die astronomen in het Taurus/Auriga-complex hebben waargenomen. Met andere woorden: ortho-benzyn lijkt een uitstekende kandidaat om de organische chemie in deze kosmische gaswolken aan te drijven. (EE)
A star is born: Study reveals complex chemistry inside 'stellar nurseries'

19 januari 2023
Waarnemingen door burgerwetenschappers uit alle windstreken laten een zorgwekkende trend zien: de afgelopen twaalf jaar zijn de sterren aan de nachtelijke hemel steeds moeilijker waarneembaar geworden door de snel toenemende lichtvervuiling. De gerapporteerde verandering in zichtbaarheid wijst erop dat de hemelachtergrond, ondanks beleidsinitiatieven om de lichtvervuiling terug te dringen, elk jaar ongeveer 9,6% helderder wordt – veel sneller dan satellietwaarnemingen aangeven. Dit betekent dat een kind dat nu wordt geboren in een gebied waar ’s nachts 250 sterren zichtbaar zijn, over achttien jaar op dezelfde plek waarschijnlijk minder dan honderd sterren zal kunnen zien (Science, 20 januari). Op veel bewoonde plaatsen op aarde wordt de nachtelijke hemel nooit helemaal donker. In plaats daarvan vertoont zij een kunstmatige gloed die wordt veroorzaakt door de verstrooiing van door de mens geproduceerd licht in de atmosfeer. Als gevolg hiervan wordt de nachtelijke hemel geleidelijk helderder en zien we steeds minder sterren. Hoewel duidelijk is dat deze ‘hemelgloed’ de afgelopen eeuw exponentieel in helderheid is toegenomen, is over de ontwikkeling ervan in de tijd nog veel onbekend. Satellieten die de hemelgloed kunnen meten hebben een beperkte resolutie en gevoeligheid, en zijn vaak blind voor de golflengten van het licht van moderne LED-lampen die de verlichting zijn gaan domineren. Om beter te begrijpen hoe de toenemende lichtvervuiling ons zicht op de sterren beïnvloedt, heeft een internationaal onderzoeksteam onder leiding van Christopher Kyba van het GeoForschungsZentrum Potsdam (Duitsland), 51.351 waarnemingen van burgerwetenschappers over de zichtbaarheid van sterren met het blote oog in de periode 2011-2022 geanalyseerd. Kyba en zijn collega’s vroegen de deelnemers om sterrenkaarten van de nachtelijke hemel bij verschillende niveaus van lichtvervuiling te vergelijken met wat ze met hun eigen ogen via het online platform ‘Globe at Night’ konden zien. Volgens de onderzoekers is de helderheid van hemelachtergrond door kunstlicht met ruwweg zeven tot tien procent per jaar toegenomen, wat over een periode van acht jaar overeenkomt met een verdubbeling. Deze toename is veel groter dan schattingen van de ontwikkeling van de kunstmatige lichtemissies (ca. 2% per jaar) op basis van stralingsmetingen door satellieten. (EE)
The night sky is rapidly getting brighter, eroding star visibility worldwide

19 januari 2023
Onder bepaalde omstandigheden trekken de kernen van sterren samen. Wanneer dit gebeurt, gaat zo’n kern sneller draaien dan de buitenste lagen van de ster. Het onderzoek van trillingen in sterren, de zogeheten asteroseismologie, heeft echter een verbazingwekkend verschijnsel aan het licht gebracht: de kernen van zulke sterren draaien juist langzamer dan berekeningen voorspellen. Hoe komt dat? Drie Franse wetenschappers hebben deze kwestie onderzocht en doen verslag van hun bevindingen in een artikel dat op 20 januari in Science wordt gepubliceerd. Hun numerieke simulaties, die de plasmastroom in de diepe lagen van een ster modelleren, hebben aangetoond dat de vertraging van de kern kan worden veroorzaakt door een inwendig magnetisch veld. Meer bepaald kan de plasmastroom een magnetisch veld zodanig versterken dat het sterke turbulente bewegingen opwekt. Deze turbulentie kan het magnetisch veld verder versterken tot het de kern van de ster doet vertragen. De resultaten die met de simulaties van het onderzoeksteam zijn verkregen, komen goed overeen met asteroseismologische waarnemingen van veel sterren. Bovendien blijkt uit de simulaties dat het magnetische veld door de buitenste lagen van de ster wordt afgeschermd, wat verklaart waarom zulke magnetische velden met behulp van de huidige technieken nog nooit zijn gemeten. (EE)
Why do the cores of stars spin more slowly than expected?

1 januari 2023
In het archief van de Vlaamse tv-zender VRT is een verloren gewaand interview teruggevonden met de Leuvense priester en kosmoloog Georges Lemaître. Lemaître was in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw grondlegger van de theorie van de oerknal. Hij is daarover in 1964 geïnterviewd voor de toenmalige BRT, maar tot voor kort dacht men dat daar enkel een kort fragment van was bewaard. Nu is het hele interview van twintig minuten teruggevonden. Het heelal is zo’n 14 miljard jaar geleden ontstaan met een ‘big bang’ of oerknal. Sindsdien dijt het heelal uit en wordt het alsmaar groter. De theorie kent zowat iedereen. Minder bekend is dat Lemaître honderd jaar geleden al tot dat inzicht kwam. In de jaren 60 kon de BRT Lemaître interviewen over zijn oerknaltheorie. Maar het interview ging verloren en enkel een kort fragment van een minuut leek te zijn bewaard in het VRT-archief. De opname raakte zoek doordat zij verkeerd werd gecategoriseerd en de naam van Lemaître verkeerd was gespeld. Ze werd bij toeval ontdekt bij het digitaliseren van aangetaste filmrollen. Twintig minuten lang vertelt Georges Lemaître hoe volgens hem het heelal moet zijn ontstaan vanuit één primitief atoom: een superdichte massa die is ‘geëxplodeerd’ en maar blijft uitdijen. Hij ging daarmee in tegen wat veel wetenschappers tot dan toe dachten: dat de kosmos statisch en onveranderlijk was. De theorie werd aanvankelijk dan ook sceptisch ontvangen. In het interview vertelt Lemaître onder meer dat hij niet begrijpt waarom andere astronomen, zoals de Brit Fred Hoyle, blijven geloven in een ‘standvastig heelal’. Het was trouwens diezelfde Fred Hoyle die de benaming ‘big bang’ als eerste gebruikte, om de spot te drijven met de theorie. Maar gaandeweg sloten steeds meer wetenschappers zich erbij aan. Toch duurde het nog tot 1965, één jaar voor Lemaîtres dood, dat de oerknaltheorie werd bewezen door de ontdekking van de kosmische achtergrondstraling. (EE)
Bericht op website VRT

28 november 2022
Astronomen van onder andere de Universiteit van Amsterdam hebben met een computersimulatie ontdekt hoe hoogfrequente schommelingen in de intensiteit van de röntgenstraling bij zwarte gaten ontstaan. Ze zagen dat de zeer dunne, sterk gekantelde accretieschijf rond een zwart gat mogelijk in tweeën scheurt en dat de ‘flikkeringen’ door het uitzetten en krimpen van de binnenste schijf worden geproduceerd. Het resultaat van het onderzoek onder leiding van Gibwa Musoke (UvA) is geaccepteerd voor publicatie in Monthy Notices of the Royal Astronomical Society (MNRAS). Zwarte gaten (zowel stellaire als die in de centra van sterrenstelsels) voeden zich met omringende materie, wat de meest energetische processen in het heelal kan aandrijven. Materie gevangen in het immense zwaartekrachtpotentieel van een zwart gat wervelt eromheen en vormt een zogeheten accretieschijf, die helder schijnt bij röntgenfrequenties. Quasi periodieke oscillaties (QPO’s), variaties in de intensiteit van de röntgenstraling, blijken een gemeenschappelijk kenmerk van het accretieproces te zijn en worden waargenomen bij alle zwarte gaten. Hoogfrequente quasi-periodieke oscillaties (HFQPO’s) zijn van bijzonder belang omdat astronomen vermoeden dat ze ontstaan in het binnenste gedeelte van de accretieschijf, dicht bij het zwarte gat, waar de zwaartekracht extreem is en de effecten van algemene relativiteit overheersen. Als het mechanisme achter hun productie wordt begrepen, kunnen HFQPO’s worden gebruikt om belangrijke informatie te verkrijgen over het accretieproces, de aard van zwarte gaten en de zwaartekracht. Dat het team een HFQPO in de simulatie ontdekte, was volgens Musoke een grote verrassing: ‘We hebben een mogelijke oorsprong van HFQPO’s ontdekt. In de simulatie scheurt de sterk gekantelde accretieschijf in tweeën, waarbij een binnenschijf en een buitenschijf worden gevormd. De binnenschijf ondergaat een ‘ademende’ beweging, waarbij de schijf snel uitzet en inkrimpt. We laten voor het eerst zien dat deze adembeweging in dunne, gekantelde schijven kan resulteren in de productie van HFQPOs.’ Numerieke simulaties die rekening houden met de effecten van algemene relativiteit en magnetische velden zijn belangrijk voor het modelleren van accretieschijven rond zwarte gaten, en hebben de potentie om de mysteries rond QPO’s bloot te leggen. De overgrote meerderheid van deze simulaties heeft tot nu toe accretieschijven gemodelleerd die geometrisch dik zijn en uitgelijnd met de draaiingsas van het zwarte gat. Maar simulaties van dunne, sterk gekantelde accretieschijven zijn buitengewoon moeilijk uit te voeren en vereisen extreme rekenkracht. De geavanceerde simulatie van een zeer dunne accretieschijf die sterk gekanteld is ten opzichte van de draaiingsas van het zwarte gat, behoort tot de grootste astrofysische simulaties die ooit zijn uitgevoerd. 
Oorspronkelijk persbericht

15 november 2022
Natuurkundigen van de Goethe-Universität Frankfurt (Duitsland) zijn erin geslaagd om meer te weten te komen over de opbouw van neutronensterren. Hun verrassende conclusie: neutronensterren vertonen overeenkomsten met chocoladepralines. Sinds hun ontdekking, ruim zestig jaar geleden, proberen wetenschappers meer te weten te komen over het inwendige van zogeheten neutronensterren – de ineengestorte kernen van zware, uitgeputte sterren. Maar jammer genoeg laten de extreme omstandigheden in deze objecten zich nauwelijks nabootsen in een laboratorium. Daarom zijn onderzoekers afhankelijk van modellen waarin verschillende eigenschappen – zoals dichtheid en temperatuur – worden beschreven met behulp van zogeheten toestandsvergelijkingen. Deze vergelijkingen proberen de structuur van neutronensterren te beschrijven, van het oppervlak tot in de binnenste kern. De natuurkundigen van de Goethe-Universität hebben nu meer dan een miljoen verschillende toestandsvergelijkingen ontwikkeld die voldoen aan de randvoorwaarden die worden opgelegd door gegevens uit de theoretische kernfysica enerzijds en door astronomische waarnemingen anderzijds. Daarbij kwamen de wetenschappers tot de ontdekking dat ‘lichte’ neutronensterren (met massa’s kleiner dan ongeveer 1,7 zonsmassa) een zachte mantel en een stijve kern hebben, terwijl ‘zware’ neutronensterren (met massa’s groter dan 1,7 zonsmassa) juist een stijve mantel en een zachte kern hebben. Of, simpel geformuleerd: lichte neutronensterren lijken op bonbons met een hazelnoot in het midden, omgeven door zachte chocolade, terwijl zware neutronensterren meer weg hebben van bonbons met een zachte vulling en een knapperige korst. Cruciaal voor dit inzicht was de geluidssnelheid, het onderzoeksthema van bachelorstudent Sinan Altiparmak. Deze grootheid beschrijft hoe snel geluidsgolven zich in een object voortplanten en hangt af van hoe stijf of zacht materie is. Hier op aarde wordt de geluidssnelheid bijvoorbeeld gebruikt om het inwendige van onze planeet te onderzoeken en olievoorraden op te sporen. Aan de hand van de toestandsvergelijkingen hebben de natuurkundigen ook andere nog onverklaarbare eigenschappen van neutronensterren kunnen blootleggen. Zo hebben zij, ongeacht hun massa, zeer waarschijnlijk een straal van slechts twaalf kilometer. (EE)
Cosmic chocolate pralines: General neutron star structure revealed

3 september 2022
Ook de lancering van NASA-maanraket Artemis die voor vandaag gepland stond is afgeblazen. Afgelopen maandag gebeurde hetzelfde, maar de oorzaak lijkt een andere te zijn. Bij de eerdere poging was er een probleem met een temperatuursensor, ditmaal is er een waterstoflek ontdekt tijdens het ‘voltanken’ van de raket. Pogingen om het lek snel te dichten zijn mislukt. Het doel van de eerste Artemis-vlucht is om de Orion-capsule te testen die in de toekomst voor bemande maanvluchten zal worden gebruikt. Wanneer er een nieuwe poging zal worden ondernomen om de raket van de grond te krijgen, is nog onbekend. Volgens het reguliere schema zou komende maandag de volgende lanceergelegenheid zijn. Maar wellicht is er meer tijd nodig om de Artemis op te lappen. [Update: het ziet er inderdaad naar uit dat de lancering nu met minstens enkele weken wordt uitgesteld.] (EE)
Artemis I Launch Attempt Scrubbed

29 augustus 2022
De eerste lancering van NASA's Space Launch System (SLS), de krachtige maanraket waarmee in de komende jaren het Artemis-maanprogramma uitgevoerd zal gaan worden, is voor minstens enkele dagen uitgesteld. De raket zou op maandag 29 augustus om 14.33 uur Nederlandse tijd gelanceerd worden, en de (onbemenste) Orion-capsule in een baan om de maan brengen. Orion wordt in de toekomst gebruikt voor bemenste vluchten naar de maan. Veertig minuten voor de geplande lancering werd de aftelklok stopgezet vanwege een probleem met een van de vier motoren van de raket - die bereikte niet de juiste temperatuur. Drie kwartier later werd de lancering afgeblazen, mede vanwege een weersverslechtering. De eerstvolgende gelegenheid om de SLS te lanceren is op vrijdag 2 september om 18.48 uur Nederlandse tijd. Of die gelegenheid ook daadwerkelijk zal worden benut, ligt aan de uitkomst van lopend onderzoek naar het probleem met de raketmotor. Mocht de lancering ook op 2 september niet kunnen plaatsvinden, dan is er een derde mogelijkheid op maandag 5 september. Na de testlancering (Artemis I), waarbij dus ook de Amerikaanse Orion-capsule en de door ESA ontwikkelde service module getest worden, volgt in het voorjaar van 2024 een bemenste vlucht naar de maan (Artemis II), maar nog zonder landing. Op z'n vroegst in het voorjaar van 2025 moeten er dan - voor het eerst in ruim vijftig jaar - weer mensen op de maan landen, met de Artemis III-vlucht. [Update: de lancering staat inmiddels gepland voor zaterdag 3 september om 20.17 uur] (GS)

9 augustus 2022
Vorig jaar lanceerde een team van astrofysici van verschillende Amerikaanse universiteiten STARFORGE: een project dat het ontstaansproces van sterren realistisch nabootst. Met behulp van deze computersimulaties hebben de wetenschappers nu ontdekt waardoor de massa’s van sterren worden bepaald – een vraagstuk dat astronomen al tientallen jaren bezighoudt. Daarbij heeft het team vastgesteld dat stervorming een zelfregulerend proces is. Met andere woorden: sterren bepalen zelf hun massa. Dit verklaart waarom sterren die in verschillende omgevingen zijn gevormd, toch vergelijkbare massa’s hebben. De ruimte is gevuld met reusachtige wolken, bestaande uit koud gas en stof. Langzaam trekt de zwaartekracht ver van elkaar verwijderde delen van zo’n gaswolk naar elkaar toe, waardoor er verdichtingen ontstaan. De materialen in deze ‘klonters’ vallen naar binnen, komen in botsing met elkaar en genereren warmte. Zo ontstaat een ‘protoster’ – een ster-in-wording. Elke protoster is omgeven door een draaiende schijf van gas en stof, waarin zich planeten kunnen vormen. Of planeten rond een ster ooit leven kunnen herbergen, hangt af van de massa van de ster en de manier waarop deze is gevormd. Daarom is een goed begrip van het stervormingsproces van cruciaal belang om te bepalen waar leven in het heelal kan ontstaan. Bekend was al dat sterren die veel groter en zwaarder zijn dan onze zon zeldzaam zijn: ze maken slechts één procent van alle pasgeboren sterren uit. En voor elk van deze zware sterren zijn er tien zonachtige sterren en dertig dwergsterren. Uit waarnemingen blijkt dat deze verhoudingen overal in ons Melkwegstelsel, en zelfs in alle dwergstelsels daaromheen, gelijk zijn – zowel in pasgevormde sterrenhopen als in sterrenhopen die al miljarden jaren bestaan. Maar waarom dat zo is, was decennialang een raadsel. De nieuwe computersimulaties hebben nu aangetoond dat er bij de vorming van nieuwe sterren een terugkoppelingsproces optreedt, dat de zwaartekracht tegenwerkt. Door de straling die pasgevormde sterren uitzenden en de massa die ze uitstoten in de vorm van straalstromen (jets) en sterrenwinden, beïnvloeden ze hun omgeving zodanig, dat binnen een populatie van nieuwe sterren altijd dezelfde massaverdeling ontstaat. (EE)
Stars determine their own masses

24 juni 2022
Astronomen ontdekten eind vorig jaar een rakettrap die op het punt stond om neer te storten op de maan. Over de herkomst van het stuk ruimteschroot ontstond discussie. Aanvankelijk werd gedacht dat het om de bovenste trap van een in 2015 gelanceerde Falcon 9-raket van SpaceX ging, maar later leek het toch waarschijnlijker dat het een onderdeel van de in 2014 gelanceerde Chinese maanmissie Chang’e 5-T1 ging (alhoewel China dat met klem ontkende). Hoe dan ook: op 5 maart van dit jaar vond de onvermijdelijke crash plaats, niet ver van de oude, natuurlijke inslagkrater Hertzsprung. Aan de hand van opnamen van de om de maan draaiende Lunar Reconnaissance Orbiter hebben astronomen nu vastgesteld dat op de plek van de inslag niet één, maar twee kraters zijn ontstaan. De oostelijke van de twee, met een middellijn van achttien meter, overlapt de westelijke, die twee meter kleiner is. Dat zich een dubbele krater heeft gevormd, is verrassend. Gewoonlijk ligt het zwaartepunt van een rakettrap bij het motoruiteinde; de rest bestaat voornamelijk uit een lege brandstoftank. Dat er ditmaal een dubbele krater is ontstaan kan erop wijzen dat de rakettrap aan beide uiteinden een zware massa had. Mogelijk kan dit gegeven worden gebruikt om alsnog de oorsprong van het ruimteschroot te achterhalen. Voor zover bekend is het voor het eerst dat er bij de inslag van een raketonderdeel een dubbele krater op de maan is ontstaan. De vier kraters die door de bovenste trappen van de Apollo-missies 13, 14, 15 en 17 werden geslagen hadden weliswaar een enigszins onregelmatige vorm, maar waren ook beduidend groter dan het nu gevormde kraterpaar. (EE)
NASA’s Lunar Reconnaissance Orbiter Spots Rocket Impact Site on Moon

18 juni 2022
Zes wetenschappers ontvangen dit jaar de hoogste onderscheidingen in de Nederlandse wetenschap, de Spinoza- en Stevinpremies. Onder hen is de Leidse sterrenkundige Ignas Snellen. De laureaten krijgen ieder 2,5 miljoen euro, te besteden aan wetenschappelijk onderzoek en activiteiten met betrekking tot kennisbenutting. De onderzoekers ontvangen de premie voor hun uitmuntende, baanbrekende en inspirerende werk. Bij beide premies staat de kwaliteit van de onderzoeker voorop; waar bij de Spinozapremie de nadruk ligt op het wetenschappelijke werk en fundamentele vraagstukken, honoreert de Stevinpremie in de eerste plaats de maatschappelijke impact. Ignas Snellen (1970), hoogleraar observationele astrofysica aan de Universiteit Leiden, is een pionier in het onderzoek naar planeten die om een andere ster draaien dan onze zon. Hij ontwikkelt innovatieve technieken en instrumenten waarmee zowel hijzelf als collegawetenschappers belangrijke ontdekkingen doen over de eigenschappen van deze zogeheten exoplaneten. Daarnaast is Snellen een actief wetenschapspopularisator, die veelvuldig lezingen en mediaoptredens verzorgt om ontwikkelingen in de sterrenkunde te duiden voor een breed publiek. Ignas Snellen liet al vroeg in zijn carrière zien dat het met slimme ontwerpen en gedegen ingenieurswerk mogelijk is om exoplaneten en hun eigenschappen te bestuderen vanaf de aarde – iets wat tot dat moment voor onmogelijk werd gehouden. Hij zag in dat subtiele veranderingen in het spectrum van door sterren uitgezonden licht informatie bevatten over de aanwezigheid en atmosferen van exoplaneten en ontwikkelde gevoelige kalibratietechnieken om deze minieme veranderingen te kunnen meten. Daarnaast bouwde Snellen met zijn team het Multi-site All-Sky CAmeRA (MASCARA) observatiesysteem. Dit meetsysteem bestaat uit twee stations, één op La Palma en één in Chili. Met behulp van speciaal ontwikkelde software heeft dit systeem verscheidene nieuwe exoplaneten ontdekt. Met zijn metingen bewees Snellen niet alleen dat het überhaupt mogelijk is om vanaf de aarde een gerichte blik te werpen op exoplaneten en hun atmosferen. Hij was ook de eerste die koolmonoxide en waterdamp ontdekte bij zulke verre planeten. Hij toonde aan dat er zich weerpatronen voordoen in hun atmosferen en dat er verschillende isotopen van koolstof in voorkomen die informatie bevatten over hoe, waar en wanneer de exoplaneet is gevormd. Tevens wist Snellen de massa te bepalen van exoplaneet Beta Pictoris b, en vast te stellen dat een dag daar slechts 8 uur duurt. Snellen zet zijn kennis en kunde in om de toekomst van dit onderzoeksveld mede vorm te geven. Zo schreef hij verschillende strategische documenten voor toekomstige ruimtemissies en is hij het enige Europese lid van de commissie voor Exoplanet Science Strategy van de Amerikaanse National Academy of Sciences. Hij gebruikte gelden vanuit de aan hem toegekende Hans Sigrist-prijs om een wetenschappelijk presentatieplatform op te zetten voor jonge wetenschappers in dit veld. Dit platform exoplanet-talks.org werd in korte tijd een groot succes en dient inmiddels als voorbeeld voor andere takken van de sterrenkunde. Snellen is een excellente en inspirerende docent. Hij laat zijn studenten kennismaken met sterrenkundig onderzoek door hen praktisch werk te laten doen met een kleine professionele telescoop. Drie van zijn bachelorstudenten hebben zo zelf exoplaneten ontdekt. Veel van zijn voormalige studenten en promovendi hebben prestigieuze beurzen ontvangen en bekleden nu goede posities bij universiteiten binnen en buiten Nederland. Snellen heeft tien jaar de outreach-activiteiten van de Leidse sterrenkundeafdeling gecoördineerd. Hij speelde een leidende rol bij het tot stand brengen van een bezoekerscentrum bij de gerenoveerde Leidse Sterrenwacht en draagt actief bij aan de open dagen aldaar. Daarnaast verzorgt hij met grote regelmaat lezingen voor een breed publiek en is hij een graag geziene gast bij Nederlandse radio- en televisieprogramma’s om sterrenkundig nieuws te duiden. Een opwindend langetermijndoel van het onderzoek naar exoplaneten is om eventueel aanwezige sporen van buitenaards leven te ontdekken. De Spinozacommissie hoopt dat de Spinozapremie Snellen in staat zal stellen daar zijn bijdrage aan te leveren. De overige laureaten zijn: Thea Hilhorst, Klaas Landsman en Corné Pieterse. De Stevinpremies gaan naar Bas Bloem en Tanja van der Lippe.
Origineel persbericht

19 mei 2022
Het vluchtleidingsteam van NASA-ruimtesonde Voyager 1 staat voor een raadsel. De in 1977 gelanceerde verkenner, die inmiddels ruim 23 miljard kilometer van de aarde verwijderd is, werkt normaal, ontvangt en voert opdrachten uit en verzamelt en verzendt wetenschappelijke gegevens. Maar de gegevens van het standregel- en controlesysteem (AACS) van de sonde geven niet weer wat er werkelijk aan boord gebeurt. Het AACS regelt de oriëntatie van de oude ruimtesonde. Het zorgt er onder meer voor dat de grote schotelantenne van Voyager 1 precies op de aarde gericht blijft, zodat deze gegevens naar de aarde kan overseinen. Alles wijst erop dat het systeem nog steeds werkt, maar de telemetrische gegevens die hij terugstuurt zijn corrupt: ze lijken willekeurig gegenereerde data te bevatten. Vreemd genoeg heeft deze storing er nog niet toe geleid dat de ruimtesonde zichzelf in ‘spaarstand’ heeft gezet – een toestand waarin alleen essentiële taken worden uitgevoerd, zodat technici tijd hebben om een probleem te diagnosticeren. Het signaal van Voyager 1 is ook niet zwakker geworden, wat erop wijst dat de schotelantenne nog steeds op de aarde is gericht. Onduidelijk is of het stoorsignaal van de AACS zelf afkomstig is of van een ander systeem dat betrokken is bij het verzenden van telemetrische gegevens. Ook laat zich nog niet voorspellen of het probleem invloed kan hebben op het verdere functioneren van de ruimtesonde. Door de grote afstand kan het nog een hele tijd duren voordat de oorzaak bekend is – als deze al gevonden wordt. Een commando van het vluchtleidingscentrum doet er ruim twintig uur over om Voyager 1 te bereiken. En de antwoorden van de ruimtesonde zijn ook ruim twintig uur onderweg. Als de oorzaak wel wordt gevonden, kan het probleem wellicht worden opgelost door de software van de ruimtesonde aan te passen of door over te schakelen op een van de backupsystemen waarmee Voyager 1 is uitgerust. Dat zou overigens niet voor het eerst zijn. De bijna gelijktijdig gelanceerde ’tweelingbroer’ van Voyager 1 – Voyager 2 dus – functioneert nog steeds normaal. Deze bevindt zich nu op bijna 20 miljard kilometer van de aarde. (EE)
Engineers Investigating NASA’s Voyager 1 Telemetry Data

11 mei 2022
Allerlei technologieën – van automatische financiële transacties tot plaatsbepalingen met behulp van GPS – vereisen nauwkeurige tijdmetingen. De huidige methoden die daarvoor worden gebruikt hebben een aantal nadelen. Maar daar heeft Hiroyuki Tanaka van de Universiteit van Tokio nu iets op gevonden: tijdsynchronisatie met behulp van de kosmische straling waarmee de aarde voortdurend wordt bestookt. ‘Kosmische straling’ is de verzamelterm voor energierijke deeltjes die de ruimte tussen de sterren bevolken. Deze deeltjes zijn onder meer afkomstig van de zon, maar ook van supernova-explosies en andere energetische verschijnselen in het heelal. Elke vierkante kilometer van onze planeet is, zonder dat we daar wat van merken, ongeveer honderd keer per uur het doelwit van een ultra-energierijk kosmische deeltje. En zodra dit deeltje in aanraking komt met de aardatmosfeer, ontstaat een zogeheten deeltjesregen van onder meer muonen. Deze deeltjes bewegen met bijna de lichtsnelheid en bereiken vrijwel onmiddellijk het aardoppervlak. Ze gaan gemakkelijk door water of gesteente heen en verspreiden zich tijdens hun reis over een gebied van enkele vierkante kilometers. Tanaka stelt nu voor om dit natuurverschijnsel te gebruiken voor de synchronisatie van klokken. Weliswaar zijn er al tientallen jaren atoomklokken beschikbaar die heel nauwkeurig de tijd aangeven, maar dat zijn grote, dure apparaten die gemakkelijk te verstoren zijn. De door hem voorgestelde detector van kosmische deeltjesregens heeft deze nadelen niet: hij is klein, licht en goedkoop. Onafhankelijke detectoren onder dezelfde deeltjesdouche kunnen de binnenkomende muonen registreren, die een specifieke signatuur hebben die uniek is voor de kosmische straling die ze heeft opgewekt. Door deze informatie te delen, kunnen de detectoren hun klokken op elkaar afstemmen op basis van het tijdstip waarop de muonen arriveren. De nieuwe techniek, die nog in de kinderschoenen staat, kan een uitkomst zijn voor plekken waar de huidige, op satellieten gebaseerde tijdsynchronisatie nog veel blinde vlekken vertoont, zoals de poolstreken, bergachtige gebieden of locaties onder water. (EE)
Keeping time with the cosmos

26 april 2022
Na een grondige evaluatie heeft het Amerikaanse ruimteagentschap NASA acht onbemande ruimtemissies verlengd vanwege hun wetenschappelijke productiviteit en potentieel om onze kennis van het zonnestelsel te verdiepen. De missies - Mars Odyssey, Mars Reconnaissance Orbiter, MAVEN, Mars Science Laboratory (Curiosity), InSight lander, Lunar Reconnaissance Orbiter, OSIRIS-REx en New Horizons - krijgen extra tijd, zolang ze technisch gezond blijven tenminste. De meeste missies krijgen drie jaar extra, maar OSIRIS-REx zal met negen jaar worden verlengd om een nieuwe bestemming te kunnen bereiken. Deze ruimtesonde verzamelde in 2020 bodemmonsters van de planetoïde Bennu en is momenteel op weg terug naar de aarde. Het is de bedoeling dat hij het verzamelde materiaal in 2029 aflevert en daarna doorvliegt naar de 370 meter grote planetoïde Apophis, die onze planeet nog datzelfde jaar tot op slechts 32.000 kilometer zal naderen. Dat biedt de mogelijkheid om te onderzoeken welke veranderingen een planetoïde tijdens zo’n ‘scheervlucht’ ondergaat. Ook zal worden geprobeerd om met de ‘uitlaatgassen’ van de ruimtesonde het gruizige oppervlak van Apophis in beroering te brengen. De missie van Marslander InSight wordt slechts tot eind dit jaar voortgezet, tenzij de (stoffige) zonnepanelen van het toestel nog wat langer voldoende stroom kunnen blijven leveren. InSight staat al sinds 2018 op Mars en doet vooral seismisch en meteorologisch onderzoek. De verlenging van de missie van de ruimtesonde MAVEN, die vanuit een omloopbaan om Mars de atmosfeer en het magnetische veld van deze planeet onderzoekt, komt op een uitgelezen moment. Ze maakt het mogelijk om te onderzoeken hoe de hoge atmosfeer en het magnetische veld van Mars reageren op de toenemende zonneactiviteit, die naar verwachting in 2025 een hoogtepunt zal bereiken. (EE)
NASA Extends Exploration for 8 Planetary Science Missions

30 maart 2022
De nieuwe Rosalind Franklin Marsrover van het Europese ruimteagentschap ESA is technisch klaar voor lancering. Maar door de opschorting van de samenwerking met zijn Russische partner Roscosmos, die het voertuig op Mars zou afleveren, gaat het voor dit najaar gepande vertrek niet door. ESA gaat naarstig op zoek naar mogelijkheden om de Marsmissie te redden. De Rosalind Franklin rover is uitgerust met een grondboor en een laboratorium waarmee naar sporen van vroeger leven op Mars kan worden gespoord. Het is de eerste mobiele Marsverkenner die twee meter diep kan boren, en de eerste die gebruik maakt van aandrijftechnieken waarmee obstakels kunnen worden overwonnen. Hoewel op dat moment al duidelijk was dat het aanstaande lanceervenster niet zou worden gehaald vanwege de Russische invasie van Oekraïne, is de Europese Marsverkenner deze maand wel voor alle ‘eindtoetsen’ geslaagd. Dat betekent dat het voertuig in principe op tijd klaar was geweest voor het vervoer naar de lanceerbasis Bajkonoer (Kazachstan) en dat het lanceervenster van 20 september kon worden gehaald. In plaats daarvan worden de onderdelen van de Marsrover nu opgeslagen in een steriele ruimte op een locatie in Italië. Op basis van een besluit dat de ESA-lidstaten deze maand hebben genomen, zal nu een versnelde industriële studie van start gaan om alternatieve opties voor een ‘zo spoedig mogelijke lancering’ zonder Russische inbreng in kaart te brengen. De uitkomsten van dit onderzoek zullen bepalend zijn voor een eventuele ‘wedergeboorte’ van de toch al door veel tegenslag geplaagde Europese Mars-missie. Ondertussen zal de Europese Trace Gas Orbiter (TGO), die al sinds 2016 om Mars cirkelt, de meeste gegevens van de Amerikaanse Marsrovers Curiosity en Perseverance en Marslander Insight blijven doorseinen naar de aarde. De TGO heeft nog een flinke hoeveelheid brandstof aan boord, wat betekent dat hij in de toekomst ook kan dienen als communicatiesatelliet voor de Rosalind Franklin Marsrover en de eventuele Mars Sample Return-missie. (EE)

16 maart 2022
Hoe ver kun je kijken? Alles wat je op dit moment kunt zien, en alles wat je mogelijkerwijs op dit moment zou kunnen zien als je ogen alle soorten straling om je heen zouden kunnen waarnemen, wordt het waarneembare heelal genoemd. Een bijzondere afbeelding, gemaakt door de Argentijnse muzikant en illustrator Pablo Carlos Budassi, geeft er in één oogopslag een indrukwekkende impressie van (Astronomy Picture of the Day, 16 maart). De heelalkaart van Budassi is getekend op logaritmische schaal, met onze zon als middelpunt. Hij is gebaseerd op de eveneens logaritmische kaarten van het heelal, die Princeton-astronomen J Richard Gott en Mario Juric in de periode 2003-2005 hebben gemaakt. Logaritmische kaarten zijn een handige manier om zaken van kolossale afmetingen, zoals het complete waarneembare heelal, te visualiseren. De afstanden nemen van binnen naar buiten exponentieel toe – een principe dat ook in de bekende documentaire ‘Powers of Ten’ wordt gehanteerd. Hierdoor lijken de afstanden in het centrum (ons zonnestelsel) overdreven groot in vergelijking met die aan de randen (de verst zichtbare sterrenstelsels). Bovendien zijn alle afgebeelde hemellichamen overdreven groot weergegeven. Overigens gaan kosmologen ervan uit dat het waarneembare heelal deel uitmaakt van een nog groter geheel, simpelweg ‘het heelal’ genoemd, waarin dezelfde fysische wetten gelden. Daarnaast bestaan er ook nog theorieën die stellen dat dit heelal op zijn beurt weer deel uitmaakt van een nog veel omvangrijker ‘multiversum’, waarin andere fysische wetten van toepassing zijn. (EE)
Astronomy Picture of the Day, 16 maart 2022

7 maart 2022
Komende vrijdag, 11 maart, gaat de 46ste editie van de Landelijke Sterrenkijkdagen van start. Op tientallen plekken in Nederland kun je door een telescoop komen sterrenkijken. Bij het langstlopende sterrenkundige publieksevenement van Nederland draait alles om het ontdekken en beleven van de sterrenhemel boven Nederland. De dagen worden georganiseerd onder de vlag van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (KNVWS).De sterrenkijkdagen zijn al 46 jaar hét moment voor iedereen met belangstelling voor de sterrenhemel. Je kunt dan kennismaken met het sterrenkijken of een sterrenwacht bezoeken. Op veel locaties is een aanvullend programma voor als het weer tegenzit. Zo zijn er fascinerende verhalen over actuele sterrenkundige onderwerpen, planetariumvoorstellingen, demonstraties van telescopen en experts die informatie geven over weer- en sterrenkunde als hobby. Op de meeste locaties is de toegang gratis.Veel sterrenwachten, verenigingen en amateurastronomen doen mee aan de sterrenkijkdagen, net als de astronomische instituten van de universiteiten. Het volledige overzicht van alle kijklocaties is te vinden op www.sterrenkijkdagen.nl. In bijna alle provincies zijn er kijklocaties te bezoeken. NOVA en KNVWS organiseren in de planetariumkoepel van Museon-Omniversum in Den Haag twee Star Party’s: eentje voor families en eentje voor een Engelstalig publiek. Na afloop kunnen de bezoekers in de tuin achter het Omniversum met sterrenkunde-amateurs van de KNVWS zelf door een telescoop naar de maan en de sterren kijken. Tijdens de Sterrenkijkdagen staat de (ruim) halfvolle maan aan de avondhemel. Dankzij de schaduwwerking zijn de maankraters en de uitgestrekte ‘maanzeeën’ dan goed te zien. Je kunt proberen om met je smartphone door de telescoop een maanfoto te maken. Aan de zuidelijke hemel is het wintersterrenbeeld Orion met zijn karakteristieke zandlopervorm te zien. Als je goed kijkt, zie je dat de sterren van dit sterrenbeeld verschillende kleuren hebben. Niet ver van Orion staat het sterrenbeeld Stier en daar vind je de open sterrenhoop Plejaden (ook bekend als het Zevengesternte).
Oorspronkelijk persbericht

4 maart 2022
De verwoestende oorlog in Oekraïne beperkt zich niet tot het aardoppervlak. Ook in de ruimte worden de gevolgen ervan merkbaar. Door de sancties die tegen Rusland zijn ingesteld, komen diverse missies op losse schroeven te staan. Zelfs de toekomst van het internationale ruimtestation ISS is ongewis (Sky & Telescope, 3 maart). Het ISS huisvest sinds november 2000 onafgebroken bemanningen uit de VS, Rusland, Europa en Japan. Aan boord zijn momenteel de Duitse astronaut Matthias Maurer, vier astronauten uit de VS en twee Russische kosmonauten. Zoals het er nu naar uitziet, gaan de vluchten naar en van het ruimtestation voorlopig door, inclusief de geplande aankomst van een nieuwe Russische bemanning op 18 maart. En op 30 maart zal NASA-astronaut Mark Vande Hei terugkeren naar de aarde met de Sojoez-capsule die momenteel aan het ISS is gekoppeld. Maar het ISS is ook om andere redenen van Rusland afhankelijk. De onbemande Russische Progress-vrachtraketten die het ISS van nieuwe voorraden voorziet, worden tevens gebruikt om het ruimtestation om de zoveel tijd een ‘duwtje’ te geven, zodat het in zijn omloopbaan blijft. Gebeurt dat niet, dan stort het gevaarte op termijn onvermijdelijk neer op aarde. Mede omdat Rusland toch al heeft besloten om zich uiterlijk in 2024 uit het ISS-programma terug te trekken, wordt nu druk naar alternatieve oplossingen gezocht. Voor de ‘taxiservice’ naar en van het ruimtestation kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de diensten van ruimtevaartbedrijf SpaceX, en binnenkort is mogelijk ook de nieuwe Starliner van Boeing beschikbaar. Ook voor het ‘in de lucht houden’ van het ISS bestaat een alternatief: de nieuwe vrachtraketten van ruimtevaartbedrijf Orbital. Maar die worden gelanceerd met Antares-raketten, waarvan belangrijke onderdelen door (inmiddels verwoeste) fabrieken in Oekraïne werden geproduceerd. Ook daar moet een oplossing voor worden gezocht.De huidige ontwikkelingen hebben eveneens gevolgen voor de verkenning van de planeten Mars en Venus. Het Europese ruimteagentschap ESA heeft al bekendgemaakt dat de voor dit jaar geplande lancering van de ExoMars Rosalind Franklin-rover, die gebruik zou maken van een Russische draagraket en landingsmodule, niet doorgaat. De plannen voor een onbemande Amerikaans-Russische missie naar Venus zijn inmiddels eveneens geschrapt. In reactie op de sancties die Rusland zijn opgelegd stelt het Russische ruimtestaatsbedrijf Roscosmos tevens geen Sojoez-raketten meer beschikbaar voor lanceringen vanaf ESA’s lanceerbasis in Frans Guyana. Al geplande lanceringen kunnen wellicht met andere raketten worden uitgevoerd, maar dat zal vrijwel zeker tot vertragingen leiden, bijvoorbeeld voor de nieuwe Europese satelliet Euclides, waarvan de lancering nu nog voor dit jaar op het programma staat. (EE)
Russia-Ukraine War: Impacts on Space (Sky & Telescope)

2 maart 2022
Allang wordt vermoed dat het beroemde megalithische monument Stonehenge als kalender diende, omdat het op de zonnewendes is gericht. Nieuw onderzoek toont hoe dat in zijn werk kan zijn gegaan. Nieuwe inzichten omtrent de geschiedenis van Stonehenge, in combinatie met analyses van andere oude kalendersystemen, hebben hoogleraar Timothy Darvill van Bournemouth University (VK) ertoe aangezet deze steencirkel nog eens goed onder de loep te nemen. In zijn analyse, gepubliceerd in het tijdschrift Antiquity, komt hij tot de conclusie dat Stonehenge is ontworpen als een zonnekalender, gebaseerd op een tropisch zonnejaar – de gemiddelde tijd tussen twee doorgangen van de zon door het zogeheten lentepunt – van 365,25 dagen. Van cruciaal belang was dat recent onderzoek heeft aangetoond dat de enorme sarsen-stenen van Stonehenge tijdens dezelfde bouwfase rond 2500 v. Chr. zijn toegevoegd. Ze zijn afkomstig uit hetzelfde gebied en bleven vervolgens in dezelfde formatie staan. Dit wijst erop dat ze als één geheel fungeren. Darvill heeft deze stenen geanalyseerd en vergeleken met andere bekende kalenders uit deze periode. Volgens hem dienden ze als een fysieke representatie van het jaar, die de oude bewoners van Wiltshire hielp de dagen, weken en maanden bij te houden. ‘De voorgestelde kalender werkt op een zeer eenvoudige manier. Elk van de dertig stenen in de sarsen-cirkel vertegenwoordigt een dag van een maand, die zelf weer is verdeeld in drie weken van elk tien dagen,’ aldus Darvill, die opmerkt dat bepaalde stenen in de cirkel het begin van elke week aangeven. Om de kalender in overeenstemming te brengen met het zonnejaar, moesten een ‘tussenmaand’ van vijf dagen en een schrikkeldag om de vier jaar worden toegevoegd. De tussenmaand was waarschijnlijk gewijd aan de godheden van de site en wordt volgens Darvill vertegenwoordigd door de vijf trilithons in het midden van het monument. De vier Stationstenen buiten de sarsen-cirkel konden worden gebruikt om met inkervingen bij te houden wanneer een schrikkeldag nodig was. Op die manier zouden winter- en zomerzonnewende elk jaar door dezelfde paren stenen worden omlijst. Ook een van de trilithons maakt deel uit van de omlijsting van de winterzonnewende: mogelijk gaf deze het begin van het nieuwe jaar aan. De oriëntatie van het monument op de zonnewendes diende als extra hulpmiddel: eventuele fouten bij het tellen van de dagen zouden gemakkelijk op te sporen zijn, omdat de zon tijdens de zonnewendes op de verkeerde plaats zou staan. Zo’n kalender met weken van tien dagen en extra maanden, komt ons misschien vreemd voor, maar ze werden in die tijd door veel culturen gebruikt. (EE)
Stonehenge served as an ancient solar calendar - new analysis

18 januari 2022
Een Nederlandse afvaardiging heeft dinsdag 18 januari in Parijs de stukken ingeleverd die ertoe moeten leiden dat het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium in Franeker de werelderfgoed status verkrijgt. Het dossier werd door burgemeester Marga Waanders van de gemeente Waadhoeke (waar Franeker onder valt) overhandigd aan Lazare Eloundou, de nieuwe directeur van het UNESCO World Heritage Centre. Komend najaar zal een beoordelingscommissie van UNESCO – de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur – naar Franeker komen om te beoordelen of het Eisinga Planetarium aan alle eisen voor het verkrijgen van de werelderfgoedstatus voldoet. Het definitieve besluit over de aanvraag wordt pas in juli 2023 verwacht. Het Eisinga Planetarium is het oudste werkende planetarium ter wereld. Het is tussen 1774 en 1781 vervaardigd door de Friese wolfabrikant en zakenman Eise Eisinga, die daarvoor het plafond en een stukje van de bedstee in zijn woon/slaapkamer opofferde. Het instrument geeft onder meer een actueel en realistisch beeld van de posities van de zon, de maan, de aarde en de vijf andere planeten die destijds bekend waren. De permanente bevestiging aan het plafond maakt het Eisinga Planetarium tot een van de weinige onroerende planetaria uit zijn tijd. Het mechanisme dat het instrument aandrijft bestaat niet uit metalen tandwielen, maar uit houten hoepels en schijven, voorzien van ijzeren pinnen. Het geheel wordt aangedreven door een eenvoudig slingeruurwerk. Opmerkelijk is ook dat het planetarium werd gebouwd door een ‘gewoon’ burger, die zijn woonkamer steeds nadrukkelijker als ontvangst- en presentatieruimte voor belangstellenden ging gebruiken. Al ruim 240 jaar krijgen bezoekers in diezelfde kamer nog vrijwel dagelijks uitleg over de ‘werking’ van het zonnestelsel en het door Eisinga gebouwde model. (EE)

10 december 2021
Minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium in Franeker voordragen voor de UNESCO Werelderfgoedlijst. Het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium is het oudste werkende planetarium ter wereld. Dit nog steeds nauwkeurig werkende model van ons zonnestelsel is tussen 1774 en 1781 vervaardigd door de Friese wolfabrikant en zakenman Eise Eisinga. Het planetarium geeft steeds een actueel en realistisch beeld van de posities van de zon, de maan, de aarde en de vijf andere planeten die destijds bekend waren. Het mechaniek bestaat uit eenvoudige maar robuuste onderdelen, zoals houten hoepels en schijven, en ijzeren pinnen. Het wordt op ingenieuze wijze aangedreven door één enkel uurwerk en is ingebouwd in het plafond en bovenin de bedstee van een woonkamer. De aanleiding voor de bouw van het planetarium was een bijzondere samenstand van vier planeten en de maan, die in het voorjaar van 1774 plaatsvond. Vooraf gingen er geruchten dat deze samenstand ertoe zou kunnen leiden dat de aarde en de overige planeten van ons zonnestelsel uit hun baan raakten en in de zon zouden verbranden. Eisinga zocht het uit en kwam vervolgens op het idee van het planetarium. Het planetarium is voor het publiek toegankelijk. Eise Eisinga was een gewone burger die het planetarium van meet af aan inzette voor educatieve doeleinden. Bezoekers kunnen er in één oogopslag de actuele posities van de planeten aan aflezen en krijgen aan de hand van de uitleg bij het instrument inzicht in de werking van het zonnestelsel. Eise Eisinga is om die reden ook een van de 50 vensters van de Canon van Nederland, een overzicht van 50 culturele en historische onderwerpen die we als samenleving belangrijk vinden.
Oorspronkelijk persbericht

27 november 2021
Op 23 november jl. is Hans de Rijk – bij velen beter bekend als Bruno Ernst – overleden. De Rijk (1926) was een Nederlands natuurkundige, leraar wis- en natuurkunde en kosmografie, publicist en wetenschapspopularisator. Hij werd internationaal bekend door zijn boeken over het werk van de graficus Maurits Escher. Hij publiceerde meer dan 250 werken onder zes pseudoniemen over onderwerpen die uiteenlopen van zonnewijzers en sterrenkunde tot kalligrafie en kunst. Hans de Rijk was onder (veel) meer oprichter van de Nederlandse Zonnewijzerkring en Volkssterrenwacht Simon Stevin te Oudenbosch (recent 'heropgericht' als Sterrenwacht Tivoli). Ook richtte hij de tijdschriften Archimedes (natuurkunde) en Pythagoras (wiskunde) op. En daarnaast was hij gedurende vele jaren redactielid van het sterrenkundetijdschrift Zenit. Als erkenning voor zijn vele activiteiten op het gebied van de wetenschapscommunicatie ontving De Rijk in 2009 de Eurekaprijs van NWO. En bovendien is er een planetoïde naar hem vernoemd. (EE)

20 oktober 2021
De Leidse student Arend Moerman heeft voor zijn afstudeeronderzoek naar de simulatie van de chaotische interacties van drie zwarte gaten een tien gekregen. Uit de simulaties, die hij uitvoerde samen met begeleiders uit Leiden en Oxford, blijkt dat lichtere zwarte gaten elkaar meestal wegslingeren, terwijl zwaardere vooral samensmelten. Het onderzoek wordt gepubliceerd in het vooraanstaande vakblad Physical Review D. De Leidse masterstudent sterrenkunde Arend Moerman deed een jaar lang onderzoek naar de dynamische interacties en botsingen tussen drie, fictieve zwarte gaten. De interacties tussen drie lichamen zoals sterren of planeten of zwarte gaten zijn niet met een elegante formule te voorspellen. Moerman gebruikte daarom een computer die steeds voor een korte tijdspanne uitrekent wat er gebeurt en daarna die uitkomst weer gebruikt voor de volgende tijdspanne. De computercode is een uitbreiding van de code die eerste auteur Tjarda Boekholt (University of Oxford, Verenigd Koninkrijk) en mede-auteur Simon Portegies Zwart (Sterrewacht Leiden, Universiteit Leiden) in 2020 en 2018 gebruikten. De nieuwe, uitgebreide code houdt rekening met de relativiteitstheorie van Einstein. Dat is belangrijk omdat de relativiteitstheorie juist bij zware objecten zoals zwarte gaten, een grote rol speelt. De onderzoekers varieerden de massa’s van de drie elkaar beïnvloedende zwarte gaten. Ze begonnen met één keer de massa van de zon en gingen tot een miljard keer de massa van de zon. Rond de tien miljoen zonsmassa’s bleek er een omslagpunt te zijn. Zwarte gaten die lichter zijn dan ongeveer tien miljoen zonsmassa’s slingeren elkaar in de simulaties vooral weg. Zwarte gaten die zwaarder zijn dan zo’n tien miljoen zonsmassa’s gaan samensmelten. Eerst smelten twee zwarte gaten samen. Later volgt het derde zwarte gat. De zwarte gaten smelten samen omdat ze bewegingsenergie verliezen en dat komt weer doordat ze zwaartekrachtsgolven uitzenden. Moerman is inmiddels met een tweede afstudeeronderzoek begonnen. Dat gaat over DESHIMA, een Nederlands-Japanse spectroscoop op chipformaat. 
Volledig persbericht

12 oktober 2021
Op zaterdag 16 oktober opent de bijzondere tentoonstelling ‘Onder onze hemel’ (origineel Shared Sky), een culturele blik op de sterrenhemel door Aboriginal Australische en Zuid-Afrikaanse artiesten, in de Oude Sterrewacht in Leiden. Deze tentoonstelling viert de essentie en schoonheid van de nachtelijke hemel door kleurrijke kunstwerken, die verkennen hoe deze inheemse culturen betekenis gaven aan de verschijning en positie van bekende patronen aan de hemel. De reizende tentoonstelling is in Nederland dankzij een samenwerking tussen de Oude Sterrewacht, ASTRON (het Nederlands instituut voor radioastronomie) en het SKA Observatorium. De kunstwerken verkennen het ontstaan van mythen en verhalen en tonen een diepgaand begrip van de hemelmechanica. Duizenden jaren lang zijn ze in beide culturen zorgvuldig doorgegeven van de ene generatie op de andere. Nu worden ze met de bezoeker gedeeld door citaten van de kunstenaars die bij elk schilderij te vinden zijn. Aboriginal kunstenaars uit het middenwesten van West-Australië en Afrikaanse kunstenaars van de San en afkomstig uit de centrale Karoo-regio in Zuid-Afrika hebben kunstwerken gecreëerd in het licht van de voorouderlijke verhalen over de nachtelijke hemel - een sterrenhemel die zij beiden zien en delen, hun traditionele thuislanden overspannend. Het SKA Observatorium is een wereldwijde samenwerking van lidstaten wiens missie het is om de nieuwste, meest geavanceerde radiotelescopen te bouwen en bedienen, om ons begrip van het universum uit te breiden. Met het hoofdkwartier in het Verenigd Koninkrijk zullen de twee reeksen telescopen in West-Australië en Zuid-Afrika gebouwd worden en uitgroeien tot de meest geavanceerde netwerken van radiotelescopen op aarde. Samen met andere moderne onderzoeksfaciliteiten zullen SKAO’s telescopen de grenzen van de wetenschap verkennen en ons begrip van de belangrijkste processen verdiepen, zoals de vorming en ontwikkeling van sterrenstelsels en de oorsprong van leven. Eerder dit jaar werd het startschot gegeven voor de bouw van de SKA telescopen. Nederland is een van de grondleggers van deze telescoop en ASTRON leidt de Nederlandse bijdrage aan de bouw ervan. In de tentoonstelling is te zien welke bijdrage Nederland precies levert en is een van de telescoopantennes zoals die in West-Australië gebouwd zullen worden te bezichtigen. De Oude Sterrewacht is in het weekend geopend van 10.00-16.00 uur (ingang via Hortus Botanicus Leiden): https://www.universiteitleiden.nl/oudesterrewacht/bezoek/bezoekerscentrum. Tijdens de Kunst-Wetenschapsweek 2021 in Leiden is de Oude Sterrewacht open van 9-14 november (dinsdag-zondag: www.artscienceweek.nl).
Volledig persbericht

11 oktober 2021
Nieuw onderzoek onder leiding van het Max-Planck-Institut für Astrophysik toont aan dat zware sterren tweemaal zoveel koolstof produceren als ze deel uitmaken van een dubbelster. De astronomen baseren dit op nieuwe, geavanceerde computersimulaties. De kosmische oorsprong van koolstof, een fundamentele bouwsteen van het leven, is nog steeds onzeker. Zware sterren spelen een belangrijke rol bij de synthese van alle zware elementen, van koolstof en zuurstof tot ijzer enzovoort. Maar hoewel de meeste zware sterren in meervoudige stersystemen worden geboren, zijn bij modelberekeningen tot nu toe bijna altijd enkelvoudige sterren nagebootst. Een internationaal onderzoeksteam, met onder anderen de Nederlandse astronoom Selma de Mink, heeft nu echter de ‘koolstofvoetafdruk’ berekend van zware sterren die hun atmosfeer deels kwijtraken aan een begeleidende ster. De resultaten laten zien dat een zware ster die deel uitmaakt van een dubbelstersysteem twee keer zoveel koolstof produceert als een enkelvoudig ster. De meeste sterren, waaronder ook onze zon, produceren energie door waterstof in helium om te zetten. Pas tegen het einde van hun bestaan beginnen ze helium tot koolstof en zuurstof te fuseren. Voor sterren zoals onze zon is dit het eindpunt, maar zwaardere sterren gaan door met de omzetting van koolstof in zwaardere elementen, tot ijzer aan toe. De grote uitdaging is echter niet hoe je koolstof produceert, maar hoe je dit uit de ster krijgt voordat het vernietigd wordt. In enkelvoudige sterren is dit een moeizaam proces, maar sterren in dubbelstersystemen beïnvloeden elkaar en kunnen massa overdragen aan hun begeleider. Daarbij ontwikkelt de ster die delen van zijn massa verliest een koolstofrijke laag dicht bij zijn oppervlak. En deze laag wordt uitgestoten wanneer de ster uiteindelijk als supernova explodeert. Astronomen onderzoeken ook andere soorten sterren die koolstof kunnen produceren, zoals bijvoorbeeld rode reuzensterren of exploderende witte dwergsterren. Maar vooralsnog lijkt het erop dat het grootste deel van de kosmische koolstof door zware sterren, en met name dubbelsterren, is geproduceerd. (EE)
Binaries boost cosmic carbon footprint

8 september 2021
Prof. Dr. Heino Falcke (astronoom aan de Radboud Universiteit) ontvangt vandaag de Amaldi Medal (European Prize for Gravitation) 2021 van de Italian Society on General Relativity and Gravitation (SIGRAV). Falcke ontvangt de prijs voor zijn uitzonderlijke bijdrage aan het zwaartekrachtonderzoek. De prijs, bestaande uit een gouden medaille, is vernoemd naar Eduardo Amaldi, een Italiaans natuurkundige en mede-oprichter van CERN. De medaille wordt elke twee jaar uitgereikt aan een natuurkundige die een belangrijke bijdrage levert aan zwaartekrachtonderzoek in Europa. De eerste ontvanger van de medaille was nobelprijswinnaar Roger Penrose in 2004. Heino Falcke combineert in zijn onderzoek theoretische, experimentele en observationele astronomie om Einsteins algemene relativiteitstheorie te testen. In 2000 stelde hij voor de schaduw van een zwart gat af te beelden en werd een van de grondleggers van het Event Horizon Telescope-consortium dat de eerste foto van een zwart gat publiceerde in 2019. De Amaldi Medal is één van de vele prijzen die Heino Falcke de afgelopen jaren heeft ontvangen voor zijn onderzoek. Eerder dit jaar ontving hij al de Henry Draper Medal van de US National Academy of Sciences, de Robert M. Petrie Prize Lectureship van Canadian Astronomical Society en in 2020 ontving hij, samen met de gehele Event Horizon Telescope collaboration, de Breakthrough Prize: ook wel de Oscar van de wetenschap genoemd.
Origineel persbericht

19 juli 2021
Met hulp van kosmische straling zouden supernova’s – de catastrofale explosies van stervende zware sterren – weleens een veel grotere impact kunnen hebben op het omringende interstellaire gas dan tot nu werd aangenomen. Dat blijkt uit nieuw onderzoek onder leiding van wetenschappers van de Oxford-universiteit (VK), waarvan de resultaten vandaag zijn gepresenteerd tijdens de virtuele National Astronomy Meeting (NAM 2021). Bij een supernova-explosie komen behalve licht en andere soorten straling ook ontelbare geladen deeltjes vrij. De straling kan ons rechtstreeks bereiken, maar de deeltjes worden de speelballen van de magnetische schokgolven die tijdens de explosie worden gegenereerd. Voordat ze uiteindelijk de ruimte in verdwijnen, worden ze versneld tot bijna de snelheid van het licht. Vermoed wordt dat deze deeltjes de bron zijn van de zogeheten kosmische straling. Vanwege hun enorme snelheden ervaren de deeltjes van de kosmische straling sterke relativistische effecten, waardoor ze in feite minder energie verliezen dan gewone materie, en enorme afstanden kunnen overbruggen. Onderweg beïnvloeden ze de energie en structuur van het interstellaire gas dat ze tegenkomen en zetten ze mogelijk een rem op de vorming van nieuwe sterren in dichte gaswolken. Maar helemaal begrepen wordt de invloed van kosmische straling op de stervorming nog niet. Een team onder leiding van doctoraalstudent Francisco Rodríguez Montero heeft nu gedetailleerde computersimulaties gedaan van de schokgolven die bij de supernova-explosies worden opgewekt. Daarbij hebben de wetenschappers ontdekt dat de vrijgekomen kosmische straling het gas in de omgeving een extra duwtje kan geven. Dat suggereert dat de uitstroom van gas vanuit de interstellaire ruimte naar de ruimte buiten het sterrenstelsel tot wel zes keer zo groot kan zijn als doorgaans wordt aangenomen. De simulaties suggereren ook dat de extra druk die door de kosmische straling wordt geleverd groter is wanneer zware sterren exploderen in een omgeving waar de gasdichtheid laag is. En dit zou de vorming van zogeheten superbellen kunnen bevorderen. (EE)
Cosmic rays help supernovae explosions pack a bigger punch

19 juli 2021
Nieuwe modellen van neutronensterren laten zien dat hun hoogste bergen waarschijnlijk maar een fractie van een millimeter hoog zijn. Dat komt door de enorme zwaartekracht op deze ultracompacte objecten. Dat is het resultaat van nieuw onderzoek waarvan de resultaten vandaag worden gepresenteerd op de National Astronomy Meeting 2021 – de jaarlijkse bijeenkomst van Britse astronomen die deze week (online) plaatsvindt. Neutronensterren behoren tot de meest compacte objecten in het heelal. Ze hebben ongeveer net zoveel massa als de zon, maar zijn slechts ongeveer tien kilometer groot. Deze combinatie van grote massa en geringe afmetingen maakt dat de zwaartekracht aan de oppervlakken van deze objecten ongeveer een miljard keer sterker is dan die op aarde. Hierdoor wordt elk bobbeltje op het oppervlak gereduceerd tot minuscule afmetingen en kan een neutronenster worden beschouwd als een bijna volmaakte bol. Maar bijna is niet helemaal. Zelfs neutronensterren vertonen hoogteverschillen, al zijn die miljarden keren kleiner dan op aarde. Desalniettemin worden ook deze minuscule verhogingen ‘bergen’ genoemd. Een team onder leiding van promovendus Fabian Gittins van de Universiteit van Southampton heeft nu met behulp van computermodellen neutronensterren nagebootst en berekend hoe hoog de minibergjes op deze objecten kunnen worden voordat de onderliggende korst van de neutronenster breekt. Hun conclusie is dat de bergjes niet veel hoger kunnen zijn dan een fractie van een millimeter – honderd keer kleiner dan eerdere schattingen suggereerden. Hieruit volgt dat neutronensterren nog volmaaktere bollen zijn dan werd aangenomen. En dat betekent weer dat de zwaartekrachtgolven die enkelvoudige draaiende neutronensterren met lichte vervormingen veroorzaken nog moeilijker te detecteren zijn dan al werd gevreesd. (EE)
A bug’s life: millimetre-tall mountains on neutron stars

28 juni 2021
Drie jonge, gepromoveerde astronomen die elkaar in Nederland hebben ontmoet, vragen aandacht voor lichtvervuilende satellietnetwerken en ruimtepuin. Ze hebben een website gemaakt met een interactieve infographic en zeven downloadbare posters. Hun campagne gaat vooraf aan de wereldwijde Satcon2-conferentie van half juli, waar sterrenkundigen en satellietbouwers discussiëren over manieren om de storende invloed van satellieten te verminderen. Particuliere telecommunicatiebedrijven zoals Starlink lanceren in rap tempo satellieten om zo bijvoorbeeld internet op ontoegankelijke plaatsten mogelijk te maken. Starlink heeft inmiddels een netwerk van meer dan 1600 satellieten rond de aarde en een vergunning voor 12.000. Amazon wil ook satellieten lanceren en China heeft ook plannen. Geschat wordt dat er binnen tien jaar tussen 50.000 en 100.000 nieuwe satellieten rond de aarde draaien. Dat is twintig keer zo veel als nu. Met de campagne Protect our skies vragen de sterrenkundigen aandacht voor de schadelijke gevolgen van de satellietnetwerken. Het gaat om Kateryna Frantseva, sterrenkundige aan de Rijksuniversiteit Groningen, Jure Japelj (voorheen Universiteit van Amsterdam, nu freelance wetenschapscommunicator) en Martha Irene Saladino (voorheen Radboud Universiteit, nu wetenschapscommunicator aan de Universidad Diego Portales in Chili). De astronomen maken zich zorgen over de negatieve gevolgen van de satellieten voor het astronomisch onderzoek. De satellieten verstoren de gevoelige waarnemingen van sterrenkundigen en gooien roet in het eten bij astrofotografen. Bedrijven lanceren inmiddels satellieten die minder licht weerkaatsen, maar dat is tot nu toe nog niet goed genoeg. Daarnaast wordt de kans op botsingen in de ruimte steeds groter. Daardoor kunnen weersatellieten uitvallen en navigatiesystemen en mobiele telefoons slechter werken. Volgens de astronomen moeten er twee soorten regels komen. De eerste set regels gaat over hoe de satellieten eruitzien en dat ze bijvoorbeeld geen zonlicht reflecteren. De tweede set regels behandelt het verantwoordelijk omgaan met satellieten en ruimtepuin. Satellietbedrijven zouden bijvoorbeeld de banen van hun satellieten kunnen doorgeven aan sterrenkundigen zodat zij op tijd hun gevoelige camera’s kunnen wegdraaien. En bedrijven of landen die satellieten lanceren, moeten ook zorgen dat ze weer netjes worden opgeruimd.
Oorspronkelijk persbericht

18 mei 2021
Een team van astrofysici van Northwestern University heeft een realistisch 3D-model ontwikkeld dat de vorming van sterren nabootst. Het model – STARFORGE geheten – is het eerste dat een complete gaswolk ‘doorrekent’, en is daarmee honderd omvangrijker dan zijn voorgangers (video). STARFORGE is tevens het eerste computermodel dat een breed scala aan feedbackprocessen in rekening brengt die van invloed zijn op het stervormingsproces. Het gaat daarbij onder meer om de jets, de straling en de winden zoals jonge sterren die produceren, en de supernova-explosies waarmee de zwaarste sterren hun bestaan afsluiten. Met behulp van dit virtuele laboratorium willen de wetenschappers onder meer onderzoeken waarom het stervormingsproces zo traag verloopt en zo inefficiënt is. Ook moeten de berekeningen helpen verklaren wat de uiteindelijke massa van een ster bepaalt en waarom sterren de neiging hebben om groepen te vormen. Een van de ontdekkingen die de onderzoekers al met STARFORGE hebben gedaan, is dat de massa’s van sterren in belangrijke mate worden bepaald door de jets – krachtige uitstromen van gas – die zij als ‘protosterren’ ontwikkelen. Toen zij de simulatie zonder jets lieten lopen, werden de virtuele sterren die zich vormden namelijk veel te groot en te zwaar. De vorming van een ster duurt tientallen miljoenen jaren en speelt zich bovendien af in dichte wolken van gas en stof. Hierdoor kunnen astronomen dit dynamische proces niet rechtstreeks waarnemen met telescopen en zijn ze afhankelijk van computermodellen. Met behulp van een grote supercomputer laat het hele proces zich in ‘slechts’ drie maanden doorrekenen. (EE)
Stunning simulation of stars being born is most realistic ever

14 mei 2021
Zware sterren sluiten hun bestaan af met een supernova-explosie. Daarbij blazen ze hun buitenste gaslagen de ruimte in en blijft alleen het ineengestorte restant van hun kern over. Afhankelijk van de oorspronkelijke massa van de ster is dat restant een zwart gat of een neutronenster. Neutronensterren zijn de meest compacte hemellichamen die astronomen kunnen waarnemen. Astronomen gaan ervan uit dat ze ongeveer anderhalf keer zoveel massa hebben als onze zon, en een kilometer of twintig groot zijn. Nieuw onderzoek door fysicus Jorge Piekarewicz van Florida State University wijst er echter op dat de gemiddelde neutronenster wel eens een flink stuk groter zou kunnen zijn. Dat baseert hij op een experiment waarbij de dikte van de ‘neutronenhuid’ van atoomkernen van lood is gemeten (Physical Review Letters, 27 april). Een atoomkern bestaat uit neutronen en protonen. Als er meer neutronen dan protonen in de kern zitten, vormen de extra neutronen een laagje om de kern. Dit laagje van zuivere neutronen wordt de huid genoemd. De dikte van de neutronenhuid is een interessant gegeven, omdat hij licht kan werpen op de omvang en opbouw van neutronensterren. Hoewel het experiment werd uitgevoerd met lood, is de onderliggende natuurkunde ook van toepassing op neutronensterren – objecten die een biljoen keer groter zijn dan een loodkern. Uit het experiment blijkt dat de neutronenhuid van een loodkern een dikte van ongeveer 0,28 femtometer heeft. (1 fm = een biljoenste van een millimeter.) Daarmee is de huid dikker dan eerdere experimenten aangaven, en volgens Piekarewicz betekent dit dat neutronensterren ongeveer een derde groter kunnen zijn dan tot nu toe werd aangenomen. (EE)
Physicists predict neutron stars may be bigger than previously imagined

29 april 2021
Astronoom Kees de Jager, pionier van het Nederlandse ruimteonderzoek, viert vandaag zijn 100ste verjaardag. De Jager studeerde natuur-, wis- en sterrenkunde aan de Universiteit Utrecht. In 1952 promoveerde hij bij prof. dr. Marcel Minnaert op onderzoek naar de waterstoflijnen in het zonnespectrum. Zijn wetenschappelijke interesses waren echter breed en verschoven later naar o.a. zonnevlammen en super- en hyperreuzen. In 1961 richtte hij het Laboratorium voor Ruimteonderzoek (voorloper van SRON) op en was daar tot 1983 de eerste directeur. Het leidde onder meer tot de lancering van de eerste Nederlandse satelliet ANS. In diezelfde tijd (1964-1977) was hij directeur van het sterrenkundig instituut Sonnenborgh, dat wereldwijd naam maakte met het zonneonderzoek van Minnaert en De Jager. Als alom gewaardeerd wetenschapper, bestuurder en organisator van wetenschap bekleedde hij functies als secretaris-generaal van de IAU (Internationale Astronomische Unie) en president van COSPAR (Committee on Space Research). Tientallen eerbewijzen vielen hem ten deel, waaronder eredoctoraten, de Russische Gagarin-medaille voor ruimteonderzoek en de Gold Medal van de Royal Astronomical Society London. Als gedreven popularisator van de wetenschap gaf hij tot op zeer hoge leeftijd ontelbare lezingen. En als schrijver publiceerde hij tientallen boeken en honderden artikelen, waaronder zijn memoires in Terugblik 1 en 2. Als aimabel mens en leermeester is hij een grote bron van inspiratie voor generaties (amateur-) sterrenkundigen. Ter ere van zijn 100ste verjaardag organiseert museum-sterrenwacht Sonnenborgh vandaag een online bijeenkomst.

28 april 2021
Vanaf 1 mei starten het Anton Pannekoek Instituut (API) en de Openbare Bibliotheek van Amsterdam (OBA) met de uitleen van de eerste Nederlandse Bibliotheektelescoop. De telescoop, een draagbare zogenaamde 'dobson-telescoop' met een 11 cm spiegel, kan gratis worden geleend bij vestiging Oosterdok door leden van 18 jaar en ouder. De uitleenperiode is 3 weken, zodat er tussen de bewolkte nachten genoeg kans is om de telescoop ook te gebruiken. Bij de sterrenkijker zitten een zoom-lens, een handleiding en een lijst met astronomische objecten die de gebruiker kan bekijken, zelfs in lichtvervuild Amsterdam met een relatief kleine telescoop.  Het idee voor dit project is overgewaaid vanuit de Verenigde Staten, waar het Library Telescope Project ooit werd bedacht door amateurastronoom Marc Stowbridge. Intussen is in vrijwel iedere staat in Amerika minimaal één bibliotheek te vinden waar een telescoop te lenen is.  Initiatiefnemer Esther Hanko: 'Ik las voor het eerst over het Library Telescope Project in 2014, in een tijdschrift voor amateurastronomen en heb het altijd zo’n fantastisch idee gevonden! Omdat we momenteel vanwege Corona geen sterrenkijkavonden kunnen organiseren bij het API, vond ik dit een mooi moment om een telescoop naar de mensen toe te brengen in plaats van andersom.' De sterrenkijker is door de Universiteit van Amsterdam op een paar punten aangepast en verduurzaamd, maar is verder een vrij gangbare beginnerstelescoop van rond de 200 euro.  Reserveren is wel noodzakelijk, dit kan door een mail te sturen naar collectie@oba.nl onder vermelding van naam, telefoonnummer en OBA-pasnummer, en in het onderwerpveld ‘telescoop’. De OBA maakt hierna een afspraak voor de uitlening.  Alle documentatie is vrij beschikbaar op bibliotheektelescoop.nl (Nederlands, aangepast voor de Nederlandse situatie) of librarytelescope.org (brondocumentatie in het Engels) zodat eventueel geïnteresseerde sterrenwachten en bibliotheken in het hele land zelf ook kunnen starten met het uitlenen van een sterrenkijker. Het project van API en OBA zal in eerste instantie 6 maanden lopen, en daarna geëvalueerd worden. Als het project succesvol is, zal het verlengd worden, en uitgebreid worden met meer telescopen. 
Openbare Bibliotheek Amsterdam

30 maart 2021
Nieuw onderzoek, waarvan de resultaten binnenkort in de Monthly Notices of the Royal Astronomical Society: Letters worden gepubliceerd, laat zien dat de helderheid van de nachthemel met meer dan tien procent kan toenemen door de grootschalige lanceringen van satellieten. Deze vorm van ‘lichtvervuiling’ kan ook buiten dichtbewoonde gebieden een probleem gaan worden voor astronomische waarnemingen. Het onderzoek, onder leiding van Miroslav Kocifaj van de Slowaakse Academie van Wetenschappen en de Comenius Universiteit, is het eerste waarbij de globale invloed van objecten in de ruimte is doorgerekend in plaats van het effect van afzonderlijke satellieten en ruimteschroot. Kocifaj en zijn collega’s hebben met behulp van een computermodel en de bekende afmetingen en helderheden van de talrijke objecten berekend hoe sterk deze gezamenlijk bijdragen aan de helderheid van de hemelachtergrond. Anders dan de ‘normale’ lichtvervuiling is deze bijdrage over een grote deel van de aarde waarneembaar – ook afgelegen sterrenwachten hebben er dus last van. De belangrijkste veroorzakers zijn de grote formaties van communicatiesatellieten, zoals die van SpaceX, die ook wel mega-constellaties worden genoemd. Deze technologie zorgt ook voor een toename van het aantal botsingen tussen satellieten en tussen satellieten en andere objecten, waardoor de hoeveelheid ruimteschroot toeneemt. Dat is dus niet alleen hinderlijk voor de ruimtevaart, maar ook voor de astronomie. (EE)
Satellites contribute significant light pollution to night skies

23 maart 2021
De finale van de Nederlandse Sterrenkunde Olympiade wordt dit jaar georganiseerd door de Sterrewacht Leiden en vindt plaats van woensdag 9 t/m vrijdag 11 juni 2021 aan de Oude Sterrewacht. Op het programma staan onder meer: exoplaneten, zwarte gaten, donkere materie en een zonsverduistering. Leerlingen van de bovenbouw van HAVO en VWO kunnen meedoen aan een voorronde die start op 1 april. Dan komen de vragen online op www.sterrenkunde-olympiade.nl. De antwoorden daarop moeten voor 13 mei worden ingestuurd. De 15 deelnemers met de hoogste scores worden uitgenodigd voor de finale in juni. Tijdens de finale krijgen de deelnemers een interessant programma voorgeschoteld, met colleges van Leidse topastronomen. De sprekers en onderwerpen staan op de site. Het programma is een leuke mix van sociale en astronomische activiteiten, waaronder een avond sterrenkijken op de Oude Sterrewacht in Leiden. Verder gaan de geselecteerde kandidaten op 10 juni live de gedeeltelijke zonsverduistering bewonderen. Op de laatste dag vindt de olympiade plaats met vragen over de colleges die de finalisten hebben gevolgd. De drie winnaars worden die dag bekendgemaakt en gaan naar huis met een prachtige Celestron-telescoop met auto-tuning. De Nederlandse Sterrenkunde Olympiade is een jaarlijkse wedstrijd voor middelbare scholieren die geïnteresseerd zijn in natuur- en sterrenkunde en wordt afwisselend georganiseerd door een van de NOVA-instituten. 
Oorspronkelijk persbericht

15 maart 2021
Op vrijdag 19 maart, zaterdag 20 maart en zondag 21 maart vinden de 45ste Landelijke Sterrenkijkdagen plaats. Via livestreams vanaf verschillende plekken in Nederland kun je virtueel komen sterrenkijken. Check voor livestreams en tijden www.sterrenkijkdagen.nl. De sterrenkijkdagen zijn het langstlopende sterrenkundige publieksevenement van ons land. De dagen worden georganiseerd onder de vlag van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (KNVWS). De sterrenkijkdagen zijn al 45 jaar hét moment voor iedereen met belangstelling voor de sterrenhemel. De corona-situatie maakt echter dat er dit jaar geen fysieke activiteiten kunnen plaatsvinden. Daarom vormen livestreams en andere online activiteiten het hoofdprogramma. Zo kun je digitaal sterrenkijken en luister je mee naar verhalen over de actuele sterrenhemel, sterrenkundige onderwerpen, of kijk je mee naar demonstraties van telescopen. Experts vertellen je daarnaast hoe je zelf aan de slag kunt met sterrenkunde als hobby. Ook al kun je dit jaar niet op bezoek komen, sterrenkijken is voor iedereen mogelijk. Heb je dus een verrekijker, vogelkijker of telescoop? Grijp dit weekend dan ook aan om daarmee thuis zelf omhoog te kijken naar de sterrenhemel. Kijk voor alle details op: www.sterrenkijkdagen.nl. Bij helder weer is er van alles te zien tijdens de sterrenkijkdagen. De maan staat in het weekend bijna halfvol aan de avondhemel. De maankraters en de uitgestrekte, bijna gladde maanzeeën zijn goed zichtbaar dankzij de schaduwwerking. Niet ver van de maan staat de roodgekleurde planeet Mars. En in het sterrenbeeld Leeuw kun je met hulp van een verrekijker of telescoop de planetoïde Vesta terugvinden. Ook het wintersterrenbeeld Orion met zijn karakteristieke zandlopervorm is te zien aan de zuidelijke hemel. In de onderste helft van het sterrenbeeld bevindt zich de Orionnevel. Het is een ‘kosmische kraamkamer’ waar nieuwe sterren en planeten worden gevormd. Deze nevel leert ons meer over hoe ons eigen zonnestelsel is ontstaan.
Volledig persbericht

12 januari 2021
De Nederlandse sterrenkundige Selma de Mink is benoemd tot een van de wetenschappelijk directeuren van het Max-Planck-Institut für Astrophysik (Garching, Duitsland). Dat heeft het instituut zojuist bekendgemaakt. Een directeurschap van een Max Planck Instituut is een van de meest prestigieuze benoemingen in de natuurwetenschappen. De Mink gaat een onderzoeksgroep opzetten rond de levensloop van sterren. Selma de Mink (1983) studeerde natuurkunde en wiskunde aan de Universiteit Utrecht. Ze promoveerde in Utrecht in 2010 cum laude op onderzoek naar de evolutie van dubbelsterren. Vervolgens was ze onderzoeker aan de Universität Bonn (Duitsland), het Space Telescope Institute (Baltimore, VS) en het California Institute for Technology (Pasadena, VS). In 2014 werd ze universitair (hoofd)docent aan de Universiteit van Amsterdam. In 2019 aanvaardde ze een positie als associate professor aan Harvard University (VS) en bleef ze verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. De onderzoeksgroep die De Mink bij het Max-Planck-Institut für Astrophysik in Garching gaat opzetten, draait om het bestuderen van sterren in het algemeen en de zwaarste sterren in het bijzonder. Zware sterren zijn de voorlopers van supernovae, neutronensterren en zwarte gaten. Zware sterren produceren bijna alle zware elementen in het heelal, zoals zuurstof, ijzer en in speciale gevallen zelfs goud. De Mink liet zien dat de meeste zware sterren onderdeel zijn van een dubbelster. Ze voorspelde hoe zulke dubbelsterren uiteindelijk veel zwaardere zwarte gaten kunnen nalaten dan werd verwacht. Onlangs zijn zulke zware zwarte gaten gevonden met behulp van metingen aan zwaartekrachtsgolven. Haar theorie wordt als een van de mogelijke verklaringen gezien voor de oorsprong van deze zwarte gaten. Een directeurschap van een Max Planck Instituut is een van de meest prestigieuze banen in de natuurwetenschappen. Wetenschappelijk directeuren van een Max Planck Instituut worden benoemd tot hun pensioen. Daarbij krijgen ze per jaar een fors budget voor hun onderzoeksgroep en hebben ze weinig onderwijsverplichtingen. 
Volledig persbericht

8 januari 2021
Het Franse Astronomische Genootschap SAF (Société Astronomique de France) heeft zijn internationale sterrenkundeprijs, de Jules Janssen Prize, toegekend aan de Leidse hoogleraar en IAU-president prof. dr. Ewine van Dishoeck. De penning wordt vandaag aan Van Dishoeck overhandigd door Thierry Montmerle (Paris Institute of Astrophysics, en oud-secretaris van de Internationale Astronomische Unie). Vanwege de coronapandemie vindt de ceremonie online plaats. De bekende astronoom Jules Janssen (1824-1907) was SAF-president tussen 1895 en 1897. Hij stelde onder meer deze prijs in, die sinds 1897 jaarlijks wordt uitgereikt aan afwisselend een Franse en een buitenlandse astronoom. De prijs wordt toegekend voor uitmuntend wetenschappelijk werk en voor de bijdragen aan de publieke verspreiding van sterrenkunde. Ewine van Dishoeck is hoogleraar in de Moleculaire Astrofysica aan de Universiteit Leiden. Sinds 2018 is zij voor drie jaar president van de Internationale Astronomische Unie (IAU). Na haar promotie in Leiden (1984) bekleedde zij wetenschappelijke posities aan de universiteiten van Harvard, Princeton en Caltech in de VS voordat ze in 1990 terugkeerde naar Leiden. Van Dishoeck verricht pionierend werk op het gebied van de astrochemie (waarnemingen, theorie en lab-werk). Ze heeft belangrijke bijdragen geleverd aan een beter begrip van de chemie van interstellaire wolken en de vorming van sterren en planeten. Ook was zij nauw betrokken bij de ontwikkeling en het gebruik van grote waarneemfaciliteiten, zoals ALMA en Herschel. Van Dishoeck is sinds 2007 wetenschappelijk directeur van de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA). Zij won al vele prijzen, waaronder de Spinozapremie in 2000, de Albert Einstein World Award of Science in 2015 en de Kavli Prize in 2018. Daarnaast is ze gedurende haar hele carrière actief in outreach, met speciale aandacht voor de link tussen kunst en astronomie. 
Volledig persbericht

16 november 2020
Een internationaal team van laboratorium-astrofysici en astrochemici, onder wie Harold Linnartz (Universiteit Leiden) en Herma Cuppen (Radboud Universiteit), heeft aangetoond dat glycine, het eenvoudigste aminozuur en een belangrijke bouwsteen van het leven, kan ontstaan onder de barre omstandigheden die in de ruimte heersen. De resultaten worden maandagavond gepubliceerd in Nature Astronomy. Tot voor kort werd aangenomen dat glycine alleen kan ontstaan op plekken in de ruimte met veel uv-licht. Nieuwe resultaten uit het Laboratorium voor Astrofysica van de Sterrewacht Leiden tonen aan dat het ook mogelijk is om glycine te vormen op het oppervlak van ijskoude stofdeeltjes zonder energetische straling. Hierdoor is het waarschijnlijk dat glycine en andere aminozuren al voorhanden zijn in het interstellaire materiaal waaruit nieuwe sterren en planeten ontstaan. De onderzoekers simuleerden in het laboratorium de omstandigheden in donkere interstellaire wolken. Daartoe maakten ze bij temperaturen van -260 °C flinterdunne laagjes ijs van bevroren CO, NH3, CH4 en H2O en bombardeerden deze met vrije atomen. Daarbij vallen ijsmoleculen uiteen en kunnen de reactieve fragmenten verder reageren zodat grotere moleculen ontstaan. Op deze manier toonden de onderzoekers eerst aan dat methylamine ontstaat. Dat is een voorgangermolecuul van glycine. Vervolgens konden de onderzoekers met behulp van een unieke ultrahoogvacuüm-opstelling bewijzen dat ook glycine wordt gevormd. De resultaten stemmen volledig overeen met waarnemingen aan de komeet 67P waar glycine en methylamine zijn gevonden in de nevelige wolk van gas om de kern. De onderzoekers vermoeden dat glycine op zijn beurt een voorloper kan worden van andere complexe organische moleculen zoals de aminozuren alanine en serine. Uiteindelijk, zo is het idee, vindt het organisch verrijkte materiaal zijn weg naar kometen en stofdeeltjes die vroeger of later op planeten inslaan en zo de basis voor leven kunnen vormen. 
Volledig persbericht

21 oktober 2020
Een internationaal team van astrofysici onder Nederlandse leiding heeft met een verbeterd model aangetoond dat botsende neutronensterren gammastraling kunnen uitstoten. Oude modellen voorspelden dat niet en wankelden sinds de fusie van twee neutronensterren in 2017 waarbij gammastraling vrijkwam. De onderzoekers publiceren hun bevindingen in het vakblad The Astrophysical Journal. De onderzoekers, onder leiding van Philipp Mösta (Universiteit van Amsterdam), voorzagen hun model van botsende neutronensterren met meer variabelen dan ooit. Ze hielden onder andere rekening met de relativiteitstheorie, met gaswetten, met magnetische velden, met kernfysica en met de effecten van neutrino's. De onderzoekers draaiden hun simulaties op de Blue Waters supercomputer bij de Universiteit van Illinois te Urbana-Champaign (VS) en op de Frontera supercomputer bij de Universiteit van Texas, Austin (VS). In de simulatie ontstaat rond de gefuseerde neutronensterren een ring waaruit een dunne streng gammastraling omhoog en omlaag schiet. Die straling vindt vervolgens als een soort wervelwind zijn weg naar buiten langs de magnetische veldlijnen van de gefuseerde sterren. Verder beweegt vanuit de ring een zandloperachtige kegel naar boven en naar beneden. Daar vormen zich mogelijk zwaardere elementen zoals goud. Goud is, net als gammastraling, waargenomen bij de botsende neutronensterren in 2017 waarbij een kilonova ontstond. ‘Dat van die gammastraling, is echt nieuw voor dit soort simulaties’, aldus Mösta. ‘Dat was in oude simulaties nog niet naar voren gekomen. De productie van zware elementen, zoals goud, was al wel gesimuleerd. Alleen, onze simulatie laat zien dat die zware elementen veel sneller bewegen dan eerder voorspeld. Onze simulatie komt dan ook beter overeen met wat astronomen waarnamen bij de fuserende neutronensterren in 2017.’ De simulaties zijn niet alleen bedoeld om de waargenomen verschijnselen rond samensmeltende neutronensterren te verklaren. Ze dienen er ook voor om nieuwe verschijnselen te voorspellen. De onderzoekers willen hun model bijvoorbeeld verder verfijnen en uitbreiden zodat het ook overweg kan met grote sterren die aan het eind van hun leven als supernova ontploffen en met een botsing van een neutronenster met een zwart gat.
Oorspronkelijk persbericht

13 oktober 2020
Het Amerikaanse ruimteagentschap NASA en zijn Japanse tegenhanger JAXA hebben nieuwe ‘goedkope’ technologie gekozen voor het oppikken van bodemmonsters van de maan en van de kleine Marsmaan Phobos. De technologie, PlanetVac geheten, is ontwikkeld door een Californisch bedrijf en heeft wel wat weg van een bladblazer. PlanetVac zal in 2023 meeliften met een commerciële maanvlucht en in 2024 met de Japanse Martian Moons eXploration missie (MMX). Hoewel de naam van de technologie suggereert dat deze overeenkomsten vertoont met een stofzuiger (vacuum cleaner in het Engels) is eigenlijk het tegendeel het geval. PlanetVac stoot gas uit, waardoor bodemdeeltjes opwaaien en in een bakje kunnen worden opgevangen. In zijn meest eenvoudige vorm wordt de PlanetVac aan het landingsgestel van een ruimtetoestel bevestigd, en komt hij direct na touchdown in actie. Het systeem heeft maar één bewegend onderdeel: een klep die opengaat om het gas te laten uitstromen. Het oppikken van bodemmateriaal op de maan is slechts als test bedoeld. Het verzamelde materiaal zal niet worden geanalyseerd of naar de aarde worden gebracht. Dat laatste moet wel gebeuren met de bodemmonsters die de MMX-missie in 2024 op Phobos gaat verzamelen. De daarmee meereizende PlanetVAC kan niet alleen blazen, maar is ook in staat om bodemmonsters via een buisje in een trommel te duwen. Daarnaast wordt de Japanse ruimtesonde nog uitgerust met een boor die eveneens bodemmonsters kan inzamelen. (EE)
NASA and JAXA to Send Planetary Society-supported Sample Technology to the Moon and Phobos

12 oktober 2020
Op woensdagavond 14 oktober om 21.00 uur organiseert het Anton Pannekoek Instituut voor Sterrenkunde (Universiteit van Amsterdam) een virtuele kijkavond vanwege de oppositie van Mars. De rode planeet staat die dag precies tegenover de zon vanaf de aarde gezien. Daarbij staat de planeet ook nog eens hoog aan de hemel. De eerstvolgende ‘perfecte waarneemkans’ is pas over dertig jaar. In principe is een oppositie van Mars niet heel bijzonder. Het fenomeen vindt namelijk om de 780 dagen plaats. De oppositie van 2020 verdient echter een eervolle vermelding, omdat alle drie de indicatoren die astronomen gebruiken op 'groen' staan. Op 14 oktober is Mars helder (magnitude –2,4), de schijnbare grootte is goed (22 boogseconden) en de hoogte aan de hemel is oké (43 graden). Vanwege de coronabeperkingen heeft de Universiteit van Amsterdam besloten om de Mars-oppositie via een eigen livestream op Youtube te bekijken en te becommentariëren. Op woensdag 14 oktober om 21.00 uur geven drie promovendi commentaar bij de beelden die een telescoop van het observatorium van het Anton Pannekoek Instituut maakt. De jonge onderzoekers vertellen over onze naaste buur en beantwoorden publieksvragen over de rode planeet. Die vragen kunnen gesteld worden via de chatfunctie in Youtube. In het 'voorprogramma' staan Jupiter en Saturnus. Bij slecht weer worden eerder gemaakte opnamen getoond. Esther Hanko, coördinator van de publieksactiviteiten van het Anton Pannekoek Instituut voor Sterrenkunde (Universiteit van Amsterdam) tempert echter de verwachtingen, want Mars staat nog steeds op meer dan 60 miljoen kilometer van de aarde. ‘Met het blote oog is de planeet te zien als een oranjerode stip. Door een verrekijker is het een wat grotere vlek. En met een goede telescoop zoals wij die op het instituut hebben, kun je donkere en lichte gebieden zien en een witte poolkap. Maar zo mooi en zo duidelijk als de foto’s gemaakt door Marssondes of door de Hubble-ruimtetelescoop wordt het nooit.’ De livestream met Mars vormt bij het Anton Pannekoek Instituut de start van een virtueel sterrenkijkseizoen. Er zijn ook virtuele sterrenkijkavonden op 24 oktober (Nacht van de Nacht), 29 november, 14 december (meteorenzwerm Geminiden), 22 januari (extra vroeg, speciaal voor kinderen), 19 februari en 19 maart (Landelijke Sterrenkijkdagen). 
Volledig persbericht

6 oktober 2020
De Nobelprijs voor Natuurkunde is dit jaar toegekend aan de theoretisch fysicus Roger Penrose en de astronomen Reinhard Genzel en Andrea Gez. Alle drie hebben ze ontdekkingen gedaan over een van de meest exotische verschijnselen in het heelal: het zwarte gat. Penrose heeft met behulp van ingenieuze wiskundige modellen aangetoond dat zwarte gaten een rechtstreeks gevolg zijn van Einsteins algemene relativiteitstheorie. Hij bewees dat zwarte gaten echt kunnen ontstaan (Einstein twijfelde daaraan) en dat ze zich verschuilen in een zogeheten singulariteit waarin alle bekende natuurwetten hun geldigheid verliezen. Genzel en Ghez geven elk leiding aan een team van astronomen die hebben ontdekt dat er in het centrum van ons Melkwegstelsel een extreem zwaar object huist. Dat blijkt uit de hoge snelheden waarmee naburige sterren om dat object, Sagittarius A* geheten, heen draaien. Sagittarius A* kan niet groter zijn dan ons zonnestelsel, maar bevat desalniettemin ruim 4 miljoen zonsmassa’s aan materie. Dat wijst er sterk op dat het om een zwart gat gaat, maar rechtstreeks in beeld gebracht – zoals het superzware zwarte gat in het sterrenstelsel M87 – is dit object nog niet. (EE)
The Nobel Prize in Physics 2020 (pdf)

10 september 2020
Leidse astronomen publiceren vandaag, donderdag 10 september, twee artikelen over duurzamere sterrenkunde in een speciaal katern van het vakblad Nature Astronomy. Ze berekenen onder andere dat hun eigen online congres veel minder kooldioxide verbruikte dan het offline congres een jaar eerder. Ook laten ze zien dat de veel door astronomen gebruikte programmeertaal Python, een ware energieverslinder is. Het idee voor een speciaal katern over duurzaamheid en klimaat ontstond tijdens de virtuele conferentie van de European Astronomical Society. Deze conferentie in juni 2020 zou plaatsvinden in Leiden, maar verliep vanwege de corona-crisis online. Het artikel over duurzamere conferenties vergelijkt de koolstofvoetafdruk van de Europese sterrenkunde-conferentie van 2019 die offline in Lyon werd gehouden met die van de online conferentie van 2020 in Leiden. Het blijkt dat een online conferentie maar liefst drieduizend keer minder kooldioxide uitstoot dan een face-to-face-meeting. Hoofdauteur Leo Burtscher (Sterrewacht Leiden, Universiteit Leiden) en zijn medeauteurs opperen dat een combinatie van online lezingen met regionale offline ontmoetingen een goed alternatief kan zijn. Die face-to-face-ontmoetingen zorgen voor de door astronomen gewenste interactie en zouden dan bijvoorbeeld tegelijkertijd op diverse locaties in Europa kunnen plaatsvinden. Het artikel over zuiniger omgaan met computers werd geschreven door hoogleraar computationele astrofysica Simon Portegies Zwart (Sterrewacht Leiden, Universiteit Leiden). Portegies Zwart somt vijf winstpunten op: ‘Doe je dagelijkse werk, zoals mailen en teksten schrijven, op een simpele laptop. Als je een supercomputer gebruikt, ga dan niet tot de volledige capaciteit. Als je op een snel werkstation rekent, overklok die computer dan niet. Gebruik voor je berekeningen en simulaties speciale computers met hardware op basis van grafische kaarten. En, heel belangrijk: programmeer niet in Python als je grote berekeningen wilt doen.’ Veel sterrenkundigen zullen het pleidooi voor minder Python niet leuk vinden, denkt Portegies Zwart. Die programmeertaal is namelijk gebruiksvriendelijk en er zijn veel verzamelingen met gratis stukken code die sterrenkundigen in hun eigen programma’s kopiëren. Portegies Zwart roept op om de programmeercolleges voor studenten minder te laten focussen op Python en meer op programmeertalen die veel efficiënter met de processor van de computer omgaan. 
Volledig persbericht

7 september 2020
Vrijdag 4 september is, op 94-jarige leeftijd, de Groningse sterrenkundige Hugo van Woerden overleden. Dat heeft het Kapteyn Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen bekendgemaakt. Emeritus hoogleraar Hugo van Woerden (1926-2020) was een van oudste, nog levende Nederlandse sterrenkundigen. Hij was in de jaren 50 betrokken bij het werk dat leidde tot de eerste kaart ooit van de Melkweg. En in de jaren 70 en 80 was Van Woerden een belangrijke persoon achter het succes van de Westerbork Synthese Radio Telescoop. Daarbij hield hij zich niet alleen bezig met radiosterrenkunde, maar ook met de optische astronomie. Van Woerden stond mede aan de basis van het Kapteyn Instituut voor sterrenkunde van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij zag het instituut groeien van ongeveer tien personen in de beginjaren tot meer dan honderd nu. In 2016 hield het instituut een symposium ter ere van de negentigste verjaardag van Van Woerden. Parallel aan zijn carrière als beroepsastronoom is Van Woerden ook lange tijd betrokken geweest bij de amateur-astronomie. Hij werd op zijn vijftiende lid van de Nederlandse Vereniging voor Weer-en Sterrenkunde (de huidige KNVWS), en stond aan de wieg van de Werkgroep Meteoren van die vereniging. Van 1992 tot 2002 was hij voorzitter van de (K)NVWS en tevens was hij lange tijd redactielid van het verenigingstijdschrift – eerst Hemel en Dampkring en later Zenit. Ook gaf hij met tomeloze inzet publiekslezingen door het hele land. Sterrenkundige Léon Koopmans, directeur van het Kapteyn Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen noemt Van Woerden, die actief sterrenkundige bleef tot vlak voor zijn overlijden, een groot collega en een vriend voor velen: ‘Met Huug verliezen we een diepgewortelde verbinding naar de vroege geschiedenis van het Kapteyn Instituut en de radioastronomie. We zullen hem missen.’ (EE) 
Oorspronkelijk persbericht

19 augustus 2020
De komende jaren neemt de intensiteit van de kosmische straling sterk toe, en daardoor kunnen astronauten minder lang in de ruimte verblijven. Dat is de conclusie van een nieuw onderzoek dat in het tijdschrift Space Weather is gepubliceerd. Kosmische straling is de verzamelnaam voor de energierijke deeltjes waarmee de aarde voortdurend wordt bestookt. Een aanzienlijk deel van deze deeltjesstraling is afkomstig van de zon, de (veel energierijkere) rest komt van objecten buiten ons zonnestelsel, zoals supernova’s en actieve sterrenstelsels. Volgens hoofdonderzoeker Fatemeh Rahmanifard van de universiteit van New Hampshire moet er rekening mee worden gehouden dat de intensiteit van de kosmische straling de komende tijd met misschien wel 75 procent toeneemt. Dat is slecht nieuws voor astronauten, en met name voor astronauten die zich buiten het aarde-maanstelsel begeven. Dertig jaar geleden konden astronauten tot wel duizend dagen lang in de ruimte verblijven, zonder dat ze NASA’s veiligheidsgrenzen voor blootstelling aan straling aantikten. Maar inmiddels worden die limieten al na 200 tot 300 dagen overschreden. De oorzaak daarvan ligt bij de zon. Het magnetische veld van de zon hult het hele zonnestelsel in een beschermende ’bubbel’ waardoor de kosmische straling van verre objecten ons niet kan bereiken. De afgelopen decennia is dit natuurlijke schild echter steeds zwakker geworden, doordat het magnetische veld van de zon in kracht is afgenomen. Volgens Rahmanifard en haar collega’s zouden we weleens aan de vooravond kunnen staan van een langdurige dip in de zonneactiviteit, vergelijkbaar met het Dalton-minimum van de jaren 1790-1830. De auteurs van het onderzoek bevelen NASA dan ook aan om nog eens goed na te denken over de planning van langdurige bemande ruimtemissies, zoals naar de planeet Mars. Het lijkt verstandiger om deze uit te stellen tot een moment dat het magnetische veld van de zon weer is aangesterkt. (EE)
Cosmic Rays and the Weakening Solar Cycle

6 augustus 2020
Astronomen hebben de Hubble-ruimtetelescoop in januari 2019 op de maan gericht om een totale maansverduistering waar te nemen. Het doel van deze bijzondere observatie was de indirecte detectie van gassen in de aardatmosfeer (de ruimtetelescoop kan niet rechtstreeks op de aarde worden gericht). Een vergelijkbare methode zal in de toekomst worden gebruikt om de samenstelling van de atmosferen van planeten buiten ons zonnestelsel te onderzoeken. Het was voor het eerst dat een totale maansverduistering door een ruimtetelescoop werd bekeken en ook de eerste keer dat zo’n eclips op ultraviolette golflengten werd bestudeerd. Maar het was niet voor het eerst dat de Hubble-ruimtetelescoop op de maan werd gericht: dat gebeurde in 1999 en 2007 ook al. Tijdens een totale maansverduistering baadt de maan niet helemaal in duisternis. Een deel van het zonlicht wordt afgebogen door de aardatmosfeer en geeft de maan een oranjerode gloed. Door die gloed nauwkeurig te bekijken, kan worden vastgesteld op welke golflengten het zonlicht door de aardatmosfeer is weggefilterd. En daaruit kan dan weer worden afgeleid welk(e) gas(sen) daarvoor verantwoordelijk zijn. Bij de metingen die in 2019 zijn gedaan is een sterke spectrale ‘vingerafdruk’ gedetecteerd van het gas ozon. Ozon wordt gezien als een ’biomarker’ – een gas dat op het bestaan van leven op een planeet kan wijzen. Zo zijn het hoge zuurstofgehalte en de dikke ozonlaag van de aardatmosfeer het resultaat van miljarden jaren van fotosynthese: het onder invloed van zonlicht omzetten van kooldioxide in koolhydraten en zuurstof door planten en bacteriën. De atmosferen van exoplaneten laten zich onderzoeken wanneer een planeet vanaf de aarde gezien voor zijn moederster langs schuift. Tijdens zo’n planeetovergang of transit wordt een deel van het sterlicht gefilterd door de atmosfeer van de exoplaneet – net zoals de verduisterde maan een gloed van gefilterd zonlicht vertoont. In principe kan de door ‘Hubble’ geteste methode dus ook worden toegepast op aarde-achtige exoplaneten, ware het niet dat die door hun grote afstand veel moeilijker waarneembaar zijn. Voor dit doel zijn dan ook ruimtetelescopen nodig die vele malen groter zijn dan Hubble. Bovendien zou zo’n telescoop vele tientallen uren op een exoplaneet moeten worden gericht om de signatuur van specifieke gassen te kunnen detecteren. Naar verwachting is de toekomstige James Webb Space Telescope in staat om methaan en zuurstof in de atmosferen van sommige exoplaneten aan te tonen. (EE)
Hubble Makes the First Observation of a Total Lunar Eclipse By a Space Telescope

29 juli 2020
Een internationaal team van astronomen heeft een nieuwe verklaring voorgesteld voor de vorming van de radioactieve isotoop aluminium-26 in planetenstelsels-in-wording. Aangenomen wordt dat het verval van ‘Al-26’ als warmtebron fungeert in de bouwstenen van planeten, de zogeheten planetesimalen. Sinds de ontdekking ervan in de Allende-meteoriet, die in 1969 bij het gelijknamige Mexicaanse dorpje insloeg, discussiëren astronomen over de oorsprong van de aanzienlijke hoeveelheid Al-26 die er vroeg in het zonnestelsel moet zijn geweest. Volgens sommigen zou dit isotoop hier naartoe zijn geblazen door supernova-explosies en de ‘winden’ van zware sterren. Dat vereist echter dat ons zonnestelsel toevallig in de buurt van een aantal zware sterren is ontstaan, en die zijn nogal zeldzaam. Het onderzoeksteam heeft nu een verklaring bedacht waar geen bron van van buitenaf aan te pas komt. De astronomen suggereren dat het aluminium-26 in de nabijheid van de nog jonge zon is gevormd, in het centrale deel van de schijf van gas en stof waar de planeten uit zijn voortgekomen. Materiaal dat vanaf de binnenrand van deze protoplanetaire schijf op de zon viel, zou schokgolven hebben veroorzaakt waarbij energierijke protonen werden geproduceerd. De geladen deeltjes zouden vervolgens met bijna de snelheid van het licht in botsing zijn gekomen met de omringende schijf. En daarbij zouden de daarin aanwezige isotopen Al-27 en Al-28 in aluminium-26 zijn veranderd. Vanwege zijn zeer korte halveringstijd van ongeveer 770.000 jaar moet het aluminium-26 zich hebben vermengd met het schijfmateriaal vóórdat dit voldoende was afgekoeld om vast materiaal te vormen. Het speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van planeten zoals de aarde. Het genereert via radioactief verval genoeg warmte om ervoor te zorgen dat zulke planeten een gelaagde opbouw krijgen (een kern van metaal, met daaromheen een mantel van deels vloeibaar gesteente en een dunne vaste korst). Modelberekeningen laten zien dat zich bij het hierboven geschetste scenario voldoende Al-26 kan hebben gevormd om de aanwezigheid ervan in bijvoorbeeld de Allende-meteoriet – een brokstuk van een planetaire bouwsteen – te kunnen verklaren. Bovendien zou hetzelfde mechanisme ook bij andere (zonachtige) sterren moeten optreden. (EE)
Studying Radioactive Aluminum in Solar Systems Unlocks Formation Secrets

21 juli 2020
De Nederlandse astronoom Huib Jan van Langevelde (werkzaam bij JIVE in Dwingeloo, en hoogleraar galactische radiosterrenkunde aan de Universiteit Leiden) is benoemd tot directeur van het Event Horizon Telescope (EHT)-consortium. De EHT is een project waarbinnen zo’n 350 wetenschappers uit 18 landen samenwerken. De EHT bundelt de grote ALMA-telescoop in Chili met andere (sub)millimetertelescopen en publiceerde in 2019 de eerste opname van een zwart gat. Van Langevelde (1963) is al sinds zijn promotie bezig met onderzoek aan het centrum van de Melkweg. Bij JIVE heeft hij zich gespecialiseerd in de Very-Long-Baseline-Interferometry-techniek, waarvan de EHT gebruikmaakt. Bij VLBI worden de opnamen van telescopen op verschillende continenten gesynchroniseerd en wordt gebruikgemaakt van het feit dat de aarde om zijn as draait om beelden met extreme nauwkeurigheid te maken. Zo wordt een telescoop gevormd ter grootte van de aarde die waarneemt in het millimeter-golflengtegebied. De EHT is opgericht om foto’s te maken van zwarte gaten in het sterrenstelsel M87 en het centrum van de Melkweg, waar het superzware zwarte gat Sagittarius A* huist. In 2019 kwam het team, met daarin diverse Nederlandse wetenschappers, met een wereldprimeur: de allereerste foto van een zwart gat in het centrum van het sterrenstelsel M87. Van Langevelde is klaar voor zijn nieuwe uitdaging: ‘Ik ga leiding geven aan een complexe samenwerking, met diverse culturen en ambities. Die moeten we allemaal bundelen om nieuwe ontdekkingen te doen.’ De nieuwe rol voor Van Langevelde werd mogelijk gemaakt door de gezamenlijke instituten in Nederland, die elk het project al ondersteunen met specifieke expertise, bijvoorbeeld voor het doen van waarnemingen met de ALMA-telescoop, de VLBI-techniek en de astrofysica van zwarte gaten. Bij het project zijn astronomen betrokken van de Radboud Universiteit (de groepen van Heino Falcke en Monika Moscibrodzka) en de Universiteit van Amsterdam (de groepen van Sera Markoff en Oliver Porth). Het Nederlandse ALMA-expertisecentrum, Allegro, is gehuisvest bij de Universiteit Leiden. JIVE, mede gefinancierd door NWO en ASTRON, is een Europese instelling, die normaliter waarnemingen met het Europese VLBI-netwerk faciliteert. De nieuwste software wordt nu ook voor de EHT ingezet. In Groningen ontwikkelt en bouwt de NOVA-submillimetergroep ontvangers voor ALMA. 
Oorspronkelijk persbericht

15 juli 2020
Een onderzoeksteam onder leiding van Donald Olson van Texas State University heeft vastgesteld dat het schilderij ‘Gezicht op Delft’ van Johannes Vermeer een half jaar eerder is geschilderd dan tot nu toe werd aangenomen. De onderzoekers komen tot de conclusie dat het schilderij is geïnspireerd door een tafereel dat Vermeer op of rond 3 september 1659 (of een eerder jaar) om 8 uur ’s morgens heeft waargenomen (Sky & Telescope, september). Olson en zijn studenten hebben een jaar aan het project gewerkt. Ze hebben aan de hand van oude en moderne kaarten de topografie van Delft in kaart gebracht, om vast te stellen vanuit welk standpunt Vermeer de stad heeft geschilderd. Ook is het stadsgezicht vanuit allerlei hoeken gefotografeerd. Een van de conclusies van het onderzoek is dat de veronderstelling dat Vermeer de achthoekige toren van de Nieuwe Kerk veel groter heeft afgebeeld dan hij in werkelijkheid is niet juist is. Vanuit zijn locatie, de tweede verdieping van een herberg, heeft Vermeer de toren vrijwel exact op schaal afgebeeld. Het patroon van de schaduwen op de toren verraadt op welke plek aan de hemel de zon op dat moment stond. Een andere aanwijzing is de klok van een gebouw op de voorgrond, die een tijdstip van even na 7 uur lijkt aan te geven. Dat is waarschijnlijk een misverstand: in die tijd hadden torenklokken nog geen minutenwijzer, alleen een uurwijzer. En die geeft tijdstip rond 8 uur aan. Met behulp van astronomische software hebben de onderzoekers berekend op welke dag van het jaar de zon om 8 uur ’s morgens de waargenomen schaduwen op de Nieuwe Kerk heeft kunnen werpen. De zou rond 7 april of 3 september zijn geweest. Maar omdat de bomen op het schilderij vol in blad staan, valt de eerste mogelijkheid af. Het precieze jaar kan niet worden vastgesteld, maar omdat je op het schilderij van Vermeer door de openingen in de klokkentoren van de Nieuwe Kerk heen kunt kijken, moet het schilderij op zijn laatst in 1659 zijn vervaardigd. In april 1660 is namelijk een carillon in de toren geïnstalleerd. (EE)
‘Celestial Sleuth’ Sheds New Light on Vermeer’s Masterpiece, ‘View of Delft’

1 juli 2020
Onderzoek laat zien dat de 40 kilogram zware spiegels van de zwaartekrachtgolfdetector LIGO gevoelig zijn voor kwantumfluctuaties – fluctuaties van energie in de lege ruimte waarbij ‘spontaan’ deeltjes uit het niets verschijnen en verdwijnen. Door de bril van de kwantummechanica bekeken is het heelal een drukke, knisperende ruimte waarin voortdurend deeltjes opduiken en weer verdwijnen. Hierdoor ontstaat een ‘kwantumruis’ waarvan de gevolgen voor alledaagse objecten doorgaans onmeetbaar subtiel zijn. Maar nu is een team onder van onderzoekers van het MIT LIGO-laboratorium er voor het eerst in geslaagd om de effecten van kwantumfluctuaties te meten op objecten van menselijke proporties. In hun vandaag in Nature verschenen onderzoeksverslag rapporteren ze dat de kwantumruis minuscule bewegingen veroorzaakt bij de spiegels van de LIGO-detector. De opduikende deeltjes veroorzaken verplaatsingen van de spiegels die ongeveer tien zeptometer klein zijn. Een zeptometer is gelijk aan 10 tot de macht -21 meter oftewel een miljardste van een miljardste van een millimeter. Daarbij vergeleken is een waterstofatoom met zijn tienmiljardste van een meter reusachtig groot. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van een speciaal instrument dat een ‘kwantumknijper’ wordt genoemd. Dit instrument wordt gebruikt om de kwantumruis, die van nadelige invloed is op de gevoeligheid van LIGO bij de detectie van zwaartekrachtgolven, te onderdrukken. LIGO bestaat uit twee L-vormige interferometers die in vier kilometer lange tunnels staan opgesteld. De spiegels hangen aan het uiteinde van deze tunnels, en hun posities worden nauwkeurig gemeten met behulp van laserbundels. Wanneer er een zwaartekrachtgolf passeert, verstoort deze posities van de spiegels een beetje, en daarmee ook de aankomsttijden van de lasers. (EE)
Quantum Fluctuations Can Jiggle Objects on the Human Scale

1 juli 2020
Op zondag 5 juli organiseert de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde een Landelijke Zonnekijkdag. Vanwege de coronamaatregelen verloopt deze editie anders dan gebruikelijk. Dit jaar is er een online programma met inspirerende webstreams en (met onbewolkt weer) unieke livebeelden van de zon. Daarnaast zijn enkele locaties geopend voor publiek. Meer informatie staat op www.zonnekijkdag.nl. Amateurastronomen en sterrenwachten hebben speciale telescopen om veilig naar de zon kijken. Ze maken bijvoorbeeld donkere zonnevlekken zichtbaar dankzij een filter dat het felle zonlicht tempert. Hoe meer zonnevlekken, hoe ‘actiever’ de zon. Met een filter dat alleen rood licht overlaat, komt een kolkende en wervelende zon in beeld met lussen van gas die groter kunnen zijn dan de aarde. Het publiek kan dankzij deze telescopen meer te weten komen over de zon. Dat kan bij enkele bezoeklocaties én tijdens de verschillende livestreams. Verspreid door Nederland zullen verschillende sterrenwachten en sterrenkunde-amateurs een livestream wijden aan de zon. Zo wordt de radiotelescoop in Dwingeloo voor een live demonstratie op de zon gericht. Deze live-stream gaat altijd door, omdat de radiotelescoop door eventuele wolken heen kan kijken. Vanuit Leiden volg je een livestream met verhalen en experimenten en ’s avonds vlieg je tijdens een online planetariumshow vanuit Groningen mee op een virtuele reis door het heelal, met de zon als middelpunt. Daarnaast zijn er ook livestreams vanuit Vleuten, Heerlen, Tilburg en Oudenbosch. 
Volledig persbericht

10 juni 2020
Een team van Amerikaanse en Britse wetenschappers heeft een nieuwe verklaring bedacht voor twee vreemde verschijnselen op Antarctica. Met de Antarctic Impulsive Transient Antenna (ANITA), een radiotelescoop die aan een heliumballon hangt, werden in 2016 en 2018 radiosignalen opgepikt die afkomstig leken van zeer energierijke neutrino’s die uit de aarde omhoog kwamen en de ruimte in gingen. Doorgaans gaan neutrino’s precies de andere kant op. Neutrino’s zijn uiterst kleine en lichte deeltjes die op allerlei manieren kunnen ontstaan, onder meer bij supernova-explosies en gammaflitsen in de ruimte. Ze zijn alom aanwezig, maar laten zich maar heel moeilijk rechtstreeks detecteren, omdat ze vrijwel ongehinderd door alles en iedereen heen gaan. Wetenschappers breken zich al jaren het hoofd over de twee neutrino’s die de ‘verkeerde kant’ op gingen. Er zijn tientallen wetenschappelijke publicaties over verschenen, met de meest uiteenlopende verklaringen. Het zouden exemplaren zijn geweest van het hypothetische ‘steriele neutrino’ waar al lang naar gezocht wordt, of donkere-materiedeeltjes of zelfs compleet ‘nieuwe’ deeltjes. Natuurkundige Ian Shoemaker van de polytechnische universiteit Virginia Tech en collega’s zoeken de verklaring nu dichter bij huis. Volgens hen zouden de registraties simpelweg zijn veroorzaakt door weerkaatsingen van uiterst energierijke kosmische (deeltjes)straling die uit de ruimte kwam. De deeltjes zouden de bovenste ijslaag van Antarctica ongeschonden hebben gepasseerd en op grote diepte op een dichte sneeuwlaag zijn gestuit die firn wordt genoemd. Wanneer kosmische straling of neutrino’s met hoge snelheid door ijs gaan verstrooien ze aan de daarin aanwezige protonen en elektronen. Daarbij ontstaan de radiosignalen zoals ANITA die registreert. Het idee is nu dat een deel van de radiopuls die bij het binnenkomen van een kosmisch stralingsdeeltje ontstaat diep het ijs in gaat, voordat het wordt weerkaatst. In dat geval kan weerkaatsing zonder fase-omkering optreden. En daardoor lijkt het signaal afkomstig te zijn van een neutrino dat de andere kant op beweegt. (EE)
Ice, ice, maybe: Neutrino anomalies in Antarctica explained

29 april 2020
Het Waddenfonds draagt 1,5 miljoen euro bij aan het project ‘De donkerte van het Waddengebied’. Dit project van de Natuur- en Milieufederatie Noord-Holland, in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de Natuur- en Milieufederaties van Friesland en Groningen, wil met de beleving van de duisternis duurzaam toerisme in het hele Waddengebied stimuleren. De totale kosten van dit project bedragen ruim 3 miljoen euro. Het Kapteyn Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen werkt mee aan de sterrenkundige onderdelen van het project. Zo wordt op een van de donkerste plekken op het vasteland van Nederland, het Dark Sky Park Lauwersmeer, een sterrenwacht gebouwd. De sterrenwacht heeft binnenkort een robotische telescoop, en zal onder meer worden ingezet voor sterrenkijkavonden en rondleidingen om het publiek de donkere en heldere hemel te laten ervaren. Daartoe wordt de sterrenwacht uitgerust met een waarneemterras om mobiele telescopen op te stellen. Nationaal Park Lauwersmeer is in oktober 2016 door de International Dark-Sky Association officieel uitgeroepen tot Dark Sky Park. Hoe donker het er precies is, zal blijken uit metingen waaraan bezoekers bijdragen, bijvoorbeeld met stertellingen en duisternismeters. Dit wordt gekoppeld aan biologisch onderzoek naar de invloed van donkerte op het leven van dieren en planten. Onder de noemer ‘Nacht van het Wad’ vinden er allerlei nachtactiviteiten plaats: sterrenkijkavonden, nachtwandelingen en -waddenexcursies, diners bij kaarslicht, nachtmuziek, lezingen en workshops. Nacht van het Wad vindt vier keer per jaar plaats rond astronomisch herkenbare nachten. Al deze activiteiten zullen nieuwe nachtelijke bezoekers naar het Waddengebied trekken. Op die manier willen de initiatiefnemers met het project ‘De donkerte van het Waddengebied’ de bewustwording over de noodzaak van het behoud van het nachtelijk duister vergroten. Verder is het de bedoeling recreatieondernemers te stimuleren hun eigen verlichting duurzamer te maken, en donkerte uit te dragen als kernkwaliteit van het Waddengebied.
Volledig persbericht

21 april 2020
Dinsdagochtend 21 april, even voor 10.00 uur, is in of bij de stad Groningen mogelijk een meteoriet ingeslagen. Een camera die aan het Gasunie-gebouw is bevestigd, om de nestkast van een slechtvalkpaar in de gaten te houden, heeft althans een donker spoor geregistreerd dat zomaar door een meteoriet kan zijn veroorzaakt.  'We werden er op geattendeerd door een sterrenkundige die contact met ons opnam', laat een woordvoerder van de Gasunie aan de Groningse omroep OOG weten. Op de beelden is te zien hoe een donker object naar beneden komt. Het object lijkt vervolgens in te slaan in de stad, in de wijk De Hunze of in Beijum, maar dat is niet precies te herleiden uit de beelden. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of er ook echt een meteoriet op de grond is terechtgekomen. De kans daarop is heel klein, maar intrigerend is het verschijnsel wel. Eventuele ooggetuigen kunnen zich melden bij sterrenkundige Theo Jurriëns.  [Update 22 april: nadere bestudering van de webcam-opnamen heeft een simpele verklaring voor het verschijnsel opgeleverd. Het was hoogstwaarschijnlijk een slechtvalk die komt aanvliegen. Het donkere spoor zou een gevolg zijn van de datacompressie die in webcams wordt toegepast: een 'naijlend beeld' van de vogel. Dit verklaart dan ook meteen waarom niemand melding heeft gemaakt van een lichtflits of lawaai.]
Oorspronkelijk bericht bij omroep OOG

13 april 2020
Een internationaal team van sterrenkundigen heeft in een laboratorium van de Universiteit Leiden laten zien dat methaan kan ontstaan op ijzige stofdeeltjes in de ruimte. Het vermoeden dat dit kon, bestond al langer, maar doordat de omstandigheden in de ruimte lastig zijn na te bootsen, was het nog nooit gelukt om dit te bewijzen. De onderzoekers publiceren hun bevindingen vandaag in het tijdschrift Nature Astronomy. Methaan, bij ons bekend als de hoofdcomponent van aardgas, is een van de eenvoudigste koolwaterstoffen. Het bestaat uit een koolstofatoom met vier waterstofatomen: CH4. Op aarde kennen we methaan vooral als een brandbaar gas dat ontstaat uit vergane resten van organisch materiaal. Ook in de ruimte is methaan voorhanden. Neptunus en Uranus bevatten bijvoorbeeld naast waterstof en helium vooral methaangas. Op Saturnusmaan Titan, de enige maan in ons zonnestelsel met een dichte atmosfeer, regent het niet water maar vloeibaar methaan. Buiten ons zonnestelsel, in de interstellaire ruimte, is methaanijs een van de tien meest voorkomende ijsvormen. De heersende mening over hoe methaanijs in de ruimte ontstaat, is dat er eerst CH gevormd wordt, dan CH2, vervolgens CH3 en uiteindelijk CH4. In de gasfase is deze reactie langzaam. Maar op een ijzig stofdeeltje verloopt de reactie sneller. Dat komt onder andere doordat ijzige stofdeeltjes een ‘hangplek’ vormen voor atomen en moleculen. Daardoor wordt het waarschijnlijker dat deze elkaar vinden. Bovendien vangen de stofdeeltjes de energie op die vrijkomt bij de reactie. Ze voorkomen daarmee dat het net gevormde methaan weer uit elkaar valt. In de gasfase is deze reactie niet efficiënt, omdat de ruimte nogal leeg is. Maar op stofdeeltjes kunnen laagjes ijs groeien, waardoor atomen en moleculen elkaar gemakkelijker vinden. Bovendien kunnen stofdeeltjes de energie absorberen die vrijkomt bij de reacties. Daardoor gaan de reacties sneller. Het is onderzoekers van het laboratorium voor astrofysica van de Sterrewacht Leiden (Universiteit Leiden) nu voor het eerst gelukt om onder ruimtecondities methaan te maken. Ze lieten daarvoor bij min 263 graden Celsius en in ultra-hoog vacuüm waterstofatomen en koolstofatomen botsen op een ijskoud oppervlak. Het blijkt dat methaanijs beter wordt gevormd in een waterrijke omgeving. Dit is in overeenstemming met astronomische waarnemingen die laten zien dat methaan- en waterijs gelijktijdig voorkomen in de ruimte. 
Volledig persbericht

6 april 2020
De afgelopen weken hebben tal van grote professionele sterrenwachten hun activiteiten moeten staken vanwege de mondiale uitbraak van het coronavirus. Zelfs de grootste astronomische faciliteit op aarde, de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), heeft eraan moeten geloven. Slechts een klein team is achtergebleven om de vitale telescoopsystemen operationele systemen in bedrijf te houden en ervoor te zorgen dat ALMA weer snel kan worden opgestart zodra de omstandigheden dat toelaten. Ook bij de eveneens in Chili gestationeerde Europese Zuidelijke sterrenwacht (ESO) en tal van andere sterrenwachten in Zuid- en Noord-Amerika zijn de activiteiten gestaakt. Dat betekent dat er geen waarnemingen meer worden gedaan met de Very Large Telescope en dat de reeds geplande waarneemprogramma’s – indien mogelijk – tot nader order zijn uitgesteld. Voor projecten die afhankelijk zijn van bepaalde tijdvensters zijn de gevolgen ernstiger: die missen de boot. Zelfs activiteiten in de ruimte ontspringen de dans niet helemaal. Onlangs maakte het Europese ruimteagentschap ESA al bekend dat de gezamenlijk Europees-Russische missie naar Mars mede vanwege de coronacrisis wordt uitgesteld. En bij NASA is het meeste personeel naar huis gestuurd, om de diverse missies die gaande zijn van daaruit te blijven ondersteunen. Andere zaken, zoals de vaststelling van het waarneemprogramma van de bijna 30 jaar oude Hubble-ruimtetelescoop voor het komende jaar, worden via videoconferenties afgehandeld. (EE)
Total Shutdown of ALMA

31 maart 2020
Op vrijdag 3 april om 20.30 uur verzorgt Govert Schilling een boeiende huiskamerlezing over de speurtocht naar buitenaards leven. De lezing is geschikt voor iedereen vanaf pakweg 14 jaar, en is zeker ook interessant voor scholieren. Tijdens en na afloop van de lezing kan er ook met Govert worden gechat, bijvoorbeeld om vragen te stellen. Goverts lezing maakt deel uit van het ThuisTheater-programma van het Rietveldtheater in Delft. Met de opbrengst uit de kaartverkoop wordt niet alleen ondersteuning geboden aan het theater zelf, maar ook aan Nederlandse artiesten, podiumkunstenaars en andere zzp'ers die hun inkomsten plotseling zien wegvallen als gevolg van de coronacrisis. In 1995 werd voor het eerst een planeet ontdekt in een baan rond een andere ster dan de zon. Inmiddels zijn er enkele duizenden exoplaneten bekend; ons Melkwegstelsel telt er naar schatting minstens honderd miljard. Vele daarvan zullen als twee druppels water op de aarde lijken. Maar leeft er ook iets? Hoe komen we daar achter? En als er intelligente beschavingen voorkomen in het heelal, kunnen we daar dan ooit mee communiceren? Wetenschapsjournalist Govert Schilling vertelt over de zoektocht naar leven buiten de aarde, vanaf de eerste ideeën over Marsbewoners tot de veelbelovende waarnemingsprojecten van de toekomst. Kaartjes voor de lezing (€5 per persoon of €10 per huiskamer) kunnen besteld worden via onderstaande link. Deelnemers krijgen vervolgens een inlogcode voor het YouTube Live-kanaal van het Rietveldtheater. Alles wat je op vrijdagavond dan nog nodig hebt, is een computer met een werkende internetverbinding.
Kaartverkoop lezing 'Op zoek naar buitenaards leven'

23 maart 2020
Als er drie of meer objecten om elkaar heen bewegen, is de geschiedenis al niet meer terug te draaien. Dat stelt een internationaal team van onderzoekers geleid door de Nederlandse sterrenkundige Tjarda Boekholt in het vakblad Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. De meeste basiswetten in de natuurkunde hebben geen probleem met de richting waarin ze verlopen. Ze zijn, zoals wetenschappers dat noemen, tijdsymmetrisch. Uit de praktijk weet echter iedereen dat de tijd niet zomaar is terug te draaien. Een kopje dat in honderd stukjes valt, vliegt echt niet spontaan weer heel je hand in. Tot nu toe verklaarden wetenschappers het ontbreken van tijdsymmetrie door de statistische interactie tussen grote aantallen deeltjes. Drie sterrenkundigen laten nu zien dat niet heel veel, maar slechts drie deeltjes al genoeg zijn om de tijdsymmetrie te doorbreken. Tjarda Boekholt (Universiteit van Coimbra, Portugal), Simon Portegies Zwart (Universiteit Leiden) en Mauri Valtonen (Universiteit van Turku, Finland) rekenden de banen uit van drie zwarte gaten die elkaar beïnvloeden. Dat gaat in twee simulaties. In de eerste simulatie beginnen de zwarte gaten vanuit rust. Vervolgens bewegen ze naar elkaar toe en langs elkaar heen in de vorm van chaotische banen. Daarna verlaat één zwart gat het gezelschap. De tweede simulatie begint met de eindsituatie van twee zwarte gaten en het ontsnapte derde zwarte gat en probeert de tijd terug te draaien naar de beginsituatie. Het blijkt dat in 5% van de berekeningen de tijd niet is terug te draaien. Ook niet als de computer meer dan honderd decimalen gebruikt. Die laatste 5% zijn dus geen kwestie van betere computers of slimmere rekenmethodes, zoals tot nu toe werd gedacht. De onderzoekers verklaren de onomkeerbaarheid met behulp van het begrip Plancklengte. Dat is een in de natuurkunde bekend principe dat geldt voor verschijnselen op atoomniveau en kleiner. Hoofdonderzoeker Boekholt: ‘De beweging van de drie zwarte gaten kan zo gigantisch chaotisch zijn, dat zoiets kleins als de Plancklengte een rol gaat spelen. De tijdsymmetrie wordt doorbroken doordat verstoringen ter grootte van de Plancklengte exponentieel doorwerken.’ Medeauteur Portegies Zwart voegt toe: ‘Het niet kunnen terugdraaien van de tijd is dus niet alleen meer een statistisch argument. Het zit al verborgen in de basiswetten van de natuur.’
Volledig persbericht

5 maart 2020
Astronomen maken zich al een tijdje zorgen over de grote satellietconstellaties die ruimtevaartbedrijven zoals SpaceX in lage aardbanen brengen. Nieuw onderzoek laat zien dat de talrijke satellieten sommige waarnemingen flink kunnen hinderen, al heeft de ene sterrenwacht er minder last van dan de andere. Bij het onderzoek is uitgegaan van een scenario waarbij de komende jaren 26.000 nieuwe satellieten worden gelanceerd. Aan de hand van computersimulaties hebben twee astronomen van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) uitgezocht welke gevolgen dit heeft voor de ESO-telescopen in het noorden van Chili. Op het eerste gezicht valt de schade mee. De effecten zijn het grootst bij lange belichtingstijden (van ongeveer 1000 seconden): tijdens ochtend- en avondschemering zou tot drie procent van de opnamen onbruikbaar zijn. Bij kortere belichtingstijden geldt dit voor minder dan 0,5 procent van deze waarnemingen. Later in de avond neemt de hinder nog verder af, omdat de betreffende satellieten zich dan in de aardschaduw bevinden en dus niet door de zon worden aangelicht. Afhankelijk van het soort waarnemingen kan de overlast van de satellieten verder worden teruggedrongen door de observatieschema’s aan te passen. Zo kunnen waarnemingen in het gebied waar satellieten doorheen trekken worden vermeden, het luik van de telescoop worden gesloten op het moment dat een satelliet het beeldveld doorkruist of alleen waarnemingen worden gedaan in het hemelgebied dat in de aardschaduw ligt. De gevolgen zullen veel groter zijn voor grote surveytelescopen, zoals de nog in aanbouw zijnde LSST van de Vera C. Rubin-sterrenwacht. Dertig tot vijftig procent van de waarnemingen met deze telescoop, waarmee heel snel grote stukken hemel worden ‘verkend’, zou ernstig gehinderd worden. Bovendien hebben de verzachtende maatregelen die voor de ESO-telescopen zijn bedacht geen effect. De grote satellietconstellaties zullen ook gevolgen hebben voor radio-, millimeter- en submillimeter-sterrenwachten, waaronder de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA). Wat die gevolgen precies zijn, zal uit vervolgonderzoek moeten blijken. De lange ketens van satellieten die kort na een massa-lancering langs de hemel trekken, vormen overigens geen groot probleem. Hoewel deze ketens spectaculair en helder zijn, bestaan ze maar kort en zijn ze alleen kort na zonsondergang of kort voor zonsopkomst te zien, en dan ook nog eens vanuit een zeer beperkt gebied op aarde. (EE)
Nieuw ESO-onderzoek taxeert de gevolgen van satellietconstellaties voor astronomische waarnemingen

21 februari 2020
Op vrijdag 28 februari, zaterdag 29 februari en zondag 1 maart vinden de 44ste Landelijke Sterrenkijkdagen plaats. Iedereen kan dan op tientallen locaties in Nederland door een telescoop de sterrenhemel bewonderen. De sterrenkijkdagen zijn het langstlopende sterrenkundige publieksevenement van ons land. De dagen worden georganiseerd onder de vlag van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (KNVWS). De sterrenkijkdagen zijn al 44 jaar hét moment voor iedereen met belangstelling voor de sterrenhemel. Iedereen kan kennismaken met het sterrenkijken of een sterrenwacht bezoeken. Op veel locaties is een aanvullend programma voor als het weer tegenzit. Zo zijn er fascinerende verhalen over actuele sterrenkundige onderwerpen, planetariumvoorstellingen, demonstraties van telescopen en experts die informatie geven over weer- en sterrenkunde als hobby. Op de meeste locaties is de toegang gratis. Kijk voor alle details op: www.sterrenkijkdagen.nl. Bij helder weer is er van alles te zien tijdens de sterrenkijkdagen. De maan staat bijvoorbeeld als een sikkel aan de avondhemel. De maankraters en de uitgestrekte, bijna gladde maanzeeën zijn goed zichtbaar dankzij de schaduwwerking. Het wintersterrenbeeld Orion met zijn karakteristieke zandlopervorm is mooi te zien aan de zuidelijke hemel. In de onderste helft van het sterrenbeeld bevindt zich de Orionnevel. Het is een ‘kosmische kraamkamer’ waar nieuwe sterren en planeten worden gevormd. Deze nevel leert ons ook meer over hoe ons eigen zonnestelsel is ontstaan. De planeet Venus is al vroeg op de avond zichtbaar, laag in het westen. Bekijk deze heldere ‘ster’ door een telescoop en ontdek dat de planeet niet helemaal rond lijkt, omdat het zonlicht van opzij komt. 
Volledig persbericht

19 december 2019
Als eerbetoon aan een prestatie die ooit als onmogelijk werd beschouwd, heeft het wetenschappelijke tijdschrift Science de opname van de Event Horizon Telescope van een superzwaar zwart gat uitgeroepen tot de doorbraak van het jaar 2019. ‘Dit was een geweldig jaar voor de wetenschap, maar wat is er wonderlijker dan een zwart gat te zien? Het klinkt als magie, maar in werkelijkheid was het een verbazingwekkende staaltje teamwerk en technologie’, aldus Tim Appenzeller, nieuwsredacteur van Science. Zwarte gaten hebben een zwaartekracht die zo sterk is dat ze alles in hun omgeving invangen en opslokken, inclusief licht. Omdat ze geen licht weerkaatsen steken ze ook niet af tegen de inktzwarte duisternis van de ruimt. Door de omringende wolk van heet, helder gloeiend gas in beeld te brengen, is het meer dan 200 wetenschappers tellende EHT-team er echter in geslaagd om het silhouet vast te leggen van het superzware zwarte gat in het centrum van Messier 87 (M87), een sterrenstelsel op bijna 55 miljoen lichtjaar van de aarde. Ondanks zijn grote massa – maar liefst 6,5 miljard zonsmassa’s - is het zwarte gat van M87 niet veel groter dan ons zonnestelsel. De historische afbeelding van het verre object haalde niet alleen de voorpagina’s van veel kranten, maar ontwikkelde zich ook tot een ‘internetmeme’. Ze was al snel de meest gedownloade opname in de geschiedenis van de website van de National Science Foundation. (EE)
Science’s 2019 breakthrough of the year: The first image of a black hole

17 december 2019
Maurice Toet heeft met een opname van de Coconnevel (IC 5146) in het sterrenbeeld Zwaan de Astrofotografiewedstrijd gewonnen van de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA) en de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (KNVWS), in samenwerking met de populairwetenschappelijke tijdschriften New Scientist en Zenit. De winnaar werd vanavond bekendgemaakt op het Gala van de Sterrenkunde in Leiden. Deze avond was georganiseerd vanwege het 20-jarig jubileum van NOVA en het 100-jarig jubileum van de Internationale Astronomische Unie (IAU). ‘De foto van Maurice Toet maakt op indrukwekkende wijze de details rond de Coconnevel zichtbaar, van de donkere stofwolken en de vele sterren tot de grote hoeveelheid waterstofgas in dit gebied. Die waterstofwolken maken de foto uniek, aangezien ze vrijwel nooit te zien zijn in opnames van deze regio. Hiermee illustreert de opname dat Toet het hele proces van het maken van de opnamen tot aan de eindbewerking heeft weten te perfectioneren om dit resultaat te bereiken’, zo meldt het juryrapport. De foto is het resultaat van meer dan tweehonderd opnames met een totale belichtingstijd van ruim 21 uur. Toet maakte gebruik van een Takahashi ε-180ED-telescoop, een waterstoffilter en een Nikon D810a-camera die speciaal aangepast is voor astrofotografie. Het maken van de individuele opnames vond plaats in augustus 2019 in Frankrijk en nam vier dagen in beslag. Astrofotografen konden inzenden voor vijf categorieën. De jury koos uit de inzendingen per categorie één winnaar. De inzending van Toet werd als winnende foto geselecteerd. De overige winnaars zijn: Wim Maats (zon), Ivan Huys (zonnestelsel), Jan Heuser (sterrenstelsels) en Jan Koeman (skyscapes). 
Volledig persbericht

10 december 2019
Wetenschappers hebben mogelijk ontdekt hoe stofdeeltjes kunnen samenklonteren tot planeten. Bij het onderzoek hebben ze gekeken hoe zulke deeltjes zich onder microzwaartekracht – de normale toestand in de interstellaire ruimte – gedragen (Nature Physics, 9 december). Binnenshuis voegen stofdeeltjes zich gemakkelijk samen tot huisstof. Dat komt door een verschijnsel dat adhesie wordt genoemd. Ook in de ruimte zorgt adhesie ervoor dat stofdeeltjes aan elkaar blijven plakken. Grote deeltjes voegen zich juist samen onder invloed van de zwaartekracht – een proces dat cruciaal is voor de vorming van planetoïden en planeten. Hoe je van het een naar het ander komt, was tot nu toe onduidelijk. Normaal gesproken zouden deeltjes met afmetingen van millimeters tot centimeters bij botsingen van elkaar af moeten ketsen. De wetenschappers hebben nu vastgesteld dat deeltjes onder microzwaartekracht spontaan sterke elektrische ladingen ontwikkelen en aan elkaar blijven plakken. Hoewel gelijke ladingen elkaar afstoten, vormen zich daarbij ook samenklonteringen van gelijke lading. Dat komt doordat de ladingen zo sterk zijn dat deeltjes elkaar polariseren en elkaar als een soort magneetjes aantrekken. Een vergelijkbaar proces speelt zich op aarde af bij bepaalde chemische productiemethoden. Volgens de onderzoekers zou dit elektrische polarisatieproces wel eens de reden kunnen zijn waarom het planeetvormingsproces niet vroegtijdig stilvalt. (EE)
How planets may form after dust sticks together

26 november 2019
Onderzoekers van de Radboud Universiteit zijn er voor het eerst in geslaagd om – in het laboratorium – de lichtabsorptie te meten van het ‘geprotoneerde’ C60-molecuul. Dat voetbalvormige koolstofmolecuul is waarschijnlijk een van de meest gangbare vormen van koolstof in de ruimte (Nature Astronomy, 25 november). ‘Bijna alles wat aan het iconische C60-molecuul – ook wel moleculaire voetbal, ‘buckminsterfullerene’ of ‘buckyball’ - gemeten kan worden, was al gemeten,’ zegt Jos Oomens, hoogleraar Molecular structure and dynamics. Maar samen met collega’s is hij erin geslaagd om iets nieuws te meten: de lichtabsorptie van het molecuul in zijn geprotoneerde vorm, C60H+. ‘Hiermee hebben we kunnen aantonen dat het waarschijnlijk veel voorkomt in interstellaire wolken, maar geeft tegelijkertijd ook een schoolvoorbeeld van de rol van symmetrie in de molecuulfysica’, aldus Oomens. Het is voor astronomen belangrijk om te weten wat de chemische samenstelling is van interstellaire wolken, omdat hieruit nieuwe sterren en planeten gevormd worden, waaronder ook ons eigen zonnestelsel. Met meer kennis over welke moleculen er in deze stofwolken voorkomen krijgen we uiteindelijk meer inzicht in hoe onze aarde is gevormd. Toen astronoom Harry Kroto het in 1985 ontdekte, voorspelde hij dat deze nieuwe vorm van koolstof door zijn stabiliteit in het heelal veel zou kunnen voorkomen. C60 bestaat uit 60 koolstofatomen in de vorm van een voetbal, en heeft de hoogst mogelijke symmetrie in de molecuulfysica. In de afgelopen 10 jaar is C60 inderdaad waargenomen in een groot aantal interstellaire wolken. Kroto voorspelde echter ook dat niet C60 maar eerder de geprotoneerde versie van dit molecuul het meest moet voorkomen in de ruimte. De onderzoekers hebben nu voor het eerst laten zien dat dit inderdaad zo zou kunnen zijn. ‘Toen we de infrarode spectra die uitgezonden worden door interstellaire wolken over ons lichtspectrum van geprotoneerd C60 legden, kwamen die heel nauwkeurig overeen’, aldus Oomens. Bij geprotoneerd C60 zit er een proton gebonden aan de buitenkant van de voetbal, waardoor het molecuul zijn perfecte symmetrie verliest. 
Volledig persbericht

20 november 2019
Sterrenkundigen van de Radboud Universiteit zetten zich samen met de Nederlandse Onderzoeksschool voor Astronomie (NOVA) in om Namibische schoolkinderen, studenten en docenten te interesseren voor de astronomie, door met een mobiel planetarium de komende vijf jaar alle Namibische scholen te bezoeken. Om dit project te realiseren, is Radboud-sterrenkundige Marc Klein Wolt een crowdfundcampagne gestart met hulp van het Radboud Fonds. Als het aan de sterrenkundigen van de Radboud Universiteit ligt, draait Namibië over een aantal jaar mee in de wereldtop van sterrenkundig onderzoek. De Africa Millimeter Telescoop (AMT) die ze op de Gamsberg willen bouwen, wordt onderdeel van het telescopennetwerk Event Horizon Telescope (EHT) dat in april 2019 de historische eerste foto van een zwart gat publiceerde. Om deze telescoop in de toekomst te onderhouden, bedienen en benutten zijn er goedopgeleide ingenieurs en wetenschappers in Namibië nodig. De Radboud Universiteit wil samen met NOVA, de Universiteit van Namibië en de Rössing Foundation een toekomstige generatie Namibische ingenieurs en wetenschappers inspireren hier onderdeel van te worden, door een mobiel planetarium naar Namibië te brengen. Het mobiele planetarium is een opblaasbare koepel waarin aan de binnenkant interactieve films worden geprojecteerd van de sterrenhemel. Het doel is om in vijf jaar alle scholen van Namibië te bezoeken. Het planetarium blijft een week op iedere school. Docenten krijgen ook een training, zodat zij de rest van het jaar hun klassen kunnen blijven inspireren en zodat de impact van het programma wordt vergroot. Donateurs kunnen een financiële bijdrage doen via de website van het Radboud Fonds. Afhankelijk van de hoogte van de bijdrage, worden donateurs uitgenodigd voor lezingen door Radboud-sterrenkundigen, kunnen ze een bezoek brengen aan het planetarium voor het naar Namibië afreist, of komt hun naam op het planetarium voor Namibië. 
Volledig persbericht

14 november 2019
Wetenschappers denken een antwoord te hebben gevonden op de vraag waar de zogeheten buckyballen – complexe koolstofmoleculen met een balvormige structuur – in de interstellaire ruimte vandaan komen. Buckyballen heten officieel buckminsterfullereen en bestaan uit 60 of 70 koolstofatomen. Hun vorm doet denken aan de koepelstructuren van de architect Richard Buckminster Fuller. Lang werd aangenomen dat buckyballen alleen onder laboratoriumomstandigheden kan worden geproduceerd, maar enkele jaren geleden ontdekten astronomen deze vreemde moleculen ook in de omgeving van zogeheten planetaire nevels in de ruimte – het ‘puin’ van stervende sterren. Dat is opmerkelijk, omdat buckyballen uit zuivere koolstof bestaan, terwijl het stellaire puin juist rijk is aan waterstof. En dat zou funest moeten zijn voor de vorming van fullerenen. Om deze kwestie nader te onderzoeken, hebben de wetenschappers gebruik gemaakt van een laboratoriuminstrument van de Universiteit van Arizona, waarin vrijwel luchtledige omstandigheden heersen die sterke overeenkomsten vertonen met die in een planetaire nevel. Ze plaatsten siliciumcarbide in dat instrument – een veel voorkomende verbinding in de omgeving van stervende sterren – verhitten dit en bestookten het met intense deeltjesstraling. Bij dat proces kwam het silicium vrij en bleven laagjes grafiet – ringen van zes koolstofatomen – achter. En op plekken waar de grafietmoleculen ongelijkmatig verdeeld waren ontstonden bolvormige structuren die qua afmetingen overeenkomen met buckyballen. Het onderzoek wijst er dus op dat buckyballen ontstaan uit het siliciumcarbide dat door stervende sterren wordt aangemaakt. Dit materiaal staat van nature bloot aan hoge temperaturen, schokgolven en energierijke deeltjes. Overigens hebben Leidse onderzoekers vijf jaar geleden laten zien dat buckyballen ook kunnen ontstaan door een vergelijkbaar proces: de afbraak van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de omgeving van stervende sterren. (EE)
Mysteries Behind Interstellar Buckyballs Finally Answered

5 november 2019
Aanstaande maandag (11 november 2019) beweegt de planeet Mercurius voor de zon langs. Het stipje van de planeet schuift even over half twee voor de zon. Rond 16.20 uur is de overgang halverwege, dan staat de zon al erg laag. Met zonsondergang om 16.53 uur verdwijnen de zon en Mercurius samen achter de westelijke horizon. Zonder speciale telescoop is het verschijnsel niet te bekijken. Daarom stellen sterrenwachten, verenigingen en universiteitsobservatoria speciale kijkers op om de Mercuriusovergang veilig waar te nemen. Een overzicht van de plekken waar het verschijnsel is te zien staat op https://www.sterrenkunde.nl/knvws/mercuriusovergang. Mercurius draait in 88 dagen een rondje om de zon. Hierdoor beweegt de planeet vanaf de aarde gezien elke 116 dagen tussen de aarde en zon door. Mercurius kruist daarbij niet altijd de denkbeeldige lijn die aarde en zon verbindt. Vanaf de aarde gezien lijkt Mercurius soms onder of juist boven de zon langs te bewegen. Dit komt doordat de planeetbanen onderling iets gekanteld zijn. Als zon, Mercurius en aarde wel op één lijn staan, is een zeldzame planeetovergang zichtbaar. De vorige Mercuriusovergang was op 9 mei 2016. Op de volgende moeten we nog 13 jaar wachten, tot 13 november 2032 (zie ook Transit of Mercury). Op 11 november om 13.36 uur raakt Mercurius voor het eerst de rand van de zon en dan begint de planeetovergang. Na krap 2 minuten is het hele schijfje van Mercurius zichtbaar voor de zonneschijf. De zon staat dan op zo’n 18 graden boven de ZZW-horizon. Je moet met een telescoop dus vrij zicht hebben op het westen om de Mercuriusovergang te kunnen volgen. Rond 16.20 uur is de overgang halverwege. Dan staat de zon vier graden boven de horizon. Om 16.:53 uur verdwijnen de zon en Mercurius samen achter de westelijke horizon. De overgang eindigt om 19.04 uur wanneer het stipje van Mercurius van de zon af beweegt. Die fase van de Mercuriusovergang is dus niet zichtbaar vanuit Nederland.
Volledig persbericht

16 oktober 2019
De Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA) organiseert samen met het populairwetenschappelijke tijdschrift New Scientist het Gala van de Sterrenkunde. Op deze feestelijke avond in de Stadsgehoorzaal in Leiden worden 20 jaar NOVA en 100 jaar Internationale Astronomische Unie (IAU) gevierd. NOVA ontwikkelt in samenwerking met New Scientist een wervelend programma waarin de fine fleur van de sterrenkunde en het ruimteonderzoek haar opwachting maakt. Presentaties van baanbrekend onderzoek worden afgewisseld met interviews, video’s, discussies, een quiz en een aantal muzikale intermezzo’s. Er wordt teruggekeken op 100 jaar sterrenkundig onderzoek en 20 jaar NOVA, maar de blik wordt nadrukkelijk ook gericht op de toekomst. Onder anderen Amina Helmi, Heino Falcke, Ed van den Heuvel, Tim de Zeeuw, Samaya Nissanke, Vincent Icke en André Kuipers zullen hun opwachting maken. De presentatie van de avond is in handen van NOVA-directeur Ewine van Dishoeck en Jim Jansen (hoofdredacteur New Scientist). Kaarten (€ 7,50 voor de vroegboekers, daarna € 10) zijn te verkrijgen via www.galavandesterrenkunde.nl. Daar staat ook het volledige programma en de routebeschrijving. Op 17 december is er ook de mogelijkheid om van tevoren de IAU100-tentoonstelling ‘Van Aarde tot Oerknal’ in de Oude Sterrewacht te bezoeken (van 14.00-18.00 uur) en/of de tentoonstelling ‘Kosmos: Kunst en Kennis’ in Museum Boerhaave (van 10.00-18.00 uur). Beide tentoonstellingen zijn op 17 december gratis toegankelijk op vertoon van het toegangsbewijs voor het Gala van de Sterrenkunde. In de Stadsgehoorzaal is voorafgaand aan het Gala vanaf 17.30 uur - en in de pauze - ook een aantal tentoonstellingen te bezoeken. Naast opstellingen met instrumentatie en telescopen van de toekomst, is er een kleine astrofotografie-tentoonstelling, wordt aandacht besteed aan inclusiviteit met de expositie ‘Inspiring Stars’, die is gericht op visueel gehandicapten, is er een overzicht van 100 jaar sterrenkunde in beeld en tekst, en is een bezoek mogelijk aan het Mobiel Planetarium. 
Oorspronkelijk persbericht

8 oktober 2019
De Nobelprijs voor Natuurkunde gaat dit jaar naar drie sterrenkundigen: James Peebles, Michel Mayor en Didier Queloz. De Canadees Peebles is deskundige op het gebied van de theoretische kosmologie. De Zwitsers Mayor en Queloz hebben als eersten een planeet ontdekt die om een andere ster dan de zon draait. Volgens het Zweedse Nobelcomité hebben de ontdekkingen van het drietal onze kijk op het heelal voorgoed veranderd. Peebles heeft diverse belangrijke bijdragen geleverd aan het oerknalmodel. Zo voorspelde hij, samen met Robert Dicke, het bestaan van de kosmische achtergrondstraling – de alomaanwezige ‘gloed’ van microgolfstraling die het afgekoelde overblijfsel is van de warmtestraling die kort na de oerknal werd uitgezonden. Mayor en Queloz maakten in oktober 1995 de ontdekking bekend van een Jupiterachtige planeet die om de zonachtige ster 51 Pegasi cirkelt. Deze ontdekking bracht een revolutie in de astronomie teweeg. Sinds die eerste exoplaneet zijn al meer dan 4000 planeten buiten ons zonnestelsel opgespoord. (EE)    
The Nobel Prize in Physics 2019

27 september 2019
Een Japans experiment heeft aangetoond dat nucleobasen – fundamentele bouwstenen van het leven zoals wij dat kennen – zich kunnen vormen in de reusachtige gaswolken in de ruimte waarin nieuwe sterren en planeten ontstaan. Het is voor het eerst dat dit in een kunstmatige omgeving is gelukt (Nature Communications, 27 september). Astronomen hadden al diverse organische moleculen die van belang zijn voor het ontstaan van leven waargenomen in kometen, planetoïden en interstellaire moleculaire wolken. Aangenomen wordt dat deze moleculen de aarde ongeveer vier miljard jaar geleden hebben bereikt door de inslagen van meteorieten. Zo werd onze planeet voorzien van een chemische ‘cocktail’ waaruit de eerste organismen konden ontstaan. De DNA- en RNA-moleculen waarop het aardse leven is gebaseerd zijn opgebouwd uit nucleotiden, die op hun beurt weer bestaan uit een nucleobase, een suiker en een fosfaatgroep. Bij eerdere laboratoriumexperimenten waarbij de omstandigheden in interstellaire moleculaire wolken werden nagebootst waren wel al suiker en fosfaat gedetecteerd, maar nog geen nucleobasen. Bij het nieuwe experiment, uitgevoerd in een vacuümkamer, is dat laatste nu wel gelukt. Het hart van het experiment was een ‘kosmisch stof analogon’ met een temperatuur van -263° Celsius – een plaatje van materiaal dat de eigenschappen van kosmisch stof benadert. De wetenschappers hebben een gasmengsel van water, koolstofmonoxide, ammoniak en methanol langs dit plaatje laten stromen, en met ultraviolet licht bestookt. Dit proces leidde tot de vorming van een ijslaagje. Vervolgens werd het afgezette materiaal op kamertemperatuur gebracht en met behulp van gevoelige instrumenten geanalyseerd. Daarbij werden de nucleobasen cytosine, uracil, thymine, adenine, xanthine en hypoxanthine aangetoond. Ook zijn aminozuren aangetroffen – de bouwstenen van eiwitten. De onderzoekers vermoeden dat er bij eerdere experimenten óók nucleobasen zijn gevormd, maar dat de daarbij gebruikte instrumenten simpelweg niet gevoelig genoeg waren om deze te kunnen opsporen. (EE)
Life's building blocks may have formed in interstellar clouds

27 augustus 2019
De voormalige directeur-generaal van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO), Lodewijk Woltjer, is op zondag 25 augustus 2019 op 89-jarige leeftijd overleden. Woltjer, bij velen bekend als Lo, was van 1975 tot 1987 de derde en langst zittende directeur-generaal van ESO. Al voordat hij de functie van directeur-generaal op zich nam had hij een sterke visie op de toekomst van ESO. Een van zijn belangrijkste bijdragen was de oprichting van een wetenschapsafdeling, die ESO omvormde van een zuiver functionele sterrenwacht tot een actieve wetenschappelijke onderzoeksorganisatie. Ook zag Woltjer toe op het ontwerp en de vroege bouwfasen van de New Technology Telescope – een cruciale voorloper van de Very Large Telescope (VLT). Vlak voor het einde van zijn periode als directeur-generaal kreeg hij goedkeuring van de ESO-raad voor de bouw van deze telescoop en drong hij er sterk op aan om deze op Paranal te stationeren. Lodewijk Woltjer werd op 26 april 1930 in Noordwijk geboren als zoon van astronoom Jan Woltjer. Hij studeerde aan de Universiteit Leiden en deed zijn promotieonderzoek bij Jan Oort. In 1957 promoveerde hij op een proefschrift over de structuur van het magnetische veld van de Krabnevel. Na zijn promotie bleef Woltjer onderzoek doen op het gebied van de theoretische astrofysica en plasmafysica. Hij onderzocht quasars, supernovaresten en magnetische velden in sterren en sterrenstelsels. Na zijn tijd bij ESO bleef hij actief in de astronomie en was hij van 1994 tot 1997 drie jaar president van de Internationale Astronomische Unie. Hij was ook lid van vele commissies en divisies van de IAU en werkte bij de sterrenwachten van de Haute-Provence (Frankrijk) en Arcetri (Italië). (EE)
Volledig persbericht

8 augustus 2019
Planeten draaien vaak in dezelfde richting om hun eigen as als de ster waar ze omheen cirkelen. De standaardtheorie kan deze waarnemingen niet verklaren, maar het relatief nieuwe kiezelgroeimodel wél. Dat blijkt uit onderzoek onder leiding van de net afgestudeerde UvA-astronoom Rico Visser. Het resultaat is geaccepteerd voor publicatie in het vakblad Icarus. De draaiing van planetoïden en planeten in ons zonnestelsel is een mysterie. De aarde heeft bijvoorbeeld 24 uur nodig om een volledig rondje om zijn as te draaien. Als de richting van deze draaiing hetzelfde is als de baanrotatie om de zon, wat het geval is voor de aarde, wordt dit prograde rotatie genoemd. Als deze tegengesteld is aan de baanbeweging, heet dit retrograde rotatie. Uit waarnemingen is gebleken dat planetoïden en planeten bij voorkeur prograad om hun as draaien en dat de benodigde tijd voor een omwenteling tussen ongeveer 1 en 40 uur ligt. De klassieke groeimodellen voor planeten kunnen niet verklaren hoe dit tot stand is gekomen. In deze modellen vegen planeten in wording grote rotsblokken op, maar die komen van alle kanten en veroorzaken in theorie geen rotatie. Visser en collega’s hebben daarom gekeken of het kiezelgroeimodel wel in staat is om de waarnemingen te verklaren. Met dit model groeit een rotsblok uit tot een groter object zoals een planetoïde door het opvegen van kleine kiezelsteentjes. Deze groeifase speelt zich af in een vroeg stadium van de vorming van het zonnestelsel, waarbij het gas en stof zich nog los van elkaar in de planeetvormende schijf rond de ster bevinden. Terwijl steentjes van alle soorten en maten worden opgeveegd, groeit het object snel en wordt het zwaarder. De wrijving van het gas remt de steentjes af, die vervolgens worden opgeveegd. Het blijkt dat steentjes in een baan tussen de ster en de planetoïde het langst in de buurt van de planeet in wording blijven. Kiezels in een baan daarbuiten gaan doorgaans te snel langs de planetoïde of de planeet om opgeveegd te worden. Effectief zullen de steentjes in de binnenbaan de planetoïde of de planeet onder een bepaalde hoek raken en die als het ware ‘aanzwengelen’ als een tol, in de prograde richting. Richting en tijdschaal voor een rondje om de eigen as die de onderzoekers hebben berekend, komen uitstekend overeen met de waarnemingen in het zonnestelsel. Visser: ‘Het resultaat is niet alleen een verklaring voor de draaiing van planeten; het is een extra bevestiging dat het kiezelgroeimodel een veelbelovend model is om zowel groei als eigenschappen van planeten en planetoïden te verklaren.’ 
Oorspronkelijk persbericht

18 juli 2019
Zaterdag 20 juli 2019 is het 50 jaar geleden dat de eerste maanlanding plaatsvond en enkele uren later (in Nederland op 21 juli) Neil Armstrong als eerste mens voet op de maan zette. Komend weekend wordt er op verschillende manieren stilgestaan bij dit bijzondere jubileum. Op 50jaarmaanlanding.nl, www.moonlanding50.org/lunarevents (tabblad The Netherlands) en www.astronomie.nl/iau100 is een groot aantal evenementen verzameld. Een greep uit de activiteiten die in Nederland worden georganiseerd:  • Sterrenwacht Hellendoorn: speciaal middagprogramma voor de jeugd en een avondlezing.  • Publiekssterrenwacht Phoenix in Lochem: planetariumshow en ontdekactiviteiten. • Volkssterrenwacht Orion in Bovenkarspel: tentoonstelling over de historische ruimtevlucht van Apollo 11. • Sterrenwacht Tivoli in Oudenbosch: MAANifestatie. Ontdek meer over de samenwerking tussen NASA en deze sterrenwacht tijdens de Apollo 10 & 11 missies.  • Volkssterrenwacht Bussloo: gevarieerd programma met onder andere lezingen en tentoonstellingen.  • In Leiden zijn er activiteiten in Museum Boerhaave en op de Oude Sterrewacht. • Artis Planetarium in Amsterdam: speciale voorstellingen in het kader van 50 jaar maanlanding.  • De Rijksuniversiteit Groningen biedt gratis planetariumshows in de DOT.
Oorspronkelijk persbericht

1 juli 2019
Op 7 juli organiseert de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde voor het eerst een Landelijke Zonnekijkdag. Het publiek kan dan veilig door een telescoop de zon bewonderen. Sterrenkundige verenigingen, publiekssterrenwachten en particulieren stellen op zo’n dertig locaties hun telescopen beschikbaar zodat iedereen van de zon kan genieten. Amateurastronomen en sterrenwachten hebben speciale telescopen om veilig naar de zon kijken. Ze maken bijvoorbeeld donkere zonnevlekken zichtbaar dankzij een filter dat het felle zonlicht tempert. Hoe meer zonnevlekken, hoe ‘actiever’ de zon. Met een filter dat alleen rood licht overlaat, komt een kolkende en wervelende zon in beeld met lussen van gas die groter kunnen zijn dan de aarde. De zonnekijkdag gaat ook door als het bewolkt is. Bij de meeste verenigingen en sterrenwachten is een aanvullend programma. Zo organiseert Sonnenborgh in Utrecht de Super Sunday Solar Science Show. En in het planetarium van sterrenwacht Hellendoorn is een speciale zonnetour. Bovendien kunnen sommige telescopen de zon laten zien zelfs als het bewolkt is. De radiostraling van de zon gaat namelijk door de bewolking heen en kan met eenvoudige antennes en radiotelescopen worden opgevangen. Voor meer informatie en kijkadressen zie: www.zonnekijkdag.nl.
Volledig persbericht

12 juni 2019
De Nationale Wetenschapsagenda kent vandaag 4,5 miljoen euro toe aan CORTEX, het Centrum voor Onderzoek in Real Time naar het Explosieve Universum. Het centrum is een samenwerkingsverband van twaalf partners uit wetenschap, bedrijfsleven en maatschappij. Het samenwerkingsverband gaat zelflerende machines sneller maken voor onderzoek naar kosmische explosies en voor maatschappelijke toepassingen. De kern van CORTEX bestaat uit: ASTRON, Nikhef, SURF, Netherlands eScience Center, Universiteit van Amsterdam, Radboud Universiteit Nijmegen, Centrum Wiskunde & Informatica, IBM Nederland, BrainCreators, ABN AMRO, NVIDIA, NOVA en Stichting ILT. Er wordt samengewerkt met Rijksmuseum, Thermo Fisher en de Universiteit Leiden. Kunstmatige intelligentie is sinds kort belangrijk in de maatschappij en de wetenschap. Kunstmatige intelligentie wordt bijvoorbeeld gebruikt door virtuele assistenten in mobieltjes, door zoekmachines op internet en door wetenschappers in de speurtocht naar patronen in de natuur en in het heelal. De zelflerende systemen zijn echter nog niet snel genoeg voor bijvoorbeeld zelfsturende auto's en voor het opsporen van felle explosies van licht en zwaartekrachtsgolven uit het heelal. Sarah Caudill (Nikhef) wil zelflerende machines inzetten bij onderzoek naar zwarte gaten en neutronensterren. ‘De storm aan zwaartekrachtsgolven die wordt gevormd wanneer een stel zwarte gaten of neutronensterren samensmelt, piekt maar een paar seconden. En dat misschien maar eens per week. Snelle kunstmatige intelligentie kan helpen deze om deze verre explosies te herkennen, nog terwijl ze afgaan.’ Antonia Rowlinson (Universiteit van Amsterdam en ASTRON) vult aan: ‘Als we de kosmische explosies onmiddellijk waarnemen met radiotelescopen gaat ons dat veel leren over het heelal. Zelflerende machines kunnen de nagloeiende radio-explosie uit duizenden achtergrondbronnen herkennen. Als we het vervagen van deze kosmische vuurballen volgen, kunnen we bepalen wat voor enorme energie er bij de explosies komt kijken.’ 
Volledig persbericht

6 juni 2019
Dominique Wanningen (17) van het Murmellius College in Alkmaar is de winnaar van de dertiende Nederlandse Sterrenkunde Olympiade. Zij heeft een waarneemreis naar de sterrenwacht op het Canarische eiland La Palma gewonnen. De tweede prijs, een telescoop, ging naar Annemarijn Zwerver (18) van het Hogeland College in Warffum en de derde prijs, een astronomieboek, is gewonnen door Tijn Ansems (16) van het Willem van Oranje College in Waalwijk. De Sterrenkundeolympiade vond dit jaar plaats op de Afdeling Sterrenkunde van de Radboud Universiteit Nijmegen. Het is een jaarlijkse wedstrijd voor middelbare scholieren die geïnteresseerd zijn in natuur- en sterrenkunde en wordt afwisselend georganiseerd door een van de NOVA-instituten. In de eerste ronde hebben deelnemers opgaven moeten doen die hun kennis en inzicht in de sterrenkunde testten. Hieruit zijn de beste acht deelnemers gekozen. Zij zijn uitgenodigd voor de finale, waarbij ze de afgelopen dagen een groot aantal masterclasses voorgeschoteld kregen over uiteenlopende onderwerpen, zoals zwaartekrachtgolven, supernovae en exoplaneten. De docenten dit jaar waren Gijs Nelemans (gravitatiestraling), Onno Pols (sterhopen), Marijke Haverkorn (exoplaneten), Nadia Blagorodnova (supernovae) en Frank Verbunt (sterclusters). De hoofdprijs is traditiegetrouw een reis naar de Roque de los Muchachos-sterrenwacht op het Canarische eiland La Palma, waar Dominique Wanningen met een professionele telescoop mag gaan waarnemen. Daarnaast mag zij een verslag schrijven over haar reis voor astronomie-magazine Zenit. 
Oorspronkelijk persbericht

5 juni 2019
Aan de vooravond van de 75ste verjaardag van D-Day - de invasie van Normandië op 6 juni 1944 - publiceren astronomen van Texas State University hun onderzoek naar de astronomische omstandigheden tijdens die historische gebeurtenis, die een keerpunt betekende in de Tweede Wereldoorlog. In veel artikelen over D-Day is sprake van een 'late maansopkomst', die nodig zou zijn geweest om de nachtelijke verrassingsmanoeuvre zo heimelijk mogelijk uit te voeren. Donald Olson en zijn collega's komen echter tot de conclusie dat de maan op D-Day helemaal niet laat opkwam. Op 6 juni 1944 was het Volle Maan, en kwam de maan in Normandië korte tijd voor zonsondergang op, om even na zonsopkomst weer onder te gaan. De geallieerden hadden juist veel baat bij het maanlicht. In een publicatie op de website van het Amerikaanse maandblad Sky & Telescope zetten Olson en zijn collega's uiteen dat het misverstand grotendeels is toe te schrijven aan een passage in het beroemde boek The Longest Day van Cornelius Ryan. Die baseerde zich weer op een foutieve quote van de Amerikaanse generaal Walter Bedell Smith in een artikelenreeks in de Saturday Evening Post in 1946. (GS)
Full moon at Normandy: Celestial Sleuth corrects D-Day historical record

27 mei 2019
De sterrenkundigen Selma de Mink en Sera Markoff, beiden van de Universiteit van Amsterdam, zijn op 27 mei gelauwerd voor hun verdiensten voor de astronomie. De Mink kreeg de Pastoor Schmeitsprijs voor haar onderzoek aan zware sterren. Markoff ontving de Willem de Graaffprijs voor haar publieksvoorlichtingsactiviteiten. De sterrenkundigen ontvingen hun prijzen op de eerste dag van de jaarlijkse Nederlandse Astronomenconferentie, dit keer in Paterswolde. Eerder die dag werd de 100-jarige Nederlandse Astronomen club 'koninklijk' en was er aandacht voor de recente vernoeming van een aantal planetoïden naar Nederlanders. Dr. Selma de Mink (1979) ontvangt de Pastoor Schmeitsprijs voor haar onderzoek naar zware sterren. De Mink is universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam. Zij studeerde en promoveerde aan de Universiteit Utrecht. Daarna werkte De Mink als postdoc in Bonn (Duitsland), Baltimore (VS) en Pasadena (VS). Sinds 2014 is ze verbonden aan de UvA. De Mink bestudeert de zwaarste sterren. Dat zijn de voorlopers van supernovae en zwarte gaten. Deze sterren produceren alle zware elementen in het heelal. De Mink liet onder andere zien dat sommige zware dubbelsterren snel draaien, weinig massa uitwisselen en na hun ontploffing veel zwaardere zwarte gaten nalaten dan verwacht. Prof. dr. Sera Markoff (1971) ontvangt de Willem de Graaffprijs voor haar bevlogen, enthousiasmerende en veelzijdige publieksvoorlichtingsactiviteiten. Markoff is hoogleraar theoretische hoge-energieastrofysica aan de Universiteit van Amsterdam. Ze gaat geregeld met een team van jonge onderzoekers naar scholen in achterstandsbuurten om daar jonge kinderen kennis te laten maken met wetenschap in het algemeen en sterrenkunde in het bijzonder. Afgelopen week organiseerde ze nog een sterrenkijkavond gecombineerd aan een iftar-viering tijdens de ramadan. De Nederlandse Astronomenclub heeft het predicaat 'Koninklijk' ontvangen. Daarmee gaat de honderdjarige vereniging vanaf nu door het leven als Koninklijke Nederlandse Astronomenclub (KNA, in het Engels: Royal Netherlands Astronomical Society). De Groningse Commissaris van de Koning René Paas overhandigde het predicaat. De Koninklijke Nederlandse Astronomenclub is de beroepsvereniging van astronomen in Nederland en België. De KNA is opgericht op 5 oktober 1918. De club telt op dit moment 441 leden: 309 in Nederland en België, en 132 in het buitenland. De KNA stelt zich ten doel: "de studie der sterrenkunde in Nederland te bevorderen" (citaat uit het reglement). Daartoe stimuleert de KNA het onderwijs in de sterrenkunde in basis en middelbaar onderwijs en wordt eenmaal per jaar de Nederlandse Astronomenconferentie georganiseerd. Tijdens de Nederlandse Astronomenconferentie was er aandacht voor de recente vernoeming van een aantal planetoïden door de Internationale Astronomische Unie. Zo is planetoïde 12652 Groningen genoemd naar de stad Groningen. Verder zijn er planetoïden genoemd naar de Groningse Nobelprijswinnaar Ben Feringa, de Nijmeegse sterrenkundige Heino Falcke, zijn Amsterdamse collega Michiel van der Klis en de in 2017 overleden Groningse sterrenkundige Ger de Bruijn. De Nederlandse Astronomenconferentie vindt op 27, 28 en 29 mei 2019 plaats in Paterswolde, op de grens van Groningen en Drenthe. Het is het jaarlijkse congres van de Koninklijke Nederlandse Astronomenclub (KNA). De 74ste editie van deze conferentie wordt georganiseerd door het Kapteyn Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen. Er zijn meer dan tweehonderd sterrenkundigen uit Nederland en België aanwezig.
Oorspronkelijk persbericht

27 mei 2019
In de Dallol Hot Springs in het noorden van Ethiopië, in een gebied waar drie tektonische platen in de aardkorst uit elkaar bewegen, zijn ultrakleine bacteriën gevonden van de Nanohaloarchaeles-stam die goed blijken te overleven in extreme omstandigheden zoals ze in het verre verleden vermoedelijk ook op de planeet Mars voorkwamen. Het gaat om bacteriën van 50 tot 500 nanometer groot (ca. twintig keer zo klein als 'normale' bacteriën) die kennelijk aangepast zijn aan extreem hoge temperaturen (rond de 90 graden Celsius), een extreem grote hoeveelheid agressieve zouten, en een zeer zure omgeving (lage pH-waarde). Volgens de Spaanse onderzoekers, die hun resultaten vandaag publiceren in Scientific Reports, kwamen zulke omstandigheden lang geleden ook voor in hydrothermische bronnen op de planeet Mars. (GS)
Vakpublicatie over het onderzoek

23 mei 2019
Het Amerikaanse ruimteagentschap NASA heeft het tijdschema gepresenteerd voor het Artemis-programma dat in 2024 astronauten op de maan moet afleveren. Ook zal er dat jaar een klein ruimtestation in een baan om de maan worden gebracht. Het eerste onderdeel van de missie, de onbemande Artemis 1, staat gepland voor 2020. Twee jaar later moet de Artemis 2 astronauten in een omloopbaan om de maan brengen. Als alles volgens plan verloopt volgt in 2024 een landing op de maan, waarbij voor het eerst ook een vrouw betrokken is. Alle drie de missies zullen worden gelanceerd door de grootste raket die ooit is gebouwd: het Space Launch System (SLS) van Boeing. Deze raket is overigens nog volop in ontwikkeling en heeft al diverse tegenslagen te verwerken gehad. Bovenop de raket wordt een Orion-capsule van Lockheed Martin gemonteerd. Naast deze drie NASA-missies zullen er ook nog vijf lanceringen plaatsvinden die ‘bouwstenen’ van het mini-ruimtestation Gateway naar de maan moeten brengen. Deze lanceringen zullen worden uitgevoerd door private ruimtevaartondernemingen. Gateway dient als uitvalbasis voor de maanlanding en zal in eerste instantie bestaan uit een eenvoudige aandrijfmodule, voorzien van grote zonnepanelen, en een klein onderkomen voor de astronauten. Wie de eigenlijke maanlander gaat bouwen staat nog niet vast. Naast Boeing en Lockheed Martin is ook Blue Origin in de race. (EE)
NASA unveils schedule for 'Artemis' 2024 Moon mission

25 april 2019
Wetenschappers denken een verklaring te hebben gevonden voor de niet erg opvallende en pas vrij recent herkende hemelgloed die STEVE wordt genoemd. Dit atmosferische verschijnsel lijkt een combinatie te zijn van poollicht en een compleet ander soort gloed (Geophysical Research Letters, 16 april). STEVE is een nachtelijk hemelverschijnsel dat al jarenlang door amateurs wordt gefotografeerd, maar pas in 2017 de aandacht trok van wetenschappers. De gloed bestaat uit twee componenten: een groen 'hekwerk' en een lange, paarsrode lichtboog die meer dan twintig minuten kan standhouden. Opmerkelijk is dat het groene schijnsel veel zuidelijker optreedt dan normaal poollicht. Poollicht wordt geproduceerd door gloeiende zuurstof- en stikstofatomen in de hoge aardatmosfeer die worden aangeslagen door geladen deeltjes die verstrikt zijn geraakt in het magnetische veld van onze planeet. Poollicht ontstaat dus door deeltjes die van bovenaf komen, en dat lijkt voor STEVE deels anders te zijn. Nieuw onderzoek van satellietgegevens en opnamen die vanaf de aarde zijn gemaakt wijst erop dat de paarsrode boog en het groene hekwerk niet dezelfde oorzaak hebben. De groene component lijkt te worden veroorzaakt door een mechanisme dat overeenkomsten vertoont met normale poollichten, maar zich wel buiten de gebruikelijke poollichtovaal afspeelt. De paarsrode component daarentegen ontstaat door botsingen die optreden in een stromende 'rivier' van geladen deeltjes in de ionosfeer van de aarde. Door de wrijving die daarbij ontstaat warmen de deeltjes op en gaan ze paarsrood licht uitzenden, net als de gloeidraad van een gloeilamp waar elektriciteit doorheen stroomt. (EE)
Scientists Discover What Powers Celestial Phenomenon STEVE

24 april 2019
Onderzoekers hebben in Italië in het ondergrondse Gran Sasso-laboratorium het traagste radioactieve verval ooit gemeten. Het resultaat is een spin-off van de speurtocht met het XENON-experiment naar donkere materie, waarbij een paar ton vloeibaar xenon wordt gebruikt (Nature, 25 april). De halfwaardetijd voor het effect dat de XENON-onderzoekers hebben gemeten is een wereldrecord: 18 miljard biljoen jaar. Dat is meer dan een biljoen maal langer dan de leeftijd van het heelal. ’De metingen zijn gedaan aan een zeldzame vorm van het element xenon: het isotoop Xe-124. In het experiment zat tijdens de metingen 3,2 ton ijskoud vloeibaar xenon, waarvan van nature een deel Xe-124 is. In een halfjaar meettijd werd in dat volume xenon welgeteld 126 keer een verval gezien. Dat was voldoende voor een goede schatting van de halfwaardetijd van het verval: de tijd waarin het aantal radioactieve kernen is gehalveerd. In Xe-124 komt zogeheten double electron capture voor, een zeldzaam radioactief verval waarbij twee protonen in de atoomkern tegelijk een elektron uit de binnenste schil van het atoom invangen. Daarbij worden de protonen in de kern omgezet in neutronen, zodat een heel nieuw chemisch element ontstaat: tellurium. Bij het proces komen ook twee neutrino’s vrij. Het proces veroorzaakt bovendien veranderingen in de elektronenwolk rond de kern. Als elektronen uit een hoger gelegen baan de gaten in de binnenste schil opvullen, komt straling met een heel bepaalde energie vrij. Die blijkt met de detectoren van XENON te meten, vooral omdat het een proces met weinig energie is, terwijl veel hinderlijke achtergrondstraling juist meer energie heeft. Een beter begrip van xenon heeft daarmee waarde voor het XENON-experiment zelf. Daarin wordt gezocht naar dubbele lichtflitsen die ontstaan als een donkere-materiedeeltje een xenon-kern vol raakt. Door de versnelling ontstaat licht, en kort erna kan ook van losgeslagen elektronen nog licht worden waargenomen.De tweevoudige lichtflits is de signatuur voor de gezochte donkere materie. XENON hangt vol met lichtdetectoren om zulke effecten te zien. Donkere materie is een van de raadsels in de hedendaagse natuurkunde. In het heelal is met name in sterrenstelsels duidelijk meer massa aanwezig dan de massa van de sterren die we zien. Wat die donkere materie vormt is onbekend. In theorie kunnen het onbekende deeltjes zijn, die niet in het standaard deeltjesmodel voorkomen. Tot nog toe heeft XENON echter nog geen donkere materie gevonden. 
Volledig persbericht

25 maart 2019
Google heeft een korte documentaire gemaakt over NASA's Haughton-Mars Project Research Station (HMPRS), een gesimuleerde Marsbasis op Devon Island, in het uiterste noorden van Canada. Tevens is de basis, inclusief de wijde omgeving, vastgelegd in Google Street View-beelden. Op deze manier kan iedereen gemakkelijk kennismaken met de basis, waar vrijwilligers en NASA-wetenschappers ervaring opdoen met het wonen en werken op Mars. Alle opnamen zijn gemaakt in de zomer van 2018, toen een team van Google - als onderdeel van een samenwerkingsverband met het SETI Institute - een bezoek bracht aan de basis. (GS)
Google and NASA Haughton-Mars Project Partner On Moon/Mars Exploration Prep

8 maart 2019
Op Internationale Vrouwendag neemt professor dr. Amina Helmi van de Rijksuniversiteit Groningen de Suffrage Science Award in ontvangst in de Royal Society te Londen. Deze Award is een eerbetoon aan vrouwen in de wetenschap en techniek, en een aanmoediging voor vrouwen in het algemeen om voor de wetenschap te kiezen en daarin een seniorfunctie te ambiëren. De winnares van 2 jaar geleden die sterrenkundige Helmi als haar opvolgster heeft gekozen voor de Suffrage Science Award is prof. dr. Marileen Dogterom uit Delft.Tijdens de ceremonie op vrijdag 8 maart ontvangen twaalf vrouwelijke wetenschappers van over de hele wereld een Suffrage Science Award. De Awards zijn sieraden die een wetenschappelijke theorie of concept verbeelden. Het Suffrage Science-programma werd in 2011 opgezet voor vrouwelijke wetenschappers in de levenswetenschappen. Later werden hieraan toegevoegd: techniek en natuurwetenschappen, wiskunde en informatica. Doordat de Awards steeds worden doorgegeven, is er een groeiend internationaal netwerk ontstaan van inmiddels meer dan 120 vrouwelijke wetenschappers die anderen helpen om succesvol te zijn in wetenschap en techniek. Amina Helmi (1970) is hoogleraar Dynamica, structuur en vorming van de Melkweg aan het Kapteyn Instituut van de RUG. Ze schreef een baanbrekend proefschrift waarin de geschiedenis van onze Melkweg in een nieuw licht werden geplaatst: ons Melkwegstelstel is waarschijnlijk geleidelijk aangegroeid met kleinere sterrenstelsels. Professor Helmi spoort die aparte sterrenstelsels op en bedrijft een soort astro-archeologie; ze gebruikt de informatie van sterfossielen om het ontstaan van de Melkweg te reconstrueren. 
Volledig persbericht

7 maart 2019
Een aanzienlijk aantal zware sterren heeft een nabije begeleider. Een internationaal onderzoek, onder leiding van wetenschappers van de universiteit van Kyoto, laat zien dat wanneer deze sterren op het punt staan om als supernova te exploderen, ze een deel van hun buitenlagen overdragen aan de begeleidende ster. En dat heeft gevolgen voor het soort supernova dat uiteindelijk te zien is (Nature Astronomy, 4 maart). In dubbelstersystemen kunnen sterren elkaar wederzijds beïnvloeden. Wanneer een zware ster het einde van zijn bestaan nadert, zwelt hij op tot een zogeheten rode superreus. De begeleidende ster kan dit proces verstoren door de opzwellende buitenlagen van de superreus geheel of gedeeltelijk weg te kapen. In veel gevallen verliest de superreus daarbij voornamelijk grote hoeveelheden waterstofgas. Er ontstaat dan een supernova van type Ib of type IIb. Nog zwaardere sterren verliezen echter niet alleen waterstof, maar produceren daarnaast ook een hevige sterrenwind – een intense stroom van energierijke deeltjes – en raken ook hun dieper gelegen heliumlagen kwijt. De begeleidende ster heeft daar geen grote invloed op, maar het resultaat is wel dat er uiteindelijk een ander soort supernova optreedt: eentje van type Ic. De conclusie van het onderzoek is dus dat de eindstadia van zware sterren door een combinatie van effecten kunnen worden bepaald. Tijdens zijn (korte) bestaan kan een zware ster zowel massa verliezen aan een begeleidende ster alsook in de vorm van zijn eigen sterrenwind. (EE)
Stars Exploding as Supernovae Lose Their Mass to Companion Stars during Their Lives

26 februari 2019
Na bijna een jaar wachten is vanochtend rond 09.00 uur de radioantenne van Nederlandse makelij op de Chinese Queqiao-satelliet aangezet. De antenne heeft de eerste tests succesvol doorlopen. De satelliet hangt achter de maan als onderdeel van de eerste landing op de achterkant van de maan (Chang’e 4-missie). De satelliet met de Nederlandse antenne werd op 21 mei 2018 vanuit China gelanceerd. Na de succesvolle ‘system health check’ gaat de radioantenne later vandaag voor het eerst signalen opvangen, waarmee de wetenschappelijke missie kan beginnen. Het team in Nijmegen zit vol spanning te wachten op de resultaten van de tests die vanuit de control room in Beijing worden gecoördineerd. Marc Klein Wolt, managing director van het Radboud Radio Lab en een van de hoofdonderzoekers van het project, zat nog in de trein op weg naar Nijmegen toen hij vanochtend het verlossende berichtje uit China kreeg: “All modules have been switched on, they all work well”. “Dat was wel heel erg bijzonder, zeker als je bedenkt dat we na de lancering bijna 9 maanden hebben moeten wachten totdat we een teken van leven kregen van ons instrument. In die tijd kan er veel misgaan met de apparatuur daar achter de maan,” aldus Klein Wolt. De wetenschappers zullen de eerste metingen doen met de antennes zodra die in stapjes zijn uitgerold: eerst naar een halve meter, dan naar 2,5 meter en vervolgens naar de volledige 5 meter. Het Nederlandse team, dat naast astronomen van de Radboud Universiteit bestaat uit wetenschappers en technici van het bedrijf ISIS en van ASTRON, werken hierbij nauw samen met het Chinese team. Ze zullen in de Chinese missie-control room live de eerste data zien binnenkomen. De NCLE-radioantenne is speciaal gemaakt om de zwakke radiosignalen uit het heel vroege heelal te detecteren. Die kunnen we vanaf aarde niet opvangen doordat onze atmosfeer deze straling blokkeert. Het vroege heelal is de periode direct na de oerknal, nog voordat de eerste sterren en sterrenstelsels werden gevormd. NCLE is de Nederlandse bijdrage aan de historische Chinese landing aan de achterkant van de maan en wordt gezien als de eerste stap in de richting van een toekomstige faciliteit in de ruimte of op de maan.
Origineel persbericht

23 januari 2019
Astronomen worstelen sinds een tijdje met de vraag of planeetmanen zelf ook weer maantjes kunnen hebben. Nieuwe berekeningen, gepubliceerd in de Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, laten zien dat dit – onder zekere voorwaarden – inderdaad mogelijk is. Uit de berekeningen blijkt dat alleen grote manen die in wijde banen om hun moederplaneet cirkelen hun eigen maantjes oftewel submanen kunnen hebben. De gezamenlijke getijdenkrachten van moederplaneet en maan oefenen namelijk een dermate verstorende invloed uit op hun omgeving dat er simpelweg geen stabiele omloopbanen voor submanen overblijven. In ons eigen zonnestelsel zijn theoretisch slechts vier manen in staat om hun eigen submanen te hebben: dat zijn de Jupitermaan Callisto, de Saturnusmanen Titan en Japetus en... de maan van onze aarde. Tot nu toe is echter bij geen van deze manen een submaan aangetroffen. En dus rijst de vraag: waarom niet? Een van de mogelijkheden is dat er nog andere factoren over het hoofd zijn gezien die de banen van submanen kunnen verstoren. In het geval van onze maan zouden dat bijvoorbeeld de ongelijkmatige massaconcentraties in de maankorst kunnen zijn. Een andere mogelijkheid is dat de vier kandidaten zich oorspronkelijk veel dichter bij hun moederplaneet hebben bevonden dan nu, waardoor ze geen submanen aan zich hebben kunnen binden. Hoe dan ook: de hoop is nu gevestigd op de duizenden planeten buiten ons zonnestelsel. Bij de Jupiter-achtige exoplaneet Kepler 1625b is recent namelijk ook een (mogelijke) maan ontdekt, die (wederom) theoretisch submanen zou kunnen hebben. De detectie van zo’n ‘exosubmaan’ zal echter héél moeilijk zijn. (EE)
Where Is Earth's Submoon?

9 januari 2019
Deze week wordt in Seattle (Verenigde Staten) de 233e bijeenkomst gehouden van de American Astronomical Society. Hieronder een beknopt overzicht van enkele nieuwe resultaten die op de tweede dag van de bijeenkomst (dinsdag 8 januari) zijn gepresenteerd. (GS) Dark Energy Survey afgerond: Op 9 januari zijn de laatste metingen verricht voor de Dark Energy Survey, uitgevoerd met de 520-megapixel Dark Energy Camera op de 4-meter Blanco-telescoop van de Cerro Tololo-sterrenwacht in Chili. In zes jaar tijd zijn ruim 300 miljoen sterrenstelsels gefotografeerd en opgemeten (50 terabyte aan data!). De survey-resultaten moeten een beter inzicht geven in de verdeling van donkere materie in het heelal en de rol die de mysterieuze donkere energie heeft gespeeld in de evolutie van de kosmos.  Stervorming in Magelhaense Wolken kwam langzaam op gang: De stervormingsactiviteit in de Grote en de Kleine Magelhaense Wolk (de twee kleine buren van ons Melkwegstelsel) kwam in de eerste paar miljard jaar van hun bestaan maar langzaam op gang. Pas vrij recent deed zich een nieuwe geboortegolf van sterren voor, vermoedelijk als gevolg van onderlinge getijdenwerking en de zwaartekrachtsinvloed van ons Melkwegstelsel. Dat blijkt uit gedetailleerde metingen aan de chemische samenstelling van sterren, uitgevoerd door de Sloan Digital Sky Survey.  Algoritmes vinden versmeltende sterrenstelsels: Dankzij slimme computeralgoritmes en machine learning komen astronomen meer voorbeelden op het spoor van sterrenstelsels die met elkaar in botsing zijn gekomen en zijn versmolten. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar het uiterlijk van het resulterende stelsel, maar ook naar de bewegingen van de sterren in de 'merger'. Zo kunnen veel meer botsende sterrenstelsels gevonden worden dan wanneer foto's alleen 'op het oog' worden beoordeeld.  Nieuwe catalogus van sterspectra gepubliceerd: Op basis van waarnemingen van de Sloan Digital Sky Survey is een catalogus gepubliceerd van duizenden sterspectra. (Uit het spectrum van een ster valt informatie af te leiden over de chemische samenstelling.) Het gaat om sterren van de meest uiteenlopende typen in ons eigen Melkwegstelsel. Momenteel is deze 'MaNGA Stellar Library' de meest complete catalogus van sterspectra ooit. Tot 2020 worden nog voortdurend nieuwe metingen toegevoegd. 
Persbericht over de Dark Energy Survey

8 januari 2019
Deze week wordt in Seattle (Verenigde Staten) de 233e bijeenkomst gehouden van de American Astronomical Society. Hieronder een beknopt overzicht van enkele nieuwe resultaten die op de eerste dag van de bijeenkomst (maandag 7 januari) zijn gepresenteerd. (GS) Wolken op hete Jupiters: Met NASA's Spitzer Space Telescope is ontdekt dat er op de nachtzijde van zogeheten 'hete Jupiters' (gasvormige reuzenplaneten in kleine omloopbanen) altijd wolken voorkomen. De planeten keren hun ster altijd dezelfde kant toe (net zoals de maan dat doet bij de aarde); aan de koelere nachtzijde blijkt altijd sprake te zijn van wolkenvorming. De ontdekking kan leiden tot een beter begrip van de eigenschappen en ontstaanswijze van deze bizarre planeten.  Amateurs ontdekken nieuwe planeet: Burgerwetenschappers hebben in de waarnemingsgegevens van de (inmiddels niet langer operationele) ruimtetelescoop Kepler een nieuwe exoplaneet gevonden die eerder aan de aandacht van beroepsastronomen was ontsnapt. Planeet K2-288Bb is ongeveer twee keer zo groot als de aarde, heeft mogelijk een rotsachtige samenstelling (maar dat is niet zeker), en draait in een kleine baan rond een rode dwergster die deel uitmaakt van een dubbelstersysteem op een afstand van 226 lichtjaar in het sterrenbeeld Stier.  Planetoïdenbotsingen bij jonge ster: Infraroodwaarnemingen met de Spitzer Space Telescope doen vermoeden dat er in de materieschijf rond de pasgeboren ster NGC 2547-ID8 twee botsingen tussen planetoïden hebben plaatsgevonden - Spitzer kan de infraroodstraling detecteren van het resulterende stof. Ook in ons eigen zonnestelsel moeten lang geleden veel vaker dergelijke zware botsingen hebben plaatsgevonden: veel planetoïden (waaronder Bennu, die momenteel van nabij wordt bestudeerd) blijken brokstukken te zijn van grotere hemellichamen.  Student simuleert zwarte gaten: Lia Medeiras, een sterrenkundestudent aan de Universiteit van Arizona, heeft computersoftware ontwikkeld om zwarte gaten te simuleren, op basis van verschillende theoretische aannames met betrekking tot de precieze voorspellingen van de algemene relativiteitstheorie. Door toekomstige waarnemingen van het superzware zwarte gat in de kern van de Melkweg (met de Event Horizon Telescope) te vergelijken met deze simulaties, kunnen sterrenkundigen mogelijke afwijkingen van Einsteins relativiteitstheorie op het spoor komen. 
Vakpublicatie over wolken op hete Jupiters

31 december 2018
De Amsterdamse astronoom prof. Ed van den Heuvel heeft samen met de Russische astronomen prof. Alexander Tutukov en prof. Lev Yungelson de Armeense ‘2018 Viktor Ambartsumian International Science Prize’ toegekend gekregen voor ‘hun pionierswerk op het gebied van onderzoek aan zware dubbelsterren en in het bijzonder de vorming van relativistische dubbelsterren en bronnen van zwaartekrachtgolven.’ Aan deze prestigieuze prijs is een bedrag verbonden van 300.000 dollar. De naamgever van de prijs is de beroemde Armeense astronoom Viktor Ambartsumian, die de meest prominente sterrenkundige was van de voormalige Sovjetunie. De prijs is in 2010 ingesteld ter nagedachtenis aan hem. Net als Nederland is Armenië een prominent land op het gebied van de sterrenkunde. De Viktor Ambartsumian International Science Prize is een van de grote internationale prijzen op het gebied van de astronomie/astrofysica en aanverwante onderzoeksgebieden. De prijs wordt elke twee jaar toegekend aan uitmuntende wetenschappers die een significante bijdrage hebben geleverd aan de wetenschap. De prijs bestaat naast het geldbedrag van 300.000 dollar uit een oorkonde en een medaille. Van het geld moet 100.000 dollar besteed worden aan de ontwikkeling van de astrofysica en verwante onderzoeksgebieden in Armenië en voor Armeense studenten, en aan de popularisatie van het werk van de prijswinnaars. KNAW-lid, Spinozaprijs-winnaar en Descartes-prijswinnaar prof. Edward van den Heuvel is emeritus-hoogleraar (en oud-directeur) van het Anton Pannekoek Instituut voor Sterrenkunde van de Universiteit van Amsterdam. Prof. Alexander V. Tutukov en prof. Lev Yungelson zijn verbonden aan het Institute of Astronomy van de Russian Academy of Sciences te Moskou.
Oorspronkelijk persbericht

21 december 2018
De Internationale Astronomische Unie (IAU) viert in 2019 haar honderdste verjaardag én de astronomische ontwikkelingen die wetenschap, technologie en cultuur de afgelopen eeuw hebben doorgemaakt. Bij de publieksactiviteiten die in honderd landen in de loop van 2019 worden georganiseerd wordt hierbij stilgestaan en wordt bovendien het belang van de sterrenkunde benadrukt als instrument voor educatie, ontwikkeling en diplomatie. Wereldwijd zijn honderd nationale comités gevormd die evenementen en activiteiten voorbereiden in 72 landen. Er zijn al meer dan 700 activiteiten aangemeld. #IAU100 begint met wereldwijde sterrenkijkactiviteiten tijdens de 100 Hours of Astronomy, in ons land onder de titel: Nederland kijkt sterren. Dit evenement vindt plaats van 10-13 januari. Verspreid over vier dagen en drie nachten zullen sterrenkunde-amateurs en professionele astronomen hun kennis en enthousiasme over de sterrenkunde delen met het grote publiek. Er worden wereldwijd 250 kijkevenementen georganiseerd in vijftig landen.In de loop van 2019 wordt een breed scala aan projecten en activiteiten aangeboden om het eeuwfeest van de sterrenkunde te vieren, kinderen en volwassenen te inspireren en de IAU100-thema’s te implementeren. Mondiale projecten zoals de expositie Above and Beyond Exhibition kunnen door science centers, universiteiten en sterrenwachten worden overgenomen en aangepast aan hun budget; een Nederlandse versie die door Nederland zal reizen is in de maak.In Nederland worden de IAU100-activiteiten gecoördineerd door het NOVA Informatiecentrum in samenwerking met een stuurgroep die bestaat uit vertegenwoordigers van de NOVA-instituten (aan de universiteiten van Amsterdam, Groningen, Leiden en Nijmegen), ASTRON, SRON en de KNVWS. Informatie over het programma in Nederland is te vinden op astronomie.nl/IAU100. Updates via Twitter: @IAU100NL. De IAU is de internationale astronomische organisatie met meer dan 13.500 professionele astronomen in ruim 100 landen. De missie van de IAU is de promotie en de bewaking van alle aspecten van de astronomie, waaronder onderzoek, communicatie, educatie en ontwikkeling, door middel van internationale samenwerking. De IAU is ook het internationaal erkende orgaan voor de naamgeving van hemelobjecten en hun oppervlaktestructuren.
Volledig persbericht

21 november 2018
Australisch/Amerikaans onderzoek wijst erop dat het feit dat er planeten en leven zijn in het heelal voor een belangrijk deel te danken is aan het energieke gedrag van jonge sterren. Dat heeft voorkomen dat alle sterren deel uitmaken van kolossale sterrenhopen, waar intense straling en supernova-explosies aan de orde van de dag zijn. Het onderzoek laat zien dat de straling van jonge, zware sterren wordt verstrooid aan het gas en stof in de interstellaire wolk waaruit zij zijn ontstaan. Dit resulteert in een tegendruk die een rem zet op de vorming van nieuwe sterren. Dit verschijnsel treedt met name op in sterrenstelsels en sterrenhopen die grote hoeveelheden gas en stof bevatten. Volgens de onderzoekers zorgt het proces ervoor dat de vorming van nieuwe sterren in een sterrenstelsel of grote gaswolk niet uit de hand loopt. Als die rem op het stervormingsproces niet zou bestaan, zouden zich wellicht zelfs geen planeten kunnen vormen. (EE)
Study reveals one of Universe’s secret ingredients for life

20 november 2018
Het bestuur van NWO heeft dr. Michael Wise benoemd tot algemeen en wetenschappelijk directeur van ruimteonderzoeksinstituut SRON. Momenteel is Wise hoofd van de Astronomie Groep van ASTRON, het Nederlands instituut voor radioastronomie. Daarnaast is hij verbonden aan het Anton Pannekoek Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Wise zal zijn nieuwe functie 1 januari 2019 aanvaarden en SRON de komende jaren door een belangrijke periode leiden, waarin onder meer de hoofdvestiging in Utrecht verhuist naar de Bio Science Campus van de Universiteit Leiden. Michael Wise gaat samen met instituutsmanager Annemieke Beers de directie van SRON vormen. Annemieke Beers: “We zijn erg verheugd over de benoeming van Michael Wise. Want er staat veel te gebeuren. De hoofdvestiging van het instituut verhuist in 2021 naar de Bio Science Campus van de Universiteit Leiden, waar vooral de samenwerking met de Universiteit Leiden en de Universiteit Delft intensief vormgegeven gaat worden. Daarnaast breekt de komende jaren een cruciale fase aan in de ontwikkeling van onze bijdragen aan bijvoorbeeld de Europese röntgentelescoop Athena." “SRON speelt een cruciale rol in het Nederlandse en internationale wetenschappelijke landschap," vult Michael Wise aan. "De volle breedte van het internationaal vooraanstaande én maatschappelijk relevante onderzoek van SRON is werkelijk indrukwekkend. Ik kijk er erg naar uit om deel uit te maken van SRON en leiding te geven aan het instituut in een periode waarin nieuwe missies als Athena zullen zorgen voor een nieuwe golf van wetenschappelijke doorbraken."Wise promoveerde in 1994 aan de University of Virginia, waarna hij een aantal jaar als postdoc fellow werkte aan het Kitt Peak National Observatory. Hier bestudeerde hij clusters van sterrenstelsels in optisch en röntgenlicht. Vervolgens stapte hij over naar het Chandra X-ray Science Center, waar hij deel uitmaakte van het team dat de NASA-ruimtetelescoop Chandra bouwde, lanceerde en exploiteerde. In 2006 vervolgde hij zijn loopbaan bij ASTRON. Hier werkte hij aan het ontwerp en de ontwikkeling van de LOFAR-telescoop, onder andere als project manager en project scientist. In 2010 trad hij als onderzoeker toe tot de Astronomie Groep van ASTRON, die hij sinds 2014 leidt. Ook heeft hij in die periode bijgedragen aan het ontwerp van de Square Kilometre Array (SKA).
Volledig persbericht

9 oktober 2018
Vrijwilligers van het citizen science-project Astronomy Rewind hebben vele duizenden astrofoto's uit oude jaargangen van sterrenkundige vakbladen gescand en op de juiste hemelpositie geplaatst in World Wide Telescope, een soort Google Earth van de sterrenhemel. Sinds eind negentiende eeuw zijn tienduizenden foto's van objecten en gebieden aan de sterrenhemel geplaatst in astronomische tijdschriften zoals The Astrophysical Journal. Al dat materiaal was tot nu toe echter nooit digitaal toegankelijk of doorzoekbaar, waardoor hedendaagse astronomen meestal geen gelegenheid hebben om de oude opnamen te vergelijken met recentere waarnemingen. Dankzij Astronomy Rewind - een 'burgerwetenschaps'-project dat gelieerd is aan Zooniverse - is dat binnenkort wél mogelijk. De eerste fase van het project is voltooid: foto's waarop hemelcoördinaten zichtbaar zijn, zijn verwerkt. De tweede fase is vandaag van start gegaan; daarbij gaat het om opnamen waarvan niet direct duidelijk is welk deel van de hemel ze tonen en wat de 'schaal' van de opname is. World Wide Telescope is oorspronkelijk ontwikkeld door Microsoft, maar wordt nu beheerd door de American Astronomical Society. In feite is het een grote kaart van de sterrenhemel waarop naar hartenlust kan worden ingezoomd en waarop talloze professionele astrofoto's in alle denkbare golflengtegebieden te bestuderen zijn. (GS) 
Astronomy Rewind Fast Forwards to Reanimate "Zombie" Astrophotos

8 oktober 2018
Astronoom Adrian Hamers heeft uit handen van Marjan Hammersma, secretaris-generaal van het ministerie van OCW, de Christiaan Huygens wetenschapsprijs voor ruimtewetenschappen ontvangen. Hamers krijgt de prijs voor het onderzoek waarop hij in 2016 is gepromoveerd aan de Universiteit Leiden. Het proefschrift is “bijzonder goed geschreven, het is aantoonbaar baanbrekend en zal ongetwijfeld jarenlang veel impact hebben,” zegt juryvoorzitter prof. Amina Helmi, in 2004 zelf prijswinnaar in dit wetenschapsgebied. De prijs, een bronzen beeld en een geldbedrag van 10.000 euro, werd uitgereikt in de Oude Kerk te Voorburg.Adrian Sven Hamers (27 december 1988, Utrecht) promoveerde op 21 juni 2016 aan de Universiteit Leiden op het proefschrift ‘Hierarchical Systems’. Promotores waren prof. dr. Simon Portegies Zwart (Universiteit Leiden) en prof. dr. Hagai Perets (Israel Institute of Technology). Hamers is postdoctoral fellow (member) bij het Institute for Advanced Study, Princeton, New Jersey, VS. Hij studeerde in 2012 cum laude af in Astronomy & Space Research aan de Universiteit Utrecht en behaalde daarvoor zijn bachelor aan diezelfde universiteit.De jury is van oordeel dat Hamersin zijn proefschrift fundamentele problemen adresseert in overschrijdende gebieden binnen de dynamica van astronomische systemen. Naast “een enorme hoeveelheid origineel werk”, heeft het proefschrift “een zeldzame diepgang en karakteriseert het zich door de breedte”. Het werk bestrijkt voorspellingen over het aantal supernova's (Type Ia) tot de vorming van hete Jupiter-achtige planetenstelsels. “Een dergelijke combinatie van uitzonderlijke hoge kwaliteit, breedte, diepgang en productiviteit is uiterst zeldzaam,” aldus de jury.De andere genomineerden voor de Christiaan Huygensprijs 2018 waren Tjalling de Haas en Nienke van der Marel. Tjalling de Haas kreeg een eervolle vermelding voor zijn dissertatie: ‘Life, death and revival of debris-flow fans on Earth and Mars: fan dynamics and climate inferences’ (5 februari 2016, Universiteit Utrecht). In zijn onderzoek past De Haas kennis uit de geologie toe op onderzoek naar de planeet Mars. Middels deze interdisciplinaire connectie begrijpen astronomen nu meer van de geologie van planeten en hoe die per planeet verschilt. De inzichten die hij hiermee heeft opgedaan zijn relevant voor de gehele astronomie. Nienke van der Marel ontving lof voor haar dissertatie: ‘Mind the Gap: Gas and Dust in Planet-forming Disks’ (29 september 2015, Universiteit Leiden). Van der Marels onderzoek richt zich op roterende gas- en stofschijven rondom jonge sterren, die de oorsprong van planeten vormen. Haar grote ontdekking betreft het eerste aantoonbare bewijs van een grote ‘stofval’ waarin planetesimalen (de bouwstenen van planeten) kunnen groeien. Daarmee heeft zij de era van observationele planeetvorming ontsloten. De Christiaan Huygens wetenschapsprijs beoogt de contacten tussen de Nederlandse universiteiten en het bedrijfsleven te bevorderen en de instroom van studenten in de bètawetenschappen positief te beïnvloeden. Hierbij staan de wetenschapsgebieden centraal die zich mede door het werk van Christiaan Huygens (1629 – 1695) hebben kunnen ontwikkelen: wiskunde, natuurkunde en sterrenkunde (ruimtewetenschappen). De jury wordt jaarlijks samengesteld door de KNAW. Voorzitter was prof. dr. Amina Helmi hoogleraar dynamica, structuur en vorming van de Melkweg aan de Rijksuniversiteit Groningen. De overige leden waren prof. dr. Henny Lamers, emeritus-hoogleraar astronomie en ruimteonderzoek en dr. Jason Hessels, universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam.
Origineel persbericht

2 oktober 2018
Met behulp van supercomputers hebben theoretici van het Rochester Institute of Technology voorspeld welke elektromagnetische straling (voornamelijk röntgenstraling en ultraviolette straling) wordt uitgezonden door een nauw paar van om elkaar heen wentelende superzware zwarte gaten. De voorspellingen zijn gepubliceerd in The Astrophysical Journal. Vrijwel elk sterrenstelsel in het heelal herbergt een superzwaar zwart gat in het centrum. In sommige sterrenstelsels gaat zelfs een dubbel zwart gat schuil - vermoedelijk zijn die stelsels ontstaan door de botsing en versmelting van twee kleinere stelsels. Door het uitzenden van zwaartekrachtgolven zullen de twee zwarte gaten in zo'n dubbelsysteem in de loop van de miljarden jaren in een steeds kleinere baan om elkaar heen draaien. Uiteindelijk zullen ze met elkaar in botsing komen, waarbij in korte tijd enorm veel energie wordt uitgezonden in de vorm van zwaartekrachtgolven. Uit de computersimulaties blijkt dat zo'n dubbel zwart gat relatief kort voor het moment van versmelting een karakteristiek elektromagnetisch signaal produceert, voornamelijk op korte golflengten (ultraviolette straling en röntgenstraling). Deze 'voorspelling' stelt astronomen mogelijk in staat om zulke bijna-botsende superzware zwarte gaten in ver verwijderde sterrenstelsels te detecteren met behulp van bestaande ruimtetelescopen. De bijbehorende zwaartekrachtgolven kunnen in de toekomst waargenomen worden met de Europese Laser Interfermeter Space Antenna (LISA), een zwaartekrachtgolfdetector in de ruimte waarvan de lancering gepland staat voor 2034. (GS)
Computer simulation follows light to supermassive black holes RIT-led study draws a cosmic roadmap

26 september 2018
Nieuwe computersimulaties lijken een verklaring te geven voor het wispelturige gedrag van de grootste en helderste sterren van het heelal: de blauwe hyperreuzen. Deze sterren vertonen hevige uitbarstingen waarbij binnen enkele dagen een hoeveelheid materie de ruimte in wordt geblazen die twee keer zoveel massa heeft als de planeet aarde. De simulaties wijzen erop dat door turbulenties in de buitenste lagen van de ster samenklonteringen van stermateriaal ontstaan. Deze vangen als een soort zonnezeilen het intense licht van de ster op en worden daardoor de ruimte in geblazen. Nadat hij voldoende massa heeft geloosd, komt de ster weer tot rust, totdat zich weer nieuwe turbulenties in zijn buitenlagen ontwikkelen (Nature, 27 september). Blauwe hyperreuzen, ook wel ‘lichtsterke blauwe veranderlijken’ genoemd, zijn heel zeldzaam, maar spelen wel een belangrijke rol in de evolutie van sterrenstelsels. De kolossale sterren, die meer dan 100 keer zoveel massa kunnen hebben dan onze zon, produceren sterke sterrenwinden en hevige supernova-explosies. En nadat ze zijn geëxplodeerd laten ze zwarte gaten achter. In een blauwe hyperreus vindt een voortdurende strijd plaats tussen de zwaartekracht, die het aanwezige gas naar binnen wil trekken, en de lichtkracht, die juist de andere kant op werkt. De vereenvoudigde berekeningen die tot nu waren gedaan, konden niet verklaren waarom deze sterren soms zoveel materie de ruimte in blazen. De buitenste lagen van zo’n ster leken simpelweg niet genoeg dichtheid te hebben om de zwaartekracht te kunnen overwinnen. In het nieuwe model is nu voor het eerst ook rekening gehouden met de interacties tussen materie, warmte en licht in het inwendige van de ster. Daarbij werd nu voor het eerst ontdekt dat sommige delen van de buitenlagen een grotere dichtheid hebben dan andere. Hierdoor kunnen verdichtingen ontstaan waar de lichtkracht van de ster wél genoeg grip op krijgt om ze de ruimte in te ‘lanceren’. (EE)
Elusive origin of stellar geysers revealed by 3D simulations

26 september 2018
Vandaag hebben de Ierse minister John Halligan en Xavier Barcons, directeur-generaal van ESO, hun handtekening gezet onder de overeenkomst die het mogelijk maakt dat Ierland lid wordt van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO). Het Ierse parlement heeft de toetreding al goedgekeurd. Het enige dat nog hoeft te gebeuren is dat de ratificatie-akte – een officieel document – wordt gedeponeerd bij het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat zal naar verwachting binnen enkele dagen gebeuren. Met het ESO-lidmaatschap krijgt Ierland toegang tot het geavanceerde instrumentarium van ESO, waaronder de Very Large Telescope en de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array – beide in Chili. Ook zal het land nu een bijdrage kunnen leveren aan de Extremely Large Telescope, die de komende jaren wordt gebouwd. Ierland is het 16de land dat zich bij ESO aansluit. Door zich aan te sluiten bij ESO, bouwt ​​Ierland voort op een reeds rijke astronomische geschiedenis, die eeuwen teruggaat. Tijdens de 19de eeuw had Ierland een telescoop in huis die tientallen jaren lang de grootste telescoop ter wereld was: de Leviathan van Parsonstown – een spiegeltelescoop met een opening van 1,8 meter in Birr Castle. (EE)
Volledig persbericht

21 september 2018
Tijdens het European Planetary Science Congress in Berlijn is een catalogus gepresenteerd die een overzicht geeft van meer dan 2200 planetaire kaarten die tussen 1600 en 2018 zijn gemaakt. De catalogus is geproduceerd door Henrik Hargitai, van de Eötvös Loránd Universiteit in Boedapest (Hongarije), en Mateusz Pitura, van de Universiteit van Wroclaw (Polen). De International Catalogue of Planetary Maps – beschikbaar via planetarymapping.wordpress.com – bevat kaarten uit alle delen van de wereld. De data kunnen worden geselecteerd op maker, jaar, schaal en type. Ze geven een compleet overzicht van de evolutie van het kaartmateriaal door de eeuwen heen. Het grootste aandeel in de catalogus hebben de planeet Mars, met 40 procent van alle kaarten, en de maan (46%). De rest komt voor rekening van Venus, Mercurius, Ceres, diverse manen (voornamelijk van Jupiter en Saturnus) en enkele planetoïden. (EE)
Catalogue of planetary maps, past and present, highlights our evolving view of our Solar System

19 september 2018
Astronauten die op missie naar Mars gaan, zouden alleen al tijdens de reis naar de planeet en terug blootstaan aan minstens 60% van de maximale dosis straling die ze tijdens hun hele carrière zouden mogen opdoen. Dat blijkt uit gegevens van de Europees/Russische Trace Gas Orbiter (TGO) die tijdens het European Planetary Science Congress in Berlijn zijn gepresenteerd. De Trace Gas Orbiter is in april met zijn onderzoeksprogramma begonnen. Hoewel hij voornamelijk gegevens verzameld over de atmosfeer van Mars, meet hij al sinds zijn lancering in 2016 óók de straling in de ruimte. Onze aarde wordt door een sterk magnetisch veld en een dichte atmosfeer tegen deze kosmische straling, die uit snel bewegende deeltjes bestaat beschermd. In de ruimte heeft deze straling echter vrij spel en kan zij bij mensen ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken, zoals stralingsziekte en kanker. De TGO heeft metingen gedaan in een periode dat onze zon niet erg actief was. Hierdoor was de kosmische intenser dan normaal. Een hogere zonneactiviteit kan de kosmische straling doen afbuigen, maar tegelijkertijd vormen ook grote uitbarstingen op de zon een gevaar voor astronauten. Hoe dan ook: de stralingsdoses die astronauten in de interplanetaire ruimte opdoen zijn honderden keren zo hoog als die op aarde en ook nog enkele keren zo hoog als in het internationale ruimtestation ISS. (EE)
ExoMars Highlights Radiation Risk for Mars Astronauts, and Watches as Dust Storm Subsides

15 september 2018
Een week nadat de Amerikaanse FBI het National Solar Observatory op Sacramento Peak in New Mexico onaangekondigd heeft geëvacueerd, is er nog steeds geen duidelijkheid over de precieze reden van deze 'veiligheidsoperatie', zoals de FBI-actie wordt omschreven. Ook een nabijgelegen postkantoor (in het dorpje Sunspot) werd op 6 september gesloten en geëvacueerd. De FBI doet geen enkele mededeling over de evacuatie-actie, en de plaatselijke sheriff heeft geen idee wat er aan de hand is. Vanzelfsprekend deden op internet al snel allerlei wilde theorieën de ronde over geheime militaire projecten en/of contacten met aliens, maar de ware toedracht blijft vooralsnog compleet onduidelijk. [Updates: Op 16 september meldde AURA (de Association of Universities for Research in Astronomy, de organisatie waaronder het zonne-observatorium valt) dat er sprake was van een 'criminele activiteit' op de sterrenwacht, zonder verdere details prijs te geven. Op 20 september werd bekend dat de ontruiming verband hield met dreigementen, geuit door een nachtwaker die was betrapt op het downloaden van kinderporno. Het zonne-observatorium is inmiddels weer geopend en de normale werkzaamheden zijn hervat.] (GS)
Nieuwsbericht op www.sciencemag.org

13 september 2018
De hemel krijgt een nieuw referentiekader. Op 30 augustus heeft de Internationale Astronomische Unie, tijdens haar algemene vergadering in Wenen, het International Celestial Reference Frame 3 (ICRF-3) aangenomen. Vanaf 1 januari 2019 geldt dit referentiekader overal ter wereld. Het dient onder meer voor de oriëntatie van GPS-systemen en de navigatie van ruimtesondes. Voor elke vorm van positionering en navigatie op aarde of in de ruimte zijn referentiekaders nodig. Net als de lengtegraden en breedtegraden op het aardoppervlak, kan de hemel worden bedekt met een coördinatennet. Dit referentiekader zorgt voor een nauwkeurige positionering van hemelobjecten ten opzichte van de aarde. Voor het opzetten van dit coördinatennet zijn vaste ‘ankerpunten’ nodig: voor de aarde zijn dat een stuk of vijftig radiotelescopen, en voor de hemel 4536 zogeheten quasars – de extreem heldere kernen van verre sterrenstelsels. Quasars zenden permanent radiostraling uit die met de radiotelescopen op aarde kan worden gedetecteerd. Omdat de quasars extreem ver van de aarde verwijderd zijn (ruwweg 100 miljoen tot 10 miljard lichtjaar) kunnen ze als stilstaande objecten worden beschouwd. De afgelopen veertig jaar hebben de radiotelescopen, die verspreid over alle continenten staan, de posities van de 4536 quasars met behulp van Very Long Baseline Interferometry (VLBI) gemeten. Daarbij is voor het eerst ook rekening gehouden met de rotatie van onze eigen Melkweg. Het vorige referentiekader (ICRF-2) werd in 2010 gepubliceerd. In vergelijking daarmee verbetert het nieuwe systeem de precisie met gemiddeld een factor 1,5. Dat betekent dat de positie van hemelobjecten nu kan worden bepaald met een nauwkeurigheid van een honderdmiljoenste graad. Dat is vergelijkbaar met de schijnbare grootte van een tennisbal die op de maan ligt. Niet alleen plaatsbepalingssystemen zoals GPS of de Europese tegenhanger Galileo maken gebruik van het referentiekader aan de hemel, ook metingen van veranderingen op het aardoppervlak – zoals de bewegingen van tektonische platen, vulkaanuitbarstingen, veranderingen in de zeespiegel, aardbevingen of veranderingen in de ruimtelijke positie van de aarde – zijn ervan afhankelijk. (EE)
A new frame for the sky

10 september 2018
NASA's Jet Propulsion Laboratory (JPL) heeft een Emmy Award for Outstanding Original Interactive Program gewonnen tijdens de Creative Arts Emmy Awards-ceremonie in Los Angeles. De prijs is toegekend voor de bijzondere wijze waarop JPL's afdeling Media Relations and Public Engagement het publiek betrokken heeft bij de 'Grande Finale' van de Cassini-missie. In september 2017 kwam een einde aan het succesvolle onderzoek van de geringde planeet Saturnus door NASA's ruimtesonde Cassini. De planeetverkenner dook de dampkring van Saturnus in, en rond die spectaculaire afsluiting van het project werd een groot media-offensief opgetuigd, onder andere via Twitter en Facebook, maar ook via de traditionele media. (GS)
And the Emmy goes to: Cassini's Grand Finale

6 september 2018
Vijftig jaar na haar ontdekking van de eerste pulsar is de Britse astrofysicus Jocelyn Bell Burnell beloond met de Breakthrough Prize. Deze prijs, waar een bedrag van 3 miljoen dollar mee is gemoeid, wordt sinds 2012 uitgekeerd. Normaal gesproken gebeurt dat in december, maar in bijzondere gevallen kan daar een uitzondering op worden gemaakt. Pulsars zijn de compacte restanten van ontplofte sterren die voornamelijk uit neutronen bestaan en heel snel om hun as draaien. Deze objecten zenden radiostraling uit vanaf hun magnetische polen, en door hun draaiing zwiepen die stralingbundels in het rond – net als de lichtbundel van een vuurtoren. Als zo’n bundel toevallig steeds langs de aarde strijkt, is met een radiotelescoop een snel knipperend object te zien. In 1967 ontdekte Bell Burnell, toen nog promovenda onder astronoom Antony Hewish, de eerste pulsar. In 1974 werd Hewish voor zijn rol bij de ontdekking van pulsars geëerd met een (gedeelde) Nobelprijs, daar waar de eigenlijke ontdekker, Bell Burnell, werd genegeerd. Zelf had zij daar niet zo’n moeite mee, maar andere wetenschappers spraken er schande van. Sommigen zien de toekenning van de Breakthrough Prize dan ook als een sneer in de richting van het nogal formeel handelende Nobel-comité. De Breakthrough Prize wordt toegekend aan wetenschappers die iets bijzonders hebben gepresteerd op het gebied van de fundamentele natuurkunde, de levenswetenschappen of de wiskunde. Iedereen kan kandidaten voordragen, maar de uiteindelijke winnaar wordt gekozen door een commissie van eerdere winnaars. Speciale Breakthrough-prijzen werden eerder toegekend aan Stephen Hawking, het team van de Laser Interferometer Gravitational-Wave Observatory (LIGO) en de zeven CERN-wetenschappers die leiding gaven aan de jacht op het Higgs-deeltje. (EE)
Pulsar discoverer Jocelyn Bell Burnell wins $3-million Breakthrough Prize

31 augustus 2018
De Nederlandse astronoom Ewine van Dishoeck (hoogleraar Universiteit Leiden en wetenschappelijk directeur NOVA) heeft tijdens de driejaarlijkse Algemene Vergadering van de Internationale Astronomische Unie (IAU) in Wenen, Oostenrijk, de voorzittershamer overgenomen als 32ste president van de IAU. Komende dinsdag ontvangt zij uit handen van de Noorse koning de Kavli-prijs voor astrofysica. De IAU, opgericht in 1919, is de wereldwijde organisatie voor astronomen, met meer dan 12.000 leden uit 100 landen. De doelstelling van de IAU is het bevorderen en waarborgen van alle aspecten van de sterrenkunde door internationale samenwerking. De kerntaken bestaan uit het organiseren van wetenschappelijke congressen, het stimuleren van sterrenkundig onderwijs en outreach, en het bevorderen van duurzame mondiale ontwikkeling. In 2019 viert de IAU haar 100-jarig bestaan met evenementen wereldwijd. Kavli-prijslaureaat, Spinozapremiewinnaar en Akademiehoogleraar Van Dishoeck is al 25 jaar lang actief binnen de IAU, als (vice-)president van verschillende werkgroepen en commissies en divisies, en de laatste drie jaar als president-elect. Zij is de vijfde Nederlandse IAU-voorzitter in de geschiedenis van de IAU. Eerder werd deze functie bekleed door Willem de Sitter (1925-1928), Jan Hendrik Oort (1958-1961), Adriaan Blaauw (1976-1979) en Lodewijk Woltjer (1994-1997). De Kavli-prijs, in 2008 voor het eerst uitgereikt, gaat steeds naar wetenschappers die ‘ons begrip van het bestaan’ vergroten. Volgens de jury heeft Van Dishoecks onderzoek vrijwel ieder aspect van de astronomie veranderd. Van Dishoeck is hoogleraar moleculaire astrofysica. Ze onderzoekt hoe sterren en planeten ontstaan en of er leven mogelijk is buiten de aarde. Ze levert met theorie, waarnemingen, en experimenten een belangrijke bijdrage aan de kennis over interstellaire wolken, grote gas- en stofwolken die de geboorteplaatsen zijn van planeten en sterren. Ze liet zien hoe er in die interstellaire wolken moleculen ontstaan die zich verder ontwikkelen en samenklonteren tot de bouwstenen voor complete planetenstelsels zoals ons eigen zonnestelsel. De Kavli-prijs, die ook wel de Nobelprijs voor de Sterrenkunde wordt genoemd, wordt iedere twee jaar uitgereikt door de Noorse Academie van Wetenschappen en Letteren aan winnaars in drie categorieën: astrofysica, nanowetenschappen en neurowetenschappen.
Volledig persbericht

30 augustus 2018
Een half jaar nadat een ‘zoekgeraakte’ NASA-satelliet weer was opgespoord, is het contact ermee weer verbroken geraakt. Het ziet ernaar uit dat de Imager for Magnetopause-to-Aurora Global Exploration (IMAGE), die in 2000 werd gelanceerd en jarenlang perfect functioneerde, nu echt als verloren moet worden beschouwd. IMAGE deed onderzoek aan de magnetosfeer van de aarde en het poollicht, maar viel eind 2005 plotseling stil. Tot 2007 is nog geprobeerd om de communicatie met de satelliet te herstellen, maar dat lukte niet. Daarop werd hij afgeschreven. Begin januari van dit jaar pikte een Canadese amateur-astronoom echter bij toeval weer een signaal van IMAGE op. Het leek erop dat de satelliet ergens tussen 2007 en 2018 weer tot leven was gekomen, en gewoon weer gegevens naar de aarde zond. NASA-technici hebben daarop geprobeerd om het contact met de satelliet te herstellen. Dat lukte ook eventjes, maar eind februari werd de verbinding weer verbroken. Sindsdien is er nog wel sporadisch contact geweest, maar de satelliet lijkt alle commando’s die naar hem toe worden gezonden te negeren. (EE)
Long-Lost Spacecraft That NASA Rediscovered This Year Is Incommunicado

15 augustus 2018
De Maria and Eric Muhlmann Award 2018 van de Astronomical Society of the Pacific is toegekend aan de Nederlandse astronoom Pieter van Dokkum, verbonden aan de Yale University in New Haven, Connecticut, voor zijn Dragonfly-project. Dragonfly is een verzameling van tientallen commerciële telefotolenzen, die samen een groot deel van de sterrenhemel in het oog houden. Het instrument, opgesteld in New Mexico, maakt jacht op extreem lichtzwakke en diffuse objecten. Onlangs was Dragonfly nog in het nieuws met de ontdekking van een klein, lichtzwak en zeer diffuus sterrenstelsel dat vrijwel geen donkere materie lijkt te bevatten. De Maria and Eric Muhlmann Award wordt toegekend voor recente, belangwekkende waaranemingsresultaten die verkregen zijn dankzij innovatieve technieken. (GS)
Persbericht Astronomical Society of the Pacific

13 augustus 2018
Neutronensterren worden doorgaans beschreven als extreem compacte verzamelingen van louter neutronen. Toch worden hun bizarre eigenschappen mogelijk voor een belangrijk deel bepaald door protonen, zo blijkt uit onderzoek van Amerikaanse natuurkundigen dat vandaag gepubliceerd wordt in Nature. Atoomkernen bestaan uit positief geladen protonen en elektrisch neutrale neutronen. Aan het eind van het leven van een zware ster stort de kern van de ster ineen tot een kleine, extreem compacte en snel rondtollende bal materie, die grotendeels uit stijf opeengepakte neutronen bestaat. Slechts ongeveer 5 procent van de massa van een neutronenster wordt vertegenwoordigd door protonen. Je zou dan ook verwachten dat protonen van verwaarloosbare invloed zijn op de eigenschappen van de neutronenster. Er is echter bekend dat protonen soms energierijke paren vormen wanneer ze elkaar heel dicht naderen. Uit onderzoek aan atoomkernen van koolstof, aluminium, ijzer en lood is nu gebleken dat zulke energierijke protonenparen vaker ontstaan wanneer de atoomkern verhoudingsgewijs meer neutronen en minder protonen bevat. Dat doet volgens de onderzoekers vermoeden dat paarvorming van (zeldzame) protonen een belangrijke rol speelt in een neutronenster - in feite een kolossale atoomkern die bijna geheel uit neutronen bestaat. Die energierijke protonenparen zouden daarom van relatief grote invloed kunnen zijn op de eigenschappen van neutronensterren. (GS)
In Neutron Stars, Protons May Do the Heavy Lifting

27 juli 2018
De European Research Council (ERC) heeft aan de astronomen Jayne Birkby (UvA) en Reinout van Weeren (UL) een Starting Grant toegekend. Deze persoonsgebonden subsidie bedraagt per project ongeveer 1,5 miljoen euro. Het biedt talentvolle jonge wetenschappers de kans hun eigen onderzoeksteam op te zetten of uit te breiden, en aan de slag te gaan met baanbrekende ideeën.Het project van Jayne Birkby aan het Anton Pannekoek Instituut voor Sterrenkunde heet exoZoo. Het richt zich op het onderzoek aan de atmosferen van exoplaneten, werelden rond andere sterren dan onze eigen zon. Birkby wil begrijpen hoe de variëteit aan planeten die is gevonden rond andere sterren is ontstaan. Daartoe zal zij onder meer spectroscopische waarnemingen doen aan en opnamen maken van planeetatmosferen en wil ze het zwakke licht bestuderen dat deze planeten reflecteren. Dat laatste is belangrijk als voorbereiding voor de toekomstige European Large Telescope in Chili, die de jacht opent op signaturen van leven in de atmosferen van exoplaneten rond nabije sterren, om uiteindelijk de vraag te beantwoorden: zijn wij alleen in het heelal? In het onderzoek van Reinout van Weeren aan de Sterrewacht Leiden zal het project ClusterWeb centraal staan. Van Weeren gaat de mogelijkheden van de radiotelescoop LOFAR benutten om de vorming en evolutie van clusters van sterrenstelsels te onderzoeken en het kosmische web waarin ze zich bevinden. Het doel is om ultra-hoge-resolutiebeelden te maken van clusters op lage radiofrequenties. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de internationale stations van de LOFAR-telescoop, die vanuit het noordoosten van Nederland uitwaaiert over andere delen van Europa. Deze waarnemingen geven informatie over de invloed van superzware zwarte gaten op de vorming en evolutie van clusters.
Oorspronkelijk persbericht

26 juli 2018
Op 27 juni jl. was de planeet Saturnus in oppositie, wat betekent dat hij – van de aarde uit gezien – precies tegenover de zon aan de hemel stond. Precies een maand later, op 27 juli, gebeurt dat met de planeet Mars. In de weken rond hun oppositiedatum staan planeten relatief dicht bij de aarde. Astronomen hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om de Hubble-ruimtetelescoop op de beide planeten te richten. De nieuwe opnamen zijn uiteraard weer heel scherp. Op die van Saturnus is mooi de zeshoekige wolkenstructuur rond de noordpool te zien, met daaronder het restant van een stormgebied. Maar de foto van Mars oogt minder detailrijk dan anders. Zoals bekend woedt er momenteel een grote stofstorm op de kleine planeet, die de opname vertroebelt. (EE)
New Family Photos of Mars and Saturn From Hubble

4 juli 2018
Einsteins zwaartekrachttheorie, de algemene relativiteitstheorie, voorspelt dat alle objecten op dezelfde manier vallen, ongeacht hun massa of samenstelling. Maar geldt dit principe ook voor objecten met extreem sterke zwaartekracht? Een internationaal team van astronomen heeft dit getest met behulp van drie sterren die om elkaar heen draaien: een neutronenster en twee witte dwergen. Hun bevindingen bewijzen dat Einsteins theorie de test ook doorstaat in dergelijke extreme omstandigheden (Nature, 5 juli). Een hamer en een veer vallen met dezelfde versnelling op de maan. En als een lichte en zware kanonskogel van de toren van Pisa worden gegooid, raken ze op hetzelfde moment de grond. Zelfs de aarde en de maan vallen op dezelfde manier naar de zon toe. Einsteins theorie heeft alle tests in laboratoria en elders in ons zonnestelsel doorstaan. Maar de meeste alternatieve zwaartekrachttheorieën voorspellen dat objecten met extreem sterke zwaartekracht, zoals neutronensterren, anders vallen dan objecten met geringe zwaartekracht. Dankzij de ontdekking van een ‘natuurlijk, kosmisch laboratorium’ hebben astronomen deze theorie nu kunnen testen in extreme omstandigheden: het drievoudige stersysteem PSR J0337+1715, op 4200 lichtjaar afstand van de aarde. In dit unieke, in 2012 ontdekte systeem draaien een neutronenster en een witte dwerg in 1,6 dagen om elkaar heen. En dit paar cirkelt in een baan van 327 dagen om een andere witte dwerg, veel verder weg. Volgens sommige alternatieve zwaartekrachttheorieën zouden de neutronenster en de binnenste witte dwerg elk op een andere manier naar de buitenste witte dwerg moeten vallen. ‘We hebben dit getest door de neutronenster te volgen’, licht eerste auteur Anne Archibald (postdoc aan de Universiteit van Amsterdam en ASTRON, het Nederlands instituut voor radioastronomie) toe. ‘De neutronenster, een millisecondepulsar, gedraagt ​​zich als een klok: hij wentelt 366 keer per seconde om zijn as, en bundels radiogolven roteren mee. Ze zwaaien met regelmatige tussenpozen als een kosmische vuurtoren over de aarde en produceren pulsen. We hebben deze radiopulsen gebruikt om de beweging van de neutronenster te volgen.’ Het team van astronomen volgde de neutronenster zes jaar lang met de Westerbork Synthese Radiotelescoop in Nederland, de Green Bank Telescoop in West Virginia, VS en het Arecibo Observatorium in Puerto Rico, VS. ‘We kunnen elke puls van de neutronenster nagaan sinds het begin van onze waarnemingen’, zegt Archibald. ‘En zijn locatie weten we tot op een paar honderd meter nauwkeurig. We weten daarom heel precies waar de neutronenster is geweest en waar hij naartoe gaat. Als de neutronenster anders zou vallen dan de witte dwerg, zouden de pulsen op een ander tijdstip aankomen dan verwacht.’ Archibald en haar collega’s ontdekten dat een eventueel verschil tussen de versnelling van de neutronenster en van de witte dwerg te klein is om te detecteren. ‘Als er al een verschil is, is het niet meer dan drie op een miljoen’, zegt Nina Gusinskaia, promovenda aan de Universiteit van Amsterdam. “En dat is heel erg weinig. We ontkrachten hiermee een deel van de alternatieve zwaartekrachttheorieën. Ook hebben we de nauwkeurigheid van de beste zwaartekrachttest ongeveer tien keer verbeterd, zowel binnen het zonnestelsel als met andere pulsars.’
Volledig persbericht

4 juli 2018
De zonsverduistering van 2 juli 2019 is onder meer waarneembaar vanaf La Silla, een van de bergen in het noorden van Chili waar de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) is gevestigd. Ter gelegenheid van dit bijzonder toeval organiseert ESO die dag een groot publieksevenement op La Silla. Voor belangstellenden zijn 300 kaarten beschikbaar, die komende vrijdag (6 juli) om 13 uur in de verkoop gaan. De verduistering komt op een bijzonder moment, want de ESO-sterrenwacht bestaat in 2019 precies 50 jaar. Een mooie gelegenheid voor een feestje dus. Naar verwachting zullen duizenden bezoekers van over de hele wereld naar het noorden van Chili reizen om de zonsverduistering tegen de prachtige achtergrond van het spectaculaire Chileense landschap te mogen ervaren. Wie een toegangskaart voor de ESO-sterrenwacht weet te bemachtigen wordt getrakteerd op een uitgebreid programma. Omdat de eclips zelf pas tegen het einde van de middag zal plaatsvinden, zal de rest van de dag gewijd zijn aan allerlei verschillende activiteiten, waaronder rondleidingen langs de telescopen op La Silla, lezingen en workshops. Of de zonsverduistering ook werkelijk te zien zal zijn hangt uiteraard af van de weersomstandigheden. De kans op een volledig onbewolkte hemel wordt geschat op 40 procent. De kans dat het die dag volledig bewolkt zal zijn is ruim 30 procent. Meer informatie over het ESO-evenement is vanaf nu online beschikbaar. Kaarten kunnen vanaf vrijdag om 13 uur worden besteld in de ESOshop. Ze kosten 200 euro, inclusief vervoer van de voet van de berg La Silla naar de sterrenwacht, een eclipsbril en toegang tot alle activiteiten ter plaatse. Voor de kaartverkoop geldt: wie het eerst komt, het eerst maalt. (EE)
Oorspronkelijk persbericht

27 juni 2018
Mariano Mendez, hoogleraar hoge-energie astrofysica aan de Rijksuniversiteit Groningen, wordt internationaal geëerd voor zijn hulp aan jonge wetenschappers in ontwikkelingslanden. Dat heeft het Committee on Space Research (COSPAR) zojuist bekendgemaakt. Op zondagavond 15 juli zal hij in Pasadena (VS) de Distinguished Service Medal ontvangen. Mendez studeerde sterrenkunde in Argentinië en verhuisde in 1996 naar Nederland. Hij is de eerste wetenschapper van een Nederlandse instelling die deze prijs wint. Mendez zette onder andere een programma op dat sterrenkundigen in ontwikkelingslanden toegang geeft tot wetenschappelijke gegevens. Ook stond hij aan de wieg van carrièreworkshops en mentorprogramma's voor jonge ruimteonderzoekers in ontwikkelingslanden. Tot nu toe namen ongeveer 1500 studenten deel aan deze workshops. Ze komen uit meer dan vijftig verschillende landen, zoals Argentinië, Brazilië, Ecuador, Egypte, India, Mexico, Nigeria, Thailand en Vietnam. Een aantal studenten bekleedt inmiddels invloedrijke posities in het ruimteonderzoek. Mariano Mendez (1960) groeide op in Argentinië. Hij studeerde sterrenkunde aan de Universiteit van La Plata. In 1989 promoveerde hij cum laude aan die universiteit. In 1996 verhuisde hij naar Nederland. Mendez vergat nooit zijn eigen achtergrond en bevorderde zijn hele leven de vooruitgang van de wetenschap in ontwikkelingslanden. Hij deed dat veelal onbezoldigd naast zijn onderzoeksloopbaan.
Oorspronkelijk persbericht

27 juni 2018
Japanse wetenschappers hebben een verklaring gevonden voor het feit dat de ‘ejectadekens’ rond sommige inslagkraters een duidelijk stralenpatroon vertonen, maar die rond andere niet. De oorzaak blijkt te liggen bij het terrein waar de inslag plaatsvond (Physical Review Letters, 26 juni). Wanneer een meteoroïde zich met hoge snelheid in de grond boort, wordt het daar aanwezige gesteente verpulverd en over de omgeving verspreid. Dat wordt de ejectadeken genoemd. In het centrum daarvan blijft een krater achter. Als je zo’n krater probeert na te bootsen, bijvoorbeeld door een metalen bal op een zandbed te laten neerploffen, vertoont de ejectadeken eigenlijk nooit een ‘stralenkrans’. Toch bestaan ze in het echt wel. Op een dag zag een van de wetenschappers een filmpje op YouTube van scholieren die op de hiervoor beschreven manier kratertjes maakten. En sommige daarvan vertoonden wel degelijk een stralenkrans. Deze laatste hadden iets gemeenschappelijks: ze ontstonden in gevallen waarin het zandbed niet netjes was gladgestreken, maar een beetje rommelig was. Om dat nader te onderzoeken hebben de wetenschappers een regelmatig patroon van zeshoekige ‘valleien’ in een vlak zandbed gedrukt [filmpje]. Bij herhaling van het experiment bleek dat elke vallei die de rand van de neerploffende bal raakte een straal produceerde. Door allerlei factoren te variëren, stelden de onderzoekers vast dat het aantal stralen dat gevormd werd slechts van twee dingen afhankelijk was: de grootte van de bal en de afstand tussen de valleien. Met behulp van computersimulaties is vervolgens aangetoond dat de schokgolven van de inslag als het ware door de valleien worden gekanaliseerd. Het bijzondere van deze ontdekking is dat zich nu uit het aantal stralen rond een krater laat afleiden hoe groot de inslaande meteoroïde moet zijn geweest. (EE)
Sandbox Craters Reveal Secrets of Planetary Splash Marks & Lost Meteorites

26 juni 2018
Astronomen en natuurkundigen van de Canadese McMaster University in Hamilton, Ontario, hebben het universele recept voor een sterrenhoop achterhaald. Het is heel simpel: neem een grote hoeveelheid gas, en wacht een paar miljoen jaar. Uit hun simulaties, uitgevoerd met krachtige supercomputers, blijkt dat je dan altijd een zware, heldere sterrenhoop krijgt, doordat de gaswolk onder zijn eigen gewicht niet in één punt samentrekt, maar in langgerekte filamenten. Die draderige structuur leidt uiteindelijk tot de vorming van een groot aantal sterren. Bij de computersimulaties, deze week gepubliceerd in Nature Astronomy, is niet alleen rekening gehouden met de zwaartekracht, maar ook met de samenstelling van het gas, met turbulentie en met de stralingsdruk van sterren die in een vroeg stadium al ontstaan. Zowel kleine als grote sterrenhopen ontstaan volgens de onderzoekers op dezelfde wijze, en dat was in de jeugd van het heelal niet anders dan nu. Eerder is wel aangenomen dat grote bolvormige sterrenhopen, die relatief kort na de oerknal gevormd werden, op een andere manier ontstaan dan kleinere sterrenhopen in een later stadium van de kosmische geschiedenis. Maar de nieuwe resultaten wijzen uit dat er in alle gevallen sprake is van een en hetzelfde proces; de grootte van de sterrenhoop wordt gewoon bepaald door de afmetingen van de gaswolk. (GS)
Scientists reverse-engineer formation of star clusters

25 juni 2018
Sterrenkundigen die onderzoek doen aan exoplaneten slaan de handen ineen met medisch technologen van de Universiteit Bern, zo schrijven de twee teams deze week gezamenlijk in Nature Astronomy. Kunstmatige intelligentie-technieken (machine learning) die gebruikt worden tijdens oogoperaties, om op basis van foto's 'biomarkers' te herkennen van bepaalde ziektes en aandoeningen, blijken ook uitstekend geschikt te zijn voor het snel herkennen van de spectroscopische vingerafdrukken van verschillende elementen en moleculen in de spectra van de atmosferen van exoplaneten. Tot nu toe is het een enorm tijdrovende klus voor astronomen om de verwachte spectra van een groot aantal model-atmosferen te berekenen en die te vergelijken met de waarnemingen. Een test op basis van metingen aan exoplaneet WASP-12b laat overduidelijk zien dat het vinden van de beste match enorm veel sneller gaat wanneer gebruik wordt gemaakt van machine learning. (GS)
Where Medical Technology and Astrophysics Meet

19 juni 2018
Spanje is met ingang van vandaag lid van de SKA Organisation - de internationale organisatie die de Square Kilometre Array (SKA) gaat bouwen. SKA wordt het grootste radio-observatorium in de geschiedenis, met honderden schotelantennes in Zuid-Afrika en tienduizenden dipoolantennes (voor het opvangen van laagfrequente radiogolven uit het heelal) in Australië. Spanje is het elfde lid van de SKA Organisation, na Australië, Canada, China, India, Italië, Nederland, Nieuw Zeeland, het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Afrika en Zweden. (GS)
Spain joins the SKA Organisation

19 juni 2018
Twee Groningse sterrenkundigen hebben software ontwikkeld die moeiteloos visualisaties kan genereren op basis van honderden miljoenen gegevens. Maarten Breddels en Jovan Veljanoski (Rijksuniversiteit Groningen) schreven hun programma in eerste instantie om de miljard sterren te lijf te gaan die door de Europese ruimtetelescoop Gaia in kaart zijn gebracht. De software kan echter ook patronen laten zien in andere grote gegevensbestanden. De onderzoekers stellen hun software gratis ter beschikking. Ze geven binnenkort tekst en uitleg over de software in een artikel dat is geaccepteerd voor publicatie in het vakblad Astronomy & Astrophysics. Breddels en Veljanoski ontwikkelden hun softwarepakket om grote gegevensbestanden te kunnen visualiseren. Het softwarepakket heet vaex: visualize and explore big tabular datasets. Sterrenkundigen over de hele wereld gebruiken de software inmiddels om de gegevens van de 1,3 miljard sterren die door Gaia zijn verzameld te visualiseren. De software kan miljarden gegevens in een seconde visualiseren. Het is enigszins te vergelijken met het inzoomen bij Google Maps. Tijdens het inzoomen moet je steeds heel even wachten voordat meer details zichtbaar worden. Google Maps draait echter op grote, snelle servers. De Groningse software werkt vanaf een laptop. De kracht van de software zit in de combinatie van een aantal slimmigheden. Een daarvan is dat door een simpel algoritme alle beschikbare rekenkracht maximaal wordt benut. Een tweede slimmigheid is dat alleen de hoognodige gegevens van de harde schijf naar het werkgeheugen worden gestuurd. En de derde slimmigheid is dat het werkgeheugen geen onnodige kopieën opslaat. Maarten Breddels gaf de afgelopen tijd geregeld live-demo's tijdens congressen. Zo liet hij bijvoorbeeld aan de hand van 1 miljard New Yorkse taxi-bewegingen zien welke taxiritten het meeste opleveren en op welke tijdstippen en plekken de meeste taxi's rijden. De gratis software is dus ook interessant voor maatschappelijke toepassingen buiten de sterrenkunde.
Gratis versie van de vaex-software

12 juni 2018
Spaanse en Belgische natuurkundigen hebben uitgerekend hoe de zwaartekrachtgolven eruit zien die geproduceerd worden door botsende wormgaten. Wormgaten zijn hypothetische 'tunnels' door de ruimtetijd, die als een soort sluiproutes zouden kunnen fungeren tussen twee punten op grote onderlinge afstand in ruimte en tijd. Hun bestaan is nog nooit aangetoond, maar kan ook niet worden ontkracht. Uit de nieuwe berekeningen, gepubliceed in Physical Review D, blijkt dat het zwaartekrachtgolfsignaal van twee botsende wormgaten nauwelijks valt te onderscheiden van dat van twee 'gewone' zwarte gaten. Het verschil zit 'm in zogeheten 'echo's' van de zwaartekrachtgolven, die waarneembaar zouden moeten zijn nadat het feitelijke signaal is uitgedoofd. Die echo's treden bij de botsing en versmelting van twee zwarte gaten niet op, omdat zwarte gaten begrensd worden door een 'gebeurtenishorizon'. De onderzoekers, onder wie Thomas Hertog van de Katholieke Universiteit Leuven (de co-auteur van het laatste wetenschappelijke artikel van Stephen Hawking), denken dat zwaartekrachtgolfdetectoren als LIGO en Virgo in principe gevoelig genoeg zijn om dergeljke echo's waar te nemen. Op die manier zou het bestaan van wormgaten bevestigd kunnen worden. (GS)
Wormhole echoes that may revolutionize astrophysics

8 juni 2018
De zestienjarige scholier Kim Bui van de Helen Parkhurstschool in Almere (5 VWO) heeft de Nederlandse Sterrenkundeolympiade 2018 gewonnen en mag een week op waarneemreis naar het Canarische Eiland La Palma, waar grote professionele telescopen staan. De Sterrenkundeolympiade is een jaarlijks terugkerende sterrenkundewedstrijd voor de bovenbouw HAVO/VWO. De tweede prijs, een telescoop, ging naar Sverre Creuwels van het Carolus Borromeus College in Helmond (6 VWO) en de derde prijs, een Raspberry Pi, was voor Arnaud Saint-Genez van OSG Erasmus in Almelo (5 VWO). De wedstrijd wordt beurtelings georganiseerd door een van de vier NOVA-instituten (de sterrenkundige instituten aan de universiteiten van Amsterdam, Groningen, Leiden en Nijmegen). Dit jaar was de eer aan het Anton Pannekoek Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Uit de voorronde, die sloot op 1 mei, werden de 13 beste inzendingen geselecteerd voor de finale, die plaatsvond van 6-8 juni in Amsterdam. Tijdens deze drie dagen gaven onderzoekers van het Anton Pannekoek Instituut masterclasses over onderwerpen die zij bestuderen. Denk aan neutronensterren en snelle radioflitsen. Hierna moesten de finalisten vragen beantwoorden over deze onderwerpen. Daarbij eindigde Kim nipt op de eerste plaats. Naast het wetenschappelijke programma was er ook tijd voor sociale activiteiten met een sterrenkundig tintje.
Oorspronkelijk persbericht

1 juni 2018
De sterrenkundigen Pratika Dayal (RUG) en Jean-Michel Désert (UvA) ontvangen een Vidi-subsidie van NWO. Ze krijgen 800.000 euro waarmee ze de komende vijf jaar een eigen, vernieuwende onderzoekslijn ontwikkelen en een onderzoeksgroep opzetten. Dayal onderzoekt de donkere kant van het heelal. Désert bestudeert het weer op buitenaardse werelden. Pratika Dayal: ‘Hoe werden de eerste melkwegstelsels gevormd, en hoe eindigden de kosmische donkere tijden? Wat is die mysterieuze donkere materie waaruit 80% van alle materie in het heelal bestaat? Door theorie en waarnemingen op nieuwe manieren te combineren, proberen we licht te laten schijnen op deze twee belangrijke problemen.’ Jean-Michel Désert: ‘Sterrenkundigen hebben een verbazingwekkende diversiteit aan planeten buiten het zonnestelsel ontdekt. Om de aard, de herkomst en de lotsbestemming van zowel deze nieuwe werelden als van onze eigen planeet beter te begrijpen, zullen we de atmosferische samenstelling, wolken en weersystemen van deze exoplaneten verzamelen.’
Oorspronkelijk persbericht

31 mei 2018
Hoe ontstaan sterren en planeten? Is er leven mogelijk buiten de aarde? Dit onderzoekt hoogleraar moleculaire astrofysica Ewine van Dishoeck van de Universiteit Leiden. Voor haar baanbrekende werk krijgt ze de prestigieuze Kavli-prijs in de categorie astrofysica: 1.000.000 dollar en een gouden medaille. Dat heeft de Noorse Academie van Wetenschappen en Letteren vandaag bekend gemaakt. Ewine Van Dishoeck levert met waarnemingen, theorie en experimenten een belangrijke bijdrage aan de kennis over zogeheten interstellaire wolken, grote gas- en stofwolken die de geboorteplaatsen zijn van planeten en sterren. Ze liet zien hoe er in die interstellaire wolken moleculen ontstaan die zich verder ontwikkelen en samenklonteren tot de bouwstenen voor complete planetenstelsels zoals ons eigen zonnestelsel. Het onderzoek van Van Dishoeck is van groot belang om vast te stellen of er op andere planeten leven mogelijk is. Daarvoor moeten we namelijk allereerst weten welke moleculen er in zo’n wolk aanwezig zijn, en hoe ze met elkaar reageren. Op die manier kun je mogelijk bepalen welke organische verbindingen er op een nieuw te vormen planeet terecht kunnen komen, en of daaruit leven kan ontstaan. Van Dishoeck deed bovendien onderzoek naar een andere bouwsteen van het leven: water. Zo onderzocht ze waterreservoirs in de voorlopers van planetenstelsels en de waterdamp rond jonge sterren. Dat levert informatie op over de herkomst van het water op aarde. ‘Ik ben nog sprakeloos na het onverwachte telefoontje van de president van de Noorse Academie. Wat een fantastische eer, niet alleen voor mijzelf maar ook voor al mijn jonge medewerkers en collega’s wereldwijd,’ zegt Van Dishoeck. ‘Mede dankzij hun creativiteit en harde werk doet ons vakgebied nu mee in de Champions League van de sterrenkunde.’ ‘Het gaat daarbij niet alleen om de pure wetenschap, maar ook om het feit dat we een bijdrage kunnen leveren aan de een van grootste vragen die de mensheid zich kan stellen: zijn wij alleen in het heelal?’ De Kavli-prijs – die in 2008 voor het eerst werd uitgereikt – gaat steeds naar wetenschappers die ‘ons begrip van het bestaan’ vergroten. ‘Van Dishoecks onderzoek heeft vrijwel ieder aspect van de astronomie veranderd,’ zegt jurylid Robert Kennicutt daarover. ‘Haar vakgebied was ooit niet meer dan een klein onderzoeksgebied aan de randen van de astrofysica, maar dankzij haar is het nu een kernthema binnen de hele astronomie.’ Van Dishoeck won eerder al belangrijke prijzen en onderscheidingen. Zo kreeg ze bijvoorbeeld de Spinozapremie, de belangrijkste wetenschappelijke prijs van Nederland. Ook ontving ze een ERC Advanced Grant. In 2012 werd ze door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) benoemd tot Akademiehoogleraar. Van Dishoeck is op dit moment president elect van de International Astronomical Union (IAU). De Kavli-prijs wordt iedere twee jaar uitgereikt door de Noorse Academie van Wetenschappen en Letteren aan winnaars in drie categorieën: astrofysica, nanowetenschappen en neurowetenschappen. De winnaars in iedere categorie krijgen een geldbedrag van een miljoen dollar en een gouden medaille. De plechtige uitreiking vindt plaats op 4 september in Oslo door koning Harald V van Noorwegen.
Persbericht Internationale Astronomische Unie (Engelstalig)

26 mei 2018
Alan Bean, in november 1969 maanlanderpiloot van de Apollo 12-missie, is op 26 mei op 86-jarige leeftijd overleden. Dat meldt de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA. Bean was ook commandant van de tweede Skylab-vlucht, in de zomer van 1973. Daarnaast was hij bekend vanwege de vele schilderijen die hij maakte, vaak over ruimtevaartonderwerpen. Na het overlijden van Bean zijn nog slechts vier van de twaalf 'moon walkers' in leven - astronauten die als onderdeel van het Apollo-programma op de maan hebben rondgelopen: Buzz Aldrin (Apollo 11, 88 jaar oud), David Scott (Apollo 15, 85 jaar), Charles Duke (Apollo 16, 82 jaar) en Harrison Schmitt (Apollo 17, 82 jaar). (GS)
Alan Bean

24 mei 2018
Australië heeft zijn eigen wereldrecord sterrenkijken verbroken. Tijdens de uitzending van het tv-programma Stargazing Live Australia keken woensdagavond maar liefst ruim 40.000 mensen tegelijkertijd naar de maan - vijf maal zo veel als het vorige record, en goed voor een notering bij Guinness World Records. Dat meldt de Australian National University. Tijdens het programma ging ook een nieuw citizen science-initiatief van start, waarbij het publiek in opnamen van grote Australische telescopen kan helpen zoeken naar supernova-explosies in verre sterrenstelsels. Dat leverde meteen al twee nieuwe vondsten op: SN2018bwp (op 900 miljoen lichtjaar afstand) en SN2018bwq (op 1,1 miljard lichtjaar afstand). Stargazing Live is een van oorsprong Brits tv-programma dat inmiddels in verschillende landen wereldwijd jaarlijks wordt uitgezonden. (GS)
ANU smashes its own stargazing world record

14 mei 2018
De Leidse sterrenkundige prof. dr. Tim de Zeeuw is op 14 mei benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij kreeg de onderscheiding ter ere van zijn afscheid als directeur-generaal van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO). De uitreiking vond plaats op de Nederlandse Astronomen Conferentie 2018, die deze week in Groningen plaatsvindt. De Zeeuw was vanaf 2007 directeur-generaal van ESO, waarvan zestien landen lid zijn. Onder zijn directoraat werd Europa leidend in de optische/infraroodsterrenkunde met telescopen op aarde. De Zeeuw wordt wereldwijd beschouwd als belangrijke initiator van de uitbreiding van het bestaande arsenaal meetinstrumenten met een nieuwe generatie instrumenten voor het waarnemen van de dynamica in onze sterrenstelsels. Zo gaat de astronomie de komende jaren een grote sprong voorwaarts maken met de toekomstige reuzentelescoop ELT, die in aanbouw is in Noord-Chili. Het was een bestuurlijk huzarenstukje om de neuzen van de zestien ESO-leden dezelfde kant uit te krijgen. De Zeeuw was eveneens gezichtsbepalend voor de internationale samenwerking op het terrein van de radioastronomie. Voor de realisatie van de radiotelescoop ALMA op de Chileense Chajnantor-hoogvlakte in het Andesgebergte, wist hij (financiële) partners uit Europa, de Verenigde Staten en Oost-Azië bijeen te brengen. De verwachting is dat ook op dit vakgebied de waarnemingen met de telescoop tot nieuwe, richtinggevende inzichten gaan leiden.
Volledig persbericht

16 april 2018
Europese astronomen binnen het BlackHoleCam-project, onder wie Heino Falcke van de Radboud Universiteit, hebben berekend hoe zwarte gaten in alternatieve zwaartekrachttheorieën eruitzien. Het is de meest geavanceerde simulatie ooit. Het resultaat is belangrijk omdat het helpt bij het interpreteren van de toekomstige opnamen van de schaduw van een zwart gat. Deze foto’s worden in de komende jaren verwacht van het Event Horizon Telescope-project. Het onderzoek is vandaag gepubliceerd in Nature Astronomy. Met behulp van de grootschalige simulaties is aangetoond dat in sommige gevallen ‘normale’ superzware zwarte gaten, zoals voorspeld in Einsteins algemene relativiteitstheorie, en zwarte gaten zoals voorspeld door alternatieve zwaartekrachttheorieën, mogelijk nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. De onderzoekers bestudeerden het materiaal dat vanuit de ronddraaiende accretieschijf op de zwarte gaten valt en berekenden de uitgezonden straling. Het licht dat in een zwart gat wordt gezogen valt ten prooi aan de gebeurtenishorizon (een gebied in de ruimtetijd waaruit niets kan ontsnappen). Die gebeurtenishorizon kan worden waargenomen in de vorm van een ‘schaduw’. De grootte en vorm van deze schaduw worden bepaald door de eigenschappen van het zwarte gat, maar ook door de zwaartekrachttheorie. Hoe het licht rond alternatieve zwarte gaten wordt afgebogen was al bekend, maar het is ook belangrijk te begrijpen waar het licht precies vandaan komt. In de code die de wetenschappers hebben gebruikt is nu voor het eerst ook meegenomen hoe het gas zich in alternatieve zwaartekrachttheorieën rond een zwart gat beweegt en waar het licht wordt uitgezonden. De supercomputer van het Goethe-instituut in Frankfurt heeft er maandenlang aan gerekend onder leiding van Luciano Rezzolla en Yosuke Mizuno. Ook hebben de wetenschappers de beeldkwaliteit van de huidige instrumenten in hun berekeningen meegenomen. Een voorbeeld van een zwart gat zoals voorspeld door Einstein is het superzware zwarte gat in het centrum van onze Melkweg, Sagittarius A* (Sgr A*). Zwarte gaten zijn nog nooit direct waargenomen, al is hun bestaan in de afgelopen jaren wel bevestigd doordat zwaartekrachtgolfdetectoren het signaal hebben opgevangen van versmeltende zwarte gaten in verre sterrenstelsels. Met de Event Horizon Telescope (een wereldwijd gekoppeld netwerk van gevoelige radioschotels) willen astronomen, onder wie die binnen het door de Europese Onderzoeksraad (ERC) gefinancierde BlackHoleCam-team, de eerste foto maken van de schaduw van het zwarte gat in het centrum van de Melkweg. Nu uit de simulaties is gebleken dat sommige zwarte gaten binnen alternatieve theorieën nauwelijks van de ‘Einstein’-zwarte gaten zijn te onderscheiden, noopt dat de onderzoekers tot voorzichtigheid. De Nijmeegse hoogleraar Falcke, die het idee om de schaduw van een zwart gat met radiotelescopen te vangen twintig jaar geleden formuleerde, blijft optimistisch: “Het is een grote stap voorwaarts dat we nu eindelijk in staat zijn voor elke zwaartekrachttheorie te simuleren hoe zwarte gaten eruitzien en hoe ze materiaal aantrekken. Het eerste doel van de Event Horizon Telescope is het waarnemen en bevestigen van de schaduw van een zwart gat – van welke soort dan ook. Dat kan nog steeds, maar wij kunnen zeker nog niet alle alternatieven uitsluiten. Einsteins theorie blijft favoriet, maar we moeten hem blijven testen. Met dit resultaat weten we nu hoe we de techniek die we momenteel gebruiken verder moeten ontwikkelen, om in de toekomst nog scherpere beelden te kunnen maken.” Volgens Michael Kramer van het Max-Planck-Institut für Radioastronomie in Bonn, een van de co-PI’s van het BlackHoleCam project, zijn er ook nog andere mogelijkheden om zwarte gaten te onderscheiden. “De ambiguïteit tussen de verschillende theorieën zou je kunnen wegnemen door pulsars in de directe omgeving van het zwarte gat te vinden en hun baan heel precies te meten.” De wetenschappers zijn nu op zoek naar deze objecten in de buurt van Sgr A*. Het team zal de ontwikkelde code uiteindelijk beschikbaar stellen voor andere wetenschappers met alternatieve zwaartekrachttheorieën zodat zij hun ideeën kunnen simuleren.
Origineel persbericht

12 april 2018
Een nieuwe data-analysetechniek zou wetenschappers in staat kunnen stellen om de ‘achtergrond’ van zwaartekrachtgolven te detecteren die wordt veroorzaakt door de vele ‘botsingen’ tussen zwarte gaten en neutronensterren die in het heelal plaatsvinden. Wetenschappers verwachten dat er om de paar minuten ergens in het heelal twee stellaire zwarte gaten – zwarte gaten van maximaal enkele tientallen zonsmassa’s – met elkaar versmelten. En een paar keer per minuut zou dat met twee neutronensterren gebeuren. Met de bestaande zwaartekrachtgolfdetectoren zijn afzonderlijke botsingen dit type vaak niet waarneembaar. Maar tezamen zouden ze een achtergrond van zwaartekrachtgolven moeten veroorzaken die dat misschien wél is. Wetenschappers van Monash University (Australië) hebben een methode ontwikkeld die de detectie van deze ‘brom’ van zwakke zwaartegolfsignalen mogelijk zou kunnen maken. Met behulp van de nieuwe techniek zou het achtergrondsignaal binnen enkele dagen gedetecteerd kunnen worden. (EE)
The background hum of space could reveal hidden black holes

10 april 2018
In bolvormige sterrenhopen kunnen paren van zwarte gaten voorkomen die 50 tot 130 maal zo zwaar zijn als de zon. Dat blijkt uit supercomputersimulaties van astronomen van het Massachusetts Institute of Technology. Bij de botsing en versmelting van zulke dubbele zwarte gaten worden zwaartekrachtgolven geproduceerd, die waargenomen kunnen worden met gevoelige detectoren op aarde. De Amerikaanse LIGO-detectoren hebben de afgelopen jaren al zwaartekrachtgolven 'gezien' van botsende zwarte gaten met massa's van ca. 30 zonsmassa's - verrassend zwaar voor een 'stellair' zwart gat. De nieuwe berekeningen, gepubliceerd in Physical Review Letters, wijzen echter uit dat zulke zware zwarte gaten (en zelfs nog aanzienlijk zwaarder) kunnen ontstaan door meervoudige botsingen en versmeltingen. Zo'n stapsgewijs groeiproces treedt op in de compacte kernen van bolvormige sterrenhopen - verzamelingen van vele honderdduizenden oude sterren. Eerdere berekeningen wezen altijd uit dat zwarte gaten die elkaar in het centrum van zo'n bolhoop op korte afstand passeren in de meeste gevallen de ruimte in geslingerd worden. De nieuwe computersimulaties houden echter rekening met de subtiele effecten van Einsteins algemene relativiteitstheorie: bij een nauwe passage zenden de zwarte gaten ook zwaartekrachtgolven uit, waardoor ze energie verliezen en in elkaars zwaartekrachtveld kunnen worden 'ingevangen'. Er ontstaat dan een nieuw dubbel zwart gat, dat na verloop van tijd ook weer zal samensmelten tot een nóg weer zwaarder exemplaar. De astronomen verwachten dat LIGO en de Europese tegenhanger Virgo binnen een paar jaar zwaartekrachtgolven zullen waarnemen van een botsing van twee zwarte gaten die zwaarder zijn dan 50 zonsmassa's. Zulke zware zwarte gaten kunnen alleen volgens het nieuwe scenario ontstaan. (GS)
Dense stellar clusters may foster black hole megamergers

4 april 2018
Onderzoek laat zien dat instabiliteiten in de magnetische velden van neutronensterren intense magnetische hotspots kunnen veroorzaken die miljoenen jaren standhouden. Zelfs nadat het algemene magnetische veld van de neutronenster al aanzienlijk is verzwakt kunnen zulke hotspots blijven bestaan. Wanneer een zware ster door zijn voorraad nucleaire brandstof heen raakt en onder zijn eigen zwaartekracht bezwijkt, kan zich een neutronenster vormen. Deze zeer compacte objecten hebben anderhalf keer zo veel massa als de zon, maar zijn slechts ongeveer 20 kilometer groot. Neutronensterren tollen snel om hun as en hebben krachtige magnetisch velden. Net als bij de aarde hebben die velden een noordpool en een zuidpool, maar dit ‘dipool’-model kan niet alle aspecten van de neutronensterren verklaren. Een van de openstaande vraagstukken is waarom sommige plekken van hun oppervlak veel heter zijn dan gemiddeld. Onderzoekers van twee Britse universiteiten hebben met behulp van computersimulaties de inwendige structuur van jonge neutronensterren nagebootst. Een pas gevormde neutronenster draait niet als één geheel om zijn as: de verschillende delen van de ster roteren met verschillende snelheden – net als bij onze zon. Hierdoor raken de magnetische veldlijnen in het inwendige strak opgewonden en uitgerekt. De computersimulaties laten zien dat zo’n strak opgewonden magnetisch veld instabiel is. Het vormt knopen die aan de oppervlakte komen en zich daar manifesteren als plekken van sterk verhoogde magnetische veldsterkte. Deze magnetische plekken produceren sterke elektrische stromen, die op hun beurt weer warmte genereren. De onderzoeksresultaten laten zien dat zich niet alleen op neutronensterren met sterke magnetische velden hotspots kunnen vormen. Zelfs exemplaren met zwakke magnetische velden kunnen dat. Dat laatste zou verklaren waarom sommige ‘magnetisch tamme’ neutronensterren zo nu en dan toch sterke uitbarstingen van straling vertonen. Deze resultaten zijn deze week gepresenteerd op de European Week of Astronomy and Space Science in Liverpool. (EE)
Magnetic hot spots on neutron stars survive for millions of years

23 maart 2018
De wetenschappelijke programma’s van NASA krijgen in de (lopende) Amerikaanse begroting meer geld toebedeeld. Dat betekent dat de ontwikkeling van een landingsmissie naar de Jupitermaan Europa en van robotsondes die bodemmonsters van Mars moeten gaan ophalen kan doorgaan. Opmerkelijk genoeg is tevens het budget voor de Wide Field Infrared Survey Telescope (WFIRST) verhoogd. Vorige maand bleek deze infrarood-versie van de Hubble-ruimtetelescoop juist uit het voorgestelde NASA-budget voor het fiscale jaar 2019, dat in oktober 2018 van start gaat, te zijn geschrapt. Alles bij elkaar is het wetenschappelijke budget van NASA voor 2018 verhoogd tot 6,2 miljard dollar – een plus van 7,9 procent. Een groot deel van het extra geld is gereserveerd voor planeetonderzoek en astrofysische onderzoeksmissies. Het onderzoek van zon en aarde komt er veel bekaaider van af. Even leek het er nog op dat president Trump zijn veto over het nieuwe begrotingsvoorstel zou uitspreken, maar uiteindelijk heeft hij er toch zijn handtekening onder gezet. (EE)
Planetary science wins big in NASA’s new spending plan

14 maart 2018
De Britse theoretisch fysicus Stephen Hawking is in de nacht van 13 op 14 maart op 76-jarige leeftijd overleden. Hawking leed al vanaf zijn jeugd aan amyotrofe laterale sclerose (ALS), een aandoening van het zenuwstelsel die hem aan een rolstoel gekluisterd hield. Communiceren met de buitenwereld lukte hem alleen nog via een spraakcomputer, bediend met oog- en wangbewegingen – de enige spieren waarover hij aan het eind van zijn leven nog controle had. Hawking is beroemd geworden door zijn baanbrekende werk aan zwarte gaten. Hij toonde als eerste aan dat zwarte gaten via quantumprocessen toch massa kunnen verliezen – de beroemde Hawkingstraling. Deze inzichten zijn ook van belang voor een beter begrip van de oerknal, en geven richting aan de speurtocht naar een allesomvattende quantumzwaartekrachttheorie. Hawking werd bij het grote publiek vooral bekend door zijn boek A Brief History of Time (in het Nederlandse vertaald als Het heelal), en zijn optredens in verschillende populaire tv-programma's. Ook was hij de laatste jaren vaak met uitgesproken ideeën en meningen in het nieuws als het ging om kwesties als bemande ruimtevaart, het koloniseren van het heelal, en het bestaan van intelligent buitenaards leven. (GS)

8 maart 2018
De Nationale Sterrenwacht van Japan (NAOJ) heeft een viewer gemaakt waarmee iedereen kan inzoomen op stukjes hemel die met de Hyper Suprime-Cam (HSC) van de Subaru-telescoop op Hawaï zijn vastgelegd. De HSC Viewer is toegankelijk via de webbrowser op pc of tablet. De Hyper Suprime-Cam is sinds 2013 in gebruik. De kolossale digitale camera maakt opnamen die uit 870 miljoen pixels bestaan. Bijzonder aan de camera is zijn zeer grote beeldveld, met een oppervlak dat negen keer zo groot is als de vollemaan. De HSC is in 2014 begonnen aan een uitgebreid surveyprogramma, waarvoor 300 waarnemingsnachten zijn gereserveerd. Onlangs is de eerste 20 procent van deze HSC-SSP-survey vrijgegeven. Het gaat om 80 terabytes aan data, die nu met de HSC Viewer toegankelijk zijn gemaakt. Op de Subaru-beelden zijn tal van exotische hemelobjecten te zien, waaronder een flink aantal botsende sterrenstelsels die de meest merkwaardige vormen hebben aangenomen. Aan een programma waarbij ‘burgerwetenschappers’ kunnen helpen bij de classificatie van deze objecten wordt nog gewerkt. (EE)
Amazing universe captured with the Subaru Telescope! 'HSC Viewer' released to the public

5 maart 2018
In de sterrenkunde kom je veel voorbeelden tegen van platte, roterende materieschijven: de ringen rond de planeet Saturnus, protoplanetaire schijven van gas en stof rond pasgeboren sterren, en de centrale schijven van spiraalvormige sterrenstelsels. Vaak vertonen zulke schijven golfpatronen of welvingen die zich op de een of andere manier door de schijf voortplanten, en waarvan de oorsprong niet altijd helder is. Traditiegetrouw worden dit soort patronen en verschijnselen wiskundig beschreven door theorieën die enkele eeuwen geleden al ontwikkeld werden door de Franse wiskundigen Lagrange en Laplace. Theoretisch werk van Konstantin Batygin van het Calfironia Institute of Technology heeft nu echter aangetoond dat ze ook beschreven kunnen worden met de Schrödinger-vergelijking, die bij natuurkundigen bekend is uit de quantumfysica. De Schrödinger-vergelijking beschrijft het golfkarakter van elementaire deeltjes. Het verrassende resultaat is gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. (GS)
Massive Astrophysical Objects Governed by Subatomic Equation

23 februari 2018
Astronoom Joeri van Leeuwen van het Nederlands instituut voor radioastronomie (ASTRON) ontvangt een Vici-beurs van 1,5 miljoen euro om op jacht te gaan naar de bron van zwaartekrachtgolven. In de komende vijf jaar zal hij met een team van zes onderzoekers het nagloeien van samengesmolten neutronensterren bestuderen met de radiotelescopen in Westerbork. Zwaartekrachtgolven ontstaan wanneer twee zware objecten in het heelal, zoals neutronensterren of zwarte gaten, om elkaar draaien en samensmelten. Met de instrumenten Virgo en LIGO is het al mogelijk om deze rimpelingen in de ruimte-tijd te detecteren. Maar waar ze precies vandaan komen, en hoe ze worden gemaakt, is nog grotendeels onbekend. Van Leeuwen kan dankzij deze Vici-beurs met de radiotelescopen in Westerbork een van de oorzaken van zwaartekrachtgolven bestuderen: het samensmelten van twee neutronensterren. ‘Op elkaar klappende neutronensterren veroorzaken grote explosies, die we ook in radiolicht kunnen zien’, zegt Van Leeuwen. ‘Door het nagloeien van deze explosies te bestuderen, kunnen we heel precies bepalen waar de zwaartekrachtgolven vandaan komen. Dat kan niet met alleen zwaartekrachtgolf-detectoren.’ Door de neutronenster-explosies te bestuderen, hoopt van Leeuwen ook meer te weten te komen over de materie waaruit neutronensterren bestaan.
Volledig persbericht

21 februari 2018
Komend weekend, op vrijdag 23, zaterdag 24 en zondag 25 februari, vinden de 42ste Landelijke Sterrenkijkdagen plaats. Op meer dan vijftig locaties verspreid over Nederland kan het publiek door een telescoop kijken en meer leren over de sterrenhemel. Ook de vier Nederlandse universiteiten waar sterrenkundig onderzoek plaatsvindt, zetten hun koepels open.Tijdens de Landelijke Sterrenkijkdagen is de wassende maan te zien. De maansikkel wordt van dag tot dag breder. Met een telescoop kun je zien dat de maan bedekt is met kraters. Ook is duidelijk te zien dat hij zich in de opeenvolgende nachten boven het sterrenbeeld Orion langs naar het oosten beweegt. Het sterrenbeeld Orion staat in het zuiden. De meeste planeten hebben zich rond de Sterrenkijkdagen verstopt in de buurt van de zon of zijn alleen aan de ochtendhemel te zien. De uitzondering is de planeet Uranus. Die staat vroeg in de avond in het zuidwesten. Het publiek kan deze blauwgroene planeet met eigen ogen – door een telescoop - zien. Met een telescoop zijn ook sterrenstelsels buiten de Melkweg te zien. Bijvoorbeeld de Andromedanevel en de Driehoeknevel. Doordat de Andromedanevel zo ver weg staat, zien we het gezamenlijke licht van de meer dan 100 miljard sterren als een vage ovale oplichtende vlek. Mocht het onverhoopt niet helder zijn, dan is er op veel locaties een aanvullend programma met verhalen over sterrenkundige onderwerpen, een planetarium, demonstraties van kijkers, quizzen en informatie over de hobby van weerkunde en sterrenkunde. Op de meeste locaties is de toegang gratis.De Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (KNVWS) houdt op www.sterrenkijkdagen.nl een overzicht bij van de deelnemende locaties met hun specifieke activiteiten.
Universiteiten openen sterrenkoepels tijdens Landelijke Sterrenkijkdagen

16 februari 2018
ESO-astronoom Suzanna Randall is gekozen als nieuwe trainee van het initiatief Astronautin, dat tot doel heeft de eerste vrouwelijke Duitse astronaut te trainen en haar voor een onderzoeksmissie naar het internationale ruimtestation ISS te sturen. Dat is vandaag bekendgemaakt tijdens een persconferentie op het hoofdkantoor van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) in Garching, Duitsland. Het initiatief Astronautin werd in 2016 opgezet om jonge vrouwen te inspireren om beroepen te kiezen in de ruimtevaart, wetenschap, wiskunde en technologie, en om de eerste vrouwelijke Duitse astronaut de ruimte in te sturen. Ook zal het de microzwaartekrachtomgeving van het internationale ruimtestation ISS gebruiken om te onderzoeken hoe het vrouwelijk lichaam op gewichtloosheid reageert. Dankzij haar wetenschappelijke achtergrond en sportieve talenten is Suzanna Randall geselecteerd als een van de twee Astronautin-trainees. De 38-jarige in Keulen geboren Randall studeerde astronomie in het Verenigd Koninkrijk voordat zij aan de Universiteit van Montreal in Canada afstudeerde en promoveerde in de astrofysica. Ze werkt momenteel als astronoom bij ESO. (EE)
Volledig persbericht

13 februari 2018
Simon Portegies Zwart (Sterrewacht Leiden) en Tjarda Boekholt (Universidade de Aveiro in Portugal) hebben laten zien dat het mogelijk is chaotische systemen nauwkeurig door te rekenen. Hiermee tonen zij aan dat alle subtiliteiten zijn te doorgronden, ook al is een systeem chaotisch. De resultaten worden binnenkort gepubliceerd in het vaktijdschrift Communications in Nonlinear Science and Numerical Simulation. De onderzoekers hebben een speciaal computerprogramma ontwikkeld waarin de afrondingsfouten van de computer geen rol meer spelen in de berekeningen. Het programma is vervolgens gebruikt om de chaotische beweging van drie sterren tot in detail door te rekenen. "Dergelijke dynamische berekeningen zijn nog nooit eerder met zo’n hoge precisie uitgevoerd," zegt onderzoeker Tjarda Boekholt. "Het is een onderzoeksveld dat niet veel aandacht krijgt,” voegt Simon Portegies Zwart toe, "omdat iedereen er eigenlijk van uit gaat dat het onmogelijk is chaotische systemen voldoende nauwkeurig door te rekenen.”Portegies Zwart en Boekholt bestudeerden het zogeheten Pythagorese drielichamenprobleem, een systeem van drie sterren die in een vlak op de punten van een rechthoekige driehoek staan. "We hebben deze beginsituatie gekozen omdat die leidt tot uiterst chaotisch gedrag,” zegt Boekholt. "We hadden ieder ander systeem kunnen nemen, zolang er maar niet te veel sterren zijn, omdat de berekeningen veel rekenvermogen kosten." Bij het Pythagorese systeem staan de drie sterren stil op de drie hoekpunten van de driehoek. Ze trekken elkaar aan via hun zwaartekracht, die er vervolgens voor zorgt dat het systeem verandert. De nauwkeurige beweging van de drie sterren was al eerder doorgerekend, maar het was nog nooit gelukt om een minutieuze verstoring in een van de sterren, en de daardoor exponentiële groei in de afwijking die dit veroorzaakt in de evolutie van het systeem, in kaart te brengen. De onderzoekers hebben deze precisie kunnen bereiken door voorbij te gaan aan de gebruikelijke 16 nauwkeurige posities achter de komma en die uit te breiden tot 42 plaatsen achter de komma.
Volledig persbericht

9 februari 2018
Met behulp van laserexperimenten hebben Britse en Amerikaanse wetenschappers aangetoond dat een van de meest gangbare modellen voor het ontstaan van magnetische velden in het heelal klopt. De experimenten hebben laten zien dat een turbulent plasma – een heet ‘gas’ van geladen deeltjes – een zwak magnetisch veld kunnen versterken tot het niveau dat is waargenomen in sterren en sterrenstelsels (Nature Communications, 9 februari). Zo’n beetje alles in het heelal, van planeten tot sterren tot sterrenstelsels, heeft een eigen magnetisch veld. Astrofysici worstelen al jaren met de verklaring van deze verrassend sterke en bestendige velden, wat allerlei modellen heeft opgeleverd. Met behulp van een van de krachtigste laserfaciliteiten ter wereld heeft een team onder leiding van wetenschappers van de universiteit van Chicago bewezen dat het zogeheten turbulente dynamomodel goed lijkt te kloppen. De onderzoekers hebben een turbulent plasma van een paar centimeter groot aangemaakt dat een paar miljardsten van een seconde standhield. Daarbij is waargenomen hoe turbulente bewegingen in dat plasma de sterkte van een zwak magnetisch veld enorm kunnen versterken. Computermodellen hadden al aangegeven dat een turbulent plasma die uitwerking heeft, maar nu is dat voor het eerst ook echt aangetoond. Bij de experimenten is kon een zwak magnetisch veld worden opgevoerd tot een veldsterkte van 10 kilogauss – een miljoen keer de veldsterkte van het aardmagnetische veld. Met behulp van vervolgexperimenten zal onderzocht worden hoe snel zo’n magnetisch veld in sterkte toeneemt en hoe sterk het kan worden. Ook zijn wetenschappers benieuwd in hoeverre het magnetische van invloed is op de turbulenties die het hebben versterkt. (EE)
UChicago astrophysicists settle cosmic debate on magnetism of planets and stars (via Phys.org)

5 februari 2018
Vandaag zijn de definitieve resultaten gepubliceerd van de Europese LISA Pathfinder-missie (LPF). De ruimtesonde, die eind 2015 gelanceerd werd, heeft in de eerste helft van 2016 technologieën uitgetest die in de toekomst nodig zijn voor het Europese LISA-project (Laser Interferometer Space Antenna) - een ruimteproject voor het detecteren van laagfrequente zwaartekrachtgolven. Met LISA Pathfinder zijn vooral technieken uitgetest om zogeheten testmassa's in volledig ongestoorde vrije val te brengen in een omloopbaan rond de zon. Daarvoor is een extreem 'rustige' omgeving nodig, niet beïnvloed door zonnewind, micrometeoroïden, temperatuurverschillen, etc. In 2016 bleek al dat de resultaten voor de hogere frequenties veel beter waren dan verwacht. Nu de meetgegevens en testresultaten volledig zijn geanalyseerd, blijkt dat ook voor de lage frequenties het geval te zijn. Dat betekent dat er geen technologische 'show stoppers' meer bestaan voor de ambitieuze LISA-missie, die in de eerste helft van de jaren dertig gelanceerd moet worden. (GS)
LISA Pathfinder -- The Quietest Place in Space

1 februari 2018
Van zondag 25 februari tot en met zondag 11 maart 2018 organiseert de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA) samen met Wikimedia Nederland een dubbele schrijfweek over astronomie. Onderzoekers, studenten, voorlichters, astrofotografen en amateur-astronomen gaan nieuwe artikelen schrijven en uitbreiden, Engelse artikelen vertalen in het Nederlands en meer foto's plaatsen rond het thema astronomie. De dubbele schrijfweek begint als de landelijke sterrenkijkdagen eindigen. De projectpagina van de schrijfweek linkt onder andere naar een rode lijst met artikelen waarvan nog geen Nederlandse pagina is. Voorbeelden zijn 'Quasiperiodieke oscillatie', 'BlackGEM' en 'Jan van Paradijs'. NOVA verloot aanmoedigingsprijzen onder iedereen die artikelen over astronomie bewerkt of aanmaakt. De voortgang van de schrijfweek kan in de gaten worden gehouden, omdat deelnemers de hashtag #Astroschrijfweek in hun zogeheten bewerkingssamenvatting zetten. Op Wikipedia kan iedereen bewerkingen uitvoeren, ook zonder inlogcode. Maar als je je registreert, kun je bijvoorbeeld artikelen aanmaken, bestanden uploaden en pagina’s volgen. De schrijvers worden aangemoedigd hun bijdragen aan de schrijfweek te delen via sociale media met de hashtag #Astroschrijfweek.
Oorspronkelijk persbericht

29 januari 2018
Een belangrijke puzzel in de astrochemie is nu eindelijk opgelost: Voor het eerst is het een team van theoretisch chemici en astronomen gelukt om te bepalen hoe je met methanol magneetvelden in de ruimte kunt meten. Dit geeft een nieuwe methode om de geboorte van sterren en planeten te onderzoeken. De onderzoekers publiceerden dit in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Astronomy op 29 januari. Astronomen bestuderen met licht- en radiogolven van moleculen in de ruimte hoe sterren en planeten geboren worden. Van methanolmoleculen in de ruimte is al langere tijd bekend dat ze gebruikt kunnen worden om magneetvelden te meten, die een belangrijke rol spelen bij dit geboorteproces. Maar dit soort metingen bij ontwikkelende zware sterren was tot nu toe onmogelijk, doordat een goed model van de magnetische eigenschappen van het molecuul methanol ontbrak. Nu kan deze kennis eindelijk in de praktijk gebracht worden, mede met dank aan nieuwe berekeningen van theoretisch chemici Ad van der Avoird en Gerrit Groenenboom van de Radboud Universiteit Nijmegen en astrochemicus Boy Lankhaar, Nederlander in dienst van Chalmers University in Zweden. Bij de vorming van nieuwe sterren komen methanolmoleculen voor als zogenaamde ‘masers’ (een fenomeen vergelijkbaar met lasers, waarbij moleculen in de ruimte intense microgolf-straling uitzenden). Met radiotelescopen vangen astronomen deze straling op en gebruiken deze om informatie over de magnetische velden rond een ster te bepalen. Methanol is een van de sterkste masers en wordt met name gevonden in gebieden waar extra zware sterren geboren worden. Deze sterren zijn verantwoordelijk voor de productie van metalen en koolstof. Door het geboorteproces van deze sterren te begrijpen, zijn onderzoekers beter in staat om de oorsprong van de verschillende chemische elementen in het heelal te bepalen. Al meer dan 50 jaar lukte het wetenschappers niet om de magnetische eigenschappen van methanol te meten in het laboratorium. Om die reden besloot het team van astronomen en theoretisch chemici dit uit te rekenen met principes uit de quantummechanica, wat resulteerde in een model dat deze eigenschappen precies beschrijft. Theoretisch chemicus Ad van der Avoird: "Het werd een ingewikkelder project dan gedacht, omdat we methanol tot in groot detail moesten bekijken en de bestaande theorie niet klopte. Met veel inspanning hebben we uiteindelijk het model kunnen ontwikkelen dat de astronomen nodig hadden.” Huib Jan van Langevelde, teamlid en onderzoeker van het Joint Institute for VLBI ERIC, Dwingeloo en Sterrewacht Leiden kijkt uit naar de toekomst. "Met de nieuwe kennis over de invloed van magneetvelden op methanol kunnen we onze waarnemingen rond de vorming van zware sterren veel beter interpreteren."
Origineel persbericht

29 januari 2018
De Britse regering heeft het Jodrell Bank Observatory bij Manchester voorgedragen als werelderfgoed. Deze radiosterrenwacht, opgericht in 1945, is de oudste ter wereld. Om in aanmerking te komen voor het predikaat werelderfgoed, moet de International Council of Sites and Monuments (ICOMOS) ervan worden overtuigd dat het voorgedragen object van uitzonderlijke en grensoverschrijdende waarde is. Als dat lukt komt Jodrell Bank in 2019 op de werelderfgoedlijst te staan, die sinds 1972 door de VN-organisatie UNESCO wordt beheerd. Jodrell Bank is de enige radiosterrenwacht ter wereld die vanaf de opkomst van de radioastronomie tot op de dag van vandaag in gebruik is gebleven. Op het terrein van de radiosterrenwacht staan nog gebouwen die teruggaan tot de prille begintijd (1945). De meest opvallende radiotelescopen ter plaatse zijn de 76-meter Lovell-telescoop uit 1957 – destijds de grootste bestuurbare radiotelescoop ter wereld – en de 38-meter Mark II-radiotelescoop uit 1964. Als de voordracht slaagt, voegt Jodrell Bank zich bij het uiterst selecte rijtje van astronomische objecten dat zich werelderfgoed mag noemen. Alleen enkele prehistorische objecten, waaronder het bekende Stonehenge, het 18de-eeuwse Jantar Mantar-observatorium in Jaipur (India) en de Koninklijke Sterrenwacht van Greenwich hebben de lijst tot nu toe weten te halen. (EE)
UK puts forward Jodrell Bank Observatory as 2019 World Heritage nomination

26 januari 2018
De Canadese amateur-astronoom en ‘jager’ op spionagesatellieten Scott Tilley heeft een bijzondere ontdekking gedaan. Toen hij met zijn radioantenne de hemel afspeurde naar signalen van de geheime Amerikaanse satelliet Zuma, die op 8 januari kort na de lancering zoekraakte, pikte hij signalen op van een heel andere satelliet, die al meer dan tien jaar geleden was afgeschreven. Het gaat om de ‘Imager for Magnetopause-to-Aurora Global Exploration’ of kortweg IMAGE, een in het jaar 2000 gelanceerde NASA-satelliet die de magnetosfeer van de aarde onderzocht en met zijn ultraviolet-camera fraaie opnamen van het poollicht maakte. IMAGE werkte bijna vijf jaar lang feilloos, maar viel eind 2005 plotseling stil. Wat er precies misging, is onduidelijk, maar de hoop bestond dat zodra de satelliet enige tijd in de schaduw van de aarde verbleef en zijn accu’s tijdelijk zouden leegraken, hij vanzelf weer opnieuw zou opstarten. Dat had in 2007 moeten gebeuren, maar IMAGE bleef stil. Blijkbaar is de satelliet ergens tussen 2007 en 2018 echter alsnog tot leven gekomen, en lijkt hij vanaf dat moment ook weer data naar de aarde te hebben gestuurd. Helaas was NASA toen al gestopt met luisteren... Dat de satelliet nu alsnog is opgespoord is mede te danken aan software die geschreven is door de Nederlandse radio-astronoom Cees Bassa. Met die software kon Tilley onmiddellijk vaststellen dat het door hem opgepikte signaal van IMAGE afkomstig was. Momenteel onderzoekt NASA of IMAGE weer in gebruik kan worden genomen. Er is een grondstation beschikbaar voor communicatie met de satelliet, maar de oude software die nodig is om het contact te herstellen is nog zoek. (EE)
Long-Dead NASA Spacecraft Wakes Up (via SpaceWeather.com)

18 januari 2018
Je merkt er bijna niets van, maar héél langzaam worden de omloopbanen van de planeten in ons zonnestelsel iets wijder. Dat komt doordat de zon geleidelijk massa kwijtraakt door processen in haar inwendige en door het uitzenden van zonnewind. Wetenschappers van NASA en het Massachusetts Institute of Technology hebben dit massaverlies nu indirect gemeten door naar subtiele veranderingen in de omloopbaan van Mercurius te kijken (Nature Communications, 18 januari). De nieuwe meetwaarde is in overeenstemming met eerdere schattingen. Maar belangrijker is dat de nauwkeurigheid ervan groter is dan bij eerdere bepalingen. Daardoor kan nu met nog meer stelligheid worden gezegd dat de zogeheten gravitatieconstante (G) constant is. Samen met de massa en de onderlinge afstand is G bepalend voor de aantrekkingskracht tussen voorwerpen. Omdat Mercurius zich het dichtst bij de zon bevindt, is deze planeet het meest geschikt om mogelijke afwijkingen in de zwaartekrachtsaantrekking van de zon op te sporen. Voor dat doel hebben de wetenschappers heel nauwkeurige metingen gedaan van de positie van de planeet, of eigenlijk van de ruimtesonde MESSENGER die tussen maart 2011 en april 2015 om hem heen cirkelde. De grootste afwijkingen in de baanbeweging van Mercurius worden veroorzaakt door de zwaartekrachtsinvloed van de overige planeten en de kromming van ruimte, zoals voorspeld door de algemene relativiteitstheorie. Daarnaast zijn er nog enkele kleinere bijdragen die voor rekening komen van de zon. Eén daarvan is het gegeven dat de zon niet volmaakt rond is, maar een beetje afgeplat. Bij het nieuwe onderzoek is het gelukt om een aantal van die factoren van elkaar te scheiden. Daaruit volgt een waarde voor het massaverlies van de zon die met ongeveer één duizendste zonsmassa per 10 miljard jaar dicht bij de theoretische verwachting ligt. Ten gevolge hiervan wordt de omloopbaan van bijvoorbeeld onze aarde anderhalve centimeter per jaar wijder. Omdat de nieuwe meetwaarde een grotere nauwkeurigheid heeft dan eerdere bepalingen, hebben de wetenschappers de stabiliteit van de gravitatieconstante met een factor 10 kunnen aanscherpen ten opzichte van bepalingen die op de beweging van onze maan waren gebaseerd. Anders gezegd: áls G al varieert, dan zijn die variaties zeker tien keer zo klein als tot nu toe al vaststond. (EE)
NASA Team Studies Middle-aged Sun by Tracking Motion of Mercury

17 januari 2018
De Nederlandse sterrenkundige prof. dr. Ewine F. van Dishoeck (Universiteit Leiden) heeft de James Craig Watson Medal 2018 toegekend gekregen van de Amerikaanse National Academy of Sciences (NAS). De James Craig Watson Medal wordt om het jaar uitgereikt voor buitengewone bijdragen aan de astronomie. Aan de prijs zijn een vergulde medaille en een geldbedrag van 25.000 dollar verbonden, alsook een bijdrage van 50.000 dollar om het onderzoek van de ontvanger te ondersteunen. Van Dishoeck ontvangt de prijs voor haar leidende rol wereldwijd op het gebied van de moleculaire astronomie en de astrochemie. Van Dishoeck levert met waarnemingen, theorie en experimenten bijdragen aan de kennis over de vorming van sterren en planeten uit interstellair gas en stof, en over de chemische basis van de oorsprong van het leven. Een van haar prestaties is het ophelderen van de wisselwerking tussen chemische processen en de thermische structuur van ster- en planeetvormingsgebieden. Het onderzoek van Van Dishoeck en haar medewerkers richt zich ook op de fotochemie en groei van interstellaire ijsdeeltjes, een belangrijke stap in de uiteindelijke vorming van protoplanetaire schijven, kometen en planeten. Zij koppelt waarnemingen aan experimenten naar de vorming van complexe prebiotische moleculen onder zeer koude omstandigheden. Van Dishoeck en collega’s hebben ook de reservoirs aan koud en heet water gekwantificeerd in jonge en oudere schijven en hebben zo een bijdrage geleverd aan onze kennis over de plek waar bewoonbare planeten kunnen worden gevormd. De jury roemt naast Van Dishoecks wetenschappelijke prestaties ook haar bijdragen aan de toekomst van het vakgebied. Zij begeleidde tientallen promovendi en postdocs, en speelde en speelt een leidende rol in wetenschappelijke werkgroepen, besturen, commissies en organisaties. De Watson Medal is in het leven geroepen door NAS-lid James Craig Watson, een welgestelde Canadees-Amerikaanse astronoom die 22 planetoïden ontdekte. Hij publiceerde vele artikelen en schreef ‘A Popular Treatise on Comets’ (1861) en ‘Theoretical Astronomy’ (1868).
Oorspronkelijk persbericht

20 december 2017
Het Amerikaanse ruimteagentschap NASA heeft twee finalisten geselecteerd voor een onbemande missie die medio volgend decennium moet worden gelanceerd. De ene kandidaat is een ruimtemissie naar komeet 67P/Churyumov-Gerasimenko, waarbij een bodemmonster moet worden opgehaald. De andere kandidaat is een soort drone die de grote Saturnusmaan Titan zou gaan verkennen. Beide hemellichamen waren eerder al het doelwit van twee Europese landingsmissies (Rosetta en Huygens). De twee ruimtemissies heten Comet Astrobiology Exploration Sample Return (CAESAR) en Dragonfly (‘libel’). De ontwikkelaars ervan krijgen tot eind 2018 geld om hun concept verder uit te werken. NASA wil in het voorjaar van 2019 beslissen welke van beide ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Het winnende concept zal de vierde zijn in het zogeheten New Frontiers-programma van NASA. Dat zijn ruimtemissies die niet meer dan ongeveer 850 miljoen dollar mogen kosten. Ook de succesvolle Pluto-sonde New Horizons, de Jupitermissie Juno en OSIRIS-REx, die binnenkort een bezoek brengt aan planetoïde Bennu, maken deel uit van dit programma. NASA heeft ook geld uitgetrokken voor de technologische ontwikkeling van een tweetal andere concepten. ELSAH krijgt geld om betaalbare technieken te ontwikkelen om de Saturnusmaan Enceladus op mogelijke sporen van leven te onderzoeken, zonder deze ijsmaan te ‘besmetten’ met aardse organismen. Het VICI-concept moet verder werken aan de ontwikkeling van een mineralogische camera die de verwoestende omstandigheden op de planeet Venus moet kunnen doorstaan. (EE)
NASA Invests in Concept Development for Missions to Comet, Saturn Moon Titan

11 december 2017
De Internationale Astronomische Unie (IAU) heeft aan 86 sterren een officiële naam toegekend. Eerder waren al 227 sterren van namen voorzien; het totaal aantal sterren aan de hemel met een officiële naam bedraagt nu 313. Bij de toekenning is geput uit traditionele namen van sterren in verschillende culturen, zoals de Chinezen, de Maya's en de Aboriginals. De twee componenten van de heldere dubbelster Mu1 en Mu2 Scorpii heten nu bijvoorbeeld Xamidimura en Pipirima - namen uit Zuid-Afrika en Tahiti. De nabije rode dwergster met de grootste eigenbeweging (verplaatsing aan de sterrenhemel) heet nu officieel 'Barnard's Star', naar de astronoom die de ster vorige eeuw ontdekte. De naam Gienah voor de ster Gamma Corvi (in het sterrenbeeld Raaf) is nu officieel toegekend; de ster Epsilon Cygni in het sterrenbeeld Zwaan, die vaak met dezelfde naam werd aangeduid, heet voortaan Aljanah (Arabisch voor 'de vleugel'). (GS)
Astronomers Approve 86 New Star Names from Around the World

1 december 2017
Afgelopen woensdag hebben NASA-technici vier ‘stuurraketjes’ van de ruimtesonde Voyager 1 voor het eerst in 37 jaar weer eens opgestart. Ze bleken nog feilloos te werken. Voyager 1 werd veertig jaar geleden gelanceerd en heeft, na een vluchtig bezoek aan de planeten Jupiter en Saturnus in 1979 en 1980, ons zonnestelsel inmiddels met hoge snelheid verlaten. Om met de aarde te kunnen communiceren is de ruimtesonde afhankelijk van kleine raketjes die ervoor zorgen dat zijn antenne de goede kant op wijst. De nu geteste raketjes aan de achterkant van de ruimtesonde waren sinds 1980 niet meer gebruikt. Nu ze nog prima blijken te werken, is de communicatie met Voyager 1 voor nog eens twee of drie jaar veiliggesteld. De normale standregelraketjes, die steeds minder goed zijn gaan functioneren, worden waarschijnlijk in januari 2018 uitgeschakeld. Vanwege het succesvolle verloop van de test zal NASA mettertijd waarschijnlijk ook zustersonde Voyager 2 op de backup-raketjes laten overschakelen. Het huidige standregelsysteem van deze ruimtesonde, die binnen enkele jaren ook de interstellaire ruimte zal bereiken, werkt echter nog naar behoren. (EE)
Voyager 1 Fires Up Thrusters After 37 Years

22 november 2017
Steeds meer overheden, bedrijven en huishoudens schakelen over op ledverlichting om energie te besparen. Het lijkt er echter op dat een deel van die besparing verloren gaat doordat méér en fellere lampen worden geplaatst (Science Advances, 22 november). Een internationaal team van wetenschappers heeft namelijk vastgesteld dat de verspreiding en helderheid van kunstverlichting op aarde in de periode 2012-2016 jaarlijks met twee procent is toegenomen. Dat blijkt uit metingen met een instrument aan boord van de NOAA-satelliet Suomi-NPP, die sinds oktober 2011 om de aarde cirkelt. Mondiaal gezien volgt de toename in lichtproductie de stijging van het bruto nationaal product, waarbij de snelste groei plaatsvindt in ontwikkelingsladen. Dat leidt ertoe dat nu ook verlichting te zien is op plaatsen waar dat voorheen niet het geval was. Dit doet de verwachte kostenbesparingen deels teniet en verergert het probleem van de lichtvervuiling. (EE)
Five Years of Satellite Images Show Global Light Pollution Increasing at a Rate of Two Percent Per Year

22 november 2017
Onderzoeksgegevens van IceCube, een neutrinodetector op Antarctica, laten zien dat de aarde hoogenergetische neutrino’s kan tegenhouden. Tot nu toe was dit effect, dat overigens in overeenstemming is met de voorspellingen van het standaardmodel van de deeltjesfysica, alleen voor minder energierijke neutrino’s aangetoond (Nature, 22 november). Neutrino’s zijn zeer lichte subatomaire deeltjes die zich weinig aantrekken van normale materie trekken. Per seconde gaan ongemerkt ongeveer 100 biljoen neutrino’s met de snelheid van het licht door je lichaam heen en ook onze planeet is nauwelijks een obstakel voor ze. Toch blijkt uit waarnemingen van IceCube dat ook hoogenergetische neutrino’s niet ‘onvangbaar’ zijn. IceCube bestaat uit meer dan 5000 grote optische sensoren die diep in het heldere ijs van Antarctica zijn geplaatst. Deze sensoren nemen neutrino’s niet rechtstreeks waar, maar meten kleine lichtflitsjes die Tsjerenkovstraling worden genoemd. Deze straling wordt uitgezonden door snel bewegende geladen deeltjes die ontstaan wanneer neutrino’s interacties aangaan met het ijs. IceCube kan een schatting geven van de energie van de gedetecteerde neutrino’s en van de richting waaruit ze kwamen. Uit een analyse van ongeveer 10.800 neutrino-gerelateerde interacties die in de loop van een jaar zijn waargenomen blijkt nu dat de aantallen hoogenergetische neutrino’s die dwars door de aarde heen gaan geringer zijn dan de aantallen die uit meer horizontale richtingen komen. De meeste gedetecteerde neutrino’s zijn vrijgekomen bij botsingen tussen energierijke protonen en zwaardere atoomkernen – ontstaan bij astrofysische processen buiten ons zonnestelsel – en de kernen van stikstof- en zuurstofatomen in de aardatmosfeer. Daarnaast is ook een klein aantal neutrino’s gedetecteerd die rechtstreeks uit de kosmos afkomstig waren, mogelijk van processen die in de omgeving van superzware zwarte gaten optreden. (EE)
How the Earth stops high-energy neutrinos in their tracks

22 november 2017
Op 27 november ontvangt Laura Driessen (Universiteit van Amsterdam) de jaarlijkse Afstudeerprijs voor Sterrenkunde bij de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (KHMW) te Haarlem. Het De Zeeuw-Van Dishoeck Fonds financiert deze prijs van 3000 euro om jong talent in de astronomie te stimuleren. Laura deed onderzoek bij het Anton Pannekoek Instituut voor Sterrenkunde van de Universiteit van Amsterdam en maakte daarbij gebruik van de LOFAR-radiotelescoop in Drenthe. Met LOFAR bracht ze één bepaalde nevel, G54.1+0.3, in kaart. Zij kon aantonen dat deze nevel nog specialer is dan gedacht en veel lijkt op de bekende Krabnevel. Anders dan gedacht bleek dat deze nevel niet omringd wordt door een supernovarest. Ook toonde Laura aan dat enkele objecten waarvan werd verondersteld dat zij supernovaresten waren, dit toch niet zijn. Bovendien ontdekte zij een nieuwe, relatief jonge supernovarest, G53.41+0.03. Supernovaresten zijn heldere bubbels van materie die achterblijven nadat grote sterren zijn ontploft. Bij zo’n explosie kan ook een pulsar worden gevormd: een hard ronddraaiende neutronenster die deeltjes uitstraalt. De De Zeeuw-Van Dishoeck Afstudeerprijs wordt op 27 november uitgereikt door prof. dr. A.P. IJzerman, secretaris natuurwetenschappen KHMW. De jurering werd verzorgd door de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (KHMW), die jaarlijks tal van wetenschappelijke prijzen toekent.
Volledig persbericht

6 november 2017
Astronomen van de Universiteit van Amsterdam hebben met computersimulaties onderzocht hoe een snel draaiend zwart gat bij het opslokken van materie ook energie uitstoot in de vorm van relativistische jets. Dankzij een revolutionair snellere rekenmethode konden ze - voor het eerst - laten zien dat deze straalstromen gestaag van richting kunnen veranderen (kantelen) doordat de ruimtetijd wordt meegesleept met de draaiing van het zwarte gat. Het resultaat is geaccepteerd voor publicatie in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Snel draaiende zwarte gaten blazen materie met bijna de lichtsnelheid de ruimte in. Dit komt doordat de kolkende materie rondom het zwarte gat is doorvlochten met magnetische velden. Het zwarte gat sleept de gekromde ruimtetijd met zich mee en wikkelt zo magneetvelden om zich heen. Hierbij ontstaat een soort lanceerbuis, van waaruit energie wordt uitgestoten: de relativistische jets. De kolkende materie rondom een zwart gat vormt een draaiende schijf. Deze draait vaak om een andere as dan het zwarte gat zelf. Astronomen denken dat door het meesleepeffect de schijf gaat kantelen rondom de draaiingsas van het zwarte gat. Dit wordt precessie genoemd. Dat de jets blijken mee te kantelen met de schijf, kan schommelingen verklaren in de intensiteit van infrarood licht bij zwarte gaten ('quasi-periodieke oscillaties' of QPO’s). Dat is vergelijkbaar met de manier waarop de zwiepende lichtbundel van een vuurtoren veel intenser wordt wanneer die precies richting waarnemer wijst. In 1985 werden QPO’s voor het eerst ontdekt in de omgeving van zwarte gaten (als röntgenstraling) door Michiel van der Klis, nu coauteur op het artikel. De reden dat het kantelen van de jets niet eerder werd gevonden, is dat 3D-simulaties van de omgeving van een snel draaiend zwart gat erg veel rekenkracht kosten. Er zijn effecten op kleine schaal (magnetische turbulentie in de schijf) én op grote schaal (relativistische jets). Bovendien moet in de berekeningen met alle complicaties van Einsteins zwaartekrachttheorie rekening worden gehouden. Hoofdauteur Matthew Liska, promovendus van Van der Klis, heeft in de afgelopen drie jaar een nieuwe simulatiecode ontwikkeld die veel snellere berekeningen kan uitvoeren. Met behulp van de Amerikaanse supercomputer Blue Waters werd een hogere resolutie bereikt dan ooit (tot wel een miljard pixels). Deze computer bevat duizenden grafische kaarten, oorspronkelijk ontworpen voor de gaming-industrie. “Elk van deze grafische kaarten bevat weer duizenden rekenmachines. De uitdaging is om deze efficiënt te benutten en met elkaar te laten communiceren,” zegt Liska. Tweede auteur Casper Hesp (masterstudent sterrenkunde en neurowetenschap aan de UvA) gebruikte dezelfde supercomputer om de simulaties in beelden om te zetten, waarop duidelijk is te zien hoe de jets van richting veranderen. De resultaten zijn van belang voor verdere berekeningen aan draaiende zwarte gaten die momenteel overal ter wereld worden uitgevoerd. Hiermee proberen sterrenkundigen recent ontdekte spectaculaire verschijnselen te begrijpen zoals versmeltingen van dubbele zwarte gaten, en het opslokken van gewone sterren door superzware zwarte gaten. De berekeningen worden ook ingezet bij de interpretatie van de waarnemingen van de Event Horizon Telescope (EHT), die de eerste opnamen maakt van het superzware zwarte gat in het centrum van de Melkweg. Coauteur Sera Markoff, begeleider van Hesp en lid van de wetenschappelijke adviesraad van de EHT: “Wat we willen weten is of Einsteins voorspellingen, die tot nu toe altijd zijn uitgekomen, ook precies kloppen voor de extreme zwaartekracht vlak bij een draaiend zwart gat. Dit soort simulaties zijn essentieel om theorie en waarnemingen aan elkaar te koppelen.”
Vakpublicatie over het onderzoek

3 oktober 2017
Wanneer de Amerikaanse planeetverkenner Mars InSight in mei 2018 koers zet naar de Rode Planeet, zal hij niet één maar twee microchips aan boord hebben met honderdduizenden namen van aardbewoners. In 2015 stuurden ruim 800.000 mensen hun naam al in voor plaatsing aan boord van een kleine siliciumchip die meegenomen zal worden naar het oppervlak van Mars. Er is nu besloten een tweede microchip mee te nemen. Wie ook zijn naam vereeuwigd wil zien op de koude buurplaneet van de aarde, kan terecht op de website https://mars.nasa.gov/syn/insight. Mars InSight is een stationaire lander die onderzoek gaat uitvoeren naar het inwendige van de planeet Mars. Eind november 2018 moet hij op Mars aankomen. (GS)
Another Chance to Put Your Name on Mars

3 oktober 2017
De Nobelprijs Natuurkunde 2017 is toegekend aan de Amerikaanse natuurkundigen Rainer Weiss (50%), Barry Barish (25%) en Kip Thorne (25%). Weiss, Barish en Thorne leverden doorslaggevende bijdragen aan het ontwerp en de bouw van de Amerikaanse LIGO-detector (Laser Interferometer Gravitational-Wave Observatory), waarmee in september 2015 voor het eerst zwaartekrachtgolven zijn gemeten - minieme trillingen in de ruimtetijd, veroorzaakt door energierijke processen en verschijnselen in het heelal, zoals botsende zwarte gaten. Het bestaan van zwaartekrachtgolven werd ruim een eeuw geleden al voorspeld door Albert Einstein. Weiss (Massachusetts Institute of Technology) legde in 1972 de basis voor het ontwerp van LIGO. Thorne (California Institute of Technology, Caltech) leverde belangrijke theoretische bijdragen op het gebied van zwarte gaten en de algemene relativiteitstheorie. Barish (Caltech) nam in de jaren negentig het directeurschap van LIGO over van zijn voorganger Robbie Vogt, en wist het ambitieuze project organisatorisch en financieel te realiseren. Inmiddels is bij Pisa (Italië) ook de Europese Virgo-detector erin geslaagd om zwaartekrachtgolven te detecteren. De verwachting is dat er binnenkort nog meer nieuwe ontdekkingen gepresenteerd zullen worden. (GS)
Persbericht Koninklijke Zweedse Academie van Wetenschappen

25 september 2017
De universitaire sterrenkunde in Nederland staat in de top van de astronomische wereldranglijst. Deze conclusie komt naar voren uit een recente evaluatie van de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA) en de astronomische instituten van de Universiteit van Amsterdam, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Leiden en Radboud Universiteit in Nijmegen. De evaluatie is uitgevoerd door een internationale commissie van topexperts in opdracht van de Colleges van Bestuur van de betrokken universiteiten. NOVA en de vier instituten samen kregen de beoordeling “exemplarisch” met de uitleg dat zij samen behoren tot de vijf topinstituten in de astronomie op een wereldwijde schaal. De commissie geeft aan dat de Nederlandse astronomie in de wereld vooroploopt in nieuwe en grensverleggende onderwerpen in de sterrenkunde, zoals de evolutie van sterrenstelsels in het vroege heelal, de eerste bepaling van de lengte van een dag op een exoplaneet, en de astrofysische interpretatie van de eerste zwaartekrachtsgolven. Dit succes is mede te danken is aan de sterke link met de ontwikkeling en toepassing van nieuwe waarneeminstrumenten voor de European Southern Observatory (ESO) en de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA). Het NOVA-instrumentatieprogramma richt zich in het bijzonder op instrumenten voor ESO’s Extremely Large Telescope (ELT), die rond 2025 in gebruik zal worden genomen en dan het grootste ‘oog’ zal zijn dat ooit op de hemel is gericht. NOVA is de leider van het Europese consortium dat het ELT-METIS-instrument maakt, een camera en spectrometer in het mid-infrarode deel van het spectrum, in het bijzonder geschikt om te zoeken naar tekenen van leven in de atmosfeer van aardachtige exoplaneten.
Volledig persbericht

28 augustus 2017
Sterrenkundigen moeten sommige van hun ideeën over zwarte gaten mogelijk herzien. Dat beweren natuurkundigen van de Sandia National Laboratories op basis van experimenten in hun zogeheten Z-machine - de krachtigste kunstmatige bron van energierijke röntgenstraling ter wereld. Zwarte gaten worden omgeven door zogeheten accretieschijven van extreem heet gas. De röntgenstraling van dat gas geeft informatie over de samenstelling en eigenschappen van die accretieschijven. Op basis van theoretische overwegingen gaan astronomen er vanuit dat ijzeratomen in de accretieschijf van een zwart gat zeer sterk geïoniseerd zijn (ze hebben vrijwel al hun elektronen verloren); dat zou verklaren waarom er geen röntgenfotonen worden waargenomen die uitgezonden worden bij het 'terugvallen' van elektronen naar lagere energieniveaus in ijzeratomen. Experimenten met de Z-machine, waarin de extreme omstandigheden in de accretieschijf van een zwart gat gesimuleerd kunnen worden, laten echter zien dat die conclusie vermoedelijk niet gerechtvaardigd is. In elk geval geldt voor siliciumatomen (waarbij het hierboven beschreven effect nog veel sterker zou moeten zijn) dat de 'terugval'-fotonen alleen ontbreken wanneer er in het geheel geen silicium-ionen in het gas voorkomen. Als dat ook voor ijzer geldt, zou dat betekenen dat accretieschijven rond zwarte gaten mogelijk géén sterk geïoniseerd ijzer bevatten. Volgens de onderzoekers komen veel inzichten over het gedrag van materie rond zwarte gaten daarmee op losse schroeven te staan, zo schrijven ze in Physical Review Letters. (GS)
Black hole models contradicted by hands-on tests at Sandia’s Z machine

15 augustus 2017
Op 5 september is het 40 jaar geleden dat de Amerikaanse ruimtesonde Voyager 1 werd gelanceerd. Voyager 1 bestudeerde als eerste de reuzenplaneten Jupiter en Saturnus van nabij, en is momenteel het verst verwijderde door mensen gemaakte object in het heelal: de ruimtesonde bevindt zich op een afstand van ruim 20 miljard kilometer van de aarde. Vluchtleiders op aarde hebben nog steeds radiocontact met het toestel; een radiosignaal doet er (met de snelheid van het licht) ruim 19 uur en een kwartier over om de afstand tot Voyager 1 te overbruggen. Om de 40ste verjaardag van de succesvolle ruimtesonde te vieren, wil NASA op 5 september een korte boodschap aan Voyager 1 sturen. Via Twitter, Facebook en andere sociale media heeft iedereen de afgelopen twee weken suggesties kunnen doen voor een boodschap van maximaal 60 karakters. Tussen 23 en 29 augustus kan er gestemd worden op de binnengekomen voorstellen; de winnende boodschap zal daadwerkelijk verzonden worden. Overigens heeft Voyager 1 zelf ook een 'boodschap' aan boord voor mogelijke buitenaardse beschavingen die de ruimtesonde wellicht ooit uit het heelal zullen 'oppikken': een beeldplaat met foto's, geluiden en groeten van de aarde. Pas over zo'n 20.000 jaar bevindt Voyager 1 (die een snelheid ten opzichte van de zon heeft van ca. 17 kilometer per seconde) zich dichter bij een andere ster dan bij de zon. (GS) 
Send a #MessageToVoyager! (aankondiging NASA)

28 juli 2017
SRON-onderzoeker Pieter de Visser krijgt van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een Veni-beurs van 250.000 euro voor de ontwikkeling van een nieuw type detector om exoplaneten te onderzoeken op onder meer de aanwezigheid van leven of de bouwstenen daarvoor. De gevoelige en efficiënte detector kan uit het zeer zwakke schijnsel van aardachtige exoplaneten, elk afzonderlijk lichtdeeltje (foton) detecteren én daar meteen de energie van meten. Dat laatste maakt dat je een spectrum van de atmosfeer van de exoplaneet kan verkrijgen. Als er leven of bouwstenen van leven op de planeet zijn, zullen de moleculaire lijnen daarvan in zulke spectra te zien zijn. Het onderzoek van Pieter de Visser legt het fundament voor toekomstige instrumenten in de ruimte, die gaan speuren naar aardachtige exoplaneten. Het gedetailleerd observeren van een aardachtige exoplaneet zal een flinke uitdaging zijn. Zo’n planeet draait om een ster waarvan het schijnsel 10 miljard keer feller is dan dat van de planeet zelf. Vergelijk het schijnsel van een vuurvliegje met het licht van een vuurtoren. De Visser werkt met supergeleidende detectoren die niet of nauwelijks ‘ruis’ geven bij metingen. Bovendien zijn ze zo goed in het meten van de energie van het foton - in specialistentaal: ze hebben een intrinsiek energie oplossend vermogen van 70 - dat daarmee een spectrum van de atmosfeer van de exoplaneet kan worden verkregen. En dankzij dat oplossend vermogen wel zo sterk dat de lijnen van de meeste karakteristieke moleculen te zien zijn. Het zal voor het eerst zijn dat een spectrometer met zulke ultragevoelige detectoren, een zogenaamde Integral Field Spectrograph (IFS), voor zichtbaar licht ontwikkeld wordt. Ook vijf andere pas gepromoveerde sterrenkundigen hebben een Veni-beurs gekregen. Het complete overzicht staat hier.
Volledig persbericht

20 juli 2017
De eerste gezamenlijke planetaire waarnemingscampagne van professionele en amateur-astronomen heeft enkele van de scherpste foto’s opgeleverd die ooit vanaf de aarde zijn gemaakt. Bij het project, dat ‘Pic-Net’ heet, wordt gebruik gemaakt van de 1-meter telescoop van de Pic du Midi-sterrenwacht in de Franse Pyreneeën. Het doel ervan is om de weerkundige omstandigheden op de verschillende planeten in de gaten te houden. Afgelopen maand nam een klein team van ervaren amateurastronomen, onder wie de Nederlander Emil Kraaikamp, deel aan een workshop waarbij tal van proefopnamen zijn gemaakt van Venus, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus én de Jupitermaan Ganymedes. De resultaten zijn oogstrelend en bovendien dermate detailrijk dat zij van grote waarde kunnen zijn – bijvoorbeeld ter ondersteuning van planetaire ruimtemissies. De afgelopen vijftien jaar hebben astronomen veel ervaring opgedaan met het maken van planeetopnamen. Hun instrumenten zijn weliswaar kleiner dan die van professionele astronomen, maar de gebruikte technieken kunnen ook worden toegepast op opnamen die met grotere telescopen worden gemaakt. Het uiteindelijke doel van het Pic-Net-project is om ervaren amateurs vaker toegang te geven tot de faciliteiten van de Pic-du-Midi-sterrenwacht. (EE)
Ground-breaking ground-based images of planets obtained by Pic-Net Pro-Am team

18 juli 2017
Met een eenvoudige muisklik is dinsdagavond 18 juli het laatste commando overgezonden naar LISA Pathfinder. Deze Europese ruimtesonde testte sinds maart 2016 (laser)technologie die bedoeld is voor de detectie van zwaartekrachtgolven. Zwaartekrachtgolven zijn uiterst kleine rimpelingen in de ruimtetijd die onder meer worden opgewekt wanneer twee zeer zware hemellichamen – neutronensterren of zwarte gaten – op geringe afstand om elkaar wentelen. Hoe sneller de draaiing, des te sterker zijn de zwaartekrachtgolven. In 2015 zijn voor het eerst zwaartekrachtgolven waargenomen met detectoren op aarde. Vanuit de ruimte kunnen dat soort metingen echter vele malen nauwkeuriger worden gedaan. Vandaar dat het Europese ruimteagentschap ESA voor dat doel omstreeks 2034 de LISA-missie wil lanceren, die uit drie in formatie ‘vliegende’ ruimtesondes zal bestaan. LISA Pathinder heeft getest of de technologie die daarvoor is bedacht de gewenste nauwkeurigheid heeft. De resultaten, waarvan het eerste deel in juni 2016 is gepubliceerd, zijn heel bemoedigend. (EE)
Last Command

11 juli 2017
De Australische overheid is een strategisch partnerschap aangegaan met de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO). Dat voornemen bestond al een jaar; de samenwerking is nu bekrachtigd tijdens een ceremonie op de Australian National University in Canberra, en gaat per direct in. De overeenkomst voorziet in een financiële bijdrage van Australië aan ESO, in ruil voor toegang tot de telescopen op de Europese sterrenwachten La Silla en Paranal in Chili. Voorlopig is het partnerschap aangegaan voor een periode van tien jaar. In de toekomst zou de samenwerking eventueel kunnen worden omgezet in een volledig ESO-lidmaatschap van Australië. (GS)
Australia Enters Strategic Partnership with ESO

10 juli 2017
De 16-jarige scholier Ward de Ridder van het Antoniuscollege te Gouda (4 vwo) heeft de elfde Nederlandse Sterrenkunde Olympiade gewonnen. Ieder jaar organiseren de Nederlandse astronomen deze olympiade voor havo- en vwo- scholieren.Dit jaar was het Groningse Kapteyn Instituut gastheer van de tien finalisten. Deze tien waren geselecteerd op basis van een pittige online-voorronde. De tien finalisten brachten vorige week drie dagen in Groningen door en kregen daar zes masterclasses van stafastronomen. Ook brachten zij als onderdeel van de finale een bezoek aan de Westerbork-telescoop en de LOFAR-radiosterrenwacht in Exloo.Na de masterclasses volgde een examen met vragen over de onderwerpen die tijdens de colleges zijn behandeld. Op basis daarvan wees de jury de winnaar aan. De olympiade werd afgesloten met een feestelijke prijsuitreiking.De hoofdprijs is traditiegetrouw een reis naar het Roque de los Muchachos-observatorium op het Canarische eiland La Palma, waar de winnaar zelf met een professionele telescoop naar het heelal mag kijken. De winnaar van 2017, Ward de Ridder, mag in het voorjaar van 2018 mee naar de telescopen van deze Brits-Nederlandse sterrenwacht op La Palma. Zijn commentaar: "Het was een enorm leuke finale, en ik ga nu goed nadenken wat ik volgend jaar wil gaan waarnemen.” De voorzitter van de organisatie, prof. Peter Barthel: "Wat mij vooral deugd deed was dat de meisjes dit jaar voortreffelijk vertegenwoordigd waren bij de Sterrenkunde Olympiade. Vijf van de tien finalisten waren meisjes.” Carmen Hoek (16) uit Harlingen won de tweede prijs, de derde prijs was voor Tabitha de Haan (16) uit Dokkum.
Origineel persbericht

29 juni 2017
De Leidse astronoom Frans Snik heeft, samen met een team van vrijwilligers, een ‘werkend’ lego-model gemaakt van de grote Europese sterrenwacht op de Paranal in Chili. Het model omvat niet alleen gedetailleerde replica’s van de vier 8,2-meter telescopen van de Very Large Telescope (VLT) en de vier ondersteunende 1,8-meter telescopen, maar ook een miniatuur interferometer. Het model is te bezichtigen in het ESO-hoofdkwartier in Garching (Duitsland) en zal in het voorjaar van 2018 worden overbracht naar het ESO Supernova planetarium & bezoekerscentrum. De vier grote VLT-telescopen bestaan elk uit precies 3104 stukjes. Voor de complete sterrenwacht zijn meer dan 25.000 afzonderlijke onderdelen gebruikt. De telescopen kunnen draaien en alle luiken en ventilatiegaten kunnen open en dicht. De vier ondersteunende telescopen staan op rails en zijn, net als de echte telescopen, verplaatsbaar. En de VLTI-tunnels bieden plaats aan een werkende miniatuur interferometer die echte fringes (interferentiestrepen) kan produceren. Op de website van ESO zijn bouwinstructies voor de VLT-telescopen te vinden. Ook van de nog in aanbouw zijnde Extremely Large Telescope kan een lego-model worden gemaakt. De schaal is ongeveer 1:150. (EE)
Astronomen bouwen de meest geavanceerde sterrenwacht ter wereld na met LEGO®

27 juni 2017
Het beroemde gedicht 'Childe Harold’s Pilgrimage' van de Engelse romantische dichter Lord Byron is deels gebaseerd op de aanblik van de avondhemel op 20 augustus 1817, precies 200 jaar geleden. Byron schrijft in het lange gedicht onder andere: 'The Moon is up', 'A single star is at her side', en 'Heaven is free from clouds, but of all colours seems to be melted to one vast iris of the west'. Volgens een onderzoeksteam onder leiding van Donald Olson van Texas State University gaat het hier om een samenstand van de maan en de planeet Jupiter; de veelkleurige avondhemel zou het gevolg zijn van de extreem krachtige uitbarsting van de Tambora-vulkaan, in april 1815. De bevindingen van Olson zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op gedetailleerde dagboekaantekeningen van John Cam Hobhouse, die in 1817 samen met Byron door Italië reisde. De nieuwe bevindingen zijn gepubliceerd in het augustusnummer van het Amerikaanse maandblad Sky & Telescope. Eerder koppelde Olson de kleurrijke avondhemel op het beroemde schilderij 'De Schreeuw' van de Noorse schilder Edvard Munch al aan de uitbarsting van de Krakatau, in 1883. Als gevolg van de grote hoeveelheden stofdeeltjes die bij een krachtige vulkaanuitbarsting de dampkring in worden geblazen, kan er gedurende vele maanden sprake zijn van extreem rode zonsondergangen. (GS)
Texas State's 'Celestial Sleuth' identifies Lord Byron's stellar inspiration

27 juni 2017
Nederlandse astronomen hebben een verklaring bedacht voor het verschijnsel dat twee zwarte gaten een tijd lang om elkaar heen kunnen draaien. De verklaring inclusief bijbehorende computersimulaties is geaccepteerd voor publicatie in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Begin juni 2017 was het weer even nieuws: twee samensmeltende zwarte gaten die een zwaartekrachtgolf veroorzaken. Sterrenkundigen zijn het er niet over eens hoe zulke zwarte gaten ontstaan. De ene hypothese is dat er twee zwarte gaten ver van elkaar ontstaan, langzaam naar elkaar toe drijven en om elkaar heen gaan draaien. De tweede hypothese is dat twee sterren om elkaar heen draaien, na elkaar exploderen en in elkaar storten tot twee zwarte gaten. De Nederlandse onderzoekers Ed van den Heuvel (Universiteit van Amsterdam, UvA), Simon Portegies Zwart (Universiteit Leiden) en Selma de Mink (UvA) laten nu zien dat die tweede situatie, van twee om elkaar draaiende sterren, waarschijnlijker is dan tot nu toe werd gedacht. Ed van den Heuvel, die zich in 1972 als een van de eerste sterrenkundigen bezighield met de evolutie van zware dubbelsterren, is eerste auteur van het huidige artikel. "Als onze berekeningen kloppen, en daar ga ik natuurlijk wel vanuit, dan komen dubbele zwarte gaten, met een gezamenlijke massa van vijftien tot dertig maal die van de zon, vaker voor dan verwacht. In onze eigen Melkweg bijvoorbeeld kan dan volgens de nieuwe berekeningen eens in de 100.000 jaar zo'n samensmeltend zwart gat ontstaan. Dat is voor mensenbegrippen natuurlijk nog steeds zeldzaam, maar het is tien keer vaker dan we eerst dachten." Simon Portegies Zwart, die de nieuwe simulaties uitvoerde op 'zijn' supercomputer Little Green Machine: "Als eerst de zwaarste van de dubbelsterren instort tot een zwart gat ontstaat er een stabiele situatie waarin de tweede ster nog lang kan voortleven voordat die het tweede zwarte gat wordt. Het eerste zwarte gat zuigt in de tussentijd veel materie van de tweede ster naar zich toe, en braakt een groot deel hiervan weer uit. Deze uitstoot van massa doet de baan van de dubbelster sterk krimpen, zodat wanneer de tweede ster instort tot een zwart gat, er een nauwe dubbelster ontstaat van twee zwarte gaten die later met elkaar zullen versmelten." Van den Heuvel: "Tot nu toe werd gedacht dat dubbelsteren bijna altijd eerst samensmelten tot een enkele grote ster en dan pas één zwart gat vormen. Alleen in extreme gevallen met ver uit elkaar of juist heel dicht op elkaar staande dubbelsterren zou er een dubbel zwart gat kunnen ontstaan. Wij laten nu zien de condities helemaal niet zo extreem hoeven te zijn."
Origineel persbericht

22 juni 2017
Het is een team van Leidse sterrenkundigen gelukt om de biologisch belangrijke stof glycerol te maken onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die in interstellaire wolken. Ze lieten hiervoor koolmonoxide-ijs met waterstofatomen reageren bij min 250 graden Celsius. De onderzoekers publiceren hun bevindingen in het vakblad Astrophysical Journal. In de afgelopen jaren zijn veel complexe moleculen in de ruimte ontdekt. Hoe die ontstaan is vaak onduidelijk. Gleb Fedoseev, nu postdoc bij het Osservatorio Astrofisico di Catania in Italië en eerste auteur van het artikel: ‘De dichtheid van deeltjes in de ruimte is zo klein, dat je complexe moleculen alleen kunt vormen in ijslaagjes op stofdeeltjes die gedurende honderdduizenden jaren ontstaan. Koolmonoxide speelt daarbij een belangrijke rol. Het is vluchtig, maar bevriest bij zeer lage temperaturen. Wanneer je het ijslaagje met daarin koolmonoxide vervolgens bombardeert met waterstofatomen, ontstaan nieuwe moleculen.’ In 2009 lieten de Leidse onderzoekers met behulp van hun ijskoude waterstofbombardementen zien dat koolmonoxide reageert tot formaldehyde (vier atomen) en methanol (zes atomen). In 2015 lukte het om de suiker glycoaldehyde (acht atomen) te maken. En nu is het dus gelukt om glycerol (veertien atomen) te maken. Harold Linnartz, hoofd van het Sackler Laboratory for Astrophysics bij de Universiteit Leiden: ‘Als je systematisch de reactieproducten die tijdens het atoombombardement ontstaan met elkaar laat reageren, dan ontstaan er steeds complexere moleculen. We zitten nu bij glycerol, nog twee van zulke stappen en je hebt ribose, een suiker dat van belang is bij de codering van onze genen.’ De grote vraag is nu of glycerol niet alleen in het laboratorium aanwezig is, maar ook in interstellaire wolken. De moleculen formaldehyde, methanol en glycolaldehyde zijn inmiddels met telescopen waargenomen in IRAS 16293-2422. Dat is een gebied in het sterrenbeeld Slangendrager op 460 lichtjaar van de aarde, waar jonge sterren ontstaan die lijken op hoe onze zon er 4,5 miljard jaar geleden uitgezien moet hebben. De astronomen willen nu met ALMA, de grootste radiotelescoop ter wereld, in datzelfde gebied zoeken naar glycerol. 
Volledig persbericht

13 juni 2017
Jerry Nelson, de geestelijk vader van de 10-meter Keck-telescopen op Mauna Kea, Hawaii, is op 10 juni op 73-jarige leeftijd overleden. In 1977 ontwikkelde Nelson het concept van een gesegmenteerde telescoopspiegel: een grote spiegel die uit verscheidene kleinere zeshoekige segmenten bestaat. Het concept werd voor het eerst met succes toegepast in de twee identieke Keck-telescopen: de spiegels, met een middellijn van tien meter, bestaan uit enkele tientallen segmenten van ca. 1,5 meter groot. Dezelfde techniek is inmiddels ook toegepast in de Gran Telescopio Canarias op La Palma, de Hobby-Eberly Telescope in Texas, de SALT-telescoop in Zuid-Afrika en de James Webb Space Telescope, die in 2018 gelanceerd zal worden. Ook de toekomstige Thirty Meter Telescope en de Europese Extremely Large Telescope (resp. 30 en 39 meter in middellijn) krijgen gesegmenteerde hoofdspiegels, elk met vele honderden zeshoekige segmenten. Nelson was van 1985 tot 2012 project scientist van het W.M. Keck Observatory. Diezelfde functie bekleedde hij - ondanks een beroerte in 2011 - voor de Amerikaanse Thirty Meter Telescope. (GS)
Astronomer Jerry Nelson, pioneering designer of large telescopes, dies at age 73

31 mei 2017
De Amerikaanse ruimtesonde die volgend jaar zomer richting zon wordt gestuurd, heet voortaan de Parker Solar Probe. Dat heeft NASA vandaag bekendgemaakt. Tot nu toe heette de sonde ‘Solar Probe Plus’. De nieuwe naam is een eerbetoon aan astrofysicus Gene Parker, die zestig jaar geleden het bestaan van de zogeheten zonnewind – de stroom energierijke geladen deeltjes die de zon voortdurend uitstoot – heeft voorspeld. Het is voor het eerst dat NASA een ruimtetoestel naar een nog in leven zijnde wetenschapper vernoemt. De lancering van de Parker Solar Probe staat gepland voor de zomer van 2018. Zes jaar later zal de ruimtesonde, na een zevental scheervluchten langs de planeet Venus, het zonneoppervlak tot op 6 miljoen kilometer naderen. Hij doorkruist daarbij de ijle uitlopers van de buitenste atmosfeer van de zon – de corona. (EE)
NASA Renames Solar Probe Mission to Honor Pioneering Physicist Eugene Parker

30 mei 2017
Volgens Albert Einsteins relativiteitstheorie wordt een zwart gat omringd door een zogeheten 'gebeurtenishorizon'. Materie die door een zwart gat naar binnen wordt gezogen en deze horizon passeert, verdwijnt voorgoed uit het zicht: van 'achter' de horizon kan geen informatie meer naar buiten komen. Sommige alternatieve theorieën voorspellen echter het bestaan van 'naakte singulariteiten': extreem compacte objecten (vergelijkbaar met zwarte gaten) zónder zo'n horizon. De vraag is dus of een ster die in een zwart gat valt plotseling van het toneel verdwijnt, of te pletter stort op een mysterieus object. Volgens Amerikaanse astronomen kan die tweede mogelijkheid nu worden uitgesloten. In zo'n geval zou de materie van de verorberde ster zich namelijk over het oppervlak verspreiden en nog lange tijd blijven nagloeien. Op basis van schattingen van het aantal superzware zwarte gaten in andere sterrenstelsels en de frequentie waarmee die zwarte gaten sterren opslokken, berekenden de astronomen dat de PanSTARRS-telescoop op Hawaii dan in de afgelopen jaren ruim tien van zulke 'uitbarstingen' gezien zou moeten hebben. Ze zijn echter niet gevonden. In de toekomst hopen de astronomen hun voorlopige resultaten (gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society) te kunnen staven met waarnemingen van de Large Synoptic Survey Telescope. Op dit moment lijkt alles er echter op te wijzen dat zwarte gaten inderdaad schuil gaan achter een horizon, zoals door Einsteins theorie wordt voorspeld. (GS)
Do Stars Fall Quietly into Black Holes, or Crash into Something Utterly Unknown?

17 mei 2017
De Gruber Cosmology Prize 2017 is toegekend aan de Amerikaanse astronoom Sandra Faber. Daarmee wordt zij beloond voor haar baanbrekende onderzoeken aan sterrenstelsels, waarbij zij sterke aanwijzingen heeft gevonden voor het bestaan van donkere materie. Meer recent was zij betrokken bij CANDELS, het grootste project dat ooit met de Hubble-ruimtetelescoop is uitgevoerd. Bij het CANDELS-project zijn gegevens verzameld over de verste en dus ook jongste sterrenstelsels die we vanaf de aarde kunnen waarnemen. De Gruber-prijs wordt wel gezien als de ‘Nobelprijs van de kosmologie’. Er is een bedrag van 500.000 dollar aan verbonden, evenals een gouden medaille. Beide zullen tijdens een ceremonie dit najaar aan Faber worden uitgereikt. (EE)
2017 Gruber Cosmology Prize Press Release

9 mei 2017
Australische astronomen zullen de komende tien jaar zo goed als zeker gebruik kunnen maken van de telescopen van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) op de Paranal-sterrenwacht in Chili. De Australische overheid heeft 26,1 miljoen Australische dollars uitgetrokken voor het aangaan van een tienjarig strategisch samenwerkingsverband met ESO; daar komt tot 2027/2028 nog eens 12 miljoen dollar per jaar bij. Zonder officieel lidstaat te worden van de internationale astronomische organisatie kan Australië op die manier toch gebruik maken van de huidige faciliteiten van ESO, met name de Very Large Telescope op Cerro Paranal. Volgens ESO moeten sommige details van het samenwerkingsverband nog verder worden uitgewerkt, maar ESO's directeur-generaal Tim de Zeeuw spreekt van een 'zeer veelbelovende stap'. In de toekomst hebben Australische sterrenkundigen overigens ook toegang tot de Square Kilometre Array radiotelescoop, en tot de Giant Magellan Telescope, die ook in Noord-Chili wordt gebouwd. (GS)
ANU welcomes access to telescopes at premier site

24 april 2017
Afgelopen weekend is, op 73-jarige leeftijd, Chriet Titulaer overleden. Titulaer – geboren in Hout-Blerick – was vooral bekend van zijn tv-programma’s, zoals Wondere Wereld van de TROS en zijn verslag (samen met Henk Terlingen) van de eerste bemande maanlanding in 1969, maar oorspronkelijk was hij sterrenkundige. Al tijdens zijn studie richtte hij, samen met Ton Smit, op 18 april 1965 de afdeling Venlo van de (Koninklijke) Nederlandse Vereniging voor Weer en Sterrenkunde op. Een jaar later organiseerde hij de tentoonstelling ‘Mens en Heelal’ – tot dan toe de grootste manifestatie op het gebied van weer- en sterrenkunde en ruimtevaart die in Nederland was gehouden. Na een aantal jaren ook daadwerkelijk als astronoom te hebben gewerkt (in de VS en Frankrijk), richtte hij zijn aandacht definitief op de popularisatie van wetenschap en techniek. Tussen 1969 en 1990 was hij vaak op tv te zien. En in 1986 organiseerde hij de grote ruimtevaarttentoonstelling Space ’86 in de Utrechtse jaarbeurs. Ook was Titulaer auteur van tientallen boeken over uiteenlopende onderwerpen. Om gezondheidsredenen moest Titulaer zijn tv-activiteiten in de jaren negentig staken. Hij overleed in een verzorgingshuis in Driebergen. In 2007 is een planetoïde naar hem vernoemd: 12333 Titulaer. (EE)

5 april 2017
Een team van Nederlandse wetenschappers heeft een supercomputer gebouwd ter grootte van vier pizzadozen. De Little Green Machine II heeft het rekenvermogen van 10.000 pc's en zal gebruikt worden door onderzoekers in de oceanografie, informatica, kunstmatige intelligentie, algoritmiek, financiële modellering en sterrenkunde. De computer is ontwikkeld met hulp van IBM en staat bij de Universiteit Leiden. De supercomputer genereert een rekenvermogen van ruim 0,2 Petaflops. Dat zijn 200.000.000.000.000 berekeningen per seconde. Daarmee evenaart de supercomputer het rekenvermogen van meer dan 10.000 normale pc's. De onderzoekers maakten hun supercomputer door vier pc's met elk vier speciale grafische kaarten te verbinden via een supersnel netwerk. Projectleider Simon Portegies Zwart (Universiteit Leiden): "Ons ontwerp is heel compact. Je zou hem zelfs in een bakfiets kunnen vervoeren. Bovendien is het elektriciteitsverbruik slechts ongeveer 1% van dat van een vergelijkbare grote supercomputer." In tegenstelling tot voorganger Little Green Machine I gebruikt de nieuwe supercomputer geprofessionaliseerde grafische kaarten die geschikt zijn voor grote wetenschappelijke berekeningen en niet meer de standaard spelletjeskaarten uit de computerwinkel. De machine is ook niet meer gebaseerd op de x86-architectuur van Intel, maar bevat de veel snellere, door IBM ontwikkelde, OpenPower-architectuur. Sterrenkundige Jeroen Bédorf (Universiteit Leiden): "De onderlinge communicatie tussen de kaarten is in het afgelopen half jaar enorm verbeterd. Hierdoor waren we in staat verschillende kaarten met elkaar te verbinden tot een geheel. Deze technologie is essentieel voor de bouw van een supercomputer, maar niet zo heel zinnig voor het spelen van spelletjes." Voor de eerste tests simuleerden de onderzoekers de botsing tussen de Melkweg en de Andromedanevel die over ongeveer vier miljard jaar plaatsvindt. Een paar jaar geleden tartten de onderzoekers met deze simulatie de enorme Titan-computer (17,6 Petaflops) in het Amerikaanse Oak Ridge. "Nu kunnen we deze berekeningen zelf thuis doen", zegt Jeroen Bédorf, "Dat is wel zo makkelijk." Little Green Machine II is de opvolger van Little Green Machine I uit 2010. De nieuwe kleine supercomputer is ongeveer tien keer zo snel als zijn voorganger die vandaag met pensioen gaat. De naam Little Green Machine is gekozen vanwege de kleine afmetingen en het lage energieverbruik. Daarnaast is het een knipoog naar de in 1967 door Jocelyn Bell-Burnell ontdekte radiopulsar. Die pulsar, de eerste ooit ontdekt, kreeg de bijnaam LGM-1, waarbij LGM staat voor Little Green Men. De bouw van de kleine supercomputer kostte ongeveer 200.000 euro en is financieel ondersteund door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Aan de ontwikkeling werkten de volgende onderzoekers mee: Joost Batenburg (CWI), Gerard Barkema (Universiteit Utrecht), Jeroen Bédorf (Universiteit Leiden), Rob Bisseling (Universiteit Utrecht), Arjen Doelman (Universiteit Leiden), Henk Dijkstra (Universiteit Utrecht), Barry Koren (TU Eindhoven), Kees Oosterlee (CWI), Aske Plaat (Universiteit Leiden), Simon Portegies Zwart (Universiteit Leiden), Kees Vuik (TU Delft) en Harry Wijshoff (Universiteit Leiden).
Origineel persbericht

16 maart 2017
Het Kapteyn Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen organiseert de Nederlandse Sterrenkunde Olympiade 2017. Leerlingen van de bovenbouw havo en vwo kunnen tussen 15 maart en 15 mei thuis meedoen aan de voorronde. De finale is van 5 tot en met 7 juli in Groningen. De beste inzenders strijden in deze finale om de hoofdprijs, een reis naar de sterrenwacht op La Palma. Meedoen aan de olympiade is eenvoudig. De vragen van de voorronde zijn vanaf 15 maart beschikbaar op www.sterrenkundeolympiade.nl. Deze vragen maken de leerlingen thuis en bestaan uit een aantal meerkeuzevragen, enkele open vragen en computeropdrachten. De antwoorden moeten zij uiterlijk 15 mei insturen, waarna een deskundige jury deze nakijkt. De beste kandidaten mogen meedoen aan de finale in Groningen. De finalisten volgen de eerste dagen colleges over verschillende sterrenkundige onderwerpen en zullen daarnaast samen leuke activiteiten ondernemen. Na de colleges volgt een examen met vragen over de onderwerpen die tijdens de colleges zijn behandeld. Op basis daarvan wijst de jury de winnaars aan. De olympiade wordt afgesloten met een feestelijke prijsuitreiking. De hoofdprijs is traditiegetrouw een reis naar het Roque de los Muchachos-observatorium op het Canarische eiland La Palma, waar de winnaars zelf met een professionele telescoop naar het heelal mogen kijken.
Oorspronkelijk persbericht

23 februari 2017
Onder het motto: ‘De hemel is van iedereen’ organiseert de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (KNVWS) elk jaar de Landelijke Sterrenkijkdagen. De 41ste Landelijke Sterrenkijkdagen vinden plaats op 3, 4 en 5 maart 2017. Bij meer dan zestig publieksterrenwachten, bij afdelingen van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde en bij particulieren verspreid over Nederland is iedereen welkom om eens door een telescoop naar de hemel te kijken. Op www.sterrenkijkdagen.nl staat een overzicht van alle activiteiten. Ook als het niet helder zou zijn, is het nog steeds de moeite waard eens uit te zoeken waar u in de buurt terecht kunt. Er is meestal een aanvullend programma met verhalen over sterrenkundige onderwerpen en rondleidingen en met een planetarium kan de hemel ook naar binnen worden gehaald. De blikvangers van de avond zijn: de maan, nog enkele dagen voor het eerste kwartier; de planeten Venus (in de telescoop als kleine en smalle maansikkel), Mars en Jupiter, de reuzenplaneet met 4 (op 4 maart 3) van zijn manen en in het zuiden het sterrenbeeld Orion met zijn nevels en de jonge sterrenhoop de Plejaden of Zevengesternte.
Landelijke Sterrenkijkdagen

23 februari 2017
De beeldscherpte van een telescoop wordt begrensd door de grootte van het objectief (lens of spiegel). Een groep Zwitserse onderzoekers heeft, met behulp van ‘neurale netwerken’ – een vorm van kunstmatige intelligentie – nu een methode ontwikkeld om die grens een stukje te overschrijden (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, 23 februari). De Zwitserse wetenschappers leren een neuraal netwerk hoe sterrenstelsels eruitzien, en vragen het vervolgens om op basis van die informatie een onscherpe foto om te zetten in een scherpe. Dat leerproces gebeurt, net als bij een mens, door het netwerk voorbeelden te laten zien, in de vorm van onscherpe en scherpe opnamen van hetzelfde sterrenstelsel. In dit specifieke geval wordt gebruik gemaakt van twee neurale netwerken die met elkaar wedijveren. Na deze training, die op een snelle computer slechts een paar uur duurt, waren de neurale netwerken in staat om details op een foto te herkennen en reconstrueren die de telescoop zelf niet kon onderscheiden. Te denken valt aan stervormingsgebieden, balkstructuren en stofbanden in de sterrenstelsels. Het eindresultaat is aanzienlijk beter dan dat van bestaande beeldreconstructietechnieken. De nieuwe techniek kan bijvoorbeeld worden gebruikt om oude opnamen van hemelsurveys te verscherpen. Ook kan de techniek worden toegepast op ‘diepe’ opnamen van de Hubble-ruimtetelescoop en de toekomstige James Webb-ruimtetelescoop. Op die manier kunnen astronomen meer te weten komen over de vroegste structuren in het heelal. (EE)
Neural networks promise sharpest ever images

21 februari 2017
De Universiteit van Californïe in Berkeley werkt samen met Google aan een uniek project om de totale zonsverduistering van 21 augustus dit jaar vast te leggen in een 'megamovie'. De eclips zal zichtbaar zijn vanuit een relatief smalle strook die min of meer diagonaal door de Verenigde Staten loopt, van Oregon tot South Carolina. Iedere waarnemer ziet de zon slechts gedurende pakweg twee minuten schuilgaan achter de maan, maar als je met de maanschaduw mee zou kunnen vliegen, zou de eclipsduur ongeveer anderhalf uur bedragen. Het plan is nu om vrijwilligers te trainen in het vastleggen van de verduistering (fotografisch of op video) en later al dat materiaal samen te voegen tot één film. Volgens de onderzoekers biedt dat ongekende mogelijkheden om onderzoek te doen aan de corona - de ijle atmosfeer van de zon, die alleen tijdens totale verduisteringen goed zichtbaar is. De eerste versie van de megamovie moet op de avond van 21 augustus al beschikbaar zijn. (GS)
Megamovie Project to Crowdsource Images of August Solar Eclipse

21 februari 2017
De Raad van Bestuur van NWO heeft professor Carole Jackson benoemd tot algemeen en wetenschappelijk directeur van ASTRON, het Nederlands Instituut voor Radio Astronomie in Dwingeloo. Momenteel is Jackson nog directeur van het Curtin Institute for Radio Astronomy en daarnaast wetenschappelijk directeur van the International Centre for Radio Astronomy Research (ICRAR) in Perth, Australië. In april zal zij haar nieuwe functie in Nederland aanvaarden en ASTRON door een belangrijke fase leiden. ASTRON werkt aan de voorbereiding van zeer ambitieuze projecten, zowel op technisch als wetenschappelijk gebied, waarin samengewerkt wordt met partners van over de hele wereld. Prof. Jackson begon haar carrière in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, voordat zij uiteindelijk de overstap maakte naar de sterrenkunde. In 1997 promoveerde zij aan de Universiteit van Cambridge, waarna zij verhuisde naar Australië. Daar speelde zij een sleutelrol in de ontwerpfase van het Square Kilometre Array (SKA) project. De onderzoeksinteressen van prof. Jackson liggen bij extragalactische radioastronomie en technologisch leiderschap via innovatieve instrumenten en samenwerkingsverbanden met de industrie. “Wij zijn zeer verheugd met Carole als onze nieuwe algemeen directeur”, aldus Marco de Vos, Managing Director van ASTRON. “Zij brengt precies de juiste mix van ervaring en deskundigheid mee, die een instituut zoals ASTRON nodig heeft. Juist de combinatie van astronomisch onderzoek en technologische ontwikkeling zijn bij ons altijd de sleutel tot succes.”ASTRON is al jarenlang leading partner in het SKA-project, dat draait om het ontwikkelen van extreem grote radiotelescopen, die zowel in Zuid-Afrika als in West-Australië gebouwd zullen worden. Binnen dit wereldwijde en zeer ambitieuze project zal prof. Jackson een bepalende rol spelen, met haar ruime kennis en ervaring en haar substantiële betrokkenheid bij zowel de politieke, bestuurlijke als wetenschappelijk aspecten. Daarmee is zij ook van grote waarde voor de astronomische gemeenschap in Nederland.“Ik ben erg enthousiast om de leiding van ASTRON op mij te nemen in deze belangrijke fase”, reageert Carole Jackson op haar nieuwe aanstelling. “Ik kijk er naar uit, om dit team van getalenteerde medewerkers te begeleiden om een significante bijdrage te leveren aan de volgende fase van LOFAR en aan de realisatie van SKA. Mijn doel daarbij is, dat ASTRON zijn toonaangevende faciliteiten blijft aanbieden aan de Nederlandse radioastronomische gemeenschap en ook blijft investeren in innovatieve technologische ontwikkelingen en het actief betrekken van de industrie in waardevolle allianties.”In haar eigen onderzoek richt Jackson zich op geïntegreerde modellen voor “Active Galactic Nuclei” (Melkwegstelsels met een kern, die zeer sterke radiostraling uitzenden). Ze kijkt daarbij naar de ontwikkeling van deze stelsels vanaf hun ontstaan in het vroege heelal. Ook onderzoekt ze technieken om subtiele signalen naar voren te halen in grote dataverzamelingen. Prof. Jackson is de auteur van verschillende invloedrijke rapporten, die de technische grondslag vormen voor het ontwerp en de planning van de volgende generaties telescopen, waaronder SKA.
Origineel persbericht

18 februari 2017
Hooguit dertig procent van het radioactieve element aluminium-26 is geproduceerd in nova-explosies. De rest moet afkomstig zijn van andere bronnen, zoals supernova's. Dat is een van de conclusies van laboratoriumexperimenten die zijn uitgevoerd in het National Superconducting Cyclotron Laboratory van Michigan State University. Nova-explosies zijn thermonuclearie explosies aan het oppervlak van witte dwergsterren, die optreden wanneer een witte dwerg materiaal opzuigt van een begeleider. In tegenstelling tot supernova-explosies, waarbij een ster volledig explodeert, is een 'gewone' nova geen terminale explosie - de witte dwergster overleeft. Er zijn zelfs flink wat gevallen bekend van herhalende nova's. Ook bij nova-explosies ontstaan veel nieuwe (en vaak radioactieve) elementen, als gevolg van thermonucleaire reacties. Daar zitten ook elementen tussen die van groot belang zijn voor de vorming van planeten en leven. In welke relatieve hoeveelheden die elementen ontstaan, is echter niet precies bekend. De laboratoriumexperimenten, gepresenteerd op een bijeenkomst van de American Association for the Advancement of Sciences, werpen daar nu een nieuw licht op. Het radioactieve aluminium-26 is in de ontstaansperiode van het zonnestelsel indirect van invloed geweest op de hoeveelheid water die ontstond. De kosmische herkomst van Al-26 stond echter niet volledig vast. Nu is ontdekt dat hooguit 30 procent in nova-explosies kan zijn ontstaan. In de toekomst hopen de onderzoekers nog veel meer kosmische reacties te kunnen nabootsen in de Facility for Rare Isotope Beams. (GS)
Examining Exploding Stars Through the Atomic Nucleus

1 februari 2017
Vorig jaar startte de Russische zakenman Joeri Milner het Breakthrough Starshot Initiative – een plan om mini-ruimtesondes naar het stersysteem Alfa Centauri te sturen. Zo’n sonde zou de vier lichtjaar daarnaartoe met twintig procent van de lichtsnelheid moeten kunnen overbruggen. Maar dan? Hoe voorkom je dat het ding zijn doel in een flits voorbijschiet? Wetenschappers van het Max-Planck-Institut für Sonnensystemforschung hebben een oplossing bedacht. Nadeel is wel dat de reis dan veel langer duurt. Michael Hippke en zijn collega’s stellen voor om de straling en de zwaartekracht van de Alfa Centauri-sterren te gebruiken om de ruimtesondes af te remmen. Met behulp van diezelfde krachten zou zo’n sonde zelfs kunnen worden omgeleid naar de naburige ster Proxima Centauri, waarvan inmiddels vaststaat dat er een aarde-achtige planeet omheen cirkelt. Hierbij zou de ruimtesonde gebruik kunnen maken van hetzelfde ruimtezeil dat wordt gebruikt om hem – met behulp van laserbundels op aarde – veel snelheid te geven. De straling van de sterren zou ervoor zorgen dat de sonde bij nadering van de ster Alfa Centauri A steeds verder wordt afgeremd. Tegelijkertijd kan de (geleidelijk sterker wordende) aantrekkingskracht van de ster worden gebruikt om de sonde van koers te doen veranderen. Berekeningen laten zien dat de hele reis van een Starshot-ruimtesonde – inclusief remfase – dan ongeveer honderd jaar in beslag zou nemen. Theoretisch zou zo’n sonde zelfs in een baan om Alfa Centauri A kunnen worden gebracht of door kunnen reizen naar de kleine ster Proxima Centauri – een overtocht die nog eens 46 jaar zou duren. Overigens stellen de wetenschappers ook voor om de Starshot-ruimtesondes niet met het licht van een energieverspillende laser aan te drijven, maar gebruik te maken van het intense licht van onze zon. Om genoeg snelheid te krijgen zouden de sondes de zon dan wel tot op ongeveer 3,5 miljoen kilometer moeten naderen. (EE)
Full braking at Alpha Centauri

26 december 2016
De Amerikaanse astronome Vera Rubin is in de nacht van 25 op 26 december op 88-jarige leeftijd overleden in haar woonplaats Princeton. Rubin werd in 1928 geboren als dochter van Joodse immigranten. Ze studeerde astronomie aan Cornell University en was vanaf 1965 verbonden aan het Carnegie Institution in Washington D.C. Samen met Kent Ford toonde Rubin eind jaren zeventig aan dat veel sterrenstelsels sneller roteren dan je op basis van de hoeveelheid zichtbare materie zou verwachten. Die snelle rotatie (voornamelijk van de buitendelen van de stelsels) wordt algemeen gezien als een sterke aanwijzing voor het bestaan van mysterieuze donkere materie, die wel zwaartekracht op zijn omgeving uitoefent maar geen licht uitzendt. De ware aard van die donkere materie is nog steeds onopgehelderd. Rubin heeft zich haar leven lang ingezet voor het verbeteren van de positie van vrouwen in de wetenschap in het algemeen en in de astronomie in het bijzonder. (GS)
Vera Rubin Who Confirmed "Dark Matter" Dies

19 december 2016
De resultaten van de Pan-STARRS1 Survey zijn vandaag officieel gepubliceerd. Astronomen van over de hele wereld beschikken nu over foto's, meetgegevens en catalogusdata van 3 miljard objecten aan de hemel, waaronder sterren, planetoïden, sterrenstelsels, ijsdwergen, supernova's, quasars, enzovoort. Pan-STARRS1 (Panoramic Survey Telescope & Rapid Response System) is een lichtgevoelige telescoop met een spiegelmiddellijn van 1,8 meter op de top van de Haleakala-vulkaan op Maui, Hawaii, die is uitgerust met een extreem gevoelige en grote digitale camera. De telescoop werd in mei 2010 officieel in gebruik genomen. In de afgelopenjaren  heeft hij de gehele zichtbare sterrenhemel meerdere malen gefotografeerd. De nieuwe survey bevat 2 petabyte aan data (100 maal zoveel als de complete inhoud van Wikipedia). De gegevens worden opgeslagen, beheerd en toegankelijk gemaakt in samenwerking met het Space Telescope Science Institute in Baltimore. (GS)
Pan-STARRS Releases Largest Digital Sky Survey to the World

14 december 2016
Twee Indiase wetenschappers vermoeden dat er een populatie van neutronensterren bestaat die veel sneller om hun as tollen dan de snelst ronddraaiende neutronensterren die tot nu toe zijn waargenomen. De snelle draaiers zouden bronnen van zwaartekrachtgolven zijn. Neutronensterren zijn de compacte overblijfselen van zware sterren die aan het eind van hun leven zijn geëxplodeerd. Ze zijn niet veel groter dan een flinke stad, maar hebben meer massa dan onze zon. Sommige van deze neutronensterren gaan mettertijd steeds sneller draaien, doordat er materie van een normale begeleidende ster op hun oppervlak valt. Er zijn inmiddels al tal van neutronensterren bekend die honderden keren per seconde om hun as tollen. Nieuwe berekeningen laten echter zien dat deze massa-overdracht tot nog veel hogere rotatiesnelheden kan leiden. Er zouden dus ook neutronensterren moeten bestaan die meer dan duizend keer per seconde rondwentelen. Omdat nog nooit zo’n snel draaiende neutronenster is waargenomen, vermoeden de wetenschappers dat zulke objecten uiteindelijk ook weer afremmen. En dat zouden ze doen door voortdurend zwaartekrachtgolven uit te zenden. Deze nog onbekende populatie van neutronensterren zou door middel van nauwkeurige waarnemingen met detectoren als LIGO opgespoord kunnen worden. (EE)
A population of neutron stars can generate gravitational waves continuously

9 december 2016
De Europese Zuidelijke Sterrenwacht, ESO, heeft de Spaanse natuur- en sterrenkundige Xavier Barcons aangewezen als opvolger van de Nederlander Tim de Zeeuw, de huidige directeur-generaal. Barcons heeft zijn sporen al verdiend binnen ESO, onder meer voorzitter van de ESO-Raad tussen 2012 en 2014, de periode waarin goedkeuring is gegeven aan de bouw van de E-ELT – de toekomstige Europese ‘reuzentelescoop’. Xavier Barcons is zijn wetenschappelijke loopbaan begonnen als natuurkundige en is in 1985 aan de Universiteit van Cantabrië gepromoveerd op een proefschrift over hete plasma’s en het intergalactische medium. Hierdoor raakte hij geïnteresseerd in de röntgenastronomie en het onderzoek van de spectra van verre quasars. De afgelopen vijftien jaar heeft hij zich ingezet voor de volgende Europese röntgensatelliet, de inmiddels door ESA geselecteerde Athena-missie. Op 1 september 2017 zal Tim de Zeeuw het stokje officieel overdragen aan de nieuwe directeur-generaal. (EE)
Volledig persbericht

24 november 2016
Het klinkt een beetje als mosterd na de maaltijd, maar de Internationale Astronomische Unie (IAU) heeft haar goedkeuring gegeven aan de – al veel gebruikte – namen van 209 sterren. Tot nu toe hadden pas 18 sterren een ‘officiële’ naam. Astronomen maken om praktische redenen maar zelden gebruik van normale sternamen. Er zijn inmiddels al miljarden sterren in kaart gebracht, en het is ondoenlijk – en vooral ook onhandig – om die allemaal een eigen naam te geven. Bijna al die sterren worden simpelweg aangeduid met een combinatie van letters en cijfers. Dat neemt niet weg dat veel (oude) culturen voor de meest opvallende sterren namen hebben bedacht. Dat heeft ertoe geleid dat sommige sterren meer dan één naam hebben gekregen, die dan vaak ook nog op verschillende manieren wordt gespeld. Om een beetje orde in de naamgeving aan te brengen, heeft een werkgroep van de IAU voor een aantal van die sterren besloten welke naam de officiële is. Daarbij is de voorkeur gegeven aan korte namen van één woord die geworteld zijn in een astronomische of culturele traditie. Naar verwachting zullen de komende jaren nog meer sterren van een officiële naam worden voorzien. Het is overigens niet voor het eerst dat de IAU zich met historische naamgevingen bemoeit. Bijna een eeuw geleden werden ook de benamingen van de 88 sterrenbeelden onder de loep genomen. Bij die gelegenheid zijn ook de grenzen van de sterrenbeelden nauwkeurig gedefinieerd. (EE)
IAU Formally Approves 227 Star Names

11 november 2016
Wetenschappers van de universiteit van Leicester hebben ontdekt dat de Beagle 2 eind 2003 redelijk ongeschonden op het oppervlak van de planeet Mars is geland. Een nieuwe analyse van opnamen die gemaakt zijn met de Mars Reconnaissance Orbiter laat zien dat zeker drie van de zonnepanelen van de verloren gegane Britse Marslander zijn opengeklapt. Maar het vierde paneel is op de een of andere manier blijven steken. Over het lot van de Beagle 2 heeft lang onduidelijkheid bestaan. Het duurde uiteindelijk tot november 2014 voordat hij door de Mars Reconnaissance Orbiter werd opgespoord. Die eerste beelden leken erop te wijzen dat maar twee van zijn vier zonnepanelen, die zich als de bloemblaadjes moesten ontvouwen, waren opengeklapt. Met behulp van computersimulaties zijn de wetenschappers er nu echter achtergekomen dat in elk geval drie van de zonnepanelen volledig zijn opengegaan. Bij de simulaties is berekend hoe de lander er met één, twee, drie en vier geheel of gedeeltelijk opengeklapte zonnepanelen bij verschillende standen van de zon vanuit de ruimte uit zou moeten zien. De resultaten zijn vervolgens vergeleken met echte opnamen van de gelande Beagle 2. Een en ander wijst erop dat de Beagle 2 volgens plan is afgedaald en een geslaagde landing heeft gemaakt. Dat hij uiteindelijk geen radiocontact kon maken, wordt toegeschreven aan het onwillige vierde zonnepaneel, dat als een deksel op de cruciale antenne lag. Dit paneel lijkt hooguit deels te zijn opengevouwen. (EE)
Researchers Use Novel Analysis Technique To Help Solve Beagle 2 Mystery

10 november 2016
Er is op het moment het nodige te doen over de ‘supermaan’ van komende maandag, 14 november. Sommige media brengen het als iets heel bijzonders, maar zo heel super is het allemaal niet. De Volle Maan geeft opmerkelijk veel licht. Niet alleen komt dit doordat de maanschijf zelf volledig verlicht is, maar ook doordat het oppervlak van de maan het zonlicht dan beter in onze richting weerkaatst. Gezien vanaf de maan staan aarde en zon dan dicht bij elkaar en een verstrooiend oppervlak weerkaatst het meeste licht terug in de richting van de lichtbron. Maar soms is de maan nog iets helderder: de maanbaan is namelijk niet perfect rond maar elliptisch. De grootste afstand tot de maan is 406.700 km en de kleinste 356.400 km. Bij Volle Maan maakt dat wel iets uit. Bij de kleinste afstand is de Volle Maan 14% groter en 30% helderder dan bij de grootste afstand. Met het blote oog valt dat echter nauwelijks op vergeleken met een gemiddelde Volle Maan. Echt zeldzaam is zo’n ‘supermaan’ ook niet: het komt bijna ieder jaar wel voor dat het Volle Maan is terwijl de maan in zijn baan wat dichter bij de aarde staat. Maar dit jaar komt het extra in het nieuws, omdat sinds januari 1948 de afstand tot de Volle Maan niet zo klein geweest: 356.509 km. Pas in november 2034 staat de Volle Maan nog iets dichterbij. Het is overigens goed om je te realiseren dat bij iedere omloop van de maan om de aarde, deze het punt met de kortste afstand tot de aarde passeert. Alleen is het dan niet altijd Volle Maan.   Veel astronomen hebben een hekel aan de term ‘supermaan’: het is niet echt spectaculair en dat de term is bedacht door een astroloog (in 1979) helpt ook al niet. Toch kijken? Het precieze moment van Volle Maan is om 14.52 uur, dus bij ons overdag. Kijk daarom de nacht ervoor of erna. Omdat de Volle Maan tegenover de zon aan de hemel staat, hebben we overigens de hele nacht de tijd: de maan komt dan op bij zonsondergang en gaat weer onder bij zonsopkomst. (EM) 
Supermoon? Meh. It may be closer, but it won’t be super duper

8 november 2016
Met infrarood- en microgolftelescopen kunnen we de vorming van nieuwe sterren uit samentrekkende gaswolken tegenwoordig steeds beter volgen, maar het ontstaan van zware sterren is letterlijk in nevelen gehuld: de gas- en stofwolk rond zo’n ster is te dicht om de ster in wording goed te kunnen zien. Onderzoekers hebben daarom zeer gedetailleerde computersimulaties gedaan met een Duitse supercomputer om inzicht te krijgen in het ontstaansproces. Net als in eerdere simulaties zagen de onderzoekers hoe zich in een wolk een jonge, hete ster vormt met daaromheen een accretieschijf, waaruit de ster verder aangroeit. Maar deze nieuwe simulaties waren gedetailleerd genoeg om te laten zien hoe in die onstabiele schijf grote klonten ontstaan, die in hun geheel door de schijf migreren om uiteindelijk op de jonge ster vallen. De onderzoekers vergelijken met het gooien van een houtblok in de open haard: ineens ondergaat de ster een sterke helderheidsuitbarsting, waarbij hij even honderd duizend keer helderder kan stralen dan onze zon.    Dit soort processen waren al bekend van de vorming van lichte sterren zoals de zon en van superzware sterren, die in het jonge heelal gevormd moeten zijn. Het lijkt er dus op dat dit proces plaats kan vinden bij de vorming van alle sterren. De klonten hoeven overigens niet altijd op de ster te vallen. Er kunnen ook zonachtige sterren uit ontstaan, die de zware ster begeleiden.  Met het inzicht verkregen uit deze simulaties wil men nu gerichter gaan zoeken met de Atacama Large Millimeter Array (ALMA) van ESO en de toekomstige E-ELT. (EM)
The birth of massive stars is accompanied by strong luminosity bursts

12 oktober 2016
Planeten die om compacte dubbelsterren draaien hebben meer kans om de oude dag van hun moedersterren te overleven dan de planeten van enkelvoudige sterren. Tot die verrassende conclusie komen Amerikaanse en Canadese astronomen (The Astrophysical Journal, 12 oktober). Wanneer onze zon aan het eind van haar leven – over ruwweg 5 miljard jaar – begint op te zwellen, zal zij de binnenste planeten van ons zonnestelsel opslokken. Als zich een tweede ster in het centrum van ons zonnestelsel zou bevinden, zou dat wellicht niet gebeuren. Computersimulaties laten namelijk zien dat zodra een van beide sterren opzwelt, er zoveel massa naar de begeleidende ster overstroomt dat zich een gezamenlijke atmosfeer rond het tweetal vormt. Uiteindelijk leidt dit ertoe dat de dubbelster als geheel veel massa kwijtraakt. Als gevolg hiervan kunnen de planeten van zo’n dubbelster naar steeds wijdere omloopbanen migreren. Het equivalent van (bijvoorbeeld) de planeet Venus zou hierdoor op Uranus-afstand van de ster kunnen belanden. Op die veilige afstand zou de planeet zelfs een eventuele supernova-explosie van de dubbelster kunnen overleven. (EE)
Tatooine Worlds Orbiting Two Suns Often Survive Violent Escapades Of Aging Stars

11 oktober 2016
Sterrenkundigen denken te begrijpen waarom pulsarplaneten zo zeldzaam zijn. Pulsarplaneten zijn planeten die niet rond een gewone ster draaien, zoals de zon, maar rond een zogeheten pulsar - een zeer kleine, extreem compacte, snel rondtollende neutronenster die het overblijfsel is van een supernova-explosie. In 1992 werden voor het eerst enkele planeten gevonden in een baan rond een pulsar; tot op heden zijn er slechts vijf pulsarplaneten bekend, bij minder dan 1 procent van alle bekende pulsars. Amerikaanse sterrenkundigen hebben nu een model opgesteld voor de vorming van pulsarplaneten. De planeten moeten na de supernova-explosie zijn ontstaan, want alleen zware sterren exploderen aan het eind van hun leven, en planeten komen alleen voor bij relatief lichte sterren. In een artikel dat geaccepteerd is voor publicatie in The Astrophysical Journal schrijven de onderzoekers  dat pulsarplaneten vermoedelijk zijn samengeklonterd uit materiaal dat afkomstig is van een begeleider van de geëxplodeerde ster. Die begeleidende ster moet verhoudingsgewijs licht zijn en de supernova-explosie overleven. Daarna erodeert hij onder invloed van de extreem energierijke straling van de pulsar, of wordt hij uiteengerukt door getijdenkrachten. Uit het achtergebleven materiaal kunnen vervolgens planeten samenklonteren. Slechts 10 procent van de stellaire begeleiders van supernova-voorlopers zijn licht genoeg om dit scenario mogelijk te maken. Daarvan overleeft slechts 10 procent de supernova-uitbarsting, aldus de theoretische berekeningen. Op die manier valt te verklaren dat slechts bij 1 procent van alle bekende pulsars planeten zijn aangetroffen. (GS)
Why Are Pulsar Planets Rare? (origineel nieuwsbericht)

7 oktober 2016
Het Nationaal Park Lauwersmeer is door de International Dark-sky Association (IDA) uitgeroepen tot een zogeheten dark-skypark – een gebied waar het nachtelijk duister nog volop aanwezig is en dat daarom bescherming verdient. Het Lauwersmeergebied is het tweede dark-skypark van Nederland. Vorig jaar kreeg de Boschplaat op Terschelling dit predicaat al. Met het Nationaal Park Lauwersmeer heeft de IDA wereldwijd nu 41 natuurparken en -reservaten tot dark-skypark bestempeld. Ongeveer de helft daarvan ligt in de Verenigde Staten. (EE)
Informatie over Lauwersmeer

4 oktober 2016
Supernova's van type Ia ontstaan mogelijk als gevolg van resonantie-effecten in witte dwergsterren. Dat schrijven onderzoekers van het American Museum of Natural History in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Ia-supernova's zijn belangrijk omdat ze gebruikt worden om de uitdijingsgeschiedenis van het heelal in kaart te brengen. Hun ontstaan wordt echter nog steeds niet goed begrepen. Vermoedelijk gaat het om exploderende witte dwergsterren in dubbelstersystemen. Witte dwergen zijn zeer compacte sterren die qua massa vergelijkbaar zijn met de zon, maar niet veel groter zijn dan de aarde. De gemakkelijkste manier om een Ia-supernova te creëren is twee witte dwergen in een dubbelstersysteem met elkaar te laten versmelten. Omdat nauwe, compacte dubbelsterren energie verliezen door het uitzenden van zwaartekrachtgolven, zullen ze langzaam maar zeker naar elkaar toe spiralen en uiteindelijk met elkaar botsen. Het probleem met deze verklaring is echter dat het aantal nauwe dubbele witte dwergen in het Melkwegstelsel relatief klein is; als dat aantal representatief is voor de rest van het heelal, is het aantal waargenomen Ia-supernova's niet te verklaren. De onderzoekers denken nu dat een witte dwerg al kan detoneren vóórdat hij met zijn begeleider in contact komt. Witte dwergen vertonen bepaalde natuurlijke oscillaties, zo blijkt uit gedetailleerde modelberekeningen, en als de (steeds kleiner wordende) omlooptijd van het dubbelstersysteem een zekere waarde bereikt, kunnen er resonanties optreden waardoor de ster al in een vroegtijdig stadium uiteengerukt wordt. (GS)
Detonating White Dwarfs as Supernovae

28 september 2016
Ruimtevaartbedrijf SpaceX wil binnen een paar jaar bemande vluchten naar de planeet Mars uitvoeren en in de toekomst zelfs verder het zonnestelsel in. Dat maakte topman Elon Musk (ook bekend van PayPal en Tesla) dinsdag bekend, onder het motto 'Making life multiplanetary'. Musk ontvouwde zijn plannen zonder in te gaan op de technische details of op de financiële haalbaarheid. Centraal onderdeel in de nieuwe plannen is een extreem zware uitvoering van de huidige Falcon-raket van SpaceX. Deze Big Falcon Rocket (ook wel de Big Fucking Rocket genoemd) zou in staat moeten zijn om vele tientallen mensen te vervoeren op ruimtereizen van maanden of zelfs jaren. In 2018 hoopt Musk een grote onbemande lander op Mars neer te zetten (de Red Dragon), om technologieën uit te testen. Zijn extreem optimistische schatting is dat de eerste Marskolonisten al in 2024 aan zullen komen. Ruimtevaartexperts zijn buitengewoon sceptisch over de haalbaarheid van Musks jongensdroom. (GS)
Nieuwsbericht 'de Volkskrant'

14 september 2016
De European Research Council (ERC) heeft aan twee Nederlandse astronomen een Starting Grant toegekend. Deze persoonsgebonden subsidie bedraagt per project ongeveer 1,5 miljoen euro. Het biedt talentvolle jonge wetenschappers de kans hun eigen onderzoeksteam op te zetten of uit te breiden en aan de slag te gaan met baanbrekende ideeën. In het onderzoek van Dr. Selma de Mink (Anton Pannekoek Instituut voor Sterrenkunde, API) staan zware dubbelsterren, dat wil zeggen twee sterren die om elkaar heen draaien, centraal. Samen met collega’s toonde De Mink eerder al aan dat nauwe dubbelsterren veel vaker voorkomen dan gedacht. Met haar onderzoeksteam gaat ze nu onderzoeken wat het effect hiervan is op de vele rollen die zware sterren hebben gespeeld in onze eigen kosmische geschiedenis. Een voorbeeld hiervan is de invloed op de productie van chemische elementen in het universum, zoals de zuurstof die we inademen en het calcium in onze botten. De Mink is ook erg geïnteresseerd in de consequenties van de grote variatie aan kosmische explosies die het einde van het leven van zware sterren markeren, die sterrenkundigen tegenwoordig kunnen observeren met robot-telescopen die elke nacht de hemel scannen. Met haar onderzoek wil De Mink bijdragen aan een beter begrip van hoe sommige dubbelsterren hun leven eindigen als een dubbel zwart gat, wat – zoals onlangs is waargenomen – kan leiden tot een sterke bron van zwaartekrachtsstraling. Dr. Diederik Kruijssen (gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht en Universiteit Leiden, nu Universiteit van Heidelberg) gaat onderzoeken hoe sterrenstelsels zoals de Melkweg hun vele miljarden sterren hebben gevormd. Kruijssen: ‘We hebben een nieuwe methode ontwikkeld waarmee we uit afbeeldingen van sterrenstelsels precies kunnen meten hoe snel interstellaire gaswolken ineenstorten tot sterren en hoe de jonge sterren het overgebleven gas vervolgens weer wegblazen. Deze methode is ideaal om toe te passen op waarnemingen met reuzentelescopen zoals de Atacama Large Millimeter/sub-millimeter Array (ALMA) en de toekomstige European Extremely Large Telescope (E-ELT). Zo kunnen we voor het eerst de vorming van sterren bestuderen tot op afstanden van vele miljarden lichtjaren, vlak na de oerknal.’ Vervolgens zal Kruijssen de resultaten van zijn nieuwe techniek toepassen in grote computersimulaties van vormende sterrenstelsels. Kruijssen: ‘Het is een enorm vraagstuk hoe de grote variëteit aan sterrenstelsels is ontstaan. Computersimulaties hebben grote problemen met het beantwoorden van die vraag, omdat de eigenschappen van sterrenstelsels sterk afhangen van de details van het stervormingsproces. Met onze nieuwe waarnemingen zullen we dit proces eindelijk op een realistische manier kunnen opnemen in computersimulaties, en hopen we de vorming en eigenschappen van sterrenstelsels zoals de Melkweg te kunnen verklaren.’
Oorspronkelijk persbericht

8 september 2016
Als eerbetoon aan de 50e verjaardag van de tv-serie Star Trek, die op 8 september 1966 zijn debuut beleefde, heeft NASA een bijzondere infraroodopname gepresenteerd die gemaakt is met de ruimtetelescoop Spitzer. Met een beetje fantasie zijn in de afgebeelde stervormingsgebieden twee versies van het beroemde ruimteschip USS Enterprise te herkennen. De beide complexen van gas en stof staan te boek als IRAS 19340+2016 and IRAS19343+2026. IRAS was een Amerikaans/Brits/Nederlandse satelliet die in 1983 als eerste de complete hemel op infrarode golflengten in kaart bracht. De nieuwe opnamen zijn gebaseerd op gegevens van twee omvangrijke infraroodsurveys die zijn uitgevoerd met de veel geavanceerdere Spitzer-ruimtetelescoop. (EE)
Enterprising Nebulae

1 augustus 2016
Volgens een enigszins speculatief artikel in Journal of Cosmology and Astroparticle Physics ontstond het leven op aarde mogelijk nogal prematuur, vanuit kosmisch oogpunt bezien. De auteurs, onder leiding van Avi Loeb van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics, rekenen voor dat de kans op de vorming van leven in de verre toekomst ca. duizend maal hoger is dan enkele miljarden jaren geleden, toen op aarde de eerste levensvormen ontstonden. Voor het ontstaan van leven zoals wij dat kennen zijn relatief zware elementen zoals koolstof en zuurstof nodig. Die waren in de prille jeugd van het heelal nog niet beschikbaar; zware elementen ontstaan bij kernfusieprocessen in het inwendige van sterren. Heel kort na de oerknal kon leven dus niet ontstaan. In de zeer verre toekomst (over ca. 10 biljoen jaar) is er ook geen leven meer mogelijk in het heelal, omdat vrijwel alle sterren dan uitgedoofd zullen zijn. Volgens Loeb en zijn collega's neemt de kans op de vorming van leven in de toekomst echter steeds meer toe doordat lichte dwergsterren een enorm veel langere levensduur hebben dan zwaardere sterren zoals onze eigen zon. Hoe langer de dwergsterren bestaan, des te groter is de kans dat er een keer leven ontstaat op een aardeachtige planeet in een baan rond zo'n dwergster. De auteurs tekenen er wel bij aan dat niet goed bekend is hoe gemakkelijk leven zich kan handhaven op een planeet rond een rode dwergster. Dwergsterren vertonen bijvoorbeeld vaak krachtige uitbarstingen waarbij veel schadelijke röntgenstraling vrijkomt. (GS)
Is Earthly Life Premature from a Cosmic Perspective?

15 juli 2016
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft aan vier pas gepromoveerde astronomen een Veni-beurs van maximaal 250.000 euro toegekend. Met een Veni-financiering van NWO kunnen de veelbelovende jonge wetenschappers gedurende drie jaar hun eigen ideeën verder uitwerken. Alvaro Hacar (Sterrewacht Leiden) gaat onderzoeken of lichte sterren zoals onze zon op dezelfde manier worden geboren als zware sterren. Thomas Russell (Anton Pannekoek Instituut voor Sterrenkunde, UvA) houdt zich bezig met de straalstromen (jets) van zwarte gaten. Silvia Toonen (Anton Pannekoek Instituut) onderzoekt de evolutie en onderlinge interacties van drievoudige sterren. En Ping Zhou (Anton Pannekoek Instituut) zal het ontstaan van neutronensterren na supernova-explosies onder de loep nemen.
Volledig persbericht

6 juli 2016
De laatste dag van dit jaar krijgt er een seconde bij. Deze ‘schrikkelseconde’ is nodig om onze klokken precies in de pas te laten lopen met de draaiing van de aarde. Vroeger was onze tijdrekening gebaseerd op de gemiddelde rotatie van de aarde ten opzichte van de zon. Sinds de uitvinding van de atoomklok wordt echter uitgegaan van de veel preciezere atoomtijd, en is de definitie van de seconde losgekoppeld van de aardrotatie. In 1970 is daarbij internationaal afgesproken om de twee tijdschalen niet meer dan 0,9 seconde uit de pas te laten lopen. Om die reden zijn sinds 1972 alles bij elkaar 26 schrikkelseconden ingelast. Voor beheerders van computer- en gps-systemen is het inlassen van zo’n extra seconde heel lastig. Er gaan dan ook al geruime tijd stemmen op om deze gewoonte, die zich met tussenpozen van 6 maanden tot 7 jaar herhaalt, af te schaffen. Een besluit daarover wordt op zijn vroegst in 2023 genomen.De schrikkelseconde wordt vaak in verband gebracht met het feit dat de draaiing van de aarde geleidelijk afremt. Dat laatste is inderdaad zo, maar daarbij gaat het om slechts een paar milliseconden per eeuw. De schrikkelseconde is hoofdzakelijk bedoeld om te corrigeren voor het kleine verschil tussen de ‘zonneseconde’ en de veel exactere ‘atoomseconde’.Het inlassen van de extra seconde gebeurt overigens op 31 december om 23:59:59 universele tijd. In Nederland is het dan echter al 1 januari. Voor ons is het dus niet het jaar 2016 dat een seconde langer duurt, maar 2017. (EE)
2016 will be one second longer (pdf)

30 juni 2016
Volgens Britse astro-archeologen zouden megalithische bouwwerken wel eens kunnen zijn gebruikt om de zogeheten heliakische opkomst van belangrijke sterren waar te nemen. De heliakische opkomst is het moment waarop een ster, na een tijd onwaarneembaar te zijn geweest vanwege de nabijheid van de zon, ’s ochtends kort voor zonsopkomst voor het eerst weer te zien is. Om de waarneming van zo’n wederverschijning te vergemakkelijken, zouden prehistorische mensen gebruik hebben gemaakt van openingen in hun bouwwerken. De onderzoekers denken daarbij vooral aan zogeheten ganggraven, lange ‘hunebedden’ met meerdere grafkamers. De gang van zo’n tombe is vaak zodanig georiënteerd dat de zon op een bepaalde dag bij opkomst naar binnen schijnt, bijvoorbeeld tijdens de winterzonnewende. Maar volgens de Britse onderzoekers zouden deze gangen dus ook kunnen zijn gebruikt om de wederverschijning van een bijzondere ster te kunnen waarnemen. Meer specifiek zou het gaan om Aldebaran, de helderste ster van het sterrenbeeld Stier, die symbool zou hebben gestaan voor het begin van de lente. Daarbij zou vanuit de donkere tombe via de toegangsopening naar de oostelijke horizon zijn gekeken. In zekere zin zou je de lange gang van zo’n ganggraf dus kunnen beschouwen als een verre, lensloze voorganger van de telescoop, aldus de archeo-astronomen die hun ideeën vandaag presenteren op de National Astronomy Meeting van de Royal Astronomical Society in Nottingham. (EE)
 → A 6,000-Year-Old Telescope Without a Lens

24 juni 2016
Na drie maanden van wetenschappelijke experimenten komt zaterdag 25 juni een einde aan de eerste operationele fase van de LISA Pathfinder-missie. Het Europese standregelsysteem van de satelliet draagt het stokje (tot november) over aan zijn Amerikaanse tegenhanger. LISA Pathfinder is een technologische missie die instrumenten en methoden test waarmee zwaartekrachtgolven kunnen worden gedetecteerd. In het hart van de ruimtesonde bevinden zich twee blokjes goud van elk 2 kilogram die in vrije val naast elkaar zweven. Het doel is om de onderlinge afstand tussen deze beide testmassa’s tot op een miljardste millimeter gelijk te houden – iets dat tot nu toe erg goed gelukt is. De testmassa’s worden door de eigenlijke ruimtesonde afgeschermd tegen storende invloeden van buitenaf (temperatuurschommelingen, zonnewind, micrometeoroïden, enz,). Cruciaal daarbij is dat de blokjes nooit in aanraking komen met hun eveneens kubusvormige behuizingen, die slechts een paar millimeter groter zijn. Voor dat doel is de ruimtesonde uitgerust met een uiterst nauwkeurig standregelsysteem. Tot nu toe werd daarbij gebruik gemaakt van stuurraketjes, aangestuurd door de sensoren en de interferometer in het hart van de sonde, die pufjes koud gas uitstoten. Vanaf nu komt het Amerikaanse Disturbance Reduction System in actie. Dat ontleent zijn informatie aan de testmassa’s en de interferometer. De bijbehorende software stuurt vervolgens een aantal stuurraketjes van een ander type aan: ze sproeien geladen druppeltjes weg die met behulp van een elektrisch veld zijn versneld. (EE)
Lisa Pathfinder Completes First Operations Phase

23 juni 2016
Het Amerikaanse ruimteagentschap NASA heeft het contract met AURA aangaande de wetenschappelijke activiteiten van de Hubble-ruimtetelescoop met nog eens vijf jaar verlengd. AURA is een consortium van universiteiten en andere instituten dat sterrenwachten en telescopen onder zijn hoede heeft. Een van de peilers van AURA is het Space Telescope Science Institute in Baltimore, dat alle aspecten van het wetenschappelijke programma van de Hubble-missie begeleidt. Dat kan het instituut nu tot 1 juli 2021 blijven doen. Met de contractverlenging is een bedrag van bijna 200 miljoen dollar gemoeid. In een persbericht toont NASA zich optimistisch over de toestand van de ruimtetelescoop. De verwachting is dat het instrument tot in het volgende decennium waardevolle waarnemingen kan blijven doen. De lancering van Hubble’s ‘opvolger’ – de James Webb Space Telescope – die voor 2018 op het programma staat doet daar niets aan af. (EE)
NASA Extends Hubble Space Telescope Science Operations Contract

10 juni 2016
Onderzoekers uit Italië, Duitsland, Israël en de VS hebben een nieuwe ‘atlas’ gemaakt van de ‘lichtvervuiling’ op aarde. De interactieve kaart laat zien hoe het gesteld is met de nachtelijke duisternis op onze planeet, die steeds meer wordt teruggedrongen (Science Advances, 10 juni). Dat is niet alleen lastig voor astronomen: heldere nachten hebben ook een negatieve invloed op nachtdieren en de ecosystemen waarin zij leven.Volgens de onderzoekers zal daar ook niet snel verbetering in komen. Nu de wereld aan de vooravond staat van een grootschalige omschakeling naar (goedkopere) led-verlichting, zou de kunstmatige hemelgloed nog eens twee tot drie keer zo helder kunnen worden. Zij doen dan ook de aanbeveling om goed na te denken over de kleur en de intensiteit van led-verlichting. De atlas toont een wereld die op tal van plaatsen baadt in het licht. In West-Europa en Italië zijn ’s nachts nauwelijks nog donkere plekken te vinden. Maar als specifiek wordt gelet op het percentage van de bevolking dat in een ‘lichtvervuilde’ omgeving woont, zijn Saoedie-Arabië en Zuid-Korea er nog slechter aan toe. De lichtatlas is gebaseerd op gegevens van de in 2011 gelanceerde Amerikaanse satelliet Suomi NPP en op metingen van ‘burgerwetenschappers’ die vanuit meer dan 20.000 plaatsen op aarde zijn gedaan met zogeheten Sky Quality Meters. (EE)
Milky Way now hidden from one-third of humanity

8 juni 2016
De zeventienjarige Joost de Kleuver van CSG Het Streek in Ede heeft de Nederlandse Sterrenkunde Olympiade gewonnen. Hij mag naar La Palma om daar door de telescopen te gaan kijken waarmee professionele astronomen waarnemingen doen. Ethan van Woerkom (Gemeentelijk Gymnasium Hilversum) en Bouke Jansen (Utrechts Stedelijk Gymnasium) werden tweede en derde. Begin juni kwamen negentien scholieren naar de Universiteit Leiden voor de finale van de Nederlandse Sterrenkunde Olympiade. Ze hadden zich gekwalificeerd via de voorrondes eerder in het jaar. In Leiden volgden de leerlingen een driedaags programma met colleges en ontspanning. Daarna maakten ze een examen. Joost de Kleuver deed dat het beste.
Volledig persbericht

7 juni 2016
Zwarte gaten zijn niet per se dodelijk. Dat concludeert de Portugese theoretisch fysicus Diego Rubiera-Garcia in een recent artikel in Classical and Quantum Gravity. Volgens Einsteins algemene relativiteitstheorie bevindt zich binnenin een zwart gat een zogeheten singulariteit - een punt met een oneindig kleine afmeting en een oneindig hoge dichtheid. Wie in een zwart gat valt, zou uiteengerukt worden door de getijdenkrachten, en er zou geen manier bestaan om de singulariteit te overleven. Rubiera-Garcia stelt in zijn publicatie echter dat er andere interpretaties mogelijk zijn, door naar mogelijke uitbreidingen en aanpassingen van de relativiteitstheorie te kijken. Hij beschrijft hoe zich in het centrum van een zwart gat een wormgat-structuur kan bevinden, die een soort sluiproute vormt naar een ander punt in de ruimtetijd. Bovendien blijkt uit zijn berekeningen dat fysieke objecten (zoals stoelen, ruimteschepen en onvoorzichtige astronauten) de reis door dat wormgat in principe moeten kunnen overleven: elk punt van een fysiek obejct beschrijft zijn eigen route door het wormgat, langs zogeheten 'geodeten' (de korste verbindingen tussen twee punten in een gekromde ruimtetijd), maar al die afzonderlijke punten blijven wel binnen elkaars 'horizon': ze kunnen informatie met elkaar blijven uitwisselen. Dat betekent dat hun fyisische en chemische samenhang niet per se verloren hoeft te gaan. (GS)
Black Holes might not be dead-ends after all

2 juni 2016
Ronald Drever, Kip Thorne en Rainer Weiss - de drie natuurkundigen die aan de basis stonden van het Laser Interferometer Gravitational-wave Observatory (LIGO) in de Verenigde Staten, waarmee vorig jaar voor het eerst zwaartekrachtgolven uit het heelal zijn gedetecteerd - ontvangen gezamenlijk zowel de Shaw Prize in Astronomy 2016 als de 2016 Kavli Prize in Astrophysics. De Shaw Prize Foundation in Hong Kong kent jaarlijks drie grote wetenschappelijke prijzen toe: in astronomie, levenswetenschappen/geneeskunde en wiskunde. Aan de prijs is een geldbedrag van 1,2 miljoen dollar verbonden. De Noors-Amerikaanse Kavli-prijzen (in astrofysica, nanowetenschappen en neurowetenschappen) worden eens in de twee jaar uitgereikt; er is een geldbedrag van 1 miljoen dollar aan verbonden. Eerder kregen Drever, Thorne en Weiss al de Special Breakthrough Prize in Fundamental Physics en de Gruber Foundation Cosmology Prize. De verwachting is dat in de nabije toekomst ook de Nobelprijs Natuurkunde aan de drie wetenschappers wordt toegekend. (GS)
Persbericht Shaw Prize Foundation

23 mei 2016
Jason Hessels (ASTRON, UvA) ontvangt vandaag de Pastoor Schmeitsprijs voor de Sterrenkunde 2016. De prijs is bedoeld voor astronomen die voor hun veertigste een wetenschappelijke bijdrage van uitzonderlijk belang leveren. Hessels krijgt zijn prijs vanwege zijn baanbrekende onderzoek naar pulsars en radioflitsers. Jason Hessels (Calgary, Canada, 1979) is astrofysicus bij ASTRON, Netherlands Institute for Radio Astronomy, en aan de Universiteit van Amsterdam. Volgens het stichtingsbestuur van de prijs heeft Hessels' onderzoek grote impact op de astronomie, de kernfysica en de theoretische fysica. Hij heeft zowel de snelst draaiende pulsar als de zwaarste pulsar ontdekt. Ook was Hessels medeontdekker van een pulsar bij een dubbele dubbelster. Daarnaast analyseerde hij een radioflitser die sinds 2012 maar liefst elf uitbarstingen liet zien. Hessels is een van de pioniers voor pulsaronderzoek met de nieuwe radiotelescoop LOFAR. Hessels ontving in 2013 twee grote onderzoeksbeurzen: een Vidi van NWO en een Starting Grant van de ERC. Sinds 2016 is Hessels lid van de Jonge Akademie van de KNAW. Aan de Pastoor Schmeitsprijs is een bedrag van 1500 euro verbonden. De prijs wordt vandaag uitgereikt op de 71ste Nederlandse Astronomenconferentie in Nunspeet. Daar is ook bekend gemaakt dat de Willem de Graaffprijs 2016 voor popularisatie van de sterrenkunde (eveneens 1500 euro) door de Nederlandse Astronomenclub (NAC) wordt toegekend aan astronoom Dr. Joeri van Leeuwen (ASTRON, UvA). De door het bestuur ingestelde jury schrijft in zijn rapport dat Joeri van Leeuwen (Waardenburg, 1975) kwalitatief en kwantitatief enorme verdiensten heeft geleverd op het gebied van de popularisatie van de sterrenkunde, over uiteenlopende onderwerpen, in verschillende vormen, en voor een divers publiek, van jong tot oud.
Persbericht Pastoor Schmeitsprijs 2016

9 mei 2016
Theoretici van het Albert Einstein Institut in Potsdam (Duitsland) hebben nauwkeuriger berekeningen uitgevoerd aan de zwaartekrachtgolven die opgewekt worden door dubbele neutronensterren. Een neutronenster is een uiterst kleine en zeer compacte ster die achterblijft na de supernova-explosie van een zware ster die aan het eind van zijn leven is gekomen. Als een neutronenster om een andere neutronenster (of een zwart gat) heen draait, zendt het systeem zwaartekrachtgolven uit, waardoor de twee hemellichamen elkaar steeds dichter naderen en uiteindelijk zullen botsen en versmelten. Het karakteristieke patroon van de geproduceerde zwaartekrachtgolven wordt bepaald door de fysische eigenschappen van de neutronenster(ren). In de nieuwe analyse is nu ook rekening gehouden met het feit dat neutronensterren in dubbelstersystemen een klein beetje uitgerekt worden door de onderlinge getijdenkrachten. Dat effect speelt vooral vlak vóór de versmelting een rol. Bovendien vindt er dan een soort 'resonantie' plaats tussen de frequentie van de uitgezonden zwaartekrachtgolven en de eigen frequentie van de neutronenster - ook die heeft invloed op het patroon van de geproduceerde golven. De nieuwe analyse, gepubliceerd in Physical Review Letters, zal het in de toekomst mogelijk maken om uit waargenomen zwaartekrachtgolven veel meer detailinformatie af te leiden over de eigenschappen van de betreffende neutronensterren, zoals hun inwendige structuur. Zwaartekrachtgolven werden 100 jaar geleden voor het eerst voorspeld door Albert Einstein en op 14 september 2015 voor het eerst direct gedetecteerd. (GS)
Tides in binary star systems: when neutron stars emit gravitational waves

3 mei 2016
De Special Breakthrough Prize in Fundamental Physics, ingesteld en gefinancierd door de Russische miljardair Yuri Milner, wordt komend najaar uitgereikt aan Rainer Weiss, Kip Thorne en Ronald Drever, de drie belangrijkste initiatiefnemers van het LIGO-project (Laser Interferometry Gravitational-wave Observatory) dat er in september 2015 als eerste in slaagde zwaartekrachtgolven uit het heelal direct te detecteren. Weiss, Thorne en Drever delen samen één derde van de prijs (1 miljoen dollar); het resterende bedrag (2 miljoen dollar) wordt gelijk verdeeld over de ruim duizend deelnemers in de LIGO/Virgo-collaboratie - het grote internationale team dat de revolutionaire resultaten eerder dit jaar publiceerde. Op 12 juli ontvangen Weiss, Thorne en Drever ook de 2016 Gruber Foundation Cosmology Prize (500.000 dollar) voor de ontdekking van zwaartekrachtgolven. (GS)
Special $3M Prize for Detection of Gravitational Waves

28 april 2016
Drie Duitse onderzoekers hebben aanwijzingen gevonden dat ook de 11e-eeuwse Perzische geleerde Avicenna (alias Ibn Sina) getuige is geweest van de verschijning van supernova 1006. Voor zover bekend was dit het helderste hemelverschijnsel dat ooit door mensen is waargenomen. Avicenna reisde heel wat af en deed waarnemingen op de meest uiteenlopende terreinen. Ruim de helft van zijn geschriften is bewaard gebleven. In een van zijn teksten, Ketab Al-Sjifa, zit een passage waarin een beschrijving wordt gegeven van een helder object dat in het jaar 1006 aan de hemel verscheen. De passage is al eerder onderzocht, maar werd tot nu toe geïnterpreteerd als de beschrijving van een komeet. Volgens de Duitse onderzoekers zou het echter om de supernova gaan. In hun nieuwe vertaling beschrijft Avicenna een fonkelend object dat heel helder was en dat mettertijd van kleur veranderde, voordat het geleidelijk verdween. Het tijdstip van de waarneming lijkt overeen te stemmen met het moment waarop de supernova aan de hemel verscheen, en Avicenna spreekt van een ‘ster tussen de sterren’. Supernova 1006 is ook opgetekend door waarnemers uit Marokko, Japan, Jemen en China, maar geen van hen doet melding van kleurveranderingen. De waarneming van Avicenna voegt dus echt iets toe aan wat er al bekend was. Volgens de huidige astronomische inzichten zou het een supernova van type Ia zijn geweest, veroorzaakt door een botsing tussen twee witte dwergsterren. (EE)
Examination of ancient text reveals details of Ibn Sina's sighting of supernova

26 april 2016
De Duits-Nederlandse hoogleraar radioastronomie Heino Falcke van de Radboud Universiteit in Nijmegen is door de Nijmeegse burgemeester Hubert Bruls onderscheiden met een koninklijk lintje - de medaille die hoort bij het ridderschap in de Orde van Oranje-Nassau. Falcke is vooral bekend door zijn werk aan LOFAR (Low-Frequency Array) - de revolutionaire 'gedistribueerde' radiotelescoop met het centrum in Drenthe - en zijn werk aan zwarte gaten. Zo werkt hij onder andere aan de realisatie van BlackHoleCam - een netwerk van radioschotels over de hele wereld waarmee het mogelijk moet zijn om de 'schaduw' van het superzware zwarte gat in de kern van ons Melkwegstelsel in beeld te brengen. (GS)

12 april 2016
Als het aan de Russische natuurkundige en durfkapitalist Joeri Milner ligt, zullen over enkele decennia honderden of duizenden mini-ruimtesondes naar de nabije meervoudige ster Alfa Centauri worden gezonden. De sondes, van nog geen 30 gram per stuk, moeten worden uitgerust met zeilen van een paar meter groot en worden aangedreven door de ‘lichtdruk’ van een lasersysteem op aarde. Theoretisch kunnen de sondes daarbij een snelheid van ongeveer 60.000 kilometer per seconde bereiken – een vijfde van de lichtsnelheid. Met deze snelheid kunnen ze in ongeveer twintig jaar op hun bestemming zijn. Na aankomst moeten foto’s van eventuele planeten worden gemaakt en naar de aarde worden overgeseind. Milners initiatief, dat ‘Breaktrough Starshot’ heet, krijgt bijval van onder anderen de wereldberoemde Engelse natuurkundige Stephen Hawking en Facebook-oprichter Mark Zuckerberg. Voorlopig is 100 miljoen dollar beschikbaar voor het project – geld dat aan een haalbaarheidsonderzoek wordt besteed. Het lanceren en versnellen van de kleine ruimtesondes zal vele malen meer gaan kosten. Het project werd aangekondigd op de 55ste verjaardag van de ruimtevlucht van de Russische kosmonaut Joeri Gagarin, de eerste mens in de ruimte. Milner is naar hem vernoemd. (EE)
Stephen Hawking joins futuristic bid to explore outer space

5 april 2016
Astronaut John Grunsfeld (57) stapt met ingang van 30 april op bij NASA. Grunsfeld, een natuurkundige, maakte vijf vluchten aan boord van de spaceshuttle, waarbij hij verscheidene malen een bezoek bracht aan de Hubble Space Telescope. Vanwege de reparatiewerkzaamheden aan Hubble die hij in het voorjaar van 2009 uitvoerde, tijdens de laatste onderhoudsvlucht aan de ruimtetelescoop, heeft Grunsfeld de bijnaam 'Hubble hugger' gekregen. Grunsfeld was sinds 2012 hoofd van NASA's Science Mission Directorate. In die functie gaf hij leiding aan meer dan honderd wetenschappelijke ruimtemissies, waaronder de landing van de Marswagen Curiosity en de Pluto-scheervlucht van planeetverkenner New Horizons. (GS) 
John Grunsfeld Announces Retirement from NASA

4 april 2016
Amerikaanse astronomen hebben microzwaartekrachtexperimenten uitgevoerd tijdens de succesvolle vlucht van de New Shepard, het herbruikbare ruimtevaartuig van Blue Origin. Op 2 april maakte New Shepard een vlucht van 11 minuten. Het was de derde keer dat Blue Origin (het bedrijf van Amazon-oprichter Jeff Bezos) erin slaagde om een ruimtevaartuig te lanceren en in zijn geheel weer te laten landen voor toekomstig hergebruik. Tijdens de vlucht van 2 april was er ruimte voor wetenschappelijke experimenten in het kader van het Pathfinder Payloads-project. Onderzoekers van het Southwest Research Institute bestudeerden met het Box Of Rocks Experiment (BORE) de manier waarop gruis, kiezels en rotsblokken zich gedragen onder microzwaartekrachtomstandigheden. Hun collega's van de University of Central Florida deden vergelijkbaar onderzoek aan het gedrag van veel kleinere stofdeeltjes, in het MEDEA-experiment (Microgravity Experiment on Dust Environments in Astrophysics). Beide experimenten moeten meer inzicht opleveren in het gedrag van materiaal aan het oppervlak van kleine hemellichamen zoals planetoïden en kometen, waar ook sprake is van zeer zwakke zwaartekrachtvelden. Het Florida-experiment kan wellicht ook informatie opleveren over de manier waarop stofjes in een protoplanetaire schijf samenklonteren tot grotere structuren. De verwachting is dat Blue Origin-vluchten in de toekomst steeds vaker gebruikt zullen worden voor microzwaartekrachtonderzoek. Experimenten aan boord van het internationale ruimtestation ISS vergen vaak jarenlange voorbereidingen, en paraboolvluchten duren voor veel experimenten niet lang genoeg. (GS)
SwRI’s BORE microgravity payload flies aboard commercial suborbital spaceflight

25 maart 2016
De lancering van de Europese Mars-missie ExoMars, op 14 maart jl., verliep niet zo vlekkeloos als tot nu toe werd gedacht. De Russische Breeze-M-rakettrap die de ruimtesonde de laatste duw richting Mars moest geven, is kort nadat hij van de sonde werd losgekoppeld geëxplodeerd. Dat meldt de website Universe Today. Volgens ExoMars-vluchtleider Michel Denis waren de twee ruimtevaarttuigen op het moment van de explosie al vele kilometers van elkaar verwijderd. De kans lijkt dus klein dat ExoMars schade heeft opgelopen. Maar helemaal zeker is dat niet: het gaat nog enkele weken duren voordat het missieteam alle instrumenten aan boord heeft gecontroleerd. Na het loskoppelen moest de Breeze-M zich netjes in twee stukken splitsen: het hoofddeel en een afneembare brandstoftank. En vervolgens zou hij zichzelf in een ‘schrootbaan’ manoeuvreren – een baan waarin overbodig geworden ruimtevaartuigen veilig kunnen worden ‘geparkeerd’ zodat ze geen gevaar vormen voor nog in bedrijf zijnde satellieten. Op foto’s die kort na het loskoppelen vanaf de aarde zijn gemaakt, is echter een puinwolk te zien. Het lijkt er dus op dat de rakettrap is ontploft – wat in het geval van de Breeze-M overigens niet voor het eerst is. Mogelijk is in een van zijn tanks wat brandstof achtergebleven, die na opwarming van de zon tot ontbranding is gekomen. (EE)
Exomars Mission Narrowly Avoids Exploding Booster

15 maart 2016
Op 14 maart is, na een kort ziekbed, astronoom Roel Gathier overleden. Als Managing Director van het Nederlands Instituut voor Ruimteonderzoek SRON, maar ook als voorzitter van de wetenschappelijke programmacommissie van ESA, heeft hij een belangrijk stempel gedrukt op het nationale en internationale ruimteonderzoek. Roel Gathier was sinds 2000 lid van de directie van SRON. Als Managing Director droeg hij daarbij de verantwoordelijkheid voor het vertalen van de wetenschappelijke koers in een uitvoerbaar instituutsprogramma en voor het realiseren van een efficiënter instituutsmanagement, taken die hij de afgelopen periode met verve heeft vervuld. Ook coördineerde hij de plannen voor de verhuizing van SRON Utrecht naar het Amsterdam Science Park. Als gepromoveerd sterrenkundige was Roel Gathier zeer betrokken bij de internationale ruimtevaart en droeg hij de wetenschapscommunicatie een warm hart toe. Zo was hij onder meer voorzitter van de stichting Sonnenborg, museum en sterrenwacht en maakte hij deel uit van het bestuur van Space Expo te Noordwijk.
In memoriam Roel Gathier (1953-2016)

8 maart 2016
Na een tijdje te hebben proefgedraaid is de ESA-satelliet LISA Pathfinder begonnen aan haar wetenschappelijke missie: het testen van technologieën en technieken die nodig zijn om zwaartekrachtsgolven vanuit de ruimte te meten. LISA Pathfinder werd op 3 december 2015 gelanceerd en kwam op 22 januari jl. aan in een punt op 1,5 miljoen kilometer afstand van de aarde, in de richting van de zon. Daar moet de ruimtesonde het komende jaar ervaring opdoen met technologieën die in de toekomst nodig zijn voor het eLISA-project, een grote zwaartekrachtsgolfdetector die in 2034 gelanceerd moet worden. Het bestaan van zwaartekrachtsgolven is al in 1916 voorspeld door Albert Einstein. Einstein stelde de zwaartekracht voor als een vervorming van de ruimtetijd: hoe zwaarder een object des te sterker die vervorming. Twee extreem zware objecten die snel om elkaar heen draaien of botsen, zoals samensmeltende superzware zwarte gaten, zouden bovendien rimpelingen in die ruimtetijd moeten veroorzaken. Onlangs is het onderzoekers voor het eerst gelukt om zulke rimpelingen te registreren met een grote detector op aarde. De zwaartekrachtsgolven die de toekomstige eLISA-satelliet moet gaan detecteren hebben echter een langere golflengte dan de golven die met detectors op aarde kunnen worden gedetecteerd. Dat is essentieel voor het onderzoek van de zwaarste objecten in het heelal: de superzware zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels. LISA Pathfinder kan zelf geen zwaartekrachtgolven meten. Doel van de missie is om te onderzoeken of het mogelijk is om twee testmassa’s zó volmaakt stil op hun plek te houden, dat hun onderlinge positie tot op een miljardste millimeter gelijk blijft. Alleen als die nauwkeurigheid wordt bereikt, zal eLISA straks in staat zijn om zwaartekrachtsgolven te meten. De testmetingen met LISA Pathfinder gaan een half jaar duren. (EE)
A Perfectly Still Laboratory In Space

1 maart 2016
Waarom zijn niet alle hemellichamen even groot? Het lijkt een onnozele vraag, maar een Amerikaanse ingenieur denkt toch een serieus antwoord gevonden te hebben. Hemellichamen ontstaan door het samenklonteren van materie onder invloed van de zwaartekracht. Om de een of andere reden ontstaan daarbij altijd een klein aantal grote hemellichamen en een veel groter aantal kleinere exemplaren - of je nu kijkt naar sterrenstelsels, sterren of planeten. Volgens Adrian Bejan van Duke University, die zijn bevindingen publiceert in Journal of Applied Physics, is dit het gevolg van zijn 'Constructal Law', die hij eerder toepaste op onder andere sneeuwvlokken, vertakkende rivieren en menselijke longblaasjes. De 'wet' schrijft voor dat de inwendige spanning van een systeem zo snel en efficiënt mogelijk wil afnemen. In het geval van samentrekkende gaswolken wordt die inwendige spanning veroorzaakt door de zwaartekracht. Bejan heeft nu aangetoond dat die spanning het snelst afneemt wanneer een grote wolk samentrekt in hemellichamen met een grote verscheidenheid aan afmetingen. Als er alleen maar objecten van één bepaalde afmeting ontstaan, neemt de inwendige spanning veel minder snel af. (GS)
Why Celestial Bodies Come in Different Sizes

28 januari 2016
Een nieuwe analyse van Babylonische kleitabletten heeft uitgewezen dat astronomen al enkele eeuwen voor het begin van onze jaartelling gebruik maakten van geometrie om de hemelpositie van de planeet Jupiter te berekenen. Tot nu toe werd aangenomen dat deze methode voor het eerst in het Europa van de 14de-eeuw werd gebruikt (Science, 29 januari). De ontdekking is gedaan door de Nederlandse wetenschapshistoricus Mathieu Ossendrijver van de Humboldt-universiteit in Berlijn. De door hem vertaalde kleitabletten zijn eind 19de eeuw in het huidige Irak opgegraven en worden bewaard in het British Museum in Londen. Dat Babylonische geleerden – om astrologische redenen – geïnteresseerd waren in de bewegingen van de planeten, was al langer bekend. Maar tot nu toe ging men ervan uit dat hun voorspellingen van hemelposities altijd rekenkundig tot stand kwamen. Uit de inscripties op de kleitabletten blijkt echter dat de Babyloniërs soms anders te werk gingen. Ze maten de dagelijkse verplaatsing van Jupiter op verschillende dagen, en gebruikten die metingen om daaruit af te leiden hoe ver de planeet zich in de tussenliggende perioden had verplaatst. Deze berekening is vergelijkbaar met het maken van een grafiek waarin snelheid tegen tijd wordt uitgezet. Volgens Ossendrijver gebruikten de Babyloniërs weliswaar geen grafieken of geometrische figuren, maar begrepen ze het onderliggende concept wel. In dat opzicht waren ze zelfs verder dan de oude Grieken. (EE)
Babylonian astronomers used geometry to track Jupiter

21 december 2015
De helderheidswisselingen van de ster Algol in het sterrenbeeld Perseus waren in de 12e of 13e eeuw voor Christus al bekend bij de Egyptenaren. Tot nu toe was altijd aangenomen dat de veranderlijke helderheid van de ster (ook bekend als Bèta Persei) voor het eerst werd opgemerkt door de 10e-eeuwse Arabische astronoom al-Sufi. Algol is een zogeheten bedekkingsveranderlijke ster (ook wel een eclipserende dubbelster genoemd): een relatief zwakke, koele ster draait om een heldere hete ster heen, en dekt deze elke omloop gedeeltelijk af. Het resultaat is dat we de helderheid van de ster in de loop van enkele dagen zien veranderen. Algol is de bekendste veranderlijke ster aan de hemel. Finse wetenschappers hebben nu statistisch onderzoek gedaan aan teksten op een oude Egyptische papyrus, de Cairo Calendar geheten. De astrologische voorspellingen op deze kalender vertonen een signifante voorkeur voor periodiciteiten van 29,6 dagen (de schijngestaltecyclus van de maan) en 2,85 dagen (de lichtwisselingsperiode van Algol). De resultaten zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift PLOS One. (GS)
Nieuwsbericht op www.sciencedaily.com

16 december 2015
De Carl Sagan-prijs voor de popularisering van de wetenschap is dit jaar toegekend aan astronoom Seth Shostak van het SETI Institute in Californië. De prijs, die jaarlijks wordt uitgereikt, wordt gefinancierd door internetbedrijf Google. Shostak, die van 1975 tot 1988 werkzaam was in Groningen, wordt geroemd om zijn ’Saganeske’ kwaliteiten. Naast tal van vakpublicaties heeft hij meer dan 400 populair-wetenschappelijke artikelen en drie boeken over SETI (de zoektocht naar buitenaardse beschavingen) geschreven. Ook is hij mede-auteur van een hoog aangeschreven studieboek over astrobiologie. Daarnaast is hij presentator van het wekelijkse radioprogramma/podcast Big Picture Science. (EE)
Winner Of Carl Sagan Prize For Science Popularization Announced

16 december 2015
Er is een nieuwe sterrenkundenieuwswebsite voor kinderen: Space Scoop. Space Scoop levert wekelijks spannend nieuws in begrijpelijke taal over de meest recente sterrenkundige ontdekkingen, samen met een prachtige ruimtefoto. Space Scoop-ontdekkingen worden direct door gerenommeerde internationale sterrenkundige en ruimtevaartorganisaties met ons gedeeld, zodat kinderen van over de hele wereld ze zonder vertraging kunnen lezen. Space Scoop nodigt kinderen uit om het meest recente sterrenkundenieuws te volgen. Het doel van Space Scoop is om bij kinderen de nieuwsgierigheid over het heelal te prikkelen en om de nieuwste wetenschappelijke ontdekkingen met hen te delen. Ook wil Space Scoop kinderen inspireren voor wetenschap en hen aanmoedigen om vragen te stellen. De Space Scoop website is voorzien van een levendig, opvallend visueel ontwerp en bevat daarnaast leuke tekeningen, afbeeldingen en pictogrammen die aantrekkelijk zijn voor het jonge publiek. Kinderen hebben toegang tot het meest actuele nieuws dat van wereldberoemde sterrenkunde- en ruimtevaartorganisaties komt, zoals de European Southern Observatory (ESO), NASA’s Chandra X-Ray Observatory, het European Space Agency (ESA) en de National Astronomical Observatory of Japan (NAOJ). Space Scoop is een van de meest prominente projecten binnen de educatieve programma’s Universe Awareness en Space Awareness. De Space Scoop website is nu al beschikbaar in 22 talen: Engels, Nederlands, Duits, Spaans, Pools, Tsjechisch, Farsi, Frans, Grieks, IJslands, Indonesisch, Japans, Koreaans, Noors, Portugees, Roemeens, Russisch, Sinhalees, Sloveens, Swahili, Tamil en Turks. Op dit moment zijn er 300 Space Scoops beschikbaar – en elke week worden nieuwe artikelen vertaald en gepubliceerd. De website bevat ook een overzicht met populaire onderwerpen en een woordenlijst waar ingewikkelde sterrenkundewoorden worden uitgelegd. Space Scoops zijn daarom ook uitermate geschikt om in de klas te gebruiken. Niet alleen om kinderen te inspireren met de spannende aspecten van de ruimtevaart, maar ook om hen te leren over wetenschap, technologie en de geschiedenis van het heelal, terwijl ze tegelijkertijd hun woordenschat verrijken. Space Scoops zijn beschikbaar als verhalen die men kan lezen op de Space Scoop website, mobiele telefoons of tablets, of kan downloaden of printen. Deze verhalen en afbeeldingen vallen onder een creative commons licentie, wat betekent dat ze direct kunnen worden gepubliceerd op andere websites en in tijdschriften, kranten of nieuwsbrieven. Space Scoops zijn ook te volgen via de Android App, die gratis gedownload kan worden in de Google Play store.
Origineel persbericht

3 december 2015
Vanochtend om 5.04 uur is, vanuit de Europese lanceerbasis in Kourou (Frans-Guyana), de ruimtesonde LISA Pathfinder gelanceerd. Naar verwachting komt Pathfinder begin 2016 aan in zijn definitieve baan om de zon, op 1,5 miljoen kilometer van de aarde. Het gaat om een ‘proefmissie’ waarbij technologie worden getest die nodig is voor de detectie van zogeheten zwaartekrachtsgolven. Astronomen verwachten dat deze golven, die nog nooit rechtstreeks zijn waargenomen, meer informatie kunnen geven over exotische objecten zoals compacte dubbelsterren en samensmeltende superzware zwarte gaten. Het bestaan van zwaartekrachtsgolven is al in 1916 voorspeld door Albert Einstein. Einstein stelde de zwaartekracht voor als een vervorming van de ruimtetijd: hoe zwaarder een object des te sterker die vervorming. Twee extreem zware objecten die snel om elkaar heen draaien of botsen, zoals samensmeltende superzware zwarte gaten, zouden bovendien rimpelingen in die ruimtetijd moeten veroorzaken. Einstein zelf dacht dat dit minieme effect nooit gemeten zou kunnen worden. Maar nieuwe precisietechnologie stelt ruimteonderzoekers nu in staat om op zoek te gaan naar deze golven, die met de lichtsnelheid door het heelal reizen. In tegenstelling tot gewone elektromagnetische straling gaan zwaartekrachtsgolven overal dwars doorheen, van de bronnen direct naar de detectors. De detectie van zwaartekrachtsgolven kan dus een onverstoord beeld van hun veroorzakers geven. Het nadeel van zwaartekrachtsgolven is dat ze heel moeilijk waarneembaar zijn. De meeste objecten zenden zwaartekrachtsgolven uit die alleen vanuit de ruimte kunnen worden gedetecteerd. Voor dat doel wil het Europese ruimtevaartagentschap ESA rond 2034 de missie eLISA (‘evolved Laser Interferometer Space Antenna’) lanceren. LISA Pathfinder moet nu eerst de precisietechnologie van eLISA testen. Het draait daarbij om de onderlinge afstand tussen vrij zwevende testmassa’s – blokjes van goud en platina. Deze blokjes zweven op een onderlinge afstand van veertig centimeter vrij in de ruimtesonde. Het doel is om – met behulp laserinterferometrie – aan te tonen dat de afstand tussen de blokjes niet wordt verstoord door andere krachten dan de zwaartekracht. Daartoe wordt deze afstand met atomaire precisie gemeten. Gehoopt wordt dat eventuele variaties verwaarloosbaar klein zullen zijn. Alleen dan is de technologie bruikbaar voor eLISA.
Op zoek naar de grootste knallen na de oerknal

30 november 2015
Nieuwe modelberekeningen, uitgevoerd met de krachtige Blue Waters-supercomputer van het Amerikaanse National Center for Supercomputing Applications, hebben laten zien hoe er in zware imploderende sterren extreem sterke magnetische velden opgewekt kunnen worden. De resultaten van de computersimulaties zijn vandaag online gepubliceerd door het tijdschrift Nature. Wanneer zware sterren aan het eind van hun leven komen, stort hun kern binnen één seconde ineen tot een kleine, uiterst compacte neutronenster. De schokgolf die daarbij ontstaat, blaast vervolgens het grootste deel van de ster de ruimte in, in een energierijke supernova-explosie. Sommige sterexplosies zijn echter veel krachtiger: de zogeheten hypernova's en de extreem krachtige gammaflitsen, die binnen enkele tientallen seconden even veel energie produceren als de zon gedurende tien miljard jaar. Er zijn zeer sterke aanwijzingen dat de energie van een gammaflits voornamelijk wordt uitgestraald in twee tegenovergesteld gerichte jets (straalstromen), langs de rotatieas van de ster. Algemeen wordt aangenomen dat gammaflitsen mogelijk gemaakt worden door extreem sterke magnetische velden - ca. één biljard maal zo sterk als het gemiddelde magneetveld van een zware ster. Hoe zulke sterke velden opgewekt worden, was echter minder goed bekend. De nieuwe supercomputerberekeningen, waarin het ineenstorten van de ster heel nauwkeurig wordt gesimuleerd, laten nu voor het eerst zien dat de extreme toename van de magnetische veldsterkte het gevolg is van turbulentie in het gecomprimeerde gas van de ineenstortende sterkern. Die turbulentie ontstaat doordat de rotatiesnelheid van de sterkern niet overal gelijk is, maar afhankelijk is van de afstand tot het middelpunt. (GS)
Simulation Links Turbulence, Hypernovae & Gamma-Ray Bursts

13 november 2015
Op vrijdag 13 november om 7.18 uur Nederlandse tijd is – zoals voorspeld – het object WT1190F boven de Indische Oceaan de aardatmosfeer binnengekomen. Het object – hoogstwaarschijnlijk een stuk ruimteschroot van een maanmissie of een interplanetaire missie – is daarbij volledig verbrand. De ‘re-entry’ is vanuit een vliegtuig gevolgd door een team van Amerikaanse en Duitse wetenschappers, onder leiding van de Nederlands-Amerikaanse meteorenexpert Peter Jenniskens. WT1190F werd op 3 oktober ontdekt door de Catalina Sky Survey in Arizona – een telescoop die de hemel afspeurt op potentieel gevaarlijke planetoïden. Hoewel direct al duidelijk was dat het waarschijnlijk geen natuurlijk object was, wekte het toch de belangstelling van NASA. WT1190F kwam namelijk onder een hoek de aardatmosfeer binnen die kenmerkender was voor een planetoïde dan voor een gemiddeld stuk ruimteschroot. Het was dus een mooie gelegenheid om de procedures te oefenen die in werking treden als er een echte kleine planetoïde op aarde af komt. (EE)
‘WT1190F’ Safely Reenters Earth’s Atmosphere, Provides Research Opportunity

9 november 2015
Tijdens een ceremonie in Silicon Valley is de 2016 Breakthrough Prize in Fundamental Physics uitgereikt aan onderzoekers van drie grote neutrino-experimenten: het Sudbury Neutrino Observatory (SNO), de Kamioka Liquid-scintillator Antineutrino Detector (KamLAND), en het Daya Bay Reactor Neutrino Experiment. De prijs van 3 miljoen dollar is in 2012 ingesteld door een groep topmensen uit de IT-wereld, onder wie Sergei Brin (Google), Mark Zuckerberg (Facebook) en de Russische investeerder Yuri Milner. Met de SNO-detector is voor het eerst aangetoond dat neutrino's - spookdeeltjes die in grote aantallen geproduceerd zijn tijdens de oerknal en die ook vrijkomen bij kernreacties in de zon - een zeer geringe massa hebben. Met de KamLAND-detector is aangetoond dat neutrino's 'oscilleren' en op die manier van 'smaak' veranderen. De Daya Bay-detector ontdekte aanvullende details over dit proces. Ook de Nobelprijs Natuurkunde 2015 is toegekend aan neutrino-onderzoekers. (GS)
2016 Breakthrough Prize in Fundamental Physics Goes to Five Neutrino Experiments, Three Made Possible by Berkeley Lab

29 oktober 2015
Volgende week krijgt de Amerikaanse Mars Reconnaissance Orbiter (MRO) een update. Dat is nodig omdat hij anders vanaf volgend jaar niet meer ‘weet’ waar aan de hemel hij – in noodgevallen – zon en aarde moet zoeken. De MRO draait al sinds 2006 om de planeet Mars. Voor zijn vertrek is in zijn flashgeheugen een tabel opgeslagen van de actuele posities van zon en aarde. Maar deze tabel gaat niet verder dan 12 juli 2016. De orbiter gebruikt de tabel om na een computerstoring zijn communicatie-antenne op de aarde en zijn zonnepanelen op de zon te kunnen richten. Zo’n storing, die tot gevolg heeft dat de computer van de MRO opnieuw wordt opgestart, komt gemiddeld één à twee keer per jaar voor. Het uploaden van de nieuwe gegevens zal volgende week plaatsvinden. Daartoe moet het complete flashgeheugen van de computer worden overschreven – iets wat in 2009 voor het laatst is gebeurd. Heel erg groot is dat geheugen naar de huidige maatstaven overigens niet: 256 megabyte. Het hele proces zal overigens tweemaal moeten gebeuren, want de Marsrobiter is voor de zekerheid uitgerust met twee boordcomputers. De tweede computer krijgt zijn update begin volgend jaar. (EE)
Rewrite of Onboard Memory Planned for NASA Mars Orbiter

26 oktober 2015
Op vrijdag 13 november (!) komt er boven de Indische Oceaan, in de buurt van Sri Lanka, een stuk ruimteschroot de aardse dampkring binnen. Het brokstuk heeft een afmeting van naar schatting één à twee meter; de kans lijkt niet erg groot dat er daadwerkelijk een restant in de oceaan terecht komt, al hangt dat af van de precieze vorm en samenstelling. Het object werd op 3 oktober ontdekt door de Catalina Sky Survey in Arizona - een telescoop die de hemel afspeurt op potentieel gevaarlijke planetoïden. Overigens is niet helemaal zeker of het om een stuk ruitmeafval gaat, of om een natuurlijk brokstuk - nader spectroscopisch onderzoek moet dat uitwijzen. Bij het binnendringen van de dampkring zal het stuk ruimtepuin een heldere vuurbol produceren. De Nederlands-Amerikaanse meteorenexpert Peter Jenniskens onderzoekt de mogelijkheid om die vuurbol van nabij vanuit een gecharterd vliegtuig te bestuderen. (GS)
Space Junk Predicted to Enter Earth’s Atmosphere

5 oktober 2015
Sterrenkundigen van de Universiteit van Southampton en de Universiteit van Amsterdam hebben een nieuwe methode ontwikkeld om de massa van een pulsar te bepalen. Pulsars zijn de kleine, snel roterende en extreem compacte resten van geëxplodeerde sterren, die regelmatige radio- of röntgenpulsjes afgeven. Tot nu toe kon de massa van een pulsar alleen bepaald worden wanneer hij een baan rond een ander hemellichaam beschreef - uit de waargenomen afstand en omlooptijd valt eenvoudig de massa te berekenen. Van 'solitaire' pulsars was de massa dus nooit bekend. De nieuwe methode, gepubliceerd in Science Advances, maakt dat nu wél mogelijk. De astronomen leiden de massa van een pulsar af uit de kleine 'glitches' die sommige van die snel rondtollende sterren af en toe vertonen - plotselinge minieme versnellingen van hun rotatie. Die glitches ontstaan door de energie-overdracht tussen supervloeibaar gas in het inwendige en het waargenomen oppervlak van de pulsar. Op basis van de grootte en de frequentie van zulke glitches kan (met behulp van kernfysische modelberekeningen) een goede schatting van de massa van de pulsar worden verricht, aldus de sterrenkundigen. (GS)
Southampton researchers find a new way to weigh a star

24 september 2015
Een elf jaar durende speurtocht naar laagfrequente zwaartekrachtsgolven heeft tot nu toe niets opgeleverd, zo melden Australische radioastronomen deze week in Science. Dat doet vermoeden dat er iets goed mis is met onze ideeën over dubbele zwarte gaten in de kernen van verre sterrenstelsels. Zwaartekrachtsgolven zijn minieme rimpelingen in de ruimtetijd, die in 1916 zijn voorspeld door Albert Einstein, maar die nog nooit direct zijn waargenomen. Ze ontstaan wanneer grote massa's sterke versnellingen ondergaan. Relatief hoogfrequente zwaartekrachtsgolven worden bijvoorbeeld geproduceerd (naar men aanneemt) door neutronensterren die in een baan om elkaar heen bewegen, naar binnen spiralen, en uiteindelijk versmelten tot een zwart gat. Zwaartekrachtsgolven met een veel lagere frequentie zouden geproduceerd moeten worden door dubbele superzware zwate gaten in de kernen van sterrenstelsels. Astronomen verwachten dat er veel sterrenstelsels zijn met zo'n dubbel superzwaar zwart gat in de kern. Sterrenstelsels botsen en versmelten namelijk met elkaar, en uit theoretische modellen volgt dat het heel lang kan duren voordat ook de twee centrale zwarte gaten met elkaar versmelten. Al die tijd draaien de twee superzware zwarte gaten in een (steeds kleiner wordende) baan om elkaar heen, en zouden er zwaartekrachtsgolven opgewekt moeten worden. Met de Parkes-radiotelescoop in Australië hebben de sterrenkundigen elf jaar lang een aantal millisecondepulsars in de gaten gehouden - extreem snel roterende sterren die met de regelmaat van een atoomklok korte radiopulsjes produceren. Door de aankomsttijdstippen van de pulsjes extreem nauwkeurig vast te leggen (tot op enkele miljardsten van een seconde), zou het mogelijk moeten zijn om zwaartekrachtsgolven te detecteren. Die vervormen namelijk de ruimtetijd, zodat de afstanden tot de pulsars met enkele meters variëren, waardoor ook de aankomsttijdstippen van de pulsjes extreem kleine variaties vertonen. Na elf jaar meten concluderen de astronomen nu echter dat hun Pulsar Timing Array tot nu toe geen aanwijzingen heeft opgeleverd voor het bestaan van laagfrequente zwaartekrachtsgolven. Dat betekent dat het aantal dubbele superzware zwarte gaten in het heelal veel kleiner is dan door theoretici wordt voorspeld. Een mogelijke verklaring is dat de twee zwarte gaten van botsende sterrenstelsels wél al na relatief korte tijd versmelten tot één extreem zwaar zwart gat. Overigens is afgelopen maand met aardse detectoren ook een nieuwe speurtocht op touw gezet naar de hoogfrequente zwaartekrachtsgolven van versmeltende neutronensterren. Ook die heeft tot nu toe nog niets opgeleverd. (GS)
Eleven year cosmic search leads to black hole rethink

23 september 2015
NASA-onderzoeker Bill Borucki, initiatiefnemer en wetenschappekijk projectleider van de Amerikaanse ruimtetelescoop Kepler, geeft een groot deel van de Shaw Prize for Astronomy aan de Union of Concerned Scientists, een organisatie die opkomt voor het behoud van de aarde. De Kepler-ruimtetelescoop heeft tussen 2006 en 2009 enkele duizenden kandidaat-exoplaneten gevonden - planeten bij andere sterren dan de zon. Daar zitten ook 'bewoonbare' planeten tussen, waar de omstandigheden in principe geschikt zijn voor leven. Voor zijn pionierswerk is initiatiefnemer Borucki onderscheiden met de Shaw Prize; de uitreiking vindt vandaag plaats in Hong Kong. Borucki heeft besloten 100.000 dollar te doneren aan de Union of Concerned Scientists, omdat we, zo zegt hij, al die nieuwe exoplaneten nooit zullen kunnen bezoeken. 'Onze toekomst ligt hier op aarde, en we moeten veel meer ondernemen om onze eigen thuisplaneet bewoonbaar te houden.' Behalve aan de Union of Concerned Scientists schenkt Borucki ook geld aan de ALS Foundation. (GS)
Astronomer Borucki to Donate Prize Money to Union of Concerned Scientists

14 september 2015
De gedeeltelijke zonsverduistering die in de ochtend van zondag 13 september zichtbaar was vanuit zuidelijk Afrika, de zuidelijke Indische Oceaan en Antarctica, is ook waargenomen door de Europese kunstmaan Proba 2. Die doet vanuit een baan om de aarde onderzoek aan de zon. Proba-2 draait 14,5 keer per dag om de aarde; tijdens de verduistering bewoog hij drie maal door de schaduw van de maan. Overigens was de zonsverduistering nergens op aarde totaal. (GS)
Proba-2 eclipse

1 september 2015
De Europese ruimtesonde LISA Pathfinder is klaar voor de lancering, eind november met een Vega-raket vanaf de lanceerbasis Kourou in Frans Guiana. LISA Pathfinder is de afgelopen maanden uitgebreid getest bij het ruimtevaarttestcentrum van IABG in Ottobrunn, ten zuiden van München. Deze week wordt de ruimtesonde verscheept naar Frans Guiana. LISA Pathfinder gaat technologieën uittesten die in de toekomst door de grote ruimtemissie eLISA gebruikt zullen worden om vanuit de ruimte jacht te maken op zwaartekrachtsgolven - minieme rimpelingen in de ruimtetijd waarvan het bestaan 100 jaar geleden door Albert Einstein is voorspeld, maar die nog nooit direct zijn waargenomen. (GS)
LISA Pathfinder Set for Launch Site

31 augustus 2015
Canyonlands National Park in de Amerikaanse staat Utah is door de International Dark-sky Association (IDA) uitgeroepen tot Gold-Tier International Dark Sky Park - een kwalificatie die voorbehouden is aan de allerdonkerste gebieden op de planeet. Canyonlands National Park - een uiterst onherbergzaam gebied - kreeg in 1964 de status van National Park. Een ander park in Utah, National Bridges National Park, werd in 2007 uitgeroepen tot het eerste International Dark Sky Park ter wereld. (GS)
Canyonlands National Park Named International Dark Sky Park

18 augustus 2015
Tot 8 september 2015 kun je via een speciale NASA-website laten weten dat je je naam naar Mars wilt sturen aan boord van de onbemande Marslander InSight, die in maart 2016 gelanceerd moet worden en eind september 2016 op Mars zal aankomen. De namen worden opgeslagen op een microchip die door InSight wordt meegenomen naar Mars. Door je naam voor deze en soortgelijke PR-acties aan te melden, kun je bovendien 'frequent flier'-punten verzamelen, die volgens NASA aangeven in welke mate je geïnteresseerd bent in en 'deelneemt aan' het Amerikaanse ruimteonderzoeksprogramma. Eerder was dat al mogelijk met de eerste onbemande testvlucht van NASA's nieuwe Orion-ruimtecapsule - die had een microchip met 1,38 miljoen namen aan boord. De InSight-lander zal zich vooral richten op onderzoek aan het inwendige van Mars, onder andere met seismometers. (GS)
Send Your Name to Mars on NASA's Next Red Planet Mission

15 augustus 2015
De Nederlandse astronoom Ewine van Dishoeck (Leiden, NOVA) is tijdens de driejaarlijkse Algemene Vergadering van de Internationale Astronomische Unie (IAU) in Honolulu, Hawaï, gekozen als de nieuwe president-elect. Van 2018-2021 zal zij de 32ste voorzitter zijn van de IAU. Tot die tijd maakt zij deel uit van de dagelijks leiding van de organisatie. De IAU, opgericht in 1919, is de wereldwijde organisatie voor astronomen, met meer dan 10000 leden uit 100 landen. De doelstelling van de IAU is het bevorderen en waarborgen van alle aspecten van de sterrenkunde door internationale samenwerking. De kerntaken bestaan uit het organiseren van wetenschappelijke congressen, het stimuleren van sterrenkundig onderwijs en outreach, en het bevorderen van duurzame mondiale ontwikkeling. ‘Het is een enorme eer en uitdaging om de IAU te gaan leiden’, zegt Van Dishoeck. ‘Ik zet mij graag in om astronomen uit de hele wereld bij elkaar te brengen, vooral de jonge mensen, en om ons prachtige vakgebied uit te dragen naar het algemene publiek. De IAU is ook een forum voor discussies over de vraag hoe we in de toekomst samen grote nieuwe faciliteiten gaan bouwen. Ten slotte is het belangrijk dat het kernprogramma van de IAU, het ‘Office of Astronomy for Development’ - mede dankzij collega-professor George Miley tot stand gekomen - veilig wordt gesteld en verder wordt uitgebouwd.’ Spinozapremiewinnaar en Akademiehoogleraar Van Dishoeck is al 25 jaar lang actief in de IAU, als (vice-)president van verschillende werkgroepen en commissies, en in de laatste drie jaar als president van een van de divisies. Zij wordt de vijfde Nederlandse IAU president(-elect) in de geschiedenis van de IAU. Eerder werd deze functie bekleed door Willem de Sitter (1925-1928), Jan Hendrik Oort (1958-1961), Adriaan Blaauw (1976-1979) en Lodewijk Woltjer (1994-1997).
Oorspronkelijk persbericht

12 augustus 2015
Een 35.000 hectare groot gebied in de Noord-Chileense Elqui-vallei is door de International Dark-Sky Association (IDA) uitgeroepen tot het eerste 'Dark Sky Sanctuary' ter wereld. Eerder hebben bepaalde donkere gebieden op aarde van IDA al de status 'Dark Sky Reserve' of 'Dark Sky Park' gekregen. De Gabriela Mistral Dark Sky Sanctuary, genoemd naar een beroemde Chileense dichter, omvat de professionele observatoria op Cerro Tololo en Cerro Pachón, alsmede een aantal kleinere toeristische sterrenwachten. De IDA-status voor dit deel van de Elqui-vallei werd bekendgemaakt op de 29ste algemene vergadering van de Internationale Astronomische Unie in Honolulu, Hawaii. (GS)
Persbericht International Dark-Sky Association

11 augustus 2015
Spaanse en Canadese onderzoekers hebben de lichtvervuiling op aarde in kaart gebracht en gekwantificeerd door gebruik te maken van nachtopnamen die gemaakt zijn door astronauten aan boord van het internationale ruimtestation ISS. In totaal zijn tot nu toe ruim 130.000 foto's geanalyseerd. Via het programma Cities at Night wordt ook samengewerkt met het grote publiek. Op basis van het onderzoek is nu met zekerheid vast komen te staan dat de zwakke, diffuse lichtgloed op aarde, die eerder al door Amerikaanse defensiesatellieten werd geregistreerd, het gevolg is van verstrooiing van kunstlicht in de aardse dampkring. Het is met name die lichtvervuiling waardoor de sterrenhemel vanuit stedelijke gebieden niet goed waarneembaar is. De onderzoekers concluderen ook dat steden met een grotere overheidsschuld meer straatverlichting produceren per inwoner. Geschat wordt dat in de Europese Unie 6,3 miljard euro per jaar wordt besteed aan straatverlichting. De resultaten zijn gepresenteerd op de 29ste algemene vergadering van de Internationale Astronomische Unie in Honolulu, Hawaii. (GS)
First Use of ISS Astronaut Pictures for Light Pollution Studies

9 juli 2015
Supernova-explosies spelen mogelijk een belangrijke rol bij het uiteenvallen van sterrenhopen. Dat blijkt uit computersimulaties die zijn uitgevoerd door wetenschappers van de universiteiten van Surrey en Edinburgh. De resultaten ervan worden vandaag gepresenteerd op de National Astronomy Meeting van de Royal Astronomical Society in Llandudno (Wales). Als een zware ster aan het einde van zijn bestaan als supernova explodeert, wordt de ineengestorte kern van de ster – een neutronenster – vaak met een snelheid van honderden kilometers per seconde weggeschoten. De computersimulaties laten zien dat deze snel bewegende neutronenster een destabiliserende uitwerking hebben op zogeheten bolvormige sterrenhopen. Een klein aantal van deze kosmische projectielen is al voldoende om de sterrenhoop drie tot vier keer zo snel uit elkaar te laten vallen. De wetenschappers benadrukken overigens dat er meer factoren zijn die het uiteenvallen van de sterrenhopen kunnen beïnvloeden. Hun belangrijkste conclusie is dan ook dat schijnbaar kleine veranderingen een grote uitwerking kunnen hebben op de evolutie van deze bolvormige verzamelingen sterren. (EE)
Ski or jump? How neutron star kicks can break up clusters

8 juli 2015
Een team van astronomen en computerwetenschappers van de universiteit van Hertfordshire hebben een computer geleerd om astronomische objecten te herkennen. De gebruikte techniek, die gebruik maakt van een vorm van kunstmatige intelligentie die ‘ongecontroleerd machinaal leren’ wordt genoemd, maakt de snelle classificatie van sterrenstelsels mogelijk. Tot nu toe wordt dat monnikenwerk vaak door teams van duizenden vrijwilligers gedaan, zoals bij het project Galaxy Zoo. De wetenschappers hebben hun computeralgoritme toegepast op opnamen van verre clusters van sterrenstelsels die met de Hubble-ruimtetelescoop zijn gemaakt. Een mens die deze foto’s voor het eerst te zien krijgt, kan zonder aanvullende informatie de objecten in verschillende klassen indelen. Dankzij de nieuwe techniek kan een computer dat nu ook: hem wordt niet verteld waar hij naar moet zoeken, maar geleerd om zelf te ‘kijken’. Het doel van het experiment is om dit hulpmiddel in te zetten bij toekomstige astronomische surveys. Daarbij worden zulke kolossale hoeveelheden (beeld)gegevens geproduceerd, dat er niet genoeg mensenogen zijn om alles te bekijken. Ook wordt onderzocht of de nieuwe techniek elders kan worden toepast, bijvoorbeeld voor het opsporen van tumoren op röntgenfoto’s. De resultaten worden vandaag gepresenteerd op de National Astronomy Meeting van de Royal Astronomical Society in Llandudno (Wales). (EE)
Analysing galaxy images with artificial intelligence: astronomers teach a machine how to ‘see’

30 juni 2015
Komende nacht, tussen 30 juni 2015 23:59:59 en 1 juli 2015 00:00:00 (Universal Time) wordt er een extra seconde ingelast: 23:59:60 (in Nederland is dat dus 01:59:60 uur op woensdag 1 juli). De schrikkelseconde is nodig om aardse klokken weer exact in de pas te laten lopen met de rotatie van de aarde, die in de loop van de tijd heel langzaam vertraagt. Tot de invoering van schrikkelsecondes wordt besloten door de International Earth Rotation and Reference Systems Service (IERS). Schrikkelsecondes worden altijd op 30 juni of op 31 december ingelast. De laatste schrikkelseconde was op 30 juni 2012; die van komende nacht is de 26ste sinds de invoering in 1972. Er gaan al geruime tijd stemmen op om de schrikkelseconde af te schaffen omdat computersystemen er niet altijd zorgvuldig mee om kunnen gaan; het is niet uitgesloten dat de extra seconde van vandaag de laatste schrikkelseconde in de geschiedenis zal zijn. (GS)
International Earth Rotation and Reference Systems Service

29 juni 2015
De Boschplaat, een ca. 10 bij 5 kilometer grote zandplaat aan de oostzijde van het Waddeneiland Terschelling, is door de International Dark-sky Association (IDA) uitgeroepen tot een zogeheten dark-skypark - een gebied waar het nachtelijk duister nog volop aanwezig is en bescherming verdient. De Boschplaat - sinds 1970 een Europees natuurreservaat - is het eerste dark-skypark van Nederland, maar misschien niet het laatste: ook voor het Nationaal Park Lauwersmeer wordt binnenkort een toekenning aangevraagd door Staatsbosbeheer. (GS)
Persbericht Staatsbosbeheer

26 juni 2015
De Zwitserse astronoom Michel Mayor is een van de drie winnaars van de Kyoto-prijs 2015. Deze eer heeft Mayor te danken aan zijn jacht op exoplaneten – planeten bij andere sterren. Aan de prijs, die wordt toegekend door de Japanse Inamori-stichting, is een bedrag van 50 miljoen yen (€360.000) verbonden. Een planeet die rond een ster draait, brengt met zijn zwaartekracht de ster aan het schommelen. Deze regelmatige schommelbeweging kan zichtbaar worden gemaakt door naar het spectrum van de ster te kijken. Als de ster zich van ons verwijdert, schuiven de spectraallijnen naar het rode uiteinde van het spectrum; beweegt hij naar ons toe, dan verschuiven de lijnen naar het blauw. Met behulp van dit effect hebben astronomen al een paar duizend exoplaneten opgespoord. In 1995 ontdekte Mayor daarmee de eerste planeet bij een zonachtige ster: 51 Pegasi b. De Kyoto-prijzen wordt toegekend aan technologen, wetenschappers en kunstenaars die een prestatie van wereldformaat hebben geleverd. Ze worden beschouwd als de meest prestigieuze beloning voor disciplines waarvoor geen specifieke Nobelprijs bestaat. In 1987 behoorde de Nederlandse astronoom Jan Oort tot de laureaten. (EE)
Dr Michel Mayor wins 2015 Kyoto Prize

23 juni 2015
Philip Lubin van de University of California at Santa Barbara heeft een Innovative Advanced Concepts-subsidie van NASA gekregen om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van interstellaire ruimtereizen met behulp van laseraandrijving. Daarbij wordt een extreem licht en dun 'ruimteschip' (eerder een soort groot, rond zeil) versneld door de lichtdruk van een laserstraal die gegenereerd wordt in een baan rond de aarde. Op deze manier kunnen in principe extreem hoge snelheden worden bereikt, waardoor het in de toekomst mogelijk zou moeten zijn om in 20 jaar een reis te maken naar Alfa Centauri, de ster die het dichtst bij de zon staat. Dankzij de NASA-subsidie kan Lubin kleine prototypes ontwikkelen en een stappenplan ontwikkelen voor de bouw van een compleet functioneel laser-aangedreven ruimteschip, DEEP-IN geheten (Directed Energy Propulsion for Interstellar exploratioN). De techniek kan in aangepaste vorm ook gebruikt worden voor het afbuigen van planetoïden die de aarde bedreigen. (GS)
Roadmap to the Stars

16 juni 2015
Samir Mathur, hoogleraar natuurkunde aan Ohio State University, neemt in een artikel op de preprintserver arXiv stelling tegen de firewall-theorie over zwarte gaten. Volgens die theorie bestaat het 'oppervlak' van een zwart gat uit een dodelijke muur van allesverwoestende energie. Volgens Mathur berust die conclusie echter op de onjuiste aanname dat zwarte gaten 'volmaakte' natuurkundige objecten zouden zijn. In werkelijkheid, zo stelt hij, wordt een zwart gat 'gevormd' door de materie die erin terechtkomt, en zijn geen twee zwarte gaten daardoor exact gelijk. Op basis van de supersnaartheorie stelde Mathur eerder dat zwarte gaten geen scherp begrensde 'rand' hebben, maar dat er eerder sprake is van zogeheten 'fuzzballs' - objecten met een enigszins 'wazige' begrenzing. In zijn nieuwste publicatie gebruikt hij complexe theoretische afleidingen met betrekking tot 'onvolmaakte complementariteit' en de informatieparadox om te concluderen dat zwarte gaten geen 'vuurmuren' hebben. Die conclusie zou aansluiten bij het eveneens moeilijk voorstelbare idee dat het hele universum in feite één groot hologram is - een populaire opvatting binnen de snaartheorie. (GS)
​What’s on the surface of a black hole?

10 juni 2015
De Gruber Cosmology Prize 2015 word toegekend aan drie astronomen die belangrijke bijdragen hebben geleverd aan het onderzoek van onder meer de donkere materie, de donkere energie en de kosmische achtergrondstraling. Het gaat om John Carlstrom, Jeremiah Ostriker en Lyman Page jr. De prijs, uitgereikt door de Gruber Foundation, wordt wel beschouwd als de ‘Nobelprijs van de kosmologie’. Het bedrag van 500.000 dollar gaat voor de helft naar de theoreticus Ostriker, de beide experimentalisten krijgen elk een kwart. Elk van hen krijgt ook een gouden medaille, die tijdens de 29ste algemene bijeenkomst van de Internationale Astronomische Unie, op 3 augustus in Honolulu (Hawaï), zal worden uitgereikt. (EE)
2015 Gruber Cosmology Press Release

10 juni 2015
Prof.dr. Ewine van Dishoeck heeft de prestigieuze Albert Einstein World Award of Science gekregen voor haar wetenschappelijk onderzoek naar de chemische samenstelling van het heelal. De onderscheiding wordt sinds 1984 elk jaar door de World Cultural Council (WCC) uitgereikt aan wetenschappers die met hun uitmuntende wetenschappelijke en technologische prestaties de wetenschap vooruitbrengen en het welzijn van de mens verbeteren. Aan de prijs is een geldbedrag van 10.000 dollar verbonden. Van Dishoeck is hoogleraar Astronomie aan de Universiteit Leiden. Daarnaast is ze wetenschappelijk directeur van de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA) en als gastonderzoeker verbonden aan het Max Planck Institut für extraterrestrische Physik. Ze is de meest geciteerde moleculair astrofysicus ter wereld en ontving al een aantal andere grote prijzen. De officiële uitreiking vindt op 19 november 2015 plaats aan de Universiteit van Dundee in Schotland.
Volledig persbericht

2 juni 2015
Universe in a Box is erkend voor zijn educatieve waarde, door het Europese netwerk van Wetenschapseducatie (Scientix). Universe in a Box is het goedkope, op onderzoekend leren gebaseerde sterrenkunde lesmateriaal van Universe Awareness (UNAWE). Op vrijdag 22 mei 2015 werd dit lesmateriaal bekroond met de Scientix Resources Award voor 'STEM Lesmateriaal Gericht aan Leraren'. Als onderdeel van de prijs wordt het Universe in a Box-activiteitenboek in 24 Europese talen vertaald. Universe in a Box is gemaakt om docenten te helpen om de moeilijke en soms abstracte begrippen van de sterrenkunde aan jonge kinderen uit te leggen. Dit gebeurt door middel van praktische, onderzoekende en aantrekkelijke methoden. Het bevat een activiteitenboek met meer dan veertig praktische activiteiten en de materialen en modellen om ze uit te voeren. De activiteiten omvatten een uitleg over de seizoenen met een wereldbol en lamp, evenals een schaalmodel van het zonnestelsel. Universe Awareness (UNAWE) is een pionier op het gebied van wereldwijd wetenschappelijk onderwijs. Het maakt gebruik van de schoonheid en grootsheid van het heelal om jonge kinderen, met name die uit een kansarme omgeving, aan te moedigen om interesse in wetenschap en technologie te krijgen. Ook wordt hun gevoel van wereldburgerschap bevorderd. Universe Awareness omvat een netwerk van meer dan 60 landen en wordt gecoördineerd door de Universiteit Leiden in Nederland. Universe in a Box is een uniek concept van Cecilia Scorza van Haus der Astronomie in Heidelberg, Duitsland. Het werd verder ontwikkeld in het kader van UNAWE. Cecilia zegt: ‘Universe in a Box helpt leraren bij het overwinnen van de eerste hindernis - de voorbereiding van lesgeven over sterrenkunde - door middel van spannende activiteiten en modellen’. Het volledige ontwikkelingsproces van Universe in a Box, van prototyping tot projectmanagement, werd gefinancierd door de Europese Unie.
Volledig persbericht

18 mei 2015
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft drie Vidi-beurzen toegekend aan de sterrenkunde en de astrochemie. Het gaat om Nathalie Degenaar (UvA), Elisa Constantini (SRON) en Annemieke Petrigani (UvA). De drie astronomen gaan zich bezighouden met respectievelijk neutronensterren, de samenstelling van aardse planeten en de kenmerken van organische moleculen in de interstellaire ruimte. Met de Vidi-beurs van maximaal 800.000 euro kunnen zij een eigen, vernieuwende onderzoekslijn ontwikkelen. NWO maakte vandaag ook bekend dat prof. dr. Marc Verheijen (RuG), op grond van een bestuurlijke heroverweging, alsnog een Vici-subsidie krijgt. De Vici wordt toegekend voor het project ‘The panoramic Perspective on Gas and Galaxy Evolution’ dat in 2012 net buiten de geselecteerde projecten viel. Bij het onderzoek van Verheijen wordt de komende vijf jaar, met behulp van de Westerbork radiotelescoop, het waterstofgas in en rond tienduizenden sterrenstelsels bestudeerd. Dat moet inzicht geven in de evolutie die deze stelsels de afgelopen 3 miljard jaar hebben ondergaan. Vidi en Vici maken deel uit van de Vernieuwingsimpuls van NWO. Vidi is bedoeld voor ervaren onderzoekers, Vici voor excellente senioronderzoekers die hebben aangetoond met succes een eigen vernieuwende onderzoekslijn tot ontwikkeling te kunnen brengen. 
Oorspronkelijk persbericht

5 mei 2015
De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA vraagt het grote publiek om mee te denken over bemande reizen naar de planeet Mars. In het kader van de Journey to Mars Challenge kan iedereen uitgewerkte ideeën aanleveren met betrekking tot een langdurig menselijk verblijf op Mars, van behuizing en voedselvoorziening tot medische verzorging en sociaal-psychologische aspecten. De drie beste inzendingen worden elk beloond met een bedrag van $ 5000. De deadline is 6 juli 2015. (GS)
NASA Announces Journey to Mars Challenge, Seeks Public Input on Establishing Sustained Human Presence on Red Planet

22 april 2015
De allereerste sterren in het heelal vertoonden extreem grote helderheidsuitbarstingen. Kleine groepen van protosterren in het pasgeboren heelal waren daardoor soms wel honderd miljoen maal zo lichtsterk als de zon. Dat blijkt uit modelberekeningen van astronomen van de University of Western Ontario in Canada, gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.De eerste generatie sterren ontstond uit samentrekken de wolken van waterstof- en heliumgas. Uit de Canadese modelberekeningen blijkt dat de zogeheten zwaartekrachtscollaps van die wolken (waarin nog geen zwaardere elementen voorkwamen) zeer chaotisch moet zijn verlopen, met als gevolg dat er grote helderheidsvariaties optraden, vooral tijdens het protoster-stadium. Met de James Webb Space Telescope, die eind 2018 gelanceerd wordt, zal het waarschijnlijk mogelijk zijn om deze allereerste sterren daadwerkelijk waar te nemen. (GS)
As bright as a hundred million Suns: the clusters of monster stars that lit up the early universe

31 maart 2015
Op maandag 30 maart 2015 is de Nederlandse sterrenkundige Ingrid van Houten-Groeneveld op 93-jarige leeftijd in Oegstgeest overleden. Ingrid van Houten was een markante figuur op de Leidse Sterrewacht en leidde samen met haar in 2002 overleden man Cees van Houten het Leiden-Palomar Survey for Minor Planets. In samenwerking met de Amerikaanse astronoom Tom Gehrels heeft het echtpaar in de jaren vijftig, zestig en zeventig een recordaantal van meer dan 5000 planetoïden ontdekt op fotografische platen. Daarvan zijn er 4605 officieel erkend. De ontdekker mag een planetoïde een naam geven, al is dat aan strikte regels gebonden en moet de vernoeming worden bekrachtigd door de Internationale Astronomische Unie (IAU). Tot nu toe is dat pas in circa 19.000 gevallen gebeurd. Van de door Van houten/Van Houten-Groeneveld/Gehrels ontdekte planetoïden hebben er 900 een naam gekregen; 188 van deze planetoïden zijn vernoemd naar Nederlanders en zaken die verband houden met Nederland. Een volledige lijst van alle 351 'Nederlandse' planetoïden is te vinden op de website van sterrenkundejournalist Eddy Echternach. Tegenwoordig worden planetoïden vooral ontdekt met automatische waarneem- en computerprogramma’s. Overigens komen alleen planetoïden in aanmerking voor vernoeming waarvan de baan zo goed bekend is dat ze opnieuw kunnen worden waargenomen. Van de Van Houten-planetoïden zijn er nog ongeveer 25 beschikbaar die aan dat criterium voldoen, zegt Rudolf Le Poole van de Leidse Sterrewacht. Hoe de vernoeming hiervan in de toekomst zal geschieden, is nog onderwerp van overleg met de IAU, aldus Le Poole, die de afgelopen jaren in nauw contact stond met Ingrid van Houten. De in Berlijn geboren Ingrid van Houten laat een zoon, een schoondochter en twee kleindochters na. Planetoïde (1674) Groeneveld is naar haar vernoemd.
Origineel persbericht

31 maart 2015
Het raadsel van de ‘fast radio bursts’ – korte flitsen van radiostraling die in 2007 voor het eerst werden opgemerkt – heeft een bijzondere wending genomen. De uitbarstingen lijken een wiskundig patroon te vertonen, en dat kan erop wijzen dat ze van kunstmatige oorsprong zijn. De radioflitsen, waarvan er tot nu toe pas tien zijn gedetecteerd, duren slechts een paar milliseconden. Die korte duur wijst erop dat ze afkomstig zijn van een kleine bron met afmetingen van hooguit een paar honderd kilometer. Om erachter te komen op welke afstand zo’n bron zich bevindt, maken astronomen gebruik van een grootheid die de ‘dispersiemaat’ wordt genoemd. Elke radioflits bestrijkt een heel scala aan radiofrequenties. Elektronen die door de ruimte zwerven verstrooien en vertragen de radiogolven zodanig dat die met hogere frequenties sneller aankomen dan die met lagere frequenties. Hoe groter de afstand die het signaal heeft afgelegd, des te groter is de dispersiemaat. Uit een analyse van de dispersiematen van de tien bekende radioflitsen blijkt nu dat deze veelvouden zijn van het getal 187,5. Daardoor lijkt het alsof de bronnen, die zich op miljarden lichtjaren van de aarde bevinden, gelijkmatig over de ruimte zijn verdeeld. De wetenschappers die de analyse hebben verricht vinden dat een beetje té toevallig. Volgens hen is het veel waarschijnlijker dat de radioflitsen worden veroorzaakt door bronnen binnen onze Melkweg die van zichzelf radiostraling met een regelmatig dispersiepatroon uitzenden. Het kan niet helemaal worden uitgesloten dat er (exotische) hemelobjecten bestaan die dat doen. Maar het is aannemelijker dat de radiotelescopen af en toe het signaal van een onbekende spionagesatelliet oppikken. Dat idee wordt versterkt door het feit dat de aankomsttijden van de gemeten radioflitsen een geheel aantal seconden – een door de mens bedachte eenheid – uit elkaar liggen. (EE)
Is this ET? Mystery of strange radio bursts from space

23 maart 2015
Pasgeboren sterren die nog materiaal uit hun omgeving aantrekken, brengen mogelijk ultrasoon geluid voort. Helaas is dat op afstand niet waarneembaar, omdat geluid zich niet kan voortplanten door het vacuüm van de lege ruimte. Dat baby-sterren mogelijk extreem hoogfrequent gezang voortbrengen, blijkt uit laboratoriumproeven van onderzoekers aan de University of York. Zij ontdekten dat er geluidsgolven met een frequentie van bijna één biljoen hertz worden geproduceerd wanneer een plasma - een gas van elektrisch geladen deeltjes - beschenen wordt door een extreem krachtige laser. Volgens John Pasley van de University of York komen aan het oppervlak van jonge sterren vergelijkbare omstandigheden voor, wanneer ze gas uit hun omgeving aantrekken. Het ziet er echter niet naar uit dat deze 'sterrenzang' ooit waargenomen zal kunnen worden. De nieuwe resultaten zijn gepubliceerd in Physical Review Letters. (GS) 
Have researchers discovered the sound of the stars?

18 maart 2015
Leerlingen van de bovenbouw van middelbare scholen kunnen zich vanaf nu aanmelden voor de Nederlandse Sterrenkunde Olympiade 2015. Leerlingen kunnen de vragen van de voorronde (pdf) downloaden en de antwoorden tot en met 15 mei insturen. De beste vijftien inzenders doen op 24, 25 en 26 juni mee met de finale aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Meedoen aan Nederlandse Sterrenkunde Olympiade (www.sterrenkundeolympiade.nl) is eenvoudig. In de voorronde maken leerlingen thuis of op school dertig meerkeuzevragen en vier open vragen. Ze kunnen de vragen vrijblijvend downloaden en op hun gemak bekijken. Registreren is niet nodig en scholen hoeven geen voorrondes te organiseren. Leerlingen die hun antwoorden op tijd insturen, maken kans op een plek in de finale. Een jury kijkt de inzendingen van de voorronde na en selecteert de vijftien beste kandidaten. Zij mogen meedoen aan de finale op 24, 25 en 26 juni in Nijmegen. De finalisten volgen de eerste dagen colleges over een aantal sterrenkundige onderwerpen. Na de colleges doen ze examen. Degene die het examen het best aflegt, wint de hoofdprijs: een waarneemreis naar het Roque de los Muchachos Observatory op het Canarische eiland La Palma.
Volledig persbericht

16 maart 2015
Onderzoek aan verre gammaflitsen - extreem energierijke explosies in het heelal - laat zien dat de ruimtetijd geen 'korrelige' of 'schuimachtige' structuur heeft, zoals wordt voorspeld door sommige theorieën. Het idee van 'ruimtetijdschuim' (op een onvoorstelbaar kleine schaal) is geopperd om de algemene relativiteitstheorie in overeenstemming te brengen met de quantumtheorie. Als de structuur van de ruimtetijd op de allerkleinste schaal niet volmaakt 'glad' is, zou dat gevolgen moeten hebben voor de voortplanting van licht. De snelheid waarmee fotonen (lichtdeeltjes) zich voortplanten door de lege ruimte zou dan een klein beetje verschillend zijn voor fotonen van verschillende energieën. Onderzoekers uit Israël, Italië en Frankrijk hebben nu nauwkeurige metingen uitgevoerd aan de aankomsttijden van fotonen met verschillende energieën van extreem ver verwijderde gammaflitsen. In Nature Physics melden ze geen aanwijzingen gevonden te hebben voor verschillende reistijden van fotonen met verschillende energieën. Anders gezegd: de lichtsnelheid is onafhankelijk van de golflengte - precies wat Einsteins relativiteitstheorie voorspelt. Als de ruimtetijd dus al een schuimachtige structuur heeft, moet die zich op een nog veel kleinere schaal manifesteren dan tot nu toe werd verwacht. (GS)
Vakpublicatie over het onderzoek

13 maart 2015
Astronomen van het Space Telescope Science Institute on Baltimore hebben een catalogus samengesteld van alle sterrenkundige objecten die zijn waargenomen door de Hubble Space Telescope. De Hubble Source Catalog, die voortdurend aangevuld zal worden, biedt sterrenkundigen de gelegenheid om snel alle beschikbare informatie boven water te halen over sterren, sterrenhopen, sterrenstelsels en clusters. Tot nu toe was het vaak nodig om daarvoor allerlei verschillende gegevensbestanden te doorzoeken. In de Hubble Source Catalog zijn waarnemingen verwerkt die de afgelopen 25 jaar zijn verricht door de Wide Field Planetary Camera 2, de Advanced Camera for Surveys, en de Wide Field Camera 3, op golflengten van nabij infrarood via zichtbaar licht tot ultraviolet. In totaal zijn meer dan één miljoen opnamen verwerkt, waarop ruwweg honderd miljoen sterrenkundige objecten zijn vastgelegd. Doordat het nu mogelijk is om veel sneller en efficiënter alle beschikbare informatie te vinden over sterrenkundige objecten (zoals helderheid, kleur en vorm) zullen de bestaande Hubble-waarnemingen naar verwachting veel vaker gebruikt worden voor nieuwe onderzoeksprojecten waarvoor niet per se nieuwe Hubble-metingen nodig zijn. Al ruim tien jaar worden er meer wetenschappelijke artikelen gepubliceerd die gebaseerd zijn op Hubble-archiefdata dan op nieuwe waarnemingen.Ook sterrenkundigen die in de toekomst waarnemingen verrichten met de James Webb Space Telescope (de opvolger van Hubble, die eind 2018 gelanceerd wordt) zullen veel baat hebben bij de nieuwe catalogus, aldus projectleider Brad Whitmore. (GS)
Hubble Source Catalog: One-Stop Shopping for Astronomers

7 maart 2015
Een panel van internationale onderzoekers heeft 31 nieuwe life science-experimenten geselecteerd die in de toekomst naar het internationale ruimtestation ISS worden gevlogen. Van die 31 zijn er maar liefst zeven met een Nederlands tintje.Dat blijkt uit de International Life Science Research Announcement 2014, die eind februari bekend werd gemaakt. Wetenschappers met een goed idee voor een experiment konden dat idee tussen maart en mei vorig jaar indienen. 202 onderzoeksgroepen gaven daar gehoor aan. Na een eerste selectieronde, waarbij gekeken werd naar de wetenschappelijke waarde van het project, bleven er nog 34 voorstellen voor life science-experimenten over. In een tweede selectieronde, waarbij gekeken werd naar technische haalbaarheid, vielen er daar nog drie van af.Nederland is met zijn betrokkenheid bij zeven projecten uitermate goed vertegenwoordigd. 22,6 procent van de geselecteerde projecten heeft een Nederlands tintje, dat kan variëren van een hulp bij een onderzoek tot coördinatie daarvan. Dat is een stijging van 2,6 procent ten opzichte van de vorige selectieronde, die in 2009 plaatsvond.Niet alleen Nederland, ook de rest van Europa gooide hoge ogen bij deze selectieronde. Van de 202 voorstellen die in totaal werden ingediend werden er 112 geleid door Europese onderzoekers. Bijna tweederde deel van die onderzoeken (68) heeft betrekking op de velden biologie en astrobiologie. De overige 44 werden ingediend in het onderzoeksveld human research.De geselecteerde onderzoeken kenmerken zich door hun diversiteit. Zo willen de wetenschappers onder andere onderzoek doen naar de ontwikkeling van cellen in de luchtwegen, wordt gekeken naar de fysiologische oorzaken van ruimtehoofdpijn, worden de effecten bekeken die gewichtloosheid heeft op cellen die botten bouwen en wordt de manier waarop wonden en hechtingen in de ruimte genezen onderzocht.Van de zeven Nederlandse onderzoeken is VUmc/ACTA-wetenschapper Jack van Loon er bij vier betrokken. Over een van die onderzoeken, MechanoCell, voert hij de coördinatie. “We weten van mensen dat hun botten poreus worden in de ruimte. Die botten vormen samen ons skelet. Ook cellen hebben zo'n skelet. Wij willen kijken of ook die celskeletten minder stevig worden naarmate ze een tijdje in microzwaartekracht verkeren.”Tijdens het MechanoCell-onderzoek, dat onder andere samen met de Universiteit Leiden wordt uitgevoerd, wordt op microscopisch niveau gekeken naar de manier waarop cellen zich gedragen. De cellen zelf worden op een spijkerbed met flexibele spijkertjes geplaatst. Van Loon: "Die spijkers worden door een cel vervormd waardoor we aan de krachten van die cel kunnen berekenen en bepalen of de exoskeletten inderdaad veranderd zijn."Wanneer de geselecteerde experimenten precies een bezoek brengen aan het ISS is nog niet bekend. Op zijn vroegst zouden de eerste projecten al in 2016 de ruimte kunnen bezoeken.
Origineel persbericht

24 februari 2015
Hongarije wordt de 22ste lidstaat van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA. De Hongaarse minister voor Infocommunicatie en Consumentenveiligheid, Ákos Kara (rechts op de foto), en de directeur-generaal van ESA, Jean-Jacques Dordain (links), ondertekenden vandaag de overeenkomst waarmee Hongarije de ESA-conventie onderschrijft. De ceremonie vond plaats in het Paleis der Kunsten in Boedapest. Zodra de overeenkomst door de Hongaarse regering wordt geratificeerd, is de toetreding van Hongarije een feit. Het land was in 2003 de eerste European Cooperating State van ESA. Ook Estland treedt binnenkort toe tot de ESA. (GS)
Hungary accedes to ESA Convention

17 februari 2015
Sonnenborgh – museum & sterrenwacht ontvangt eenmalig extra steun voor een gezonde toekomst. De Gemeente Utrecht, de Universiteit Utrecht, pandeigenaar K.F. Hein Fonds Monumenten en de Stichting Vrienden van Sonnenborgh hebben hiertoe besloten. In totaal betreft het bijna €400.000,- zowel in geld als in natura. Directeur Bas Nugteren: “Wij zijn hartstikke blij met de steun die we gekregen hebben van onze vier partners en een aantal kleinere samenwerkende partijen. Daarmee kunnen we met vertrouwen verder aan de toekomst van Sonnenborgh werken. Ik zie het ook als waardering voor wat Sonnenborgh voor scholen en een breed publiek doet.” Ondanks vele successen in het verleden werd de toekomst van Sonnenborgh bedreigd. De extra steun maakt noodzakelijke investeringen mogelijk: in gebouw, aanbod en organisatie zijn vernieuwingen nodig om bezoekers nog beter te kunnen ontvangen. Sonnenborgh heeft hiertoe een businessplan opgesteld voor de komende jaren. Sonnenborgh zal meer eigen inkomsten moeten verwerven omdat de relatie met de universiteit verandert. Sonnenborgh verdient nu ruim de helft van haar inkomsten zelf. Daarnaast ontvangt het museum jaarlijks een bijdrage van de Gemeente Utrecht.Sonnenborgh doet het de laatste jaren goed. 2014 was met 20.000 bezoekers het beste jaar voor het museum sinds 2010 en de monumentale zalen zijn in trek voor borrels, huwelijken en vergaderingen. In 2014 is bovendien de interne bedrijfsvoering van Sonnenborgh veranderd en verzelfstandigd. Sonnenborgh is een grote vrijwilligersorganisatie met een kleine vaste staf. Sinds 2003 is Sonnenborgh een museum en publiekssterrenwacht gericht op sterrenkunde, weerkunde, ruimtevaart en de geschiedenis van het bastion. Dit doet Sonnenborgh met schoolprogramma’s, tentoonstellingen, kijkavonden en (culturele) activiteiten. Sonnenborgh is een unieke historische plek in het Utrechtse Museumkwartier. Het markante gebouw herbergt een monumentaal middeleeuws bastion en een sterrenwacht uit de negentiende eeuw waar wereldberoemd zonne-onderzoek werd gedaan. Bovendien is Sonnenborgh de geboorteplaats van het KNMI. Sonnenborgh trok in augustus 2014 nationale aandacht door de roof van enkele waardevolle meteorieten waaronder de beroemde ‘Serooskerke’. Na enkele dagen werden de meteorieten teruggevonden. Ze zijn nu te bewonderen in de mini-tentoonstelling ‘Stenen uit de ruimte’.
Sonnenborgh - Museum en Sterrenwacht

16 februari 2015
Mars One, het Nederlandse initiatief om midden jaren twintig een permanent bemande kolonie op Mars te vestigen, heeft het aantal kandidaat-kolonisten teruggebracht van ruim 600 naar 100: 39 uit Noord- en Zuid-Amerika, 31 uit Europa, 16 uit Azië, 7 uit Afrika en 7 uit Australië en Oceanië. Nederlandse gegadigden maken niet langer deel uit van het kandidatencorps.Mars One zegt voor een relatief gering bedrag van 'slechts' vijf- à zes miljard dollar een enkele bemande reis naar Mars voor een kleine groep pioniers te kunnen realiseren. Het gaat om een enkele reis: de kolonisten kunnen niet terug naar aarde. (GS)
The Mars 100: Mars One Announces Round Three Astronaut Candidates - See more at: http://www.mars-one.com/news/press-releases/the-mars-100-mars-one-announces-round-three-astronaut-candidates

4 februari 2015
Wetenschappers hebben een einde gemaakt aan de onzekerheid omtrent de halveringstijd van ijzer-60. Dit radioactieve ijzerisotoop is een van de producten die vrijkomen bij supernova-explosies. IJzer-60 vervalt zo langzaam, dat zijn halveringstijd niet gemakkelijk meetbaar is. Eerdere metingen gaven daardoor nogal verschillende uitkomsten te zien, uiteenlopend van 1,5 tot 2,62 miljoen jaar. De nieuwe meetwaarde, verkregen met een Australische deeltjesversneller, ligt dicht bij dat laatste getal: 2,6 miljoen jaar. De meeste ijzer-60 wordt geproduceerd in het inwendige van zware sterren die aan het eind van hun (korte) leven als supernova exploderen. De aanwezigheid van dit element op aarde wijst er dus op dat er de afgelopen tien miljoen jaar enkele nabije supernova-explosies hebben plaatsgevonden. (EE) 
Fixed astronomical clock vital for galactic history

29 januari 2015
SRON-onderzoekers Jochem Baselmans (2,4 miljoen euro) en Peter Jonker (2 miljoen euro) hebben van de European Research Council een prestigieuze beurs toegekend gekregen voor onafhankelijk baanbrekend onderzoek. Het gaat om een ERC Consolidator Grant, die toponderzoekers in staat stelt om hun onafhankelijke onderzoeksprogramma en/of onderzoeksgroep te consolideren. Met de Europese onderzoeksbeurs kunnen Baselmans en Jonker de komende vijf jaar nieuwe veelbelovende onderzoekers aantrekken. Peter Jonker gaat met zijn groep een van de grote raadselen van de hoge-energiefysica te lijf: de vraag of middelgrote zwarte gaten daadwerkelijk bestaan. Sterrenkundigen denken dat deze ongrijpbare tussenmaatjes – met een massa van honderden tot wel honderdduizend zonmassa’s – vroeg in het heelal moeten zijn ontstaan uit de eerste generatie van supersterren of enorme gaswolken die tot zwarte gaten ineenstortten. De ruimte rond melkwegstelsels zou er dan vol mee moeten zitten – zo ook de ruimte rond ons eigen Melkwegstelsel. Er zijn inmiddels wel sterke aanwijzingen voor het bestaan van middelgrote zwarte gaten, maar direct bewijs is er nog niet.Jonker wil daarom met ESA’s nieuwe ruimtetelescoop Gaia en de grootste telescopen op aarde objecten en verschijnselen bestuderen die alleen ontstaan kunnen zijn door toedoen van een middelgroot zwart gat. Het gaat hierbij om weggeslingerde supercompacte sterrenhopen, rode superreuzen die extreem heldere röntgenbronnen voeden en witte dwergen die door getijkrachten uit elkaar worden getrokken. Jonker zoekt naar sterren die zich in de invloedssfeer van een kandidaat-middelgroot zwart gat bevinden. Door hun bewegingen te meten kan hij de massa ervan vaststellen.Jochem Baselmans gaat met zijn groep werken aan de ontwikkeling, bouw en ingebruikname van MOSAIC (Multi Object Spectrometer with an Array of superconducting Integrated Circuits). MOSAIC wordt een revolutionair instrument dat het emissiespectrum van maar liefst 25 submillimeter-melkwegstelsels tegelijkertijd én over een enorme bandbreedte kan meten. De huidige instrumenten kunnen dit niet, wat een systematische studie van het enorme aantal submillimeterstelsels ondoenlijk maakt.
Volledig persbericht

20 januari 2015
Wetenschappers die de oceaanbodem onderzoeken hebben een ontdekking gedaan die de bestaande theorieën over supernova’s overhoop lijkt te gooien. Deze exploderende sterren lijken doorgaans veel minder radioactieve elementen de ruimte in te blazen dan tot nu toe werd gedacht (Nature Communications, 19 januari). De wetenschappers hebben een tien centimeter dik monster van de aardkorst genomen. Het verzamelde materiaal bestaat uit sediment dat zich in de loop van 25 miljoen jaar op de oceaanbodem heeft verzameld. En een klein deel van dit sediment bestaat uit fijn ‘puin’ dat afkomstig is van zware sterren die in onze kosmische achtertuin zijn ontploft. Zware sterren zijn de producenten van zware elementen als lood, zilver en goud, maar ook van de nog zwaardere radioactieve elementen uranium en plutonium. Dat laatste element komt van nature niet meer voor op aarde: zelfs het meest stabiele plutoniumisotoop heeft een halveringstijd van slechts 80 miljoen jaar. Wat er ooit aan plutonium was, is dus allang tot lichtere elementen vervallen. Als er plutonium op de oceaanbodem wordt aangetroffen, moet dat dus ergens anders vandaan komen. En de meest voor de hand liggende bron zijn de supernova’s. Uit het onderzoek blijkt dat het verzamelde sediment inderdaad plutonium bevat. Maar de hoeveelheid is honderd keer zo klein als verwacht. Volgens de wetenschappers lijkt het erop dat gewone supernova’s veel minder van de allerzwaarste elementen produceren dan wordt aangenomen. Mogelijk komen elementen als uranium en plutonium alleen vrij bij de allerzwaarste supernova-explosies. Als dat klopt, krijgen lang niet alle planeten in onze Melkweg bij hun ontstaan zoveel radioactieve elementen mee als onze aarde. In dat geval koelt hun inwendige veel sneller af, en vallen geologische processen als vulkanisme en continentverschuiving veel sneller stil. (EE)
Ocean floor dust gives new insight into supernovae

13 januari 2015
Vanaf vandaag kunnen geregistreerde astronomieclubs en niet-commerciële organisaties deelnemen aan een internationale wedstrijd om namen toe te kennen aan exoplaneten en hun moedersterren. De NameExoworldsContest, georganiseerd door de Internationale Astronomische Unie (IAU), bestaat uit twee rondes. In de eerste ronde kunnen deelnemende organisaties maximaal 20 populaire exoplaneten kiezen (uit een lijst van vele honderden). In ronde 2 kunnen namen worden voorgesteld voor de meest populaire planeten en hun moedersterren. Deelnemende organisaties moeten zich vooraf wel officieel aanmelden. De resultaten van de wedstrijd worden in augustus bekendgemaakt tijdens de driejaarlijkse algemene vergadering van de IAU in Honolulu. (GS)
’Iron Sun’ is not a rock band, but a key to how stars transmit energy

8 december 2014
De Europese Unie heeft 2 miljoen euro ter beschikking gesteld aan EU Space Awareness (EUSPACE-AWE), een project dat het spannende heelal gaat gebruiken om jonge mensen warm te maken voor wetenschap en technologie en Europese samenwerking en wereldburgerschap te stimuleren. Het project gaat kinderen en tieners laten zien welke mogelijkheden er liggen in ruimtevaarttechnologie en probeert basisschoolleerlingen te inspireren op een leeftijd dat hun nieuwsgierigheid maximaal is en hun normen en waarden nog worden gevormd. EUSPACE-AWE is een driejarig project en gaat van start in maart 2015 met tien partnerorganisaties en vijftien netwerkknoopunten in zeventien Europese landen en Zuid-Afrika. Het project wordt geleid door een team van de Leidse Sterrewacht, gecoördineerd door Prof. George Miley, Dr. Jarle Brinchmann en Pedro Russo. Het was één van slechts twee projecten die zijn geselecteerd voor subsidie uit zestien ingediende voorstellen, en kreeg een beoordeling van 14,5 uit 15. EUSPACE-AWE is het eerste project van de Universiteit Leiden dat subsidie ontvangt uit het nieuwe Horizon 2020 programma van de Europese Unie. De activiteiten zullen bestaan uit leerkrachtentraining, de ontwikkeling en verspreiding van lesmateriaal en evenementen met hoge impact voor docenten en beleidsmakers in het Europese parlement. EUSPACE-AWE gaat uitgebreide Europese netwerken benutten van scholen en wetenschapsmusea om docenten, scholen en het grote publiek te bereiken en gaat nauw samenwerken met de Europese ruimtevaartorganisatie ESA.
Homepage Orion

25 november 2014
ESO-directeur-generaal Tim de Zeeuw heeft gisteren een eredoctoraat ontvangen van de Universiteit van Padua, Italië. Tim de Zeeuw is een expert op het gebied van de vorming, structuur en dynamica van sterrenstelsels, inclusief het Melkwegstelsel. De Zeeuw is sinds september 2007 directeur-generaal van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO), die de grote telescopen in Noord-Chili bouwt en beheert. Daarvoor was hij directeur van de Leidse Sterewacht en sinds de oprichting directeur van de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA). De Zeeuw is honorary fellow van de Britse Royal Astronomical Society, werd met diverse prijzen onderscheiden, en ontving eerder eredoctoraten van de universiteiten van Lyon en Chicago.
Oorspronkelijk persbericht

14 november 2014
De Nederlandse astronoom Roeland van der Marel gaat leiding geven aan een toekomstige ruimtetelescoop van NASA. Dat maakte het Space Telescope Science Institute vrijdag bekend. De nieuwe telescoop, WFIRST-AFTA geheten, levert dezelfde beeldscherpte op als de Hubble Space Telescope, maar dan op infrarode golflengten en met een veel groter beeldveld. WFIRST-AFTA zal de gehele sterrenhemel gedetailleerd in kaart brengen; uit de metingen aan de ruimtelijke verdeling en de vormen van ver verwijderde sterrenstelsels hopen sterrenkundigen veel informatie af te kunnen leiden over de mysterieuze donkere materie in het heelal. WFIRST-AFTA (Wide-Field Infrared Survey Telescope-Astrophysics Focused Telescope Assets) moet midden jaren twintig gelanceerd worden, maar het project heeft nog geen definitief groen licht gekregen. De telescoopspiegel is echter al 'in huis' - het gaat om een 2,4 meter grote spiegel (even groot als die van Hubble) die aan NASA geschonken is door de United States National Reconnaissance Office. Roeland van der Marel studeerde sterrenkunde in Leiden en werkt sinds 1997 op het Space Telescope Science Institute. Hij is een expert op het gebied op sterrenstelsels en zwarte gaten. (GS)
Dr. Roeland van der Marel Appointed as STScI Lead on Proposed "Wide View" Space Telescope

10 november 2014
Een team van Nederlandse en Japanse astronomen, onder leiding van de Leidse hoogleraar Simon Portegies Zwart, is genomineerd voor de Gordon Bell-prijs. Deze prijs wordt jaarlijks toegekend voor de snelste computerberekening voor wetenschappelijke en technische vraagstukken. Met behulp van de Oak Ridge National Laboratory Supercomputer Titan heeft het team de Melkweg gesimuleerd. Hiervoor zijn 24,8 petaflop berekeningen per seconde gemaakt. De winnaar van de Gorden Bell-prijs wordt op 20 november bekendgemaakt tijdens de International Conference for High Performance Computing, Networking, Storage and Analysis in New Orleans. De onderzoekers berekenden in hun simulatie hoe 100 miljard sterren in de Melkweg bijeen worden gehouden door de zwaartekracht. "De Europese Gaia-satelliet zal de komende jaren de posities en snelheden van miljarden sterren in kaart brengen", zegt projectleider Simon Portegies Zwart van de Leidse Sterrewacht. "Dankzij deze berekeningen kunnen we voor het eerst een waarheidsgetrouwe simulatie vergelijken met waarnemingen van ESA’s Gaia-satelliet." Het onderzoeksteam heeft bijna tien jaar gewerkt aan de gespecialiseerde software voor de supercomputer Titan. "Het uitvoeren van een computerberekening op een normale supercomputer kost een paar jaar voorbereiding, maar de voorbereidingen van deze computerberekening op Titan duurden een decennium", zegt onderzoeker Michiko Fujii van NAOJ in Japan. "We hebben onderzoekers opgeleid, nieuwe algoritmen ontworpen en de computercode voor deze poging geschreven." "De Titan-supercomputer is ideaal voor zwaartekrachtsberekeningen. Deze computer bevat meer dan 300.000 rekenkernen en bijna 20.000 grafische processoren", zegt onderzoeker Jeroen Bédorf van het Centrum voor Wiskunde & Informatica (CWI). Portegies Zwart voegt toe: "De snelheid waarmee we berekeningen hebben gemaakt is alleen te bereiken door alle computers in Nederland samen te laten werken." Dit is de eerste keer dat een team is genomineerd waarbij Nederlandse onderzoekers zijn betrokken. Het team, dat vorig jaar een nominatie net misliep, neemt het op tegen industriële giganten zoals IBM en Intel.
Origineel persbericht

7 november 2014
Gisteren (6 november) is de film Interstellar in Nederland in première gegaan. Dat is niet alleen leuk voor sciencefictionfans. Wetenschappers die zich met de fysica van zwarte gaten bezighouden, maken gretig van de gelegenheid gebruik om hun onderzoeksresultaten onder de aandacht te brengen. In Interstellar, een verhaal dat deels is gebaseerd op de theorieën van de prominente theoretisch natuurkundige Kip Thorne, speelt een zwart gat een belangrijke rol. Op instructie van Thorne werd een zo realistisch mogelijke computeranimatie van dat object gemaakt. Het resultaat is even spectaculair als verrassend. In de meeste artist’s impressions wordt een zwart gat voorgesteld als een zwarte bol, omgeven door de schijf van materie die naar het zwarte gat toe getrokken is. Uit de nieuwe computerberekeningen blijkt echter dat door de kromming van de ruimte rond het zwarte gat ook het beeld van de accretieschijf wordt vervormd. Thorne toont zich enthousiast over deze ontdekking: ‘Zo zien zwarte gaten er werkelijk uit.’ Maar hij is bepaald niet de enige die zwarte gaten probeert te visualiseren. Zo zijn Chi-kwan Chan, Dimitrios Psaltis en Feryal Ozel, astrofysici van de Universiteit van Arizona, bezig om in beeld te brengen wat een astronaut te zien krijgt als hij het superzware zwarte gat in het hart van ons Melkwegstelsel (‘Sagittarius A*’) nadert. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een nieuwe supercomputer, El Gato geheten, die veel sneller kan rekenen dan de computers die voor Interstellar zijn gebruikt. Deden de laatste soms wel honderd uur over het maken van één filmbeeldje, El Gato klaart dat klusje in een paar tellen. Nog complexer zijn de berekeningen waar Andy Bohn (Cornell University) en collega’s mee bezig zijn. Hun computersimulaties tonen wat een waarnemer te zien krijgt als twee zwarte gaten naar elkaar toe spiralen en met elkaar versmelten. Het resultaat is van de berekeningen is samengevat in een fascinerend filmpje waarin de zwarte gaten elkaars ‘schaduwen’ vervormen. (EE)

1 november 2014
Het commerciële ruimtevliegtuig SpaceShipTwo is vrijdag tijdens een testvlucht boven de Mojave-woestijn in Californië neergestort nadat de raketmotor haperde. Daarbij is één persoon om het leven gekomen en viel één zwaargewonde. SpaceShipTwo, ontwikkeld door Richard Branson's bedrijf Virgin Galactic, zou vanaf volgend jaar ruimtetoeristen naar een hoogte van 100 kilometer moeten brengen. Het toestel biedt plaats aan twee bemanningsleden en zes passagiers, en wordt door een groot vliegtuig (WhiteKnightTwo) omhoog gebracht voordat het de eigen raketmotor ontsteekt. Er zijn de afgelopen jaren al diverse testvluchten met SpaceShipTwo uitgevoerd door de bouwer ScaledComposites, maar dit was de eerste keer dat het ruimtevliegtuig gebruik maakte van een nieuw type vaste brandstof. Onderzoek moet uitwijzen of dat de oorzaak van het ongeluk is geweest. (GS)
Virgin Galactic

1 november 2014
De Chinese Chang-e 5 testsonde (Xiaofei genoemd) heeft na een ruimtevlucht van ruim een week vrijdagavond laat Nederlandse tijd een zachte landing gemaakt op de steppe in Mongolië. De ruimtesonde werd op 23 oktober gelanceerd en heeft een retourvlucht naar de maan gemaakt. Daarbij was het niet de bedoeling om in een baan om de maan terecht te komen (laat staan om op de maan te landen); tijdens de vlucht zijn technologieën uitgetest die nodig zijn voor het uitvoeren van een zachte landing op aarde, met behulp van een hitteschild en een parachute. Die test lijkt honderd procent geslaagd te zijn. China hoopt met de échte Chang-e 5 in 2017 bodemmonsters van de maan terug te brengen naar de aarde. Later zullen mogelijk zelfs astronauten naar de maan reizen. (GS)
Blog over de landing van Chang-e 5 op de website van The Planetary Society

28 oktober 2014
Een onbemande Antares-raket, met aan boord een Cygnus-vrachtschip vol voorraden voor het internationale ruimtestation ISS en een aantal mini-satellieten, is dinsdagavond Nederlandse tijd geëxplodeerd op het lanceerplatform van NASA's Wallops-lanceerbasis in Virginia, enkele seconden na de lancering. Bij de explosie is veel materiële schade aangericht, maar er zijn volgens NASA geen doden of gewonden gevallen. Het ging om de derde lancering van een Cygnus-vrachtschip door het commerciële ruimtevaartbedrijf Orbital Sciences Corp., tevens bouwer van de Antares-raket. De oorzaak van de explosie is nog onbekend. De ISS-bemanning loopt overigens geen gevaar; er zijn voldoende voorraden aan boord. (GS)
Verklaring NASA over de Antares-explosie

28 oktober 2014
Vandaag heeft professor Lena Kolarska-Bobińska, de Poolse minister van Wetenschap en Hoger Onderwijs, een overeenkomst getekend die ertoe zal leiden dat Polen toetreedt tot de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) – het meest productieve observatorium op aarde. ESO verheugt zich erop Polen, na de komende ratificatie van het toetredingsverdrag, als lidstaat te mogen verwelkomen. Het toetredingsverdrag van Polen werd vandaag in de Poolse hoofdstad Warschau, in aanwezigheid van hoge functionarissen uit Polen en van ESO, ondertekend door minister Kolarska-Bobińska en ESO’s directeur-generaal Tim de Zeeuw. Omdat het om een internationaal verdrag gaat, moet de overeenkomst nu ter ratificatie worden voorgelegd aan het Poolse parlement. Tijdens een buitengewone vergadering op 8 oktober 2014 werd de overeenkomst al unaniem goedgekeurd door de ESO Raad. Polen, het thuisland van Nicolaus Copernicus, de astronoom die opperde dat de zon en niet de aarde in het middelpunt van het zonnestelsel staat, heeft een rijke astronomische traditie die zich tot in het heden uitstrekt. Polen zal toegang krijgen tot enkele van de beste telescopen en observatoria ter wereld, waaronder de Very Large Telescope op Paranal, ALMA op Chajnantor en, in het komende decennium, ook de Extremely Large Telescope op Armazones.
Volledig persbericht

25 oktober 2014
Verschillende ruimtesondes hebben vanuit een baan om de aarde opnamen gemaakt van de zonsverduistering van 23 oktober jongstleden. Die was vanuit Europa niet zichtbaar, maar aan de westkust van Noord-Amerika was te zien hoe de zon gedeeltelijk werd bedekt door de maan. Nergens op aarde was de verduistering totaal. Ook de Europese Proba 2-kunstmaan en de Japanse Hinode-kunstmaan hebben geen totale eclips waar kunnen nemen. Hoewel beide ruimtesondes door de aardschaduw bewogen (Proba 2 zelfs drie keer), was er geen sprake van een totale zonsverduistering, omdat de maan op de betreffende dag relatief ver van de aarde af stond en net niet in staat was de gehele zonneschijf af te dekken. De röntgentelescoop van Hinode zag dan ook een ringvormige zonsverduistering. Proba 2 nam de eclips waar met de ultraviolettelescoop SWAP. (GS)
Persbericht over de eclipswaarnemingen van Hinode

16 oktober 2014
In een Frans onderzoekslaboratorium hebben wetenschappers een miniatuurversie van een jonge ster nagebootst, compleet met ‘jet’. Het experiment was bedoeld om een nieuw model te testen dat stelt dat er voor de vorming van zo’n straalstroom alleen een magnetisch veld nodig is (Science, 17 oktober). Wanneer een jonge ster of zwart gat materie uit zijn omgeving aantrekt, vormt zich een materieschijf rond het object. Vaak ontstaan daarbij ook ‘jets’: twee smalle, rechte bundels van materie die vanuit het centrum van de worden weggeblazen. Er zijn tal van theorieën bedacht om het ontstaan van deze straalstromen te verklaren, waarvan sommige heel complex zijn. Om meer te weten te komen over het verschijnsel heeft een internationaal team van wetenschap zelf een jet laten ontstaan door een stukje kunststof met een laserbundel te bestoken. Daarbij ontstaat een wolkje plasma – een heet gas van elektronen en ionen – dat de materie in de omgeving van een jonge ster voorstelt. Dat plasma werd vervolgens blootgesteld aan een sterk pulserende magnetisch veld. Het idee daarachter: onder invloed van een magnetisch veld begint het plasma, dat normaal gesproken alle kanten op gaat, zich te bundelen. Daarbij ontstaat uiteindelijk een schokgolf van waaruit een heel dunne bundel naar buiten schiet. Het grote verschil met de kosmische realiteit: bij een jonge ster duurt de vorming van zo’n jet enkele jaren, in het lab maar 20 nanoseconden (miljardsten van een seconde). De aldus gevormde jets werden vergeleken met astronomische waarnemingen. Daarbij bleek dat de mini-jets duidelijke overeenkomsten vertonen met hun veel grotere kosmische soortgenoten. (EE)
Cosmic Jets of Young Stars Formed by Magnetic Fields

14 oktober 2014
Het ‘Mars One’-project, dat onder leiding staat van een Nederlandse stichting zonder winstoogmerk, is technisch onhaalbaar. Tot die conclusie komen ingenieurs van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) na een analyse van het ambitieuze Marsproject, dat tot doel heeft om uiterlijk in 2025 een menselijke kolonie op Mars te stichten. De missie zou in eerste instantie vier astronauten naar Mars sturen, waar ze de rest van hun leven zouden besteden aan het opbouwen van de eerste permanent bemande nederzetting. Volgens de initiatiefnemers kan dit deel van de missie geheel worden uitgevoerd met reeds bestaande technieken. Daar hebben de MIT-ingenieurs echter zo hun twijfels over. Zo zou bij het verbouwen van gewassen dermate veel zuurstof vrijkomen dat de atmosfeer in de (hermetisch afgesloten) nederzetting binnen enkele maanden giftig wordt. Om dat te voorkomen kan een systeem worden ontwikkeld dat de overtollige zuurstof verwijdert, maar dat zou zo kostbaar zijn, dat het goedkoper is om de kolonie vanaf de aarde van voedselvoorraden te voorzien. Ook het onttrekken van voldoende water aan de Marsbodem lijkt vooralsnog onhaalbaar. Volgens het Mars One-plan zouden zes zware Falcon-draagraketten toereikend zijn om de voorraden voor de eerste astronauten op Mars af te leveren. Maar volgens de MIT-raming is dat veel te optimistisch: de ingenieurs komen uit op vijftien Falcons. Daarmee zou alleen al het eerste deel van de missie 4,5 miljard dollar gaan kosten. De MIT-onderzoekers benadrukken overigens dat ze het Mars One-project niet volkomen onhaalbaar achten. Maar in hun huidige vorm bevatten de plannen zo veel onzekerheden dat aan de uitvoerbaarheid ervan moet worden getwijfeld. (EE)
Mars One (and done?)

1 oktober 2014
Natuurkundigen van de universiteit van Wisconsin-Madison hebben een manier bedacht om energierijke deeltjes uit de ruimte te detecteren met behulp van een smartphone. Het enige dat je daarvoor nodig hebt is een speciale app (voorlopig alleen voor Android). De camera’s in smartphones zijn voorzien van ccd-chips die gebruik maken van het foto-elektrische effect. Daarbij worden lichtdeeltjes die de chip treffen omgezet in een elektrische lading. Datzelfde gebeurt als de chip door een zogeheten muon wordt getroffen. Muonen zijn deeltjes die in grote aantallen vrijkomen bij interacties tussen kosmische straling en atomen in de aardatmosfeer. Om een smartphone in een detector van kosmische straling te veranderen, moet de lens worden afgeplakt met donker plakband of op een volledig donkere plek worden gelegd (een la of een doosje). Dat houdt het licht tegen, maar muonen gaan er dwars doorheen. In die duisternis maakt de smartphone om de paar seconden een photo. De app analyseert de opname, en als er voldoende pixels oplichten, wordt er een detectie geregistreerd. Met behulp van een aparte app kunnen de detecties worden doorgestuurd naar een centrale database. Kosmische straling bestaat uit energierijke deeltjes die afkomstig zijn van bronnen buiten ons zonnestelsel. Vermoed wordt dat deze ‘deeltjesstraling’ voor een belangrijk deel afkomstig is van supernova-explosies en uit de kernen van actieve sterrenstelsels. (EE)
Physicist turns smartphones into pocket cosmic ray detectors

30 september 2014
De ruimtevaartorganisaties van de VS en India, NASA en ISRO, gaan samenwerken op ruimtevaartgebied. Er wordt een gezamenlijke aardobservatiesatelliet gelanceerd en ook bij het toekomstige Marsonderzoek willen de beide landen elkaar versterken. De lancering van de aardobservatiemissie NISAR staat voor 2020 op het programma. Deze met radar uitgeruste satelliet zal de oorzaken en gevolgen van veranderingen van het landoppervlak onderzoeken. Daarbij valt te denken aan verstoringen van het ecosysteem, het verdwijnen van ijskappen en grote natuurrampen. Het radarsysteem van NISAR kan veranderingen op het oppervlak van onze planeet meten die kleiner zijn dan een centimeter. De Mars-samenwerking verkeert nog in een pril stadium. Er wordt een werkgroep opgericht die eenmaal per jaar bijeenkomt om de wetenschappelijke, programmatische en technologische Mars-doelen van de beide ruimtevaartorganisaties naast elkaar te leggen. Als eerste zal worden bekeken in hoeverre de waarnemingen van de recent bij de rode planeet gearriveerde ruimtesondes MAVEN (VS) en MOM (India) op elkaar kunnen worden afgestemd. (EE)
U.S., India to Collaborate on Earth, Mars Missions

27 september 2014
De toekomstige SKA-radiotelescoop (Square Kilometer Array) kan onderzoek doen aan extreem energierijke kosmische straling, door de maan te gebruiken als deeltjesdetector. Jusstin Bray van de University of Southampton presenteerde dat idee op een SKA-conferentie in Italië. Kosmische straling bestaat uit zeer energierijke, elektrisch geladen deeltjes. De oorsprong van de meest extreme deeltjes, de Ultra-High-Energy Cosmic Rays (UHECRs) is nog steeds niet opgehelderd, deels doordat ze extreem zeldzaam zijn. Het Pierre Auger-observatorium in Argentinië registreert UHECRs die in botsing komen met atoomkernen in de aardse dampkring, en daarbij complete regens van nieuwe deeltjes produceren. Bij zulke botsingen komen ook extreem korte uitbarstingen van radiostraling vrij. Het Pierre Auger-observatorium, dat bestaat uit detectoren die verspreid zijn over een gebied zo groot als de provincie Zuid-Holland, kan echter slechts een vrij klein deel van de dampkring in het oog houden. UHECR-detecties blijven daardoor zeldzaam. De toekomstige SKA-telescoop, die gebouwd gaat worden in Australië en zuidelijk Afrika, is volgens Bray echter zo gevoelig dat hij ook de korte radio-uitbarstinkjes kan detecteren die geproduceerd worden wanneer een energierijk kosmische-stralings-deeltje in botsing komt met het oppervlak van de maan. De maan wordt dan dus eigenlijk gebruikt als deeltjesdetector. Dat moet er volgens Bray toe leiden dat er ongeveer eens in de twee dagen een UHECR-deeeltje wordt geregistreerd. (GS)
Turning the Moon into a cosmic ray detector

24 september 2014
Volgens theoretisch fysicus Laura Mersini-Houghton van de universiteit van North Carolina kunnen zwarte gaten niet bestaan. Als ze gelijk heeft, kan zowat de hele kosmologie de prullenmand in. Maar veel bijval krijgt haar theorie voorlopig niet. Astronomen gaan ervan uit dat zwarte gaten ontstaan wanneer een ster van tientallen zonsmassa’s aan het eind van zijn leven instort. Het resultaat is een singulariteit: een stukje ruimte kleiner dan de punt op deze i met een kolossale materiedichtheid. Die singulariteit zou zijn omgeven door een gebied waar de zwaartekrachtsaantrekking zo sterk is dat zelfs licht er niet aan kan ontsnappen. In 1974 liet de Britse theoretisch fysicus Stephen Hawking zien dat een zwart gat desondanks massa verliest. Dit verschijnsel, dat inmiddels bekend staat als Hawkingstraling, zorgt ervoor dat een eenmaal gevormd zwart gat geleidelijk verdampt. Mersini-Houghton zegt echter wiskundig te kunnen aantonen dat tijdens het instorten van een zware ster zoveel Hawkingstraling vrijkomt, dat het simpelweg nooit tot de vorming van een zwart gat komt. Daarmee verdwijnt dan meteen een belangrijk conflict tussen de algemene relativiteitstheorie (zwarte gaten kunnen bestaan) en de kwantummechanica (zwarte gaten kunnen niet bestaan). William Unruh, theoretisch fysicus aan de universiteit van British Columbia en niet de eerste de beste, doet het idee echter af als onzin. Volgens hem hebben berekeningen in de jaren zeventig al laten zien dat het door Mersini-Houghton voorgestelde proces niet kan optreden. ‘Er zijn al heel veel pogingen gedaan om aan te tonen dat zwarte gaten nooit ontstaan (...). Allemaal interpreteren ze de Hawkingstraling verkeerd, en gaan ze ervan uit dat materie zich gedraagt op manieren die volkomen onaannemelijk zijn,’ aldus Unruh. (EE)
Carolina’s Laura Mersini-Houghton shows that black holes do not exist

22 september 2014
Het bestaan van zwaartekrachtsgolven kan in principe afgeleid worden uit waarnemingen aan sterren. Amerikaanse theoretici komen tot die conclusie in een artikel in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Zwaartekrachtsgolven worden volgens Albert Einsteins algemene relativiteitstheorie uitgezonden door supernova-explosies, versmeltende neutronensterren of zwarte gaten, en andere energierijke processen en verschijnselen in het heelal. Het gaat om periodieke vervormingen van de ruimtetijd die zich met de lichtsnelheid voortplanten. Hun bestaan is indirect wel aangetoond, maar ze zijn nog nooit direct waargenomen. Zwaartekrachtsgolven kunnen sterk uiteenlopende frequenties hebben. Barry McKernan van het American Museum of Natural History en zijn collega's rekenen in hun artikel voor dat sterren die op precies diezelfde energie oscilleren een relatief groot deel van de energie van de zwaartekrachtsgolf zullen absorberen, waardoor ze tijdelijk in helderheid toenemen. De karakteristieke trillingsfrequentie van een ster hangt grotendeels af van zijn massa, dus zwaartekrachtsgolven met verschillende energieën kunnen hun bestaan 'verraden' in de helderheidstoename van sterren met verschillende massa's. Voorlopig gaat het om een louter theoretisch resultaat; McKernan en zijn collega's proberen nu te bepalen hoe lang het nog zal duren voordat het beschreven effect daadwerkelijk waargenomen zal kunnen worden. (GS)
Finding hints of gravitational waves in the stars

22 september 2014
De Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA) heeft de educatieve iPad-game Planetenreis internationaal uitgebracht. De app is nu ook beschikbaar in het Engels, Zweeds, Spaans, Duits en Frans. Het spel neemt kinderen mee op een spannende ontdekkingstocht langs de acht planeten van ons zonnestelsel, de dwergplaneet Pluto en de maan. De Zweedse versie van Planetenreis werd vrijdag 19 september aangeboden door de Leidse astrochemica Ewine van Dishoeck bij de uitreiking van de prestigieuze Gothenburg Lise Meitner Award 2014. De game is drie dagen gratis te downloaden. De educatieve game Planetenreis voert kinderen vanaf zes jaar mee op een reis door ons zonnestelsel. De speler reist van planeet naar planeet om objecten te verzamelen en die mee te nemen in een raket. Deze objecten zijn nodig om opdrachten succesvol uit te voeren op de acht steen- en gasplaneten, dwergplaneet Pluto en de maan. Spelenderwijs leert het kind over de eigenschappen van de planeten en de afstanden in ons zonnestelsel. Einddoel van de missie: Breng het ijs van Pluto terug naar de aarde! Planetenreis is ontwikkeld door Game Oven in opdracht van NOVA en Moon Uitgevers, met een bijdrage van Marijn Franx (Sterrewacht Leiden, Universiteit Leiden). Ewine van Dishoeck (Sterrewacht Leiden, Universiteit Leiden) heeft de internationale lancering van de app financieel ondersteund. De game won in 2013 de derde prijs in de Meester App-wedstrijd van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het Juryrapport vermeldde over Planetenreis: "Het is een echte ontdekkingstocht, je leert doordat je doet. Er zit een team achter met verstand van zaken (…) Ook de vormgeving is uitzonderlijk mooi".
Volledig persbericht

19 september 2014
Op 19 september heeft hoogleraar Ewine van Dishoeck (Sterrewacht Leiden, Universiteit Leiden) de Gothenburg Lise Meitner Award 2014 ontvangen. Deze prijs wordt jaarlijks toegekend aan een wetenschapper die een grote ontdekking heeft gedaan in de natuurkunde. Van Dishoeck ontvangt de prijs voor ‘het identificeren van de reeks moleculaire reacties van het ijle gas en microscopische stofdeeltjes die het ontstaan van sterren en planeten mogelijk maken’. Naast een medaille en een publiekslezing maakt een mini-symposium deel uit van de festiviteiten. Van Dishoeck doet sinds het begin van de jaren tachtig onderzoek naar de geboorte van sterren en planeten. Ze gebruikt hierbij kennis uit de astrofysica én de chemie. Ze ontving in 2000 een NWO Spinozapremie en in 2012 de Prijs Akademiehoogleraren van de KNAW. Recentelijk werd ze tot lid verkozen van de Duitse Academie voor Wetenschappen Leopoldina. Van Dishoeck is daarnaast wetenschappelijk directeur van de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA). De Gothenburg Lise Meitner Award word sinds 2006 uitgereikt door het Gothenburg Physics Centre. Lise Meitner was van 1907 tot 1938 natuurkundige in Berlijn. Vanwege de Tweede Wereldoorlog is ze naar Zweden gevlucht, waar ze twintig jaar heeft gewerkt. Ze was een van de meest vooraanstaande kernfysici ter wereld, ondanks het feit dat ze als vrouw moeite had om een academische positie te krijgen. Samen met haar neef Otto Frisch leverde ze de eerste theoretische verklaring van kernsplijting.
Volledig persbericht

19 september 2014
Een internationaal team van natuurkundigen heeft aangetoond dat de massaverhouding tussen het proton en het elektron hetzelfde is in zwakke en in sterke zwaartekrachtsvelden (Physical Review Letters, 18 september). Het idee dat de natuurwetten en fundamentele natuurconstanten niet afhangen van lokale omstandigheden staat bekend als het equivalentieprincipe. Dit principe is de hoeksteen van Einsteins algemene relativiteitstheorie. FOM-fysici, werkzaam bij het LaserLaB op de Vrije Universiteit Amsterdam, hebben het principe getest door te bepalen of een van de natuurconstanten, de massaverhouding tussen protonen en elektronen, afhangt van de sterkte van het zwaartekrachtsveld waarin de deeltjes zich bevinden. De onderzoekers vergeleken de proton-elektron-massaverhouding nabij het oppervlak van witte dwergen met de massaverhouding in een laboratorium op aarde. Witte dwergen zijn sterren in een laat stadium van hun levenscyclus, die geïmplodeerd zijn tot één procent van hun oorspronkelijke afmeting. Het zwaartekrachtsveld op het oppervlak van deze sterren is daarom zo'n 10.000 keer sterker dan dat op aarde. De fysici concludeerden dat zelfs in deze sterke velden de proton-elektron-massaverhouding hetzelfde is, binnen een marge van 0,005 procent. In beide gevallen is het proton 1836,152672 maal zo zwaar als het elektron.
Volledig persbericht

4 september 2014
Het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics in Cambridge (VS) is op zoek naar vrijwilligers die willen helpen bij het overtypen van gegevens die zijn opgetekend in een historische collectie astronomische logboeken.  Tussen 1885 en 1992 heeft het Harvard College Observatory herhaaldelijk de nachthemel gefotografeerd met telescopen op zowel het noordelijk als het zuidelijk halfrond. Het resultaat: een archief van meer dan 500.000 glazen fotografische platen. Astronomen zijn druk doende om deze platen te digitaliseren – een klus die nog jaren gaat duren.  Om de berg aan beeldgegevens goed te kunnen inventariseren, moet elke plaat worden gekoppeld aan handgeschreven aantekeningen die in meer dan honderd logboeken zijn opgetekend. Dat is de enige manier om de exacte gegevens van de vele opnamen te kunnen achterhalen.  Het beeldmateriaal wordt onder meer gebruikt om objecten te kunnen opsporen die in de loop van de tientallen jaren opvallende helderheidsveranderingen hebben vertoond. (EE)
Volunteers Needed to Preserve Astronomical History & Promote Discovery

3 september 2014
Het Amerikaanse ruimteagentschap NASA heeft genoeg geld bij elkaar geschraapt om de zeven bestaande planetaire missies te kunnen verlengen. Wel moet het onderzoeksprogramma van het Marsvoertuig Curiosity worden aangepast. Van oudsher beoordelen adviescommissies van NASA jaarlijks alle lopende ruimtemissies op hun wetenschappelijke effectiviteit. Een slecht rapportcijfer kan, zeker in tijden van overheidsbezuinigingen, de doodsklap voor een missie zijn. Toen de planetaire adviescommissie begin dit jaar aan haar werk begon, bestond vooral zorg over twee ‘oudjes’: de maanorbiter Lunar Reconnaissance Orbiter (LRO) en het Marswagentje Opportunity. Maar uiteindelijk kregen beide een uitstekende beoordeling. Hetzelfde geldt voor de Saturnus-orbiter Cassini en de Mars-orbiters MRO, Mars Express (grotendeels Europees) en Mars Odyssey. Het laagste cijfer kreeg Curiosity, de nieuwste en duurste missie van het stel. De commissie toonde zich teleurgesteld over het feit dat het Marsvoertuig wel grote afstanden aflegt, maar relatief weinig gesteenten onderzoekt. ‘Minder rijden, méér wetenschap’ is dan ook de opdracht. Overigens moet het Amerikaanse Congres het NASA-budget voor 2015 nog goedkeuren. Dat proces begint volgende maand en zou er, in het geval van extra bezuinigingen, nog toe kunnen leiden dat er alsnog missies moeten worden geschrapt. (EE)
NASA extends seven planetary missions

2 september 2014
Het impressionisme begon op woensdag 13 november 1872, even na half acht 's morgens. Volgens astronoom Donald Olson van Texas State University was dat het moment waarop Claude Monet vanuit een hotelkamer in Le Havre de zonsopgang waarnam die hij vastlegde in zijn schilderij Impression, Soleil Levant, waaraan de kunststroming zijn naam te danken heeft. Olson maakte gebruik van talloze oude foto's en kaarten van Le Havre, van informatie over de stand van de zon, van gegevens over scheepvaartverkeer en getijden, en van meteorologische informatie. Uiteindelijk bleek er slechts één datum over te blijven waarop het schilderij gemaakt kan zijn. De conclusie van Olson wordt overgenomen door Museé Marmottan Monet in Parijs, die later deze maand een grote Monet-expositie opent. Eerder dateerden Olson en zijn collega's al vele andere schilderijen op basis van astronomische gegevens, onder andere werken van Vincent van Gogh en Edvard Munch. (GS)
Monet's 'Impressionism' Birth Dated by Texas State's 'Celestial Sleuth' (origineel persbericht)

12 augustus 2014
Een team van Leidse astronomen heeft de 'chemische vingerafdruk' van het kleinste aromatische molecuul bepaald. Volgens astrochemische modellen komt dit molecuul veel voor in het heelal, maar omdat het molecuul niet herkenbaar was, kon er niet gericht met telescopen naar worden gezocht. Na een decennialange zoektocht, is eindelijk het lichtspectrum in het laboratorium gemeten. Het molecuul is een belangrijk tussenproduct in een scala aan astrochemische reacties waarbij uiteindelijk moleculen worden gevormd die een rol spelen bij het ontstaan van leven. Het onderzoek is online gepubliceerd in The Astrophysical Journal Letters. Het molecuul waarvan het lichtspectrum in het laboratorium is bepaald heet Cyclopropenyl-ion. Het is het kleinste aromatische molecuul en bestaat uit een ring van drie koolstofatomen met ieder een waterstofatoom. Het geladen deeltje gaat gemakkelijk nieuwe verbindingen aan met andere atomen en moleculen en is daarom in de ruimte van belang bij tientallen chemische reacties. Omdat het absorptiespectrum nu gemeten is, kunnen astronomen onderzoeken waar en hoeveel van deze moleculen in kosmische gaswolken tussen en rondom sterren voorkomen. Postdoc Dongfeng Zhao, werkzaam in het laboratorium voor astrofysica van de Sterrewacht Leiden: "Er bestaan een paar belangrijke moleculen waarvoor het maar niet wil lukken om de chemische vingerafdruk te meten. Het Cyclopropenyl-ion mag nu van de lijst." Hiervoor moesten wel meerdere moeilijkheden worden opgelost. Zo moest het molecuul ter plekke in een plasma worden gemaakt. In zo'n plasma ontstaan vele verschillende deeltjes die moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Het aantal moleculen is ook nog eens gering, waardoor bijzonder gevoelige metingen nodig zijn. Toch lukte het Zhao en masterstudente Kirstin Doney om het absorptiespectrum van het positief geladen Cyclopropenyl-ion te meten door twee superspiegels aan weerszijden van het plasma te plaatsen en een laserlichtbundel tienduizenden keren erdoor heen en weer te schieten. Wanneer zo’n molecuul in het plasma dan een beetje licht absorbeert, gaat de laserstraal minder vaak op en neer. Door vervolgens het aantal weerkaatsingen te meten voor elke kleur van de laserstraal kan het absorptiespectrum worden bepaald. Het Cyclopropenyl-ion duikt in veel astrochemische modellen op, maar tot nu toe was het niet mogelijk om er daadwerkelijk in de ruimte naar op zoek te gaan. Astronomen kunnen nu met infraroodtelescopen de aanwezigheid van het molecuul bevestigen. Professor Harold Linnartz van de Sterrewacht Leiden: "Dat zo'n belangrijke schakel nu in ons laboratorium het licht heeft gezien is een prachtig resultaat; een stukje van de universele puzzel is zichtbaar geworden. Aan anderen nu de uitdaging om het in de ruimte op de juiste plaats te leggen."
Origineel persbericht

7 augustus 2014
De International Dark-Sky Association (IDA) heeft de Rhön, in het grensgebied van de Duitse deelstaten Hessen, Beieren en Thüringen, uitgeroepen tot ‘internationaal donker hemelreservaat’. Deze status is bedoeld om de uitzonderlijk donkere nachthemels boven het gebied, dat ‘Sternenpark Rhön’ wordt genoemd, te beschermen. De Rhön is het negende donkerehemelreservaat ter wereld. In 1991 werd dezelfde regio al door UNESCO uitgeroepen tot biosfeerreservaat: een gebied waarin ecosystemen en genetische waarden worden beschermd. Het reservaat is 1720 vierkante kilometer groot en omvat het centrale deel van het Rhöngebergte, een middengebergte met als hoogste piek de 950 meter hoge Wasserkuppe. Het initiatief om de Rhön als donkere hemellocatie te nomineren werd in 2009 genomen door studenten van de nabijgelegen Hochschule Fulda. Eerder dit jaar is ook het Westhavelland in de Duitse deelstaat Brandenburg uitgeroepen tot internationaal donker hemelreservaat. (EE)
Germany's Rhön Biosphere Reserve Named World's Ninth International Dark Sky Reserve (pdf)

29 juli 2014
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft Veni-subsidies toegekend aan Adam Ingram en Fabio Zandanel van de Universiteit van Amsterdam (UvA), en John Tobin die zijn onderzoek zal uitvoeren aan de Sterrewacht Leiden. Zij ontvangen maximaal 250.000 euro om onderzoek te doen naar een zelfgekozen onderwerp. De ruimte rond een zwart gat wordt volgens de Algemene Relativiteitstheorie vervormd. Als water door een gootsteen wegloopt is een vergelijkbare vorm te zien. Sterrenkundige Adam Ingram zal dit effect bestuderen door middel van waarnemingen aan gas dat in zwarte gaten valt. Deze zwarte gaten bevinden zich in ons Melkwegstelsel. Astronoom John Tobin zal revolutionaire radiotelescopen gebruiken om onderzoek te doen naar het ontstaan van sterren en de stof-en gasschijven die hen omringen. Uit deze schijven ontstaan planeten zoals die in ons zonnestelsel. Natuurkundige Fabio Zandanel zal de aard van donkere materie onderzoeken aan de hand van clusters van melkwegstelsels, de grootste materiestructuren in het heelal. Het heelal bestaat voor voor ongeveer 25 procent uit donkere materie, maar omdat het geen licht uitzendt is het moeilijk te onderzoeken. Door middel van de Veni-subsidies stimuleert NWO nieuwsgierigheidsgedreven en vernieuwend onderzoek. Dit jaar zijn 152 van de 1086 aanvragen toegekend. 65 vrouwelijke onderzoekers hebben een Veni-subsidie ontvangen. De Veni-, Vidi- en Vici-beurzen, die gericht zijn op de verschillende carrièrefasen van wetenschappers ,maken deel uit van NWO’s Vernieuwingsimpuls.
Oorspronkelijk persbericht

27 juni 2014
Het NOVA Mobiel Planetarium heeft vandaag zijn honderdduizendste bezoeker verwelkomd: Luz Mara Sanchez Ramirez, uit groep 7 van basisschool De Zuiderzee in Amsterdam. Aan het eind van het college dat André Kuipers op de Universiteit van Amsterdam gaf voor ruim 200 leerlingen uit de regio Amsterdam, kreeg Luz uit handen van de ESA-astronaut een eigen telescoop. Eerder die ochtend werd Luz bij het bezoek met haar klas aan het mobiele planetarium, dat stond opgesteld in de hal van de UvA-bètafaculteit, als 100.000e geteld. Vandaag was de aftrap van de collegetour van André Kuipers. Hij gaat als ambassadeur van het Techniekpact op tournee door Nederland. De collegetour beoogt het enthousiasmeren van basisschoolleerlingen en leerkrachten voor zijn wereld, de wereld van ruimtevaart, wetenschap en techniek. Hiermee wil het Techniekpact ervoor zorgen dat voldoende jongeren kiezen voor een bèta-technische opleiding. In het schooljaar 2014/2015 zullen negen afleveringen van de collegetour volgen, verspreid over heel Nederland. De Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie ging van start met het planetariumproject voor scholen in 2010. In totaal worden drie mobiele planetaria ingezet. Het planetarium wordt 's ochtends naar een school vervoerd, en daar worden de hele lesdag interactieve voorstellingen gegeven en films vertoond.
Volledig persbericht

26 juni 2014
Het Comité voor Ruimteonderzoek COSPAR en de Russische Academie van Wetenschappen hebben een Zeldovich-medaille toegekend aan sterrenkundige Nanda Rea (Barcelona; Anton Pannekoek Instituut, Amsterdam). Rea krijgt de onderscheiding voor haar waardevolle bijdrage aan het onderzoek van neutronensterren, en in het bijzonder van zogeheten magnetars. Een magnetar is een type neutronenster, een supercompact overblijfsel van een zware ster die na een supernovaexplosie is ingestort en zijn buitenste lagen heeft weggeblazen. Een neutronenster is slechts 15 tot 20 kilometer groot, maar een theelepeltje van zijn materiaal weegt een miljard ton. Magnetars bezitten de sterkste magneetvelden in het heelal. Toen Rea in 2002 met haar promotieonderzoek begon, werd verondersteld dat magnetars stabiele röntgenbronnen waren. Ook werd gedacht dat magnetars twee polen hebben, analoog aan het magneetveld van bijvoorbeeld de aarde. Dat beeld bleek niet met de werkelijkheid overeen te stemmen, zo ontdekte Rea. Magnetars blijken extreem grote energie-uitbarstingen te vertonen, vaak in de vorm van röntgen- of gammastraling. Deze uitbarstingen worden veroorzaakt door veranderingen in het supersterke magneetveld, en zijn veel sterker dan die van een andere categorie neutronensterren, pulsars. Nog verrassender was haar ontdekking dat sommige magnetars juist een uitzonderlijk zwak magneetveld aan hun oppervlak hebben. De Zeldovich-medaille zal in augustus 2014 worden uitgereikt tijdens een speciale bijeenkomst van COSPAR in Moskou, waarbij de 100ste geboortedag wordt herdacht van de beroemde Russische natuurkundige Yakov B. Zeldovich.
Amsterdamse astronoom Nanda Rea krijgt Zeldovich-medaille

25 juni 2014
De High Energy Astrophysics Division (HEAD) van de American Astronomical Society heeft de David N. Schramm Award 2014 toegekend aan wetenschapsjournalist Govert Schilling. Het doel van deze prijs is om meer bekendheid te geven aan de hoge-energie-astrofysica – de tak van de sterrenkunde die zich bezighoudt met de meest energierijke verschijnselen in het heelal.   Govert Schilling, die tientallen populaire sterrenkundeboeken op zijn naam heeft staan, is de eerste auteur buiten het Engelse taalgebied die de prijs wint. Hij ontvangt de onderscheiding voor zijn artikel ‘The Frozen Neutrino Catcher’, dat in januari 2014 in het Amerikaanse tijdschrift Sky&Telescope is verschenen. In het artikel doet Govert verslag van zijn bezoek aan het neutrino-observatorium IceCube op Antarctica. De David N. Schramm Award bestaat uit een bedrag van $1500 en een plaquette. Daarnaast wordt de winnaar uitgenodigd voor een bezoek aan een toekomstige HEAD-bijeenkomst. (EE)
Govert Schilling Wins David N. Schramm Science Journalism Award

20 juni 2014
Arnout Franken uit Neede (Bonhoeffer College, Enschede) is de winnaar van de Nederlandse Sterrenkunde Olympiade 2014. Hij heeft het sterrenkunde-examen dat vandaag werd afgenomen aan het Sterrenkundig Instituut Anton Pannekoek in Amsterdam het beste gemaakt. Franken heeft een waarneemreis gewonnen naar het Roque de Los Muchachos Observatory op het Canarische eiland La Palma. Hij mag samen met een sterrenkundige waarnemingen doen met een van de professionele telescopen. De Nederlandse Sterrenkunde Olympiade wordt jaarlijks georganiseerd door een van de universitaire sterrenkundige instituten. Volgend jaar wordt de olympiade georganiseerd aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.
Volledig persbericht

10 juni 2014
De Gruber Cosmology Prize 2014 is uitgereikt aan vier astronomen die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het onderzoek van het 'nabije' heelal: Sidney Van den Bergh (Herzberg Instituut voor Astronomie en Astrofysica in Victoria, Brits Columbia), Jaan Einasto (Tartu-sterrenwacht, Estland), Kenneth Freeman (Australian National University) en Brent Tully (University of Hawaii). De prijs, uitgereikt door de Gruber Foundation, wordt wel beschouwd als de 'Nobelprijs van de kosmologie'. Het bedrag van 500.000 dollar wordt door de vier prijswinnaars gedeeld. Van den Bergh is in 1929 in Wassenaar geboren en studeerde in 1947 en 1948 sterrenkunde in Leiden. (GS)
Gruber Foundation

29 mei 2014
De Kavli-prijs voor astrofysica gaat dit jaar naar Alan Guth, Andrei Linde en Alexei Starobinsky. Het drietal ontvangt de prijs voor hun pionierswerk op het gebied van de kosmische inflatietheorie. Aan de prestigieuze prijs is een geldbedrag van 1 miljoen dollar verbonden. Volgens de inflatietheorie onderging ons heelal, heel kort na zijn ontstaan, een kortstondige fase van exponentiële uitdijing. Tijdens deze periode, die slechts een fractie van een seconde duurde, zwol het heelal enorm sterk op – vandaar de term ‘inflatie’. De kosmische inflatie had grote gevolgen voor de verdere evolutie van ons heelal. De inflatietheorie kwam eerder dit jaar in het nieuws toen wetenschappers van het BICEP2-experiment bekendmaakten dat zij (via een omweg) gravitatiegolven hadden waargenomen – rimpelingen in de ruimtetijd die tijdens de eerste ogenblikken van het heelal waren opgetreden. Het bestaan van dergelijke zwaartekrachtsgolven is één van de voorspellingen van de inflatietheorie. De BICEP2-detectie moet overigens nog bevestigd worden. De Kavli-prijzen, uitgereikt door de Kavli Foundation die is opgericht door de natuurkundige (en zakenman) Fred Kavli, gaan naar topwetenschappers in drie onderzoeksgebieden: astrofysica, neurowetenschappen en nanowetenschappen. (EE)
Nine Scientific Pioneers Receive The 2014 Kavli Prizes

21 mei 2014
Het Amerikaanse ruimteagentschap NASA heeft groen licht gegeven aan een groep burgerwetenschappers die een meer dan 35 jaar oude ruimtesonde tot leven wil wekken. De ruimtesonde, ISEE-3 geheten, komt in augustus voor het eerst in lange tijd weer dicht in de buurt van de aarde. ISEE-3 werd in 1978 gelanceerd om de zonnewind – de stroom deeltjes die onze ster voortdurend uitstoot – te onderzoeken. Die missie werd in 1981 afgesloten, maar de ruimtesonde functioneerde toen nog zo goed dat besloten werd om hem voor kometenonderzoek te gaan gebruiken. In 1985 en 1986 vloog de inmiddels tot International Cometary Explorer (ICE) omgedoopte ruimtesonde achtereenvolgens door de staarten van de kometen Giacobini-Zinner en Halley. Sinds die tijd cirkelt ISEE-3/ICE doelloos in een baan om de zon. De non-profit organisatie Space College Foundation heeft, samen met het Californische ruimtetechnologie bedrijf Skycorp en ruimtenieuwssite Spaceref, nu het plan opgevat om ISEE-3 in een omloopbaan om het Lagrange-punt L1 te brengen. Dat gravitationeel stabiele punt ligt op de verbindingslijn zon-aarde, op anderhalf miljoen kilometer van onze planeet. De volgende stap zal zijn om de ruimtesonde weer in bedrijf te brengen. Maar voordat het zover is, zal eerst moeten worden geprobeerd om het radiocontact te herstellen. De aanstaande dichte nadering van ISEE-3 is het geijkte moment daarvoor. NASA heeft het ‘ISEE-3 Reboot Project’ van technische gegevens voorzien die het mogelijk maken om met de ruimtesonde te communiceren. Als de herstart lukt, en de instrumenten van ISEE-3 nog in goede staat zijn, zal het oorspronkelijke onderzoek – van de interactie tussen de zonnewind en het magnetische veld van de aarde – worden hervat. (EE)
NASA Signs Agreement With Citizen Scientists Attempting To Communicate With Old Spacecraft

21 mei 2014
Sterrenkundige Heino Falcke van de Radboud Universiteit Nijmegen en ASTRON is gekozen tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Spinozapremiewinnaar en hoogleraar radioastronomie en astrodeeltjesfysica Falcke (1966) onderzoekt de aard van zwarte gaten en de gasstromen in hun omgeving, waarbij hij de astrofysica en de deeltjesfysica met elkaar verbindt. Zijn theorie dat hoog-energetische kosmische straling via de LOFAR-radiotelescoop te detecteren moest zijn, wist hij door concrete waarnemingen bevestigd te krijgen. Een recent idee, dat hij eveneens experimenteel wil toetsen, is zijn theoretische voorspelling van een ‘schaduw’ van een zwart gat dat op radiofrequenties te detecteren moet zijn. De KNAW heeft zeventien nieuwe leden gekozen. Leden van de KNAW, vooraanstaande wetenschappers uit alle disciplines, worden gekozen op grond van voordrachten van ‘peers’ binnen en buiten de Akademie. De KNAW telt circa vijfhonderd leden, die voor het leven zijn benoemd.
Volledig persbericht

18 mei 2014
Kernfysicus, voormalig ESA-astronaut en duurzaamheidsgoeroe Wubbo Ockels is vandaag overleden aan de gevolgen van niercelkanker. Ockels werd op 28 maart 1946 geboren in Almelo, studeerde wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, en werkte daarna aan het Kernfysisch Versneller Instituut. In 1977 solliciteerde hij met succes naar de functie van astronaut bij de Europese ruimtevaartorganisatie ESA. Hij nam als missiespecialist deel aan de eerste vlucht van het ruimtelaboratorium Spacelab (in het vrachtruim van de spaceshuttle Challenger), van 31 oktober t/m 6 november 1985. Wubbo Ockels was vervolgens verbonden aan het Europese technologiecentrum ESTEC in Noordwijk, en vanaf 1992 aan de faculteit Lucht- en Ruimtevaarttechniek van de TU Delft; vanaf 2003 als voltijdhoogleraar duurzame technologie. Hij werkte aan een groot aantal originele en ambitieuze duurzaamheidsprojecten (o.a. de laddermolen voor energie-opwekking uit wind en de Superbus tussen Amsterdam en Groningen), die geen van alle met succes en op grote schaal gerealiseerd werden. Ockels was ook de geestelijk vader van de zonne-auto Nuna, die verscheidene malen de World Solar Challenge heeft gewonnen. In augustus 2005 kreeg Ockels een zeer zware hartaanval (hartproblemen waren er ook de oorzaak van dat hij nooit een tweede ruimtevlucht maakte); in 2008 werd bij hem een niertumor verwijderd. In 2013 bleek hij opnieuw niercelkanker te hebben. Daaraan is hij op 18 mei 2014 in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis in Amsterdam overleden. (GS)
Website over Wubbo Ockels

15 mei 2014
Afgelopen week is het De Zeeuw-Van Dishoeck Fonds opgericht dat als doel heeft om jong talent in de astronomie te stimuleren. Uit het fonds wordt jaarlijks de De Zeeuw-Van Dishoeck Afstudeerprijs voor Sterrenkunde toegekend voor de beste masterscriptie op het gebied van de sterrenkunde, geschreven aan een Nederlandse universiteit. De Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (KHMW) in Haarlem kondigt de nieuwe prijs officieel aan op haar jaarvergadering op zaterdag 17 mei 2014. De prijs bestaat uit een oorkonde en een geldbedrag van € 3000. ‘Slimme studenten zijn de toekomst van ons vakgebied en die willen we graag zo vroeg mogelijk aanmoedigen om zelfstandig vernieuwend onderzoek te doen’, aldus Ewine van Dishoeck (hoogleraar moleculaire astrofysica in Leiden), die samen met ESO-directeur-generaal Tim de Zeeuw (tevens hoogleraar theoretische astronomie in Leiden) het fonds heeft opgericht. De KHMW, opgericht in 1752, is het oudste ‘geleerde genootschap’ in Nederland, en heeft als doel ‘de wetenschap bevorderen en een brug slaan tussen wetenschap en samenleving’. De De Zeeuw-Van Dishoeck Afstudeerprijs voor Sterrenkunde zal eind november 2014 voor het eerst worden uitgereikt.
Volledig persbericht

9 mei 2014
Het project Universe Awareness (UNAWE) van de Universiteit Leiden heeft haar Kickstarter crowdfunding campagne gelanceerd op de 13e International Conference on Public Communication of Science and Technology (PCST 2014) in Brazilië. De campagne ondersteunt Universe Awareness in het zo breed mogelijk verspreiden van haar educatieve sterrenkundeleskist, Universe in a Box, in kansarme gemeenschappen over de hele wereld. Universe in a Box is een educatieve leskist die is ontwikkeld om leerkrachten en educatoren te helpen in het lesgeven over sterrenkunde en ruimtevaart aan 4 tot 10 jaar oude kinderen over de hele wereld. De kist is gemaakt om te voldoen aan de vraag aan praktische en interactieve lesmaterialen om sterrenkunde in de klas te brengen. Universe in a Box bestaat uit meer dan veertig praktische activiteiten, samen met de materialen en modellen om ze uit te voeren. Het budget dat wordt verzameld met de campagne wordt gebruikt om deze leskist naar ontwikkelingslanden te sturen en om leerkrachten te trainen in het gebruik ervan. De Kickstartercampagne loopt van 9 mei tot 10 juni en heeft als doelstelling om €15.000 binnen te halen. Het is een van de eerste Kickstartercampagnes in Nederland, waarvan de website vorige week is gelanceerd.
Volledig persbericht

11 april 2014
Op 3 april doken in Noorse media berichten op over een skydiver die tijdens een sprong bijna door een meteoriet zou zijn getroffen. De videobeelden die van de nipte misser werden gemaakt, zijn sindsdien zes miljoen keer bekeken. Bovendien kwam er een levendige discussie op gang, met als conclusie: het was waarschijnlijk een steentje dat bij het opvouwen per ongeluk in de parachute is terechtgekomen. Vooral de ballistische analyse van NASA-ingenieur Phil Metzger wordt als een belangrijke bijdrage aan de discussie gezien. Zijn berekeningen tonen aan dat de vluchtbaan van het object zowel in overeenstemming is met een klein steentje dat bij het ontvouwen van de parachute omlaag viel als met een grote meteoriet die de springer op twaalf tot achttien meter miste. Maar dat het een steentje is geweest, is – mede gezien de timing – simpelweg vele malen waarschijnlijker. De onderzoekers die zich met de videobeelden hebben beziggehouden, beschouwen de zaak hiermee als afgedaan. Maar het blijft een mooi verhaal. (EE)
Follow-Up on Skydiving Meteorite: Crowdsourcing Concludes it Was Just a Rock

11 april 2014
De prijs ‘Engineering PowerWoman 2014’ is toegekend aan Gabby Aitink-Kroes, ingenieur bij de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA) en ASTRON Netherlands Institute for Radio Astronomy. Aitink-Kroes heeft belangrijke bijdragen geleverd aan de ontwikkeling van geavanceerde optische instrumenten voor sterrenkundig onderzoek. De prijs werd vandaag uitgereikt op de WoMenPower-conferentie in Hannover, Duitsland. De Engineering PowerWoman 2014 wordt jaarlijks toegekend aan een vrouw die met succes actief is op het gebied van wiskunde, informatica, natuurwetenschappen of techniek, en belangrijke bijdragen heeft geleverd aan haar werkgever vanwege haar toewijding, ideeën en resultaten. Aitink-Kroes is sinds 1992 verbonden aan NOVA en ASTRON. Zij heeft een sleutelrol gespeeld bij de ontwikkeling van het MIRI-instrument dat zal worden geïnstalleerd op de James Webb Space Telescope. Door slim gebruik te maken van symmetrie heeft zij het ontwerpen, de productie en het testen weten te bespoedigen. Daarnaast heeft zij bijgedragen aan de ontwikkeling van vele instrumenten voor ESO’s Very Large Telescope en leidt zij momenteel de ontwikkeling van de mechanische componenten van het METIS-instrument voor de toekomstige European Extremely Large Telescope. Haar specialiteit ligt bij het ontwerpen van instrumenten die moeten werken bij een temperatuur van circa 240 graden onder nul.
Volledig persbericht

3 april 2014
In Noorse media zijn berichten opgedoken over de skydiver Anders Helstrup die tijdens een sprong op 12 juni 2012 bijna door een meteoriet zou zijn getroffen. Op videobeelden die tijdens de sprong zijn gemaakt is inderdaad een rakelings langskomende donkere steen te zien. Als de video op 1 april was gepresenteerd, zouden we er verder kort over kunnen zijn. Maar het nieuws is pas op donderdag 3 april door het populair-wetenschappelijke tv-programma ‘Schrödingers katt’ bekendgemaakt. Bovendien geldt Hans Erik Foss Amundsen, die nauw betrokken is bij het onderzoek van de nipte misser, als een betrouwbaar wetenschapper. Of het gefilmde steentje ook echt een meteoriet was, zal waarschijnlijk echter nooit meer duidelijk worden. Verwoede zoekacties op de grond hebben niets opgeleverd. En zelfs als de ruimtesteen alsnog zou worden gevonden, kun je nooit helemaal uitsluiten dat het bewijsstuk deel uitmaakt van een groots opgezette hoax. Hoe dan ook: op de website van het Norske Meteornettverk is een uitgebreide analyse van de opmerkelijke videobeelden te vinden. Daaruit blijkt dat de steen minstens 7 bij 9 centimeter groot was en iets minder dan een kilogram zwaar. Maar hij kan ook groter en zwaarder zijn geweest: in elk geval niet iets wat je met een snelheid van een slordige 150 km/uur op je af wilt zien komen. (EE)
Skydiver films falling meteorite

2 april 2014
De Nijmeegse astronoom Sjoert van Velzen en Matteo Brogi van de Universiteit Leiden zijn twee van de zeventien nieuwe postdocs binnen het prestigieuze Hubble Fellowship Programma. Met deze beurs gaan zij aan NASA’s Space Telescope Science Institute (STScI) in Baltimore, VS, onderzoek doen dat binnen het ‘Cosmic Origins’-thema van NASA past. Het is niet voor het eerst dat astronomen van Nederlandse instituten deze beurs hebben ontvangen. Sinds 1990 zijn achttien collega’s hen voorgegaan. De nieuwe Hubble Fellows beginnen komend najaar aan hun onderzoeksprogramma, dat drie jaar duurt.Een andere onderzoeksbeurs, de Carl Sagan Exoplanet Postdoctoral Fellowship, is toegekend aan onder anderen Jane Birkby van de Universiteit Leiden. Deze beurs is bedoeld voor postdoctorale onderzoekers die onderzoek doen naar exoplaneten en mogelijk leven rond andere sterren. (EE)
NASA and STScI Select 17 Hubble Fellows for 2014

27 maart 2014
Vandaag wordt de Leidse hoogleraar moleculaire astrofysica Ewine van Dishoeck geïnstalleerd als lid van de prestigieuze Duitse Academie voor Wetenschappen Leopoldina. Zij is verkozen op grond van haar wetenschappelijke bijdragen aan haar onderzoeksgebied: de fysica tijdens de vorming van nieuwe sterren en planeten. Van Dishoeck is sinds begin jaren tachtig wetenschappelijk actief op het gebied van de moleculaire astrofysica. Zij onderzoekt de geboorte en sterfte van sterren en planeten, en gebruikt daarbij kennis uit de astrofysica én de chemie. Ze ontving in 2000 een NWO Spinozapremie, en in 2012 de Prijs Akademiehoogleraren van de KNAW. Van Dishoeck is daarnaast wetenschappelijk directeur van de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA). De Leopoldina Academie is gesticht in 1652 en is het oudste wetenschappelijk genootschap in de wereld. Eerder werden de Nederlandse astronomen Kees de Jager (1987) en Jan Hendrik Oort (1963) verkozen tot lid.
Persbericht NOVA

25 maart 2014
Wat de inwendige opbouw en structuur van een neutronenster ook is, de 'uiterlijke' kenmerken zijn met slechts drie getallen te beschrijven. Dat blijkt uit theoretische berekeningen van Italiaanse en Griekse onderzoekers, die gepubliceerd worden in Physical Review Letters. Neutronensterren zijn de supercompacte overblijfselen van geëxplodeerde reuzensterren. Met een massa van enkele zonsmassa's maar een middellijn van niet meer dan 25 kilometer kunnen ze nog het beste vergeleken worden met kolossale atoomkernen. Hoe de materie in een neutronenster zich precies gedraagt is niet bekend - naar die zogeheten toestandsvergelijking wordt nog steeds gezocht. Onderzoekers van de International School of Advanced Studies in Triëst en van de Universiteit van Athene hebben nu echter aangetoond dat die toestandsvergelijking geen invloed heeft op de uiterlijke kenmerken van een neutronenster. 'Aan de buitenkant' worden neutronensterren door slechts drie getallen beschreven: hun massa, hun impulsmoment (een maat voor de hoeveelheid draaiing) en hun quadrupoolmoment (de mate waarin de neutronenster door de rotatie wordt vervormd). Die drie gegevens zijn in principe af te leiden uit de straling van de neutronenster en de zwaartekrachtsinvloed die hij op zijn omgeving uitoefent. Neutronensterren lijken volgens de onderzoekers enigszins op zwarte gaten, die door slechts twee getallen volledig zijn beschreven (het quadrupoolmoment speelt bij zwarte gaten geen rol). (GS)
Simple, Like a Neutron Star (origineel persbericht)

20 maart 2014
De Europese ruimtevaartorganisatie ESA heeft Roel Gathier, directeur van het Nederlands Instituut voor Ruimteonderzoek (SRON), benoemd tot voorzitter van de commissie die beslist over het wetenschappelijke programma van ESA. Gathier gaat deze invloedrijke positie per 1 juli 2014 voor twee jaar bekleden, met de mogelijkheid van een derde jaar.De wetenschappelijke programmacommissie bepaalt de inhoud van het ESA-onderzoeksprogramma. Dit programma heeft de afgelopen jaren vele succesvolle ruimtemissies voortgebracht, waaronder de grensverleggende infraroodmissie Herschel, die een schat aan informatie heeft opgeleverd over onder meer geboorte en dood van sterren. Een ander voorbeeld is de Rosetta-missie, die onderweg is naar een komeet en later dit jaar zelfs een kleine sonde daarop zal laten landen.De benoeming van Gathier kan worden gezien als een erkenning van de grote verdiensten van het Nederlandse ruimteonderzoek voor het wetenschappelijke programma van de ESA. Nederland draagt al vanaf het begin van het Europese ruimteonderzoek bij aan baanbrekende ruimtemissies. Ook aan missies die voor de komende jaren staan gepland hoopt Nederland belangrijke bijdragen te kunnen leveren.Het wordt de derde keer in de geschiedenis dat Nederland de voorzitter van ESA’s wetenschappelijke programmacommissie levert. Eerder waren dat SRON-directeuren Kees de Jager en Johan Bleeker. (EE)
Volledig persbericht SRO

18 maart 2014
Een nieuw computermodel, ontwikkeld door astrofysici uit de VS en Duitsland, geeft inzicht in de doodsstrijd van zware sterren die hun bestaan afsluiten met een supernova-explosie. Het model is het eerste dat het begin van zo’n explosie in drie dimensies laat zien. Tot 1987 bestond de indruk dat een ontploffende zware ster in één keer al zijn buitenlagen de ruimte in blaast. Maar waarnemingen van de heldere supernova die dat jaar verscheen – de laatste die vanaf de aarde met het blote oog waarneembaar was – lieten zien dat de ster al vóór de grote klap een mengsel van materie had uitgestoten. Het nieuwe model laat zien hoe dat komt. Kort voor de fatale explosie treden in het inwendige van de ster zulke hevige turbulenties op, dat de ster als het ware overkookt. Op dat moment zit de ster nog steeds in elkaar zoals vroegere modellen aangaven – zware elementen in het centrum, lichte elementen aan de buitenkant. Maar door de turbulenties worden die door elkaar geroerd, waardoor tijdens het ‘overkoken’ zowel lichte als zware elementen worden weggeblazen. (EE)
New view of supernova death throes

13 maart 2014
In de nacht van woensdag op donderdag (19/20 maart) is vanuit delen van de VS en Canada een bijzonder hemelverschijnsel te zien. De heldere ster Regulus van het sterrenbeeld Leeuw is dan een paar tellen onzichtbaar. Oorzaak: de kleine planetoïde Erigone schuift precies voor hem langs. De eigenlijke bedekking van de ster is alleen waarneembaar vanuit een 106 kilometer brede strook die vanaf de stad New York in noordwestelijke richting loopt. Het verschijnsel vindt plaats rond 2.06 uur lokale tijd (EDT). Het is voor het eerst dat de bedekking van zo’n heldere ster vanuit een dichtbevolkt gebied te zien is. De kans dat zoiets gebeurt is dan ook heel erg klein. Bedenk dat Erigone maar 73 kilometer groot is en zich op het moment van de bedekking op 177 miljoen kilometer van de aarde bevindt: een ‘stuiver’ gezien op een afstand van bijna vijftig kilometer. (EE)
Asteroid to Black Out a Bright Star

12 maart 2014
Drie astronomen van de Sterrewacht Leiden hebben de Wim Nieuwpoort-prijs van SURFsara en NWO gewonnen. De award is vernoemd naar professor emeritus Wim Nieuwpoort die van grote betekenis is geweest voor grootschalig rekenen in Nederland. Deze prijs wordt jaarlijks toegekend aan het team wetenschappers dat het meest optimaal gebruik weet te maken van de nationale supercomputer ‘Cartesius’. De Leidse hoogleraar Simon Portegies Zwart en zijn promovendi Tjarda Boekholt en Guilherme Gonçalves Ferrari krijgen de prijs op 13 maart uitgereikt op het SURFsara infrastructure & Computing-dag in het Bimhuis te Amsterdam.  De Cartesius supercomputer is uniek in zijn modulaire opbouw, waardoor hij gemakkelijk kan meegroeien met de rekenbehoeftes van de Nederlandse wetenschappers. De configuratie die door het Leidse onderzoeksteam is gebruikt bestaat uit rekken met processor-blades van in totaal 13984 reken-kernen (cores), die een rekenkracht van ca. 27 TeraFlop/s leveren; dat komt neer op 271.000.000.000.000 berekeningen per seconde.De onderzoekers hebben Newtons bewegingsvergelijkingen op een volledig nieuwe manier vertaald naar computercode, en hiermee het zonnestelsel gesimuleerd, met planeten en planetoïden. De vraag die ze hierbij stelden was hoe vaak het voor zou komen dat een planetoïde in botsing komt met de zon. Dit zou mogelijk een verklaring kunnen leveren voor de relatief grote hoeveelheid zware elementen in de zon in vergelijking met sterren in de buurt. De wetenschappers zijn erin geslaagd een relatief kleine berekening efficiënt met de supercomputer uit te voeren, door op een slimme manier de fundamentele vergelijkingen op te splitsen en te verdelen over alle reken-kernen van de supercomputer. Het algoritme is zo efficiënt dat ze een berekening die normaal gesproken op een enkele pc zou kunnen worden uitgevoerd ook op de supercomputer hebben kunnen runnen. Deze berekening werd op Cartesius in ongeveer één dag uitgevoerd, terwijl een gewone computer er 35 jaar over zou hebben gedaan.
Volledig persbericht

11 maart 2014
De Internationale Astronomische Unie (IAU) neemt afstand van de nieuwste publieksactie van het Amerikaanse bedrijf Uwingu. Uwingu stelt iedereen in staat om tegen betaling namen te geven aan kraters op de planeet Mars. Het geld (tot 5000 dollar voor de grotere kraters) wordt gebruikt voor de financiering van ruimteonderzoeksprojecten. Het Nederlandse bedrijf MarsOne, dat een kolonie op Mars wil stichten, heeft toegezegd de nieuwe namen in de toekomst te gebruiken.Volgens de IAU, opgericht in 1919, zijn de Uwingu-namen echter niet officieel. Een speciale IAU-werkgroep voor de naamgeving van objecten in het zonnestelsel (en oppervlaktedetails op die objecten) is belast met het toekennen van namen aan kraters, vaak binnen een bepaald vooraf overeengekomen thema. Zo worden alle kraters op Mercurius genoemd naar aardse kunstenaars.In een persverklaring stelt de IAU niet tegen publieksparticipatie te zijn. Zo zijn de namen van de nieuwste twee maantjes van Pluto gekozen op basis van een stemming via internet, en heeft NASA ook ooit een oproep gedaan om met voorstellen te komen voor de naamgeving van oppervlaktedetails op Venus. In geen van die gevallen moesten deelnemers daarvoor betalen.Eerder kwam de IAU al in aanvaring met Uwingu, toen het bedrijf (eveneens tegen betaling) namen liet geven aan exoplaneten. (GS)
Concerns and Considerations with the Naming of Mars Craters (origineel persbericht)

4 maart 2014
Leidse sterrenkundigen hebben nieuwe computerprogrammatuur ontwikkeld om sterrenkundige berekeningen uit te voeren in elke gewenste mate van nauwkeurigheid, tot wel duizend cijfers achter de komma. Die extreme precisie is in sommige berekeningen nodig, omdat zeer kleine afwijkingen (bijvoorbeeld veroorzaakt door afrondingsfouten) sterk vergroot kunnen worden wanneer er sprake is van niet-lineaire (chaotische) systemen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij berekeningen aan de baanbewegingen in drievoudige stersystemen.Hoogleraar Simon Portegies Zwart en promovendus Tjarda Boekholt hebben nu een methode ontwikkeld om exacte resultaten te bereiken met elke gewenste mate van precisie. Dat kost weliswaar veel processortijd, maar de resultaten worden er wel een stuk betrouwbaarder van. De nieuwe code wordt gepubliceerd in The Astrophysical Journal Letters. (GS)
Sterrenkundigen voeren de meest precieze berekeningen ooit uit (origineel persbericht)

3 maart 2014
Mars One, de Nederlandse organisatie die binnen tien jaar een Marskolonie hoopt te realiseren en astronauten selecteert voor een enkele reis naar de Rode Planeet, heeft een samenwerkingsovereenkomst ondertekend met Uwingu, een Amerikaans bedrijf dat geld voor ruimteonderzoeksprojecten genereert door mensen te laten betalen voor het toekennen van namen aan o.a. exoplaneten en Marskraters. Vorige week kondigde Uwingu het Mars Crater Naming Project aan: iedereen kan (tegen betaling) een naam geven aan een van de ca. 500.000 naamloze kraters op de planeet Mars. Met de opbrengst wil Uwingu lopende en toekomstige ruimteonderzoeksprojecten financieren. In ruil voor sponsoring van Uwingu heeft Mars One nu toegezegd om bij alle toekomstige vluchten naar Mars de Uwingu Mars Map, met de nieuw toegekende namen, aan boord mee te nemen, en die namen ook te gebruiken. Het Uwingu-initiatief is omstreden, omdat de Internationale Astronomische Unie alleen namen erkent die worden geselecteerd door speciale nomenclatuur-commissies. (GS)
Mars One partners with Uwingu Mars Crater Naming Project (origineel persbericht)

28 februari 2014
Neil Armstrong, de eerste mens op de maan, is de nieuwe naamgever van een luchtvaartonderzoekscentrum van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA. Het centrum, nabij de Californische Edwards Air Force Base, heette tot nu toe het Dryden Flight Research Center. Per 1 maart is de officiële naam: Armstrong Flight Research Center. Armstrong overleed in augustus 2012.Op het NASA-centrum wordt onderzoek gedaan aan geavanceerde luchtvaarttechnieken, en vinden testvluchten plaats met prototypes van nieuwe (ruimte-)vliegtuigen. Armstrong heeft zowel voor als na zijn astronautenloopbaan nauwe contacten met het centrum onderhouden. De naam van luchtvaarttechnicus Hugh Dryden, naar wie het centrum sinds 1976 werd genoemd, leeft voort in de Dryden Aeronautical Test Range, een woestijngebied van ruim dertigduizend vierkante kilometer waar de meeste testvluchten worden uitgevoerd. (GS)
NASA Honors Astronaut Neil Armstrong with Center Renaming (origineel persbericht)

24 februari 2014
Maastrichtse oogchirurgen maken sinds kort gebruik van een Delftse ruimteonderzoekstechniek om nauwkeurige operaties aan het menselijk netvlies uit te voeren. Bij zulke operaties wordt gebruikt gemaakt van een extreem krachtige microscoop die aan het plafond van de operatiekamer is bevestigd. Minieme trillingen van het nieuwe gebouw van de Maastrichtse universitaire oogkliniek, voornamelijk veroorzaakt door windbelasting van het gebouw, maakten precisie-operaties echter moeilijk. Dat probleem is nu verholpen dankzij een instrument dat door TNO in Delft ooit is ontworpen in het kader van het Darwin-programma - een mogelijk toekomstig ruimteonderzoeksproject van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA voor het gedetailleerd bestuderen van planeten bij andere sterren.Ook voor het testen van de precisietechnieken die nodig zijn voor Darwin was behoefte aan een volmaakt trillingsvrije opstelling. Die opstelling - 'Hummingbird' (kolibri) genoemd - is in Delft met succes ontwikkeld. Hummingbird meet de trillingen die van buitenaf werkzaam zijn, en compenseert die door de meetapparatuur precies in de tegenovergestelde richting te bewegen. De Hummingbird-opstelling is nu met succes toegepast bij de oogmicroscoop in Maastricht, zodat trillingsvrije precisieoperaties uitgevoerd kunnen worden. (GS)
Planet hunter sharpen eye surgery (origineel persbericht)

11 februari 2014
Er is een plausibele verklaring gevonden voor het merkwaardige feit dat de weerkaatste signalen van laserbundels die bij Volle Maan op het maanoppervlak worden gericht tien keer zo zwak zijn als tijdens andere nachten. De verzwakking wordt waarschijnlijk veroorzaakt door opwarming van de prisma’s in de zogeheten retroreflectors die bij verschillende ruimtemissies op de maan zijn achtergelaten. De retroreflectors – panelen ter grootte van een koffer die precies op de aarde zijn gericht – stellen wetenschappers sinds 1969 in staat om de afstand tussen aarde en maan, en de kleine veranderingen daarin, heel nauwkeurig te meten. Door vanaf de aarde een laserbundel op deze reflectors te richten en exact de tijd te meten die licht nodig heeft om de retourtrip naar de maan te maken (ongeveer 2,5 seconde), kan de afstand van de maan tot op de millimeter nauwkeurig worden bepaald. De laserpulsen die op de maan worden afgeschoten bestaan ruwweg uit een biljard fotonen. Van die duizend biljoen lichtdeeltjes wordt er na weerkaatsing hooguit één teruggezien. Dat komt door de verstrooiende werking van de aardatmosfeer, maar ook doordat zich in de loop van de tijd steeds meer maanstof op de reflectors heeft afgezet. En bij Volle Maan is het nog erger: dan is het weerkaatste signaal nog eens honderd keer zo zwak. Deze opmerkelijke afname werd – bij wijze van grap en door het ontbreken van een goede verklaring – wel de ‘vloek van de Volle Maan’ genoemd. Vermoed werd al dat het verschijnsel wordt veroorzaakt doordat de lichtweerkaatsende prisma’s in de reflectoren een beetje verzonken in cilinders zijn gemonteerd, waardoor ze alleen bij Volle Maan volledig door de zon worden beschenen. Als dat gebeurt, warmt het donkere maanstof op de prisma’s op en ontstaat er een temperatuurverschil tussen hun bovenkant en onderkant. Gevolg: een veranderde lichtbreking die ervoor zorgt dat nog minder fotonen de telescoop op aarde weten te bereiken. Deze theorie is nu getest tijdens een totale maansverduistering, een Volle Maan waarbij de aarde vanaf de maan gezien voor de zon schuift. Daarbij is vastgesteld dat, zoals voorspeld, de signalen van de reflectors sterk toenemen zodra het zonlicht wegvalt en na afloop van de verduistering weer verzwakken. (EE)
Source of ‘Moon Curse’ Revealed by Eclipse

23 januari 2014
Nederlandse astronomen hebben ontdekt dat interstellair ijs wellicht veel poreuzer is dan tot nu toe werd gedacht. Dat heeft gevolgen voor de efficiëntie waarmee complexe moleculen in de ruimte kunnen ontstaan. Het onderzoeksresultaat is vandaag gepubliceerd in Astronomy & Astrophysics. Het aardse tafereel is bekend: het vriest, de lucht is droog en autoruiten bevriezen. In de ruimte gebeurt iets vergelijkbaars. In de ijle lucht rondom en tussen de sterren hebben stofdeeltjes temperaturen van zo’n 260 graden onder nul. Gasmoleculen die in de buurt van zo’n stofdeeltje komen, vriezen vast, en zo ontstaan in de loop van miljoenen jaren ijslaagjes van enkele tientallen molecuullagen dik. De moleculen op zo’n stofdeeltje zijn mobiel – ze schaatsen als het ware over het ijs en kunnen botsen, waarbij nieuwe en veelal complexere moleculen ontstaan. Vaak zijn dat moleculen die nodig zijn als bouwstenen voor aminozuren en suikers. Tot nu toe werd aangenomen dat dergelijke reacties alleen aan het oppervlak van het ijs plaatsvinden, omdat astronomische waarnemingen geen bewijs laten zien dat er gaten zitten in het ijs. Metingen in het laboratorium voor astrofysica aan de Sterrewacht Leiden geven echter een ander beeld: interstellair ijs is niet per se compact, maar kan ook poreus zijn. Dat blijkt uit onderzoek waarbij poreus ijs met infrarood licht werd beschenen. Daarbij hebben onderzoekers uit Leiden en Groningen vastgesteld dat ook ijs dat géén waarneembare kenmerken van porositeit vertoont steeds verder kan worden ingedrukt en dus holle ruimtes moet bevatten. Dat is belangrijk om te weten, want zelfs een geringe mate van poreusheid levert al veel extra oppervlak op waar gasmoleculen zich aan kunnen hechten. (EE)
Astrochemici hebben ijs in de gaten - ijs in de ruimte kan ook poreus zijn

19 december 2013
De International Dark-Sky Association (IDA) heeft het gebied rond de Pic du Midi in Frankrijk benoemd tot ‘internationale donkere hemellocatie’. Deze status is bedoeld om de uitzonderlijk donkere nachthemels boven de Pyreneeën te beschermen. Dat is niet alleen van belang voor de professionele astronomen van de sterrenwacht op Pic du Midi, maar ook voor de vele amateurs die het gebied elk jaar bezoeken. Het Réserve Internationale de Ciel Étoilé du Pic du Midi beslaat een gebied van ruim 3000 vierkante kilometer, waartoe ook het werelderfgoed Pyrénées-Mont Perdu en het Parc National des Pyrénées behoren. Daarmee is dit het op één na grootste duisternisreservaat ter wereld, na het Aoraki Mackenzie International Dark Sky Reserve in Nieuw-Zeeland. Om de IDA-erkenning binnen te slepen hebben 251 dorpsgemeenschappen in de regio een omvangrijk lichtmanagementplan tot uitvoering gebracht. Daarbij is de bestaande buitenverlichting gemoderniseerd of vervangen door minder ‘lichtvervuilend’ materiaal. De eerste resultaten laten zien dat daarmee niet alleen de lichthinder in het gebied met 85 procent is afgenomen, maar ook het energieverbruik met 38 procent is gedaald. De komende jaren zal worden geprobeerd om het beschermde gebied uit te breiden tot over de grens met Spanje. (EE)
France Celebrates Naming Of Its First International Dark Sky Reserve (pdf)

6 december 2013
De Dwingeloo Radiotelescoop, beheerd door de vrijwilligers van stichting CAMRAS, is meer dan alleen een radiotelescoop. Dat is afgelopen week aangetoond toen in een bijzondere samenwerking tussen CAMRAS en de Delftse nanosatellietbouwer ISIS de telescoop werd ingezet voor het herstellen van de communicatie met een satelliet. Op 21 november jl. lanceerde ISIS vanuit Rusland haar eerste testsatelliet, Triton-1, voor het volgen van schepen op open zee. Na enige tijd bleek er echter een klein probleem te zijn met de verbinding met de satelliet. In een bepaalde operationele modus van de satelliet stond de zender continu aan. Dit bleek de radio-ontvangers van de satelliet zodanig te storen dat deze geen commando’s van het grondstation in Delft konden ontvangen. Eén optie was om te wachten tot de satelliet zich weer zou resetten in een andere operationele modus waardoor het probleem zou verdwijnen. De andere optie was om een zender te vinden die sterk genoeg was om Triton-1 weer tot de orde te roepen. Deze laatste optie had de voorkeur. De Dwingeloo Radiotelescoop, nog volop in de testfase na een recente restauratie, kon worden ingezet als zender, tot groot enthousiasme van de vrijwilligers van CAMRAS. Na enkele dagen voorbereiding en enkele aanpassingen aan de telescoop om haar tijdelijk om te bouwen tot radiozender, kon er op vrijdag 29 november gepoogd worden contact te krijgen met Triton-1.De eerste poging om de zender van de satelliet te ‘overschreeuwen’ bleek direct al succesvol. Binnen enkele seconden na het versturen van het commando via de Dwingeloo Radiotelescoop kon vanuit het grondstation in Delft worden geverifieerd dat de satelliet in een andere modus was gezet en dat de satelliet weer gebruikt kon worden. Ook nu, een week later, blijkt Triton-1 nog naar behoren te werken. (EE)
Origineel persbericht

4 december 2013
Een onderzoeksteam onder leiding van FOM-wetenschappers Wim Ubachs en Rick Bethlem heeft opnieuw bewezen dat de massaverhouding tussen elektronen en protonen de afgelopen 7,5 miljard jaar gelijk is gebleven. De groep, die deze conclusie afgelopen januari publiceerde in Science, heeft onlangs een breed scala aan metingen gedaan die hun eerdere vondst bevestigen. De nieuwe resultaten verschijnen op 4 december in Physical Review Letters. De massa van een proton is 1836,152672 keer zo groot als de massa van een elektron. En die verhouding, en daarmee de structuur van alle moleculaire materie, is 7,5 miljard jaar lang precies hetzelfde geweest – althans binnen een marge van een honderdduizendste procent. Dat concludeerden Ubachs en zijn collega’s toen zij vorig jaar met de Effelsberg-radiotelescoop naar methanolmoleculen buiten het Melkwegstelsel keken. Methanol, de eenvoudigste vorm van alcohol, is gevoelig voor veranderingen in de proton-elektron-massaverhouding. Een kleine afwijking zou de structuur van het molecuul en het bijhorende absorptiespectrum duidelijk beïnvloeden: als de proton-elektron-massaverhouding verandert, zullen sommige lijnen in het methanolspectrum sterk verschuiven, terwijl andere (de zogeheten ankerlijnen) op hun plek blijven. De onderzoekers analyseerden vorig jaar het spectrum van methanolmoleculen in een sterrenstelsel op 7,5 miljard lichtjaar van de aarde. Dat leverde dus informatie op over hoe methanol er 7,5 miljard jaar geleden uitzag. En uit die informatie bleek dat het ‘oude methanol’ een soortgelijk spectrum heeft als het huidige methanol. De onderzoekers hebben nu aanvullende metingen gedaan met de Effelsberg-radiotelescoop (Duitsland), de IRAM-30-telescoop (Granada, Spanje) en de nieuwe ALMA-sterrenwacht in het noorden van Chili. Terwijl de metingen in Duitsland beperkt bleven tot radiofrequenties tot 35 gigahertz (GHz), nam de IRAM-radiotelescoop absorptielijnen waar bij 83 GHz en 160 GHz. ALMA kon zelfs een absorptielijn bij 261 GHz meten. Alle metingen bevestigen dat de proton-elektron-massaverhouding inderdaad onveranderd is gebleven. (EE)
Kosmisch alcohol bevestigt opnieuw de constantheid van een natuurconstante

3 december 2013
De Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) bouwt bij haar hoofdkwartier in Garching, Duitsland, een gloednieuw bezoekerscentrum waarin ruimte is voor een grote permanente astronomie-tentoonstelling en een hypermodern planetarium. De bouw van het nieuwe centrum, ESO Supernova geheten, wordt volledig mogelijk gemaakt door een gift van de Klaus Tschira Stiftung. In 2014 wordt met de bouw begonnen. (GS)
Planetarium and Visitor Centre Donated to ESO (origineel persbericht)

2 december 2013
Het bestuur van Stichting De Koepel, gevestigd te Utrecht, heeft besloten om per 1 januari a.s. al haar activiteiten te beëindigen en de stichting te ontbinden. Het tijdschrift Zenit en de jaarlijks verschijnende Sterrengids worden overgenomen door uitgeverij Stip Media te Alkmaar. De Landelijke Sterrenkijkdagen zullen door de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde worden voortgezet. Stichting De Koepel werd in 1973 opgericht om bij te dragen aan de popularisering van de sterren- en weerkunde, het ruimteonderzoek en aanverwante wetenschapsgebieden in Nederland, en het ondersteunen van de amateur-sterrenkunde. Daar hebben De Koepel en haar medewerkers in de afgelopen decennia ook met veel enthousiasme en succes aan gewerkt. In de afgelopen jaren zijn tal van media en websites, zowel nationaal als internationaal, bij gaan dragen aan de popularisering van weer- en sterrenkunde, onder andere door het bieden van betrouwbare en toegankelijke informatie voor een breed publiek. Een positieve ontwikkeling, al betekende dit tevens dat de specifieke positie van De Koepel werd verzwakt. Dit had ook gevolgen voor de financiële mogelijkheden van de stichting, die naast inkomsten uit activiteiten, sinds 1991 geen subsidie meer ontving. Het blijkt thans onmogelijk om de activiteiten voort te zetten in een financieel gezonde exploitatie.
Origineel persbericht

29 november 2013
Marijke Segers van de Universiteit Leiden ontvangt vandaag de Lorentz Afstudeerprijs voor theoretische natuurkunde van 2000 euro bij de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem. Zij deed onderzoek op het snijvlak van sterrenkunde en theoretische natuurkunde (de kosmologie) en trad zo in de voetsporen van de befaamde Nederlandse natuurkundige Hendrik Lorentz. Kosmologen combineren astronomische waarnemingen met theoretische natuurkunde om de globale structuur van het heelal te beschrijven en te begrijpen. Dit werpt licht op het ontstaan, maar ook op de toekomst van het heelal.Marijke bestudeerde de belangrijkste bouwstenen van ons heelal, clusters van sterrenstelsels, door gebruik te maken van het zogeheten gravitatielenseffect. Het zwaartekrachtsveld van een cluster van sterrenstelsels is zo sterk dat het licht van daarachter liggende objecten wordt afgebogen. De cluster kan hierdoor als een soort lens werken die vervormde afbeeldingen van verre objecten maakt. Aan de hand van zulke vervormingen heeft Marijke de onderzocht hoeveel massa clusters van sterrenstelsels bevatten, hoe die massa is verdeeld en hoeveel van die massa voor rekening komt van de zogeheten donkere materie. Zulk onderzoek maakt het mogelijk om de verdeling van zichtbare en onzichtbare materie in het heelal in kaart te brengen. Op dit moment doet Marijke Segers promotieonderzoek bij de Sterrewacht Leiden naar de vorming van sterrenstelsels en de evolutie van het intergalactisch medium (de ruimte tussen de sterrenstelsels). (EE)
Marijke Segers (Universiteit Leiden) wint Lorentz Afstudeerprijs voor theoretische natuurkunde voor onderzoek naar groepen van sterrenstelsels

26 november 2013
Dr. Joeri van Leeuwen (ASTRON/UvA) heeft een Consolidator Grant van de European Research Council (ERC) gewonnen. Met deze beurs voor Europees toptalent gaat Van Leeuwen zijn onderzoeksgroep verder uitbouwen om onbegrepen kosmische radioflitsen te onderzoeken.Door het heelal gaan continu heel korte, felle radioflitsen af. Sommige daarvan worden uitgezonden door pulsars, de radio-vuurtorens van de Melkweg. Andere komen van ver buiten ons Melkwegstelsel, en lijken te worden veroorzaakt door enorme ontploffingen. De precieze oorzaak is echter nog onbekend.Sterrenkundigen vermoeden wel dat zowel de pulsars als de explosieve flitsen door hun hoge energie een beter diepliggend inzicht kunnen geven in het fundamentele gedrag van materie en zwaartekracht.Van Leeuwen stelde de ERC voor een team jonge onderzoekers te vormen om dat raadsel te ontrafelen. Dat team werkt vanuit ASTRON en de Universiteit van Amsterdam en gebruikt de Westerbork en LOFAR radio telescopen. Na een competitie tussen duizenden wetenschappers besloot de ERC dit voorstel met een beurs van 2 miljoen euro te steunen.In dit onderzoek worden nieuwe Apertif-ontvangers op de Westerbork-telescoop gekoppeld aan de onlangs geopende LOFAR-telescoop. Beide telescopen zijn ontworpen en gebouwd door ASTRON. De Westerbork-telescoop heeft een enorm breed blikveld, terwijl LOFAR juist heel precies en secuur kan meten. Die krachten zullen nu met behulp van een supercomputer worden gecombineerd. Van Leeuwen zegt: ‘We nemen twee van de beste radiotelescopen ter wereld en combineren die tot een zoekmachine die nog veel krachtiger is dan de som van de delen'.
Origineel persbericht

21 november 2013
Met behulp van een detector in het ijs van Antarctica hebben wetenschappers voor het eerst energierijke neutrino’s gedetecteerd die afkomstig zijn van bronnen buiten ons zonnestelsel. Tussen mei 2010 en mei 2012 wist deze IceCube-detector alles bij elkaar 28 neutrino’s met energieën van meer dan 30 teraelektronvolt (TeV) op te vangen. Twee van de neutrino’s hadden zelfs een energie van meer dan 1000 TeV – ongeveer de kinetische energie van een vlieg, samengepakt in een nietig elementair deeltje (Science, 22 november). Neutrino’s zijn ongeladen deeltjes die zich met de snelheid van het licht voorplanten, vrijwel geen massa hebben en bijna nooit interacties met andere deeltjes aangaan. Hierdoor laten ze zich, anders dan licht, vrijwel niet tegenhouden door materie van extreem hoge dichtheid. Vandaar dat de neutrino’s afkomstig van de befaamde supernova 1987A drie uur eerder op aarde aankwamen dan het licht ervan, dat zich eerst nog een weg moest banen door de ontploffende ster. En vandaar ook dat neutrino’s – ondanks hun onvoorstelbaar grote aantallen – bijzonder moeilijk te detecteren zijn. De neutrino’s die IceCube de afgelopen jaren heeft gedetecteerd hadden miljoenen keren zoveel energie als de neutrino’s van supernova 1987A. Waar deze extreem energierijke deeltjes vandaan komen, is nog onduidelijk: daar moet IceCube nu juist achter zien te komen. Mogelijk ontstaan ze bij dezelfde uitzonderlijk zware supernova-explosies die ook als oorzaak van de zogeheten gammaflitsen worden gezien. Een andere mogelijkheid is dat ze worden gegenereerd in de directe omgeving van de superzware zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels buiten de Melkweg. IceCube is een internationaal project waar 260 wetenschappers uit elf landen aan meewerken. De detector omvat een kubieke kilometer Antarctisch ijs, waarin ruim vijfduizend optische modules zijn ingebed. Deze modules zijn gevoelig voor de zwakke lichtflitsjes die ontstaan als neutrino’s in botsing komen met atomen. De tot nu toe gedetecteerde neutrino’s zijn met wisselende tussenpozen geregistreerd en kwamen uit allerlei richtingen. Om iets over hun herkomst te kunnen zeggen, zal het aantal detecties flink aanzienlijk groter moeten worden. (EE)
IceCube detects first high-energy neutrinos from the cosmos

6 november 2013
Door materie uit hun omgeving op te slokken, of door met soortgenoten te fuseren, kunnen kleine zwarte gaten in de loop van miljarden jaren langzaam uitgroeien tot superzware zwarte gaten. Maar dit trage proces kan niet verklaren waarom er al vroeg in de geschiedenis van het heelal superzware zwarte gaten bestonden. Nieuw theoretisch onderzoek door wetenschappers van Caltech kan dit raadsel helpen oplossen. De sleutel lijkt te liggen bij de eerste sterren die het heelal bevolkten. Theoretische modellen laten zien dat er waarschijnlijk een korte periode is geweest waarin sterren – naar de huidige maatstaven – ongekend zwaar konden worden: tot ongeveer een miljoen keer zo zwaar als onze zon. Anders dan gewone sterren trotseren zulke superzware sterren de zwaartekracht vooral dankzij de tegendruk van de door henzelf opgewekte intense straling. (Bij gewone sterren wordt die tegendruk voornamelijk uitgeoefend door het hete gas waaruit de ster bestaat.) Doordat zo’n superzware ster in de loop van zijn korte bestaan geleidelijk afkoelt, neemt die stralingsdruk langzaam af. Hierdoor wordt de ster compacter, krijgt de zwaartekracht de overhand en stort de ster uiteindelijk ineen. Dat zou de vroege vorming van superzware zwarte gaten in één klap kunnen verklaren, ware het niet dat het gas rond het zwarte gat dat in het centrum van de instortende ster ontstaat zó heet wordt, dat de verdere instroom van materie stagneert. Het nieuwe onderzoek laat zien dat dit geen doodlopende weg hoeft te zijn. Terwijl de superster instort, gaat hij namelijk ook steeds sneller om zijn as draaien. Daarbij treden er in het inwendige van de ster gemakkelijk kleine verstoringen op die snel uitgroeien tot ‘klonten’ van hoge dichtheid. Het is dus goed voorstelbaar dat er in de instortende supersterren paren van zwarte gaten ontstonden, die vervolgens naar elkaar toe spiraalden en samensmolten. Op die manier konden de objecten een veel grotere massa bereiken dan tot nog toe werd aangenomen. En dat zou het vormingsproces van superzware zwarte gaten aanzienlijk hebben versneld. (EE)
Vakpublicatie over dit onderwerp
From One Collapsing Star, Two Black Holes Form and Fuse

17 oktober 2013
Een recente poging om zogeheten gravitatiegolven te detecteren door naar het knippergedrag van pulsars te kijken, heeft geen direct resultaat opgeleverd. Toch is ook die informatie waardevol: één model voor de groei van superzware zwarte gaten kan alvast worden geschrapt (Science, 18 oktober). Het bestaan van gravitatiegolven is een voorspelling van Albert Einstein. Deze rimpelingen in de ruimtetijd zouden ontstaan wanneer zeer zware objecten van snelheid of bewegingsrichting veranderen. Bijvoorbeeld twee superzware zwarte gaten die naar elkaar toe spiralen en uiteindelijk met elkaar fuseren. In het heelal is geen gebrek aan superzware zwarte gaten: vrijwel elk sterrenstelsel heeft er eentje in zijn centrum. Ook botsingen tussen sterrenstelsels, gevolgd door het samensmelten van hun centrale zwarte gaten, kunnen talrijk zijn. Het heelal zou dus kunnen gonzen van de gravitatiegolven. Het probleem is echter dat deze golven heel moeilijk meetbaar zijn. Australische astronomen hebben nu een poging gewaagd om gravitatiegolven op te sporen door met een radiotelescoop heel nauwkeurig het pulsgedrag van twintig snel rondtollende neutronensterren te analyseren. Normaal gesproken zijn zulke pulsars heel nauwkeurige klokken, die tot op één tienmiljoenste van een seconde nauwkeurig ‘tikken’. Maar als er een gravitatiegolf voorbij komt, kan de afstand tussen de aarde en een pulsar eventjes kleiner of groter worden. Gevolg: de pulsen komen tijdelijk wat eerder of later aan. Tot nu toe heeft dit geen directe detecties van gravitatiegolven opgeleverd. En dat betekent dat het gegons van de gravitatiegolven in elk geval beneden de meetdrempel van de pulsarmethode ligt. De sterkte van de gravitatiegolfachtergrond hangt af van hoe vaak superzware zwarte gaten naar elkaar toe spiralen en fuseren, hoe zwaar ze zijn en hoe ver ze zijn. Als er weinig gegons is, legt dat dus beperkingen op aan een of meer van deze factoren. De huidige meetnauwkeurigheid is in elk geval al voldoende om te kunnen concluderen dat de superzware zwarte gaten in het heelal hun huidige groei niet uitsluitend te danken hebben aan onderlinge fusies. Hun groeiproces moet ingewikkelder zijn verlopen. (EE)
Gravitational Waves ‘Know’ How Black Holes Grow

14 oktober 2013
Op 12 oktober is, op 93-jarige leeftijd, de Amerikaanse astronoom George Herbig overleden. Herbig werkte lang voor de Lick-sterrenwacht, waar hij het ontstaan van nieuwe sterren en de eigenschappen van pasgeboren sterren onderzocht. Zijn bijdragen aan dit onderzoeksgebied zijn talrijk. Herbig ontdekte dat zogeheten T Tauri-sterren ongeveer dezelfde massa hebben als de zon, maar zich in andere opzichten – magnetische activiteit en spectrale kenmerken – duidelijk van onze ster onderscheiden. Ook spoorde hij een categorie van zwaardere jonge sterren op die nu Herbig Aa- en Be-sterren worden genoemd. Maar het bekendst is waarschijnlijk Herbigs ontdekking, samen met collega Guillermo Haro, van de Herbig-Haro-objecten: heldere nevels die ontstaan doordat jonge sterren bundels van gas wegblazen die in botsing komen met het gas in de omgeving. In 1980 werd Herbig voor zijn bijdragen aan de astronomie beloond met de prestigieuze Bruce Medal. (EE)

30 september 2013
Zwarte gaten hebben misschien toch 'haar'. Die voorzichtige conclusie trekken Italiaanse natuurkundigen in een publicatie in Physical Review Letters. Volgens de onderzoekers zijn massa en impulsmoment niet de enige twee onderscheidende eigenschappen van een zwart gat.Volgens de standaardinterpretatie van Einsteins relativiteitstheorie worden zwarte gaten maar door twee eigenschappen gekenmerkt: hun massa en hun impulsmoment (een maat voor de hoeveelheid rotatie van het zwarte gat). Zwarte gaten hebben bijvoorbeeld geen elektrische lading of een magnetisch veld. De Amerikaanse natuurkundige John Archibald Wheeler zei ooit: 'zwarte gaten hebben geen haar'.Volgens de Italiaanse theoretici is dat misschien toch niet helemaal waar. Volgens bepaalde uitbreidingen van de relativiteitstheorie, die bekend staan als tensor-scalar-theorieën, zouden zwarte gaten toch wat meer 'persoonlijke' eigenschappen kunnen hebben, die dan bepaald worden door de manier waarop ze materie hebben verorberd. Er zou dan sprake zijn van een bepaald soort 'lading' (anders dan de normale elektrische lading).Toekomstige waarnemingen van zwaartekrachtsgolven kunnen misschien uitsluitsel geven. Deze rimpelingen in de ruimtetijd, die zich met de lichtsnelheid voortplanten, zijn anders voor 'kale' zwarte gaten dan voor 'harige' exemplaren. (GS)
Do black holes have hair? (Origineel persbericht)

26 september 2013
Met ingang van 1 januari 2014 wordt het tijdschrift Zenit uitgegeven door uitgeverij Stip Media te Alkmaar. Hiermee is de toekomst van het blad – voor amateurs en geïnteresseerden op het vlak van sterren- en weerkunde, ruimteonderzoek en aanverwante wetenschappen – in goede handen. Zenit, dat op 1 januari aan zijn 41ste jaargang begint en tot die tijd wordt uitgegeven door Stichting 'De Koepel' te Utrecht, is en blijft het verenigingsblad van de KNVWS (Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde).Tot de overgang naar Stip Media is besloten, omdat deze uitgeversomgeving betere mogelijkheden biedt voor de continuïteit en verdere ontwikkeling van Zenit. Stichting 'De Koepel', KNVWS en de nieuwe uitgever hebben er alle vertrouwen in dat dit de kwaliteit van het blad ten goede zal komen. Edwin Mathlener blijft hoofdredacteur en stapt over naar Stip Media.Stip Media bereidt zich overigens ook voor om later de Sterrengids te gaan uitgeven, te beginnen met de editie 2015. Ook dit heeft de volle instemming van de KNVWS, in wiens opdracht deze gids wordt uitgegeven. (EE)
Zenit krijgt nieuwe uitgever

4 september 2013
Het University College London (UCL) heeft een gedeelte van zijn historische archief van foto's uit de onbemande ruimtevaart online gezet. De zeldzame foto's en kaarten, waarvan sommige nog nooit eerder via internet beschikbaar waren, zijn gepubliceerd in het kader van het Festival of the Planets, dat van 8 tot 13 september in Londen plaatsvindt. De UCL heeft een groot archief van historische ruimtefoto's van NASA en andere ruimteagentschappen. Vóór de opkomst van internet stuurde NASA echte afdrukken van foto's naar een aantal instituten. Het UCL was een van de zeven instituten buiten de VS die ze ontving. Te zien zijn onder meer de foto die de Lunar Orbiter in 1966 van aarde en maan maakte, de eerste mozaïeken van opnamen van de Jupitermanen Io en Ganymedes (Voyager, 1979) en opnamen van het Venusoppervlak van de Russische ruimtesondes Venera 13 en 14. (EE)
Historic Space Pictures Published Online For The First Time

1 augustus 2013
De European Research Council (ERC) heeft sterrenkundige Ger de Bruyn (ASTRON, Dwingeloo; Kapteyn Instituut, Rijksuniversiteit Groningen) een Advanced Grant ter waarde van 3,35 miljoen euro toegekend. Hiermee kan De Bruyn voor de komende vijf jaar een onderzoeksgroep van zeven wetenschappers, onder wie promovendi, postdocs en specialisten op het gebied van data-analyse en software, samenstellen. De nieuwe onderzoeksgroep zal zich bezighouden met de ‘kleuterjaren’ van ons heelal. Welke objecten waren verantwoordelijk voor het eerste licht? En wat kunnen we daar nu, dertien miljard jaar na dato, nog van zien? Voor de beantwoording van deze vragen zal gebruik worden gemaakt van de revolutionaire nieuwe radiotelescoop LOFAR, die voor een groot deel in (Noord-)Nederland staat.In de ERC-beurs is ook 0,9 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de aanschaf van een uiterst krachtige computercluster. Deze is nodig om het grote aantal berekeningen uit te voeren dat nodig is om de enorme gegevensstroom van LOFAR te verwerken en de echte signalen uit de ruis te filteren. (EE)
ERC-beurs voor sterrenkundige Ger de Bruyn

25 juli 2013
Ook zo slecht geslapen de afgelopen nachten? Dat zal vooral de warmte zijn geweest, maar ook de Volle Maan lijkt onze slaap nadelig te kunnen beïnvloeden. Dat blijkt uit onderzoek dat vandaag in het tijdschrift Current Biology is gepubliceerd. Bij het onderzoek werd de slaap van 33 vrijwilligers in een laboratorium nauwlettend gevolgd. Gemeten werden de hersenactiviteit, de oogbewegingen en de hormoonproductie.De verzamelde gegevens laten zien dat de aan diepe slaap gerelateerde hersenactiviteit rond Volle Maan met dertig procent afneemt. De proefpersonen deden er ook vijf minuten langer over om in slaap te vallen en sliepen twintig minuten korter. Bovendien voelden ze zich minder goed uitgerust en vertoonden ze een lagere melatoninespiegel – een hormoon dat de slaap reguleert.Volgens de onderzoekers heeft het er alle schijn van dat onze slaap door de maanfase wordt beïnvloed, zelfs als we ons niet bewust zijn van de actuele schijngestalte van de maan. Mogelijk is dit 'circalunaire ritme' een overblijfsel uit het grijze verleden, toen de maan een belangrijke rol speelde bij het synchroniseren van menselijk gedrag, zoals de voortplanting. (EE)
Bad Night's Sleep? The Moon Could Be to Blame

19 juli 2013
Door een bundel neutrino's via de aardkorst naar een 295 kilometer verderop staande detector te schieten, hebben wetenschappers nieuw gedrag van deze ongrijpbare subatomaire deeltjes waargenomen. De metingen zouden kunnen helpen verklaren waarom het heelal gevuld is met materie in plaats van antimaterie. Neutrino's komen in drie 'smaken': muon, elektron en tau. En al sinds 2001 is bekend dat deze nietige deeltjes van de ene smaak in de andere kunnen veranderen. Zo hebben fysici muonneutrino's in tauneutrino's zien veranderen, en elektronneutrino's in muonneutrino's en tauneutrino's. Maar de overgang van muonneutrino's naar elektronneutrino's was nog niet met zekerheid gemeten. Dankzij het T2K-experiment, waarbij gebruik wordt gemaakt van de Japanse Super-Kamiokande-detector, is dat nu wel gelukt – naar alle waarschijnlijkheid dan. In een bundel van muonneutrino's zijn namelijk 22 elektronneutrino's gedetecteerd, waar dat er – zonder 'smaakverandering' – maar zes mochten zijn. Zestien elektronneutrino's lijken hun leven dus als muonneutrino's te zijn begonnen. De wetenschappers zijn nu van plan om te onderzoeken of antineutrino's zich in dit opzicht net zo gedragen als normale neutrino's. Als dat niet zo is, zou dat wel eens de reden kunnen zijn dat er veel meer materie is in het heelal dan antimaterie. (EE)
UK Researchers Make New Discovery About Neutrinos

11 juli 2013
De verwachting is dat de botsing tussen de compacte restanten van twee reuzensterren spectaculaire gevolgen heeft. Of dat inderdaad zo is, zullen we voorlopig niet weten. Volgens Poolse astronomen zijn de eerste van zulke botsingen pas over vele tientallen miljarden jaren te verwachten. De afgelopen jaren zijn, onder meer in de Magelhaense Wolken, sterren ontdekt die meer dan tweehonderd keer zo zwaar zijn als onze zon. Sterren van dat kaliber storten aan het eind van hun leven ineen tot een zwaar zwart gat. In gevallen waarbij twee van zulke sterren een nauwe dubbelster vormen, resulteert dat dus in een dubbel zwart gat van zeer grote massa. Waar twee van die kolossen om elkaar heen draaien, komt het uiteindelijk tot een botsing. En bij zo'n botsing ontstaat niet alleen een 'gammaflits', een hevige uitbarsting van gammastraling, maar zouden ook extreem sterke gravitatiegolven moeten vrijkomen – gravitatiegolven die krachtig genoeg zijn om waarneembaar te zijn met de huidige generatie detectoren. Helaas lijkt de kans op dit spektakel voorlopig gering. Om geleidelijk naar elkaar toe te kunnen spiralen, moeten de reuzensterren baanenergie verliezen oftewel worden afgeremd. In normale dubbelsterren komt die afremming vanzelf op gang als een van beide sterren aan het eind van zijn leven sterk opzwelt, waardoor de ander plotseling binnen zijn atmosfeer terechtkomt. Maar volgens de huidige inzichten zwellen superzware sterren niet op. En dat betekent dat de beide kolossen alleen baanenergie kunnen verliezen door het uitzenden van zwakke gravitatiegolven. Berekeningen laten zien dat dit een zeer langdurig proces is: pas na vele tientallen miljarden jaren komt het tot een botsing. Dus, tenzij de huidige modellen voor de evolutie van zware dubbelsterren fout zijn, is het vrijwel uitgesloten dat astronomen ooit getuige zullen zijn van zo'n kolossale botsing. (EE)
Stellar monsters do not collide – no hope for a spectacular catastrophe

8 juli 2013
De eerste Nationale iSPEX-meetdag heeft 5000 metingen opgeleverd. Daarmee zijn genoeg gegevens gegenereerd om de iSPEX-meetdag een valide wetenschappelijk experiment te noemen. iSPEX-teamleider Frans Snik is blij dat de respons zo massaal was, ondanks het lange wachten op mooi weer en de aangebroken vakantieperiode. Er waren twee meetmomenten: één in de ochtend (van 8.00-10.00 uur) en één in de middag (van 16.00-18.00 uur). Tijdens de ochtendmeting werd de livekaart op www.ispex.nl/kaart zo druk bezocht, dat de servers tijdelijk overbelast raakten. Alle metingen stroomden echter wel zonder problemen binnen. Uiteindelijk stond de teller om 18.00 uur op 4957 metingen. De komende maanden worden de data in detail geanalyseerd. Daarna zullen de publieksmetingen worden vergeleken met fijnstofmetingen van wetenschappelijke apparatuur. Deze apparatuur stond vandaag ook opgesteld op het CESAR-meetstation in Cabauw, bij Lopik. Het primaire doel van het iSPEX-experiment is om te onderzoeken hoe nauwkeurig de massale iSPEX-metingen zijn, en welke aanvullende informatie over fijnstof ze opleveren. Snik: “Maar uiteindelijk is het belangrijkste van dit project dat duizenden vrijwilligers zelf wetenschappelijke metingen hebben gedaan. Wij zijn ervan overtuigd dat dit soort citizen science, waarbij burgers wetenschappers helpen, een grote toekomst heeft. ”Om alle vakantiegangers (én scholieren) alsnog de gelegenheid te geven mee te doen, wordt – bij mooi weer – in september een tweede Nationale iSPEX-meetdag gehouden. Deelnemers wordt daarom gevraagd het iSPEX-opzetstukje te bewaren. Maar ook tussentijdse metingen zijn welkom. Zodra het een zomerse dag is met een strakblauwe hemel (morgen bijvoorbeeld), kunnen mensen metingen doen en via de App naar de centrale database versturen. Het unieke citizen science-project is mogelijk doordat iSPEX (een project van Universiteit Leiden, NOVA, SRON, KNMI en RIVM) vorig jaar de Academische Jaarprijs heeft gewonnen, en dankzij steun van de partners Longfonds, CNG Net, Sanoma en Avantes. De leden van het iSPEX-team zijn allen werkzaam in de ontwikkeling of het gebruik van instrumentatie en interpretatiemodellen voor onderzoek aan de aarde, andere planeten in ons zonnestelsel en planeten rond andere sterren.
iSPEX

4 juli 2013
Een internationaal team van wetenschappers heeft onderzocht of de grootte van de elektromagnetische kracht in het sterke zwaartekrachtsveld van een witte dwerg afwijkt van de grootte zoals we die op aarde meten. Het resultaat, dat vandaag wordt gepresenteerd op de National Astronomy Meeting van de Royal Astronomical Society, in St Andrews (Schotland), is vooralsnog negatief. De elektromagnetische kracht is een van de vier fundamentele natuurkrachten die het heelal gestalte geven. De sterkte ervan laat zich uitdrukken in een eenvoudig getal dat de fijnstructuurconstante of kortweg alfa wordt genoemd. Op aarde is alfa op een fractie na gelijk aan 1/137. De grote vraag is nu of alfa overal en altijd in het heelal dezelfde waarde heeft. Recente waarnemingen van verre quasars lijken erop te wijzen dat dit niet zo is, maar spijkerhard zijn die resultaten nog niet. Volgens sommige theorieën zou alfa gevoelig moeten zijn voor extreem sterke zwaartekrachtsvelden. Witte dwergen zijn wat dat betreft ideale onderzoeksobjecten: deze overblijfselen van uitgeputte sterren bevatten vaak net zoveel massa als onze zon, maar zijn niet groter dan onze planeet. Hierdoor is de zwaartekracht aan het oppervlak 100.000 keer zo sterk als op aarde. De wetenschappers hebben de waarde van alfa gemeten door het spectrum van de witte dwergster G191-B2B te onderzoeken. In dat spectrum zijn de absorptielijnen van ijzer- en nikkelionen te zien – geladen deeltjes die door de intense straling van de witte dwerg boven het steroppervlak blijven zweven. De waarde van alfa is bepalend voor de onderlinge posities van de absorptielijnen. De meting laat zien dat de waarde van alfa bij de witte dwerg tot op een honderdste procent gelijk is aan die op aarde. Het lijkt er dus op dat de zwaartekracht geen grote invloed heeft op de elektromagnetische kracht. Daarbij moet echter worden aangetekend dat de aardse waarde van alfa nog is gebaseerd op laboratoriummetingen uit de jaren zeventig. Om te kunnen vaststellen of alfa echt constant is, moeten nauwkeurigere metingen worden gedaan. (EE)
Space study opens up new opportunities to explore exotic energy

27 juni 2013
Wetenschappers van het Max-Planck-Institut für Astrophysik (MPA) hebben met behulp van computersimulaties – de duurste en uitvoerigste die tot nu toe voor dit doel zijn gebruikt – onderzocht hoe neutronensterren ontstaan. De driedimensionale modellen laten gedetailleerd zien wat zich in de kern van een instortende ster zoal afspeelt.Sterren die meer dan acht keer zo zwaar zijn als onze zon sluiten hun relatief korte bestaan af met een kolossale explosie, waarbij het grootste deel van de stermaterie de ruimte in wordt geblazen. Tegelijkertijd stort de kern van de ster in tot een compacte bal van neutronen, die altijd nog anderhalf keer zo zwaar is als de zon, maar slechts enkele tientallen kilometers groot is: de neutronenster. De processen die zich in het centrum van zo'n ontploffende ster afspelen laten zich niet in een laboratorium reproduceren. Ook kunnen astronomen niet direct zien wat zich in het hart van een supernova afspeelt. Het supernova-onderzoek speelt zich daarom grotendeels in supercomputers af. Ondanks de enorme rekenkracht van moderne supercomputers was het tot nu toe niet gelukt om alle cruciale aspecten van een supernova-explosie in de berekeningen mee te nemen. Bij het nieuwe MPA-onderzoek is dat – dankzij een efficiënt computerprogramma, de inzet van meerdere supercomputers en erg veel rekentijd – voor het eerst wél gelukt. De modelberekeningen laten zien dat het stellaire gas niet alleen hevig borrelt en opstijgende, paddestoelvormige pluimen vertoont, net als kokend water. Ook zijn krachtige klotsbewegingen te zien die af en toe overgaan in snelle spiraalbewegingen. Deze bewegingen, die een sterk asymmetrisch karakter hebben, waren eerder al bij vereenvoudigde computersimulaties waargenomen, maar onduidelijk was of deze ook in geavanceerdere modellen zouden standhouden. Het asymmetrisch verloop van de supernova-explosie heeft niet alleen gevolgen voor de materiebewegingen in de kern. Een ander gevolg is dat de pas gevormde neutronenster een schop meekrijgt en snel om zijn as tolt. (EE)
The Violent Birth of Neutron Stars

24 juni 2013
De Nederlandse astronomen Saskia Hekker (Universiteit van Amsterdam) en Jason Hessels (ASTRON) hebben beiden een grote Europese onderzoeksbeurs gekregen van de European Research Council (ERC), bedoeld voor het vormen van een eerste onderzoeksgroep. Het gaat om bedragen van 1,5 resp. 2 miljoen euro. Hekker gaat op basis van asteroseismologie (het meten van 'sterbevingen') preciezere bepalingen verrichten aan de leeftijden van sterren. Hessels gaat een supercomputer bouwen voor het analyseren van LOFAR-metingen aan korte, heldere radioflitsen uit het heelal, veroorzaakt door uitbarstingen van neutronensterren. LOFAR is een nieuwe grote radiotelescoop voor laagfrequente radiostraling, waarvan het hart in Oost-Drenthe ligt. (GS)
Grote Europese onderzoeksbeurzen voor astronomen Jason Hessels en Saskia Hekker (origineel persbericht)

24 juni 2013
Onderzoekers van de Washington University in St. Louis voeren deze maand testritten uit met een 'Marskarretje' in de Chileense Atacama-woestijn. Het robotwagentje Zoe, ontwikkeld aan de Carnegie Mellon University, moet in totaal een kleine vijftig kilometer gaan afleggen en vijftien boringen uitvoeren. Zoe wordt volledig 'op afstand' bediend, net zoals dat met een echt Marswagentje gebeurt. De opgedane ervaring komt van pas bij een toekomstige Marsmissie in 2020. Een belangrijk instrument aan boord van Zoe is een zogeheten Raman-spectrometer, waarmee nauwkeurige metingen verricht kunnen worden aan de samenstelling van Marsgesteenten door ze met een laserstraal te beschieten. De testrit van Zoe wordt uitgevoerd in het kader van NASA's ASTEP-programma (Astrobiology Science and Technology for Exploring Planets). (GS)
Dry run for the 2020 Mars Mission (origineel persbericht)

19 juni 2013
Diederik Kruijssen wint Christiaan Huygens prijsSterrenkundige Diederik Kruijssen heeft woensdagavond 19 juni uit handen van staatssecretaris van OCW Sander Dekker de Christiaan Huygens wetenschapsprijs 2013 ontvangen. Hij krijgt de prijs voor zijn proefschrift over de ontwikkeling van grootschalige structuren in het heelal, dat naar het oordeel van de jury ‘belangrijk inzicht geeft in hoe de evolutie van sterclusters plaatsvindt in samenhang met die van de melkwegstelsels waarin zij zich bevinden.’ Kruijssen is inmiddels werkzaam als postdoctoraal onderzoeker aan het Max Planck Instituut voor Astrofysica in Garching bei München, waar hij onderzoek doet naar de vorming en ontwikkeling van sterrenstelsels. Hij onderzoekt hoe sterrenstelsels, zoals de Melkweg, hun gas omzetten in sterren, en hoe dit proces sinds het ontstaan van de eerste sterren mogelijk is veranderd. Hij gebruikt computersimulaties en waarnemingen, en bestudeert daarmee zowel de omzetting van gas in sterren, als de sporen die de stervorming achterlaat op de lange termijn (zoals sterrenhopen). Naast zijn wetenschappelijke onderzoek is Kruijssen actief in de popularisatie van de astronomie en ruimtewetenschappen. Zo was hij tot zijn verhuizing naar Duitsland ‘huis-astronoom’ van het Radio 1-programma BNN Today. (EE)
Christiaan Huygens wetenschapsprijs voor sterrenkunde naar Diederik Kruijssen

17 juni 2013
De finale van de Nederlandse Sterrenkunde Olympiade 2013, die van 12 tot 14 juni werd georganiseerd door de Rijksuniversiteit Groningen, is gewonnen door Jeroen Winkel uit Nijmegen. Hij mag voor een waarneemreis afreizen naar het Roque de Los Muchachos Observatory op het Canarische eiland La Palma.Na een voorronde via internet was vorige week de drie dagen durende finale van de Nederlandse Sterrenkunde Olympiade. De 20 middelbare scholieren uit 2 tot 6 vwo volgden daarbij colleges rond het thema 'de evolutie van sterren'. Vier professoren van het Kapteyn Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen verzorgden masterclasses over het ontstaan van sterren, kometen en planeten. Ook bezochten de deelnemers de sterrenwacht van ASTRON in Westerbork en de laboratoria van ruimteonderzoeksinstituut SRON in Groningen.De finale werd afgesloten met een 90 minuten durend examen, waarbij kennis en inzicht van de deelnemers werden beproefd. Alle deelnemers kregen een certificaat en een editie van tijdschrift Wetenschap in Beeld. De derde prijs werd gedeeld tussen Floor Broekgaarden uit Driebergen en Henk Jongbloed uit Veenendaal. De tweede prijs ging naar Mark Beijer uit Arnhem. Zij kregen alle drie een boek over de Nederlandse sterrenkunde. De eerste prijs werd gewonnen door Jeroen Winkel uit Nijmegen, die de waarneemreis naar La Palma in de wacht sleepte. Zijn school, het Stedelijk Gymnasium Nijmegen, kreeg ook nog een Celestron AstroMaster 70EQ telescoop van Ganymedes.
Origineel persbericht

14 juni 2013
Uit nieuw onderzoek door astronomen van een aantal Amerikaanse instituten blijkt dat de meest energierijke straling die stellaire zwarte gaten produceren het onvermijdelijke gevolg is van de manier waarop gas uit de omgeving naar het zwarte gat toe spiraalt. Zwarte gaten zijn de meest compacte objecten in het heelal. Een stellair zwart gat ontstaat wanneer een zware ster zonder brandstof komt te zitten en ineenstort. Daarbij worden vele zonsmassa's materie samengeperst tot iets dat minder dan 120 kilometer groot is. De wetenschappers hebben met behulp van computersimulaties de complexe bewegingen, deeltjesinteracties en magnetische velden geanalyseerd die zich afspelen in het hete gas in de directe omgeving van zo'n zwart gat. De berekeningen kunnen de verschillende soorten röntgenstraling die actieve zwarte gaten uitzenden goed reproduceren. Gas dat door een zwart gat wordt aangetrokken, valt daar niet rechtstreeks naartoe, maar volgt een spiraalbaan. Hierdoor ontstaat een schijf van gas rond het zwarte gat, waarin dichtheid en temperatuur naar binnen toe sterk oplopen. Uiteindelijk worden temperaturen tot twaalf miljoen graden bereikt – ongeveer tweeduizend keer zo heet als het zonsoppervlak. Bij die temperatuur zendt het gas betrekkelijk energiearme oftewel 'zachte' röntgenstraling uit. De afgelopen veertig jaar is echter gebleken dat zwarte gaten ook een sterke bron van 'harde' röntgenstraling zijn. Deze is tientallen of honderden keren zo energierijk als zachte röntgenstraling en daarbij horen temperaturen van miljarden graden. Het nieuwe onderzoek heeft nu laten zien dat de toenemende temperatuur, dichtheid en snelheid van het naar binnen stromende gas gepaard gaat met een sterke toename van de magnetische velden in de schijf. Hierdoor ontstaat een turbulent 'schuim' dat met bijna de lichtsnelheid rond het zwarte gat cirkelt. De magnetische turbulenties hebben tot gevolg dat zich boven (en onder) de accretieschijf rond het zwarte gat een corona van ijl gas vormt, die vergelijkbaar is met de hete buitenste atmosfeer van de zon. In die corona wemelt het van de snelle, geladen deeltjes. En bij botsingen met zulke deeltjes veranderen 'zachte' röntgenfotonen in 'harde' röntgenfotonen. (EE)
NASA-Led Study Explains Decades Of Black Hole Observations

11 juni 2013
Bepaalde lichte plastics bieden (per kilogram) een betere bescherming tegen schadelijke kosmische straling dan aluminium. Dat blijkt uit metingen door het CRaTER-instrument aan boord van de Amerikaanse maansonde Lunar Reconnaissance Orbiter, gepubliceerd in het vakblad Space Weather. Energierijke kosmische straling vormt een groot probleem voor bemande ruimtevaart buiten het beschermende magnetische veld van de aarde. Altijd is aangenomen dat bij bemande reizen naar Mars bij voorkeur gebruik gemaakt kan worden van dikke aluminium behuizingen om astronauten te beschermen tegen de kankerverwekkende straling. Uit de nieuwe metingen blijkt nu dat bepaalde lichte plastics veel effectiever zijn in het (gedeeltelijk) absorberen van de straling. (GS)
Moon Radiation Findings May Reduce Health Risks to Astronauts (origineel persbericht)

21 mei 2013
De Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft drie zogeheten Vidi's - onderzoeksprijzen van maximaal 800.000 euro - toegekend aan 'Nederlandse' astronomen. Het gaat om Alessandro Patruno (Universiteit van Amsterdam/ASTRON), Nanda Rea (Universiteit van Amsterdam) en Jason Hessels (ASTRON/Universiteit van Amsterdam). De drie laureaten komen oorspronkelijk uit het buitenland, maar zijn momenteel verbonden aan Nederlandse instituten. Patrunio doet onderzoek aan de eigenschappen van de extreem compacte materie in neutronensterren; Rea bestudeert de magnetische velden van neutronensterren, en Hessels gaat jacht maken op radioflitsen van neutronensterren met behulp van de LOFAR-telescoop.In totaal kende NWO 86 Vidi's toe. (GS)
Vidi’s toegekend aan drie astronomen (origineel persbericht)

8 mei 2013
Tijdens de Nederlandse Astronomenconferentie, die van 15 tot 17 mei in het Belgische Lommel wordt gehouden, zal dr. Rychard J. Bouwens van de Sterrewacht van de Universiteit Leiden de Pastoor Schmeitsprijs ontvangen. Deze prijs wordt eens in de drie jaar toegekend aan een jonge astronoom met de Nederlandse nationaliteit, of die duurzaam in Nederland verblijft, die in de voorafgaande drie jaar een wetenschappelijke bijdrage van uitzonderlijk belang heeft geleverd. Rychard Bouwens is universitair docent aan de Sterrewacht van de Universiteit Leiden. Hij is geboren in de VS, waar hij in 1999 promoveerde aan de Universiteit van California te Berkeley. In 2010 kwam hij naar Leiden. Zijn werk richt zich op de evolutie van verre melkwegstelsels. Vooral zijn recente onderzoek met onder meer de Hubble-ruimtetelescoop, dat zich concentreerde op het vinden en bestuderen van de verste (en derhalve jongste) stelsels in het heelal, heeft grote aandacht gekregen.De Schmeitsprijs is vernoemd naar de in 1851 in Sittard geboren Maria Paschalis Schmeits, vele jaren kapelaan van de Sint Servaas in Maastricht en daarna pastoor in Venray. Bij zijn overlijden in 1919 liet Schmeits, die ook zelf sterrenkundige waarnemingen deed, 2000 gulden na voor, zoals hij schreef, ‘het bevorderen van de studie der sterrenkunde’. Aan de Pastoor Schmeitsprijs is een geldbedrag van 1500 euro verbonden. (EE)
Pastoor Schmeitsprijs voor de Sterrenkunde toegekend aan Dr. Rychard Bouwens

2 mei 2013
Het bestuur van Stichting ‘De Koepel’ heeft besloten om de Willem de Graaffprijs 2013 toe te kennen aan prof. dr. Peter Barthel. Deze prijs, die eenmaal in de drie jaar wordt uitgereikt, is primair bedoeld voor iemand die beroepsmatig werkzaam is in de sterrenkunde en/of het ruimteonderzoek en die daarnaast in bijzondere mate bijdraagt aan de popularisering van deze wetenschapsterreinen. Peter Barthel is sinds 2004 hoogleraar astrofysica aan de Rijksuniversiteit Groningen. Actieve melkwegstelsels, zoals quasars, hebben zijn bijzondere interesse en samen met tientallen studenten, promovendi en postdocs voerde hij tal van onderzoeksprojecten uit in dit vakgebied. Ook is hij een van de drie Europese Mission Scientists voor de Herschel-ruimtelescoop van ESA. Naast zijn wetenschappelijk werk is Barthel actief betrokken bij de popularisatie van de wetenschap. Met een enthousiaste en veelzijdige aanpak bereikt hij een groot publiek, waaronder grote aantallen scholieren. Barthel heeft onder meer weblessen voor scholen op gezet, die sterrenkunde in de kinderwereld brengen. Verder is hij rector van de Scholierenacademie en geeft hij geregeld colleges voor de Kinderuniversiteit.De prijs wordt op woensdagmiddag 15 mei a.s. uitgereikt tijdens de Nederlandse Astronomen Conferentie in Lommel, België. (EE)
Willem de Graaffprijs voor Peter Barthel

1 mei 2013
Het Amerikaanse ruimteagentschap NASA nodigt iedereen uit om zijn naam en een persoonlijke boodschap online te zetten. Alle namen worden op dvd gezet en meegestuurd met de nieuwe Marssonde MAVEN, die de atmosfeer van onze rode buurplaneet gaat onderzoeken. Van de persoonlijke boodschappen, die geschreven moeten worden in de vorm van een haiku, gaan er maar drie mee. Vanaf 15 juli kan er op de inzendingen worden gestemd. MAVEN is de eerste ruimtesonde die tot taak heeft om de hogere delen van de atmosfeer van Mars te onderzoeken. Daarbij moet onder meer de vraag worden beantwoord hoe de planeet in de loop van zijn geschiedenis het grootste deel van zijn atmosfeer is kwijtgeraakt. De lancering van MAVEN staat gepland voor november van dit jaar. (EE)
NASA Invites Public to Send Names And Messages to Mars

1 mei 2013
Enkele weken geleden baarde het Amerikaanse bedrijf Uwingu (Swahili voor 'sterrenhemel') opzien door het grote publiek op te roepen namen te verzinnen voor de nabije exoplaneet Alfa Centauri Bb en andere exoplaneten. Die campagne wordt uitgebreid: vandaag kondigde Uwingu, dat onder leiding staat van de Amerikaanse astronoom Alan Stern, de start aan van 'Adopt-a-Planet'. De vernieuwde campagne heeft nog steeds als doel om het grote publiek namen te laten verzinnen voor de honderden exoplaneten die astronomen de afgelopen jaren hebben ontdekt. Tegen betaling welteverstaan, want het voordragen van een naam kost $4,99 en het stemmen op de naamsuggestie van iemand anders $0,99. De opbrengst zal worden gebruikt om nieuwe astronomische onderzoeks- en onderwijsprojecten te financieren. Elke voorgedragen naam die 1000 stemmen haalt, geeft de naamgever het recht om een exoplaneet naar keuze te 'adopteren'. Daarnaast krijgt hij of zij een certificaat en een 'tegoed' van $100 dat kan worden gebruikt om nog meer namen voor te stellen of om op andermans naamsuggesties te stemmen. De eerste tien namen die de adoptiestatus bereiken, leveren nog een extra bonus van $500 op. Tot nu toe zijn meer dan 1200 naamsuggesties ingediend. Volgens Stern is het gebruikte model – in feite een soort 'crowdfunding' – een goed middel om het ruimteonderzoek onder de aandacht te brengen van het grote publiek. De Internationale Astronomische Unie, die verantwoordelijk is voor het toekennen van officiële namen aan hemellichamen, is minder enthousiast over het initiatief. (EE)
Uwingu Launches World’s First ‘Adopt-a-Planet’ Campaign

30 april 2013
Voor het eerst hebben natuurkundigen metingen verricht aan de wijze waarop antimaterie wordt beïnvloed door de zwaartekracht. Antimaterie is materie die uit antideeltjes bestaat - de tegenhangers van 'gewone' deeltjes, met o.a. een tegenovergestelde elektrische lading. Antimaterie komt in de natuur vrijwel niet voor (zodra antimaterie in contact komt met gewone materie treedt 'annihilatie' op, waarbij alle massa wordt omgezet in energie), maar kan wel geproduceerd en bestudeerd worden in deeltjesversnellers zoals bij het CERN-instituut in Genève. Natuurkundigen van de Universiteit van Californië in Berkeley en van het ALPHA-experiment bij CERN hebben nu voor het eerst 'antiwaterstof' in vrije val bestudeerd. Antiwaterstofatomen bestaan niet uit een positief geladen proton met daaromheen een negatief geladen elektron, maar uit een negatief anti-proton, vergezeld door een positief geladen positron (het antideeltje van het elektron). Normaal gesproken gaan natuurkundigen er vanuit dat antideeltjes dezelfde massa hebben als gewone deeltjes, en dus op dezelfde manier op de zwaartekracht reageren. Dat is echter nooit met zekerheid aangetoond. Zover is het ook nu nog niet: de nieuwe metingen, gepubliceerd in Nature Communications, zijn nog zeer 'onnauwkeurig', met een relatief enorm grote foutmarge. Wel kan op basis van de metingen geconcludeerd worden dat antiwaterstof in elk geval niet meer dan 110 keer zo zwaar is als gewoon waterstof. Er kan ook nog niet worden uitgesloten dat antimaterie een 'negatieve massa' heeft, maar als antideeltjes inderdaad omhoog vallen, gebeurt dat in elk geval met een versnelling van minder dan 65 maal de gewone valversnelling.De onderzoekers verwachten de metingen in de komende jaren veel preciezer uit te kunnen voeren. (GS)
Is antimatter anti-gravity? (origineel persbericht)

15 april 2013
Het Amerikaanse bedrijf Uwingu (Swahili voor 'sterrenhemel') neemt in een persbericht actief stelling tegen een persbericht van de Internationale Astronomische Unie (IAU), waarin de oproep van Uwingu om namen voor exoplaneten voor te stellen wordt afgedaan als 'niet officieel'.Uwingu, gevormd door een groot aantal vooraanstaande experts op het gebied van ruimteonderzoek, exoplaneetonderzoek en sterrenkundecommunicatie, roept het grote publiek om om namen voor exoplaneten voor te dragen; in h et bijzonder voor de vrij recent ontdekte planeet Alfa Centauri Bb, de exoplaneet die zich het dichtst bij ons eigen zonnestelsel bevindt. Het voordragen van een naam kost $ 4,99; het uitbrengen van een stem $ 0,99. Het geld wordt gebruikt om educatieve projecten op het gebied van sterrenkunde en ruimteonderzoek te subsidiëren.In een persbericht van 12 april stelt de Internationale Astronomische Unie dat niemand het recht kan kopen om een planeet een naam te geven - alleen de IAU zelf zou daarover gaan. De IAU noemt de actie van Uwingu 'misleidend'. Uwingu stelt nu in een reactie dat er tal van populaire sterrenkundige namen in omloop zijn die door geen enkele organisatie 'officieel' worden erkend, zoals bijvoorbeeld de namen van nevels en sterrenstelsels, of namen van geologische formaties op de maan en Mars.De deadline voor het voorstellen van populaire namen voor Alfa Centauri Bb is met een week verlengd, tot 22 april. (GS)
Oproep Uwingu voor het voordragen van namen voor exoplaneten

26 februari 2013
Kunstmanen in een baan om de aarde kunnen onklaar raken door microscopisch kleine ruimtestofjes. Dat concludeert onderzoekster Sigrid Close van de Stanford-universiteit op basis van laboratoriumexperimenten. Wanneer zo'n stofdeeltje met hoge snelheid in botsing komt met een satelliet, verdampt het volledig en ontstaat er een piepklein plasmawolkje van positief en negatief geladen elektrische deeltjes. Zulke plasmawolkjes kunnen kortstondig radiostraling uitzenden die de gevoelige satellietelektronica kan verstoren of zelfs lamleggen. Close denkt dat het plotseling uitvallen van de Europese Olympus-communicatiekunstmaan, in 1993, bijvoorbeeld op die manier te verklaren is. Olympus viel uit tijdens het hoogtepunt van een meteorenzwerm, maar sensoren aan boord van de satelliet registreerden geen inslagen van meteoordeeltjes. De piepkleine ruimtestofjes die ook deel uitmaken van zo'n zwerm hebben geen invloed op de oriëntatie of de beweging van de satelliet, maar zouden dus wel tot het uitvallen hebben kunnen leiden. (GS)
Stanford scientist closes in on a mystery that impedes space exploration (origineel persbericht)

26 februari 2013
Een Frans/Nederlands team van astronomen, onder wie Stéphanie Cazaux uit Groningen, heeft met laboratoriumproeven aangetoond dat moleculen op microscopisch kleine stofdeeltjes in de ruimte, direct in de gasfase kunnen komen. Dit resultaat kan belangrijke gevolgen hebben voor theorieën over de chemische samenstelling van het heelal en de manier waarop sterren worden gevormd. Het resultaat is vandaag online gepubliceerd op Nature Scientific Reports. Al in de jaren '60 van de vorige eeuw was duidelijk dat in gebieden waar sterren en planeten worden geboren, stofdeeltjes belangrijk zijn voor de productie van de meest simpele tot zeer complexe moleculen die in het heelal voorkomen. Maar het precieze mechanisme waardoor moleculen die op het oppervlak van de stofkorreltjes zijn gemaakt, onmiddellijk tot gas transformeren en weer de ruimte ingaan, was onbekend.Om te onderzoeken hoe de moleculen op stofkorreltjes in de gasfase komen, hebben de astronomen in het lab de vorming van water op silicaten bestudeerd. Deze soort mineralen is gekozen omdat hiermee de stofkorreltjes in de ruimte zo goed mogelijk worden nagebootst. Eerst werd moleculair zuurstof (O2) op het oppervlak gebracht, dat was afgekoeld tot een zeer lage temperatuur van 10 kelvin (-263 graden Celsius). Vervolgens werden waterstofatomen op hetzelfde oppervlak aangebracht, die daarna werden bedekt met O2. Uit metingen met een massaspectrometer bleek dat 90% van de zojuist gevormde moleculen, direct het oppervlak weer verlieten en gas vormden. Dit proces heet chemische desorptie. Over desorptie is veel gespeculeerd, en het mechanisme is nu voor het eerst in het lab aangetoond. Het proces van desorptie is wel eerder in astrochemische modellen van stervorming meegenomen, maar met geschatte waarden. De ontdekking zal daarom gevolgen hebben voor stervormingstheorieën. De hoeveelheid gasmoleculen in een wolk die ineenstort onder zijn eigen gewicht om een ster te vormen, is namelijk bepalend voor de snelheid waarmee de stervorming plaatsvindt, het aantal sterren en hun uiteindelijke massa. “Onze experimenten laten zien dat de microscopisch kleine stofdeeltjes in het heelal een directe impact hebben op de chemie van astrofysische objecten”, zegt Cazaux. “Dit heeft grote consequenties voor de interpretatie en analyse van veel objecten in het heelal, maar ook voor ons begrip van stervorming.”De experimenten zijn uitgevoerd op het LERMA-lab van de Universiteit van Cergy-Pontoise in Parijs. (GS)
Oorspronkelijk persbericht

4 februari 2013
Na een vluchtduur van 55 dagen, 1 uur en 34 minuten is er op 1 februari een eind gekomen aan de ballonvlucht van Super-TIGER (Trans-Iron Galactic Element Recorder). Deze telescoop voor onderzoek aan kosmische straling werd op 8 december 'gelanceerd' met behulp van een gigantische heliumballon, vanaf NASA's Long Duration Balloon Facility in Antarctica. Nooit eerder is zo'n lange ballonvlucht uitgevoerd met een wetenschappelijk instrument.Super-TIGER heeft tijdens de bijna acht weken durende vlucht ongeveer vijftig miljoen kosmische-stralingsdeeltjes waargenomen - energierijke elektrisch geladen deeltjes die uit het heelal afkomstig zijn en waarvan de herkomst nog steeds niet met zekerheid bekend is. De analyse van alle waarnemingen zal naar schatting zeker twee jaar in beslag nemen.Inmiddels zijn in Antarctica ook de eerste BARREL-ballonnen opgelaten. BARREL (Balloon Array for Radiation belt Relativistic Electron Losses) is een project van Amerikaanse natuurkundigen die willen onderzoeken waarheen snel bewegende elektronen uit de stralingsgordels van de aarde verdwijnen: naar 'boven', de ruimte in, of naar 'beneden', de aardse dampkring in. Het BARREL-project, waarvoor in totaal twintig ballonnen worden opgelaten, werkt nauw samen met de twee Amerikaanse Van Allen-ruimtesondes. (GS)
NASA's Super-Tiger Balloon Breaks Records While Collecting Data (origineel persbericht Super-TIGER)

24 januari 2013
Niet alleen mensen houden zich met sterrenkunde bezig: ook Afrikaanse mestkevers bestuderen de hemel. Dat schrijven wetenschappers in het tijdschrift Current Biology. Tijdens donkere nachten laten de insecten zich leiden door de zachte gloed van de Melkweg.Het is voor het eerst dat er duidelijke aanwijzingen zijn gevonden dat insecten op de sterren navigeren. Eerder was dat ook al bij 'hogere' soorten zoals vogels vastgesteld. Maar voor zover bekend zijn er geen andere dieren die op de Melkweg navigeren.Dat mestkevers over een astronomisch navigatiemiddel beschikken, volgt uit het feit dat ze alleen tijdens heldere nachten het rechte pad weten te houden: tijdens volledig bewolkte nachten lukt ze dat niet. Uit experimenten in een projectieplanetarium is nu gebleken dat het de kevers niet uitmaakt of ze de volledige sterrenhemel zien of alleen de zwakke gloed van de Melkweg.Volgens de onderzoekers ligt dat ook wel een beetje voor de hand, omdat het gezichtsvermogen van mestkevers te slecht is om veel afzonderlijke sterren te kunnen zien. Met de toch al vage Melkweg hebben ze blijkbaar minder moeite. Overigens navigeren de mestkevers ook op de zon, de maan en (bij bewolkte hemel) de polarisatierichting van zon- en maanlicht. (EE)
Dung beetles follow the milky way

22 januari 2013
De Amerikaanse onderzoeksballon Super-TIGER cirkelt al 45 dagen op grote hoogte rond de Zuidpool. Daarmee heeft hij het duurrecord voor wetenschappelijke ballonvluchten, dat op 42 dagen stond, ruimschoots verbroken. Super-TIGER, die een detector voor kosmische straling aan boord heeft, steeg op 9 december vorig jaar op van het Ross IJsplateau. Sindsdien heeft hij op een hoogte van ongeveer veertig kilometer ruim twee rondjes rond de Zuidpool gemaakt. Dat gebeurt, dankzij de luchtstromingen ter plaatse, vanzelf. Naar verwachting zal de ballon nog ruim een week in de lucht blijven en begin februari in de buurt van de McMurdo-basis op Antarctica landen.Vanaf Antarctica worden wel vaker wetenschappelijke ballonvluchten 'gelanceerd'. Dat is een relatief goedkoop alternatief voor onderzoek dat normaal gesproken door kostbare satellieten wordt gedaan. (EE)
Super-TIGER shatters scientific balloon record in Antarctica

15 januari 2013
Kernfysici hebben precisiemetingen verricht aan de reacties waarbij radioactieve fluor-atomen vervallen en neon-atomen worden geproduceerd. Zulke reacties vinden plaats in nova-explosies - helderheidsuitbarstingen van witte dwergsterren die materie opzuigen van een begeleider. Nova's worden normaal gesproken bestudeerd op zichtbare golflengten, maar zichtbaar licht wordt pas geruime tijd na de eigenlijke explosie uitgestraald. Astronomen zouden daarom liever waarnemingen verrichten in het energierijke gamma-golflengtegebied. Probleem daarbij is dat zulke waarnemingen pas goed uit te voeren en te analyseren zijn wanneer de kernreacties die tijdens de nova-explosie plaatsvinden goed worden begrepen. Het nieuwe onderzoek, uitgevoerd door natuurkundigen van de Universiteit van York en gepubliceerd in Physical Review Letters, geeft nu veel nauwkeuriger informatie over de snelheid waarmee de fluor-reactie zich voltrekt en de hoeveelheid geproduceerd neon. (GS)
Neon Lights Up Exploding Stars (origineel persbericht)

vervolg archief Diversen